Waarom de vogel Jopie
waarschuwde
I1M PI
©yiF^MTS'
Wil fto# iemand
nteeAijden?
||ÉE
Op visvangst op Birma
De appel in de fles
■PJSIiS
1».
fanr j
IIIfT
EDGAR RICE
BURROUGHS
„Wat is die vogel toch onrustig", zei Jo
pie en ze keek voor de zoveelste maal van
haar boek op. Een kleine vink vloog tel
kens opgewonden heen en weer en bleef
dan weer ineens op het tafeltje bij Jopie
zitten. Hij schetterde en maakte een lawaai,
alsof er een ongeluk gebeurde, maar er
was nergens onraad te bespeuren, er was
zelfs geen kat te zien in de tuin. Ai een
paar keer had Jopie gekeken, wat het dier
zo onrustig maakte, maar ze kon niets vin
den en daarom maar weer doorgelezen.
Maar nu kwam de vogel weer langs haar
hoofd vliegen en ging vlak bij haar op de
tafel zitten.
Voorzichtig stak ze haar hand uit. De vo
gel keek haar eens even aan, begon toen
weer te schetteren, hield zijn kopje schuin
en bleef rustig zitten. Langzaam schoof Jo
pie haar hand meer naar het diertje toe
en toen ze vlak bij was, vloog hij op,
draaide een paar keer om haar heen en
ging even later weer zitten.
„Ër is beslist iets met dat beest", dacht
Jopie. „Ik heb hem al een paar keer hier in
de tuin gezien, ik dacht, dat hij zijn nest
had in de boom naast het schuurtje. Maar
zo dichtbij als vandaag is hij nog nooit ge
weest!"
Ze besloot om maar weer door te lezen
en ze stopte haar vingers in haar oren om
het gepiep en geschetter niet te horen.
Maar de vogel had haar zeker iets te ver
tellen, want hij gaf het maar niet op. Hij
bleef heen en weer fladderen en nu en dan
verd ween hij in de richting van het schuur
tje. Jopie lette er niet meer op. Hij was
zeker weer naar zijn nest toegevlogen. Maar
een tijdje later zat het kleine dier al wéér
voor haar. Nu durfde hij zelfs nog dichter
bij te komen. Weer stak Jopie haar hand
uit en deze keer vloog het dier niet weg.
Ook niet, toen Jopie steeds meer naar hem
toeging. Een beetje sloeg hij wel met zijn
vleugels, maar hij bleef toch zitten. Jopie
keek nu weer in haar boek en liet haar
hand op tafel liggen. Ze deed dat met op
zet, want ze was bang, dat het vogeltje zou
wegvliegen, als ze op hem lette. Het dier
tje begon nu weer te schetteren en wipte
naar haar toe. En juist toen Jopie er hele
maal niet op verdacht was, sprong de vink
opeens op haar hand.
Ze schrok zo, dat ze haar hand bijna had
teruggetrokken, maar ze hield zich nog
juist in en bleef heel stil zitten. Een ogen
blik later vloog het dier weer weg, maar
het duurde niet lang of hij zat weer op de
tafel en het spelletje begon opnieuw.
Nu begreep Jopie toch wel, dat er iets
bijzonders aan de hand moest zijn, want
waarom zou die vogel anders op een men
senhand komen zitten! Hij kende Jopie wel
een beetje en hij wist wel, dat ze hem geen
kwaad zou doen, maar dat was toch geen
reden om op haar hand te gaan zitten qn
zo dicht bij huis te komen. "Vooral omdat
er een poes in huis was..
Jopie keek naar het beestje en besloot om
rustig te wachten, wat het zou doen. Na
een tijdje vloog het weer op en ging weer
naar de schuur. Van toen af vloog het
steeds heen en weer, van de schuur naar
Jopie en omgekeerd..
Ze stond op om eens te kijken, wat er
voor bijzonders bij de schuur was. Het vo
geltje vloog zenuwachtig om haar hoofd
heen eiv fladderde en sputterde alsof het
vreselijk druk met Jopie wilde praten.
Toen ze bij de schuur waren gekomen,
vloog het nog een paar keer in het rond
en ging eindelijk naar de hoek, waar de
etensbakjes van de poes altijd stonden.
,Dat is toch wel bar", dacht Jopie. „Hoe
durft dat beest zo dicht bij die plaats te
komen, waar zijn aardsvijand altijd is!"
Maar toen ze er zelf ging kijken, begreep
ze opeens alles.
Daar lag, midden in het melkbakje van
poes, een heel klein vogeltje. Het diertje
was zeker uit de boom gevallen. Het was
nog heel jong, het had nog weinig veren en
het kon nog niet vliegen. Hoe was het mo
gelijk, dat dit vogeltje juist in de bak was
gevallen van de poes! De grote vink kon
het kleintje er zeker niet uitkrijgen en
was nu bang, dat de poes elk ogenblik kon
komen om te drinken en dat hij dan het
kleintje zou opeten. Daarom was hij zo ze
nuwachtig geweest en had steeds maar
heen en weer gevlogen van de schuur naar
de tafel, in de hoop, dat Jopie het zou be
grijpen en zou helpen.
Ze bukte zich en nam het vogeltje uit de
bak. Ze streelde de kleine veertjes glad en
hield het warme lijfje in haar hand. Het
diertje was niet gewond, dat zag ze wel, al
leen nog een beetje versuft van de val.
De grote vink vloog nog een beetje heen
en weer om Jopie's hoofd en bleef op een
tak vlakbij zitten. Wat moest ze nu met dat
kleintje doen? Ze kon toch niet in de boom
klimmen om het weer in het nest te zetten
en als ze 't ergens in een hoekje in de tuin
zou leggen, vond de poes het misschien
toch nog.
En toen bedacht ze opeens dat ze nog een
oude vogelkooi hadden op zolder, want ze
hadden vroeger een paar parkieten gehad.
Als ze die kooi nu eens gebruikte. Daar kon
het vogeltje rustig in zitten. Poes kon er
niet bijkomen en als het diertje groot ge
noeg was, konden ze het weer vrijlaten.
Ze legde het kleine vogeltje even in een
hoekje neer, keek of poes binnen goed zat
opgesloten en niet naar buiten kon komen
en holde toen naar zolder om de kooi te ha
len. Ze vertelde alles aan moeder en sa
men met moeder hing ze toen de kooi in
de tuin, zodat de grote vink wel bij het
kleintje kon komen en het eten kon geven
en de poes er toch niet bij kon!
Eerst was de grote vogel erg onrustig en
piepte en maakte een lawaai, alsof ze het
kleintje kwaad deden, maar toen begreep
hij toch, dat die mensen het goed met hen
meenden en hij vloog weg om eten te halen.
Toen het kleintje groot geworden was en
zelf kon vliegen, zette Jopie op een dag
het deurtje van de kooi heel wijd open en
opeens vloog het er toen uit, de vrijheid
in!
In ons land kennen we de meest ver
schillende soorten roeiboten. We hebben
brede pieremegoggels en slanke, snelle gie
ken. Het zomerseizoen is het roeiseizoen en
in veel plaatsen in Nederland worden dan
roei wedstrijden gehouden. Soms tussen
verschillende roeiverenigingen en soms zijn
het ook onderlinge wedstrijden, waarbij de
ploegen van één club tegen elkaar moeten
kampen.
Maar in welke boot je ook zit en waar
je ook roeit, op een stil kanaal, op een woe
lig water, zoals bijvoorbeeld de Amstel in
Amsterdam of op een vredig riviertje, één
ding hebben al onze roeiers gemeen ze
roeien met de handen! Ja, dat lijkt wel
vreemd, want iedereen zegt natuurlijk:
„Waar wil je anders mee roeien. Zeker met
je hoofd of met je voeten!"
Maar intussen hebben jullie allemaal al
lang naar dit plaatje gekeken en je hebt
dus al gezien, dat de man, die hier is afge
beeld werkelijk met zijn voeten roeit, ten
minste met één voet! Dat ziet er voor ons
heel ongewoon en wonderlijk uit. De boot,
waarop de man staat, want we kunnen hier
niet zeggen, dat hij in een boot staat, ziet
er ook al zo vreemd uit. Het lijkt meer op
een vlot, dan op een boot.
De man is een visser uit de Brits Indi
sche provincie Birma. Hij hoort tot de In-
tha's en voor deze mensen is deze manier
van roeien heel vanzelfsprekend. Ze wo
nen op een klein meer in Birma. We mo
gen werkelijk zeggen óp een meer, want ze
hebben hun huizen op palen in het meer
uitgebouwd en zo zijn hele dorpen in het
Inlémeer gebouwd. Dit meer ligt ver van
de bekende toeristenwegen af en er zijn
nog niet veel vreemdelingen, die dit prach
tige gebied gezien hebben. De Intha's zijn
waarschijnlijk vroeger uit het Tavoygebied
naar het meer gekomen en hebben zich
daar toen gevestigd.
Het meer is heel ondiep en de enige ma
nier om bij elkaar te komen is door ge
bruik te maken van deze schepen, die op
een vlot lijken. De kinderen leren al heel
vlug, hoe ze zich op de schepen moeten be
wegen. Als ze dat ook niet zouden leren,
konden ze nooit uit huis gaan, want als ze
naar de oever willen, of vrienden willen
opzoeken, kunnen ze alleen maar over het
water.
De Intha's vinden deze manier om met
de benen te roeien verreweg de gemakke
lijkste. Ze vinden, dat je daarbij minder
moe wordt, dan bij het roeien met de han
den en de armen. Ze kunnen werkelijk wel
30 k.m. roeien met een boot, die helemaal
volgeladen is, zonder dat ze daar ook maar
één keer bij rusten.
De vissers staan op het einde van hun
boot op één been. Met het andere been
roeien ze en in hun opgeheven hand hou
den ze de speer, waarmee ze de vissen in
het water prikken. Op die manier glijden
ze door het water zonder dit erg in beroe
ring te brengen en daardoor kunnen ze de
vissen gemakkelijk volgen.
Het roeien zelf gebeurt op de volgende
manier. Het riemblad wordt zover mogelijk
van den roeier in het water gezet. De vol
gende beweging wordt eigenlijk door de
hand gedaan, want die oefent een grote
druk uit op het ogenblik, dat de riem recht
in het water staat, tenslotte tilt de roeier
de riem weer uit het water met zijn voet.
Boven het water beschrijft hij daarna met
zijn voet een halve cirkel tot het blad weer
zover mogelijk van hem in het water komt.
Als het blad een beetje verder van de
boot af in het water wordt gezet, krijgt de
boot een zwenking naar links, omdat
meestal met het linker been wordt geroeid.
Om de boot naar rechts te laten gaan, is
het nodig om de slag in tegenovergestelde
richting te doen. Het is moeilijk om met
het rechterbeen te roeien, omdat daarbij
het linker heupgewricht wordt ingespan
nen, wat heel wonderlijk lijkt. Het is een
voudiger om het rechterheugewricht in te
spannen. Links worden de roeiers gauwer
moe, zoals ze zelf vertelden aan een onder
zoeker, die een studie heeft gemaakt van
dat gedeelte van Birma en de bewoners.
Eigenlijk wordt het hele lichaam omge
gooid bij een slag, zodat de slag niet al
leen door het been wordt gedaan.
Ook deze mensen houden roeiwedstrij-
den, waarbij de bewoners uit verschillen
de dorpen komen en ze zjjn niet minder
enthousiast dan de toeschouwers bij een
Europese roeiwedstrijd. - Hierbij worden
lange boten gebruikt en soms staan wel 40
roeiers naast elkaar, die met een ongelofe
lijke snelheid door het water schieten. Ze
houden zich dan vast aan een lange bam-
boelat, die van het ene einde naar het an
dere einde van de boot loopt,.
Térwijl dé; boten naast elkaar vèortschie-
ten sluiten de mensen aan de kant wedden
schappen welke ploeg zal winnen. Die da
gen zijn echte feestdagen voor de Inthia's;
ze verheugen zich er al weken van tevoren
op, zoals ook de roei-enthousiasten in ons
land zich op wedstrijden verheugen.
Hans kwam een boek lenen bij zijn
vriendje Joop en ging met hem mee naar
boven. Toen hij op Joops kamer een boek
van de plank wilde uitzoeken, zag hij op
eens tot zijn grote verwondering een fles
op tafel staan, waar een grote appel inzat.
Wat is dat voor een geks?" vroeg Hans.
Heb ik je dat nog nooit laten zien?"
vroeg Joop. „Ik heb het al een tijd. Ja, ik
heb die appel erin getoverd." Hans be
gon te lachen en bekeek de fles van onde
ren tot boven, maar nergens was een
scherfje of een barst te zien. Het was een
raadsel, hoe die appel in de fles was geko
men. Het was een gewone, lekkere rode
appel en hij was veel dikker dan de hals.
„Nu moet je niet zo mal doen, Joop", zei
Hans. „Hoe komt die appel in de fles?"
„Dat zei ik je toch al, die heb ik erin ge
toverd!" Maar daarmee liet Hans zich niet
afschepen. „Zo krijg je me niet, vriendje",
zei hij. „Heb je die appel ergens ingelegd,
zodat hij zacht werd en je hem door de
hals kon persen?"
„Ach welnee, dan kon hij toch nu niet.
weer zo hard zijn. „Nee, het is helemaal
niet moeilijk en omdat je zo'n goeie vriend
van me bent, mag je het wel zien, ga maar
mee." Hij nam Hans mee naar beneden en
ging achter naar de tuin, waar de vrucht
bomen stonden. „Nu zal ik je eens laten
zien, hoe een appel in een fles kan groeien,"
zei hij en wees naar een tak boven hun
hoofd.
En werkelijk, daar zag Hans een fles in
de boom hangen. De fles zat met touwtjes
aan de tak vastgebonden en een nog onrijpe
appel zat erin. „Zie je het nu?" zei Joop.
„Als de appel nog heel klein is, schuif, ik
hem in de fles en bind de fles daarna aan
de tak vast, maar zo, dat er voldoende lucht
door de hals kan komen en de appel de
hals niet afsluit. Zo tover ik appels in een
fles!"
Hans vond het heel leuk en besloot om
zelf ook op die manier te gaan toveren, al
leen moest hij voor de appels tot het vol
gend jaar wachten, want ze waren nu al te
groot.
SSHPillllliil
fc
DOOR
78.
Terwijl Tarzan Phoros had vastgebonden en
op het punt stond het vertrek met zijn vrien
den te verlaten, werd plotseling de deur open
geworpen, en een vreselijke gedaante trad bin
nen. Het was Menofra, Ontzettende wonden
vertoonden zich aan haar hoofd en een schou
der. Zij was met bloed bedekt. Gonfala en
Stanley Wood stonden als aan de grond gena
geld, terwijl de ogen van Phoros bijna uit hun
kassen rolden van angst, toen hij de vrouw
voor zich zag, die hij meende te hebben gedood.
Alleen Tarzan toonde geen verbazing. Een
enkel ogenblik bleef deze vreselijke figuur
zichtbaar, daarna verdween zij weer uit het
gezicht. Verzwakt als zjj was door het bloed
verlies, was Menofra toch nog by haar positie
ven. Zij ging vlug terug de gang in, terwijl zij
de deur dichtsloeg. Tarzan sprong naar voren
Te laat! Menofra had de sleutel aan de buiten
kant van de deur reeds omgedraaid, die de
dronken Phoros in het slot had laten zitten
Enkele tellen later klonk de gillende stem van
de gewonde koningin door de gangen;* zo
waarschuwde zij de wacht. De wegstervende
echo s va.n haar kreten vermengden zich met
de haastige voetstappen van de soldaten, die
kwamen aanrennen en met het gekletter van
hun wapens. „Wij zitten in de val!" zuchtte
Wood wanhopig.