M 0)1 OLIFANT* MANNEN Wij lazen voor UL*** DRIE MANNEN „Uifooodiging tot oorlog" Radioprogramma en iïut\ noodlot EDGAR RICE BURROUGHS - Uit de Pers van heden Trailer kraakt luxe auto Kippige kapifeinszoon veroorzaakt Scheepsbotsing Op de sfoep in slaap gevallen Succes voor onze zeesleepers DOOR 83. Tarzan zag zijn vrienden een voor een in slaap vallen. Waarschijnlijk had er dus een slaapmiddel in het voedsel gezeten of waren zjj vergiftigd. Tarzan trachtte het slaperige gevoel van zich af te zetten, doch tenslotte zonk h\j op een knie en rolde over de grond, bewusteloos... Enkele uren later lag Menofra op een divan in haar privé vertrekken. Aan haar zijde stond Kandos, de wijze raadsheer. Voor haar, op de grond, lagen Gonfala, Stan ley Wood en Phoros, allen in diepe slaap. Een duivelse grijnslach van voldoening trok over het lelijke gezicht van Menofra. „Hem dien ze Tarzan noemen heb je die naar de slaven- afdeling gestuurd, zoals ik bevolen heb?" vroeg zij. Kandos knikte. „Ja, Majesteit, en omdat hfl er zo sterk uitzag, heb ik hem met kettingen aan een balk laten vastmaken. Dat is uitstekend. Zelfs een dwaas doet soms wel eens een wijs ding", mompelde de koningin. Er kwam beweging in de gevangenen. Menofra keek op hen neer. Wood scheen te ontwaken. Hij opende langzaam zijn ogen en bewoog zijn armen en benen even. Langzaam keerde het bewustzijn terug. Menofra lachte toen zij de hulpeloosheid der gevangenen zag. DAT KOMT NIET TE PAS! Niet genoeg kunnen de zeer velen, die in deze zomermaanden op normale wijze hun eigen leven kunnen leven, beseffen, hoezeer de mannen, die voor de grens- en kustbewaking zijn opgeroepen, recht heb ben op onze achting en morele steun, zegt een briefschrijver aan Het Volk. Een brief van één van deze opgeroepe- nen, die ook ons belang behartigen, be vatte een passage, die ons pijnlijk heeft getroffen. Zelf heeft deze schrijver het ge voel, dat hij er met zijn grote schoenen („kistjes") en zijn uniform, dat nu eenmaal in weer en wind en bij allerhand besognes moet worden gebruikt, niet zo netjes uit ziet, Maar hij merkt terecht op, dat dit waarlijk niet de schuld van de opgeroepe- nen is. „Nu komt het niet te pas, dat „burgers" als een militair in trein of café zich naast hen neerzet, demonstratief verschrikken en een eindje verder gaan zitten, als zou de na bijheid van een soldatenjas „niet fris" zijn" Inderdaad: dat komt niet te pas. Wij be grijpen, aldus Het Volk, dat wat onze brief schrijver weergeeft, geen regel is. Maar het behoort in het geheel niet voor te komen. NIET VOLLEDIG De, Hnagsehe Post schrijft: „De Grenadiers en Jagers hebben feest gevierd. Onder groote belangstelling. Zij be- kleeden nu eenmaal eeh zeer bijzondere plaats in de residentie. Toen wij de bri gade gadesloegen op haar feestmarsch door de drukke Haagschc straten (zij had zoo juist gedefileerd voor de Koningin en voor den minister van Defensie), trof ons bij het publiek iets, dat wij in den laatstcn tijd wel meer hadden bemerkt, maar nooit zoo sterk, en wij hebben er nu eens spe ciaal op gelet. Wij bedoelen de wijze, waar op de vaandels der beide regimenten wer den gegroet. Men behoeft waarlijk nog niet zoo lang terug te gaan, zelfs nog maar en kele jaren, om te kunnen zeggen, dat dit heel anders was. Als een militair corps met zijn vaandel door een stad ging, waren het slechts enkelen, die den hoed afnamen. Vrijwel iedereen ging er onverschillig aan voorbij. Maar nu? Het waren er weinigen, die het niet deden. Allerwegen gingen hoe den en petten, af om de beide vaandels te groeten. Welnu, dit is eigenlijk een veel sterker staaltje van de verandering in den geest des.volks dan het toestaan van groote be dragen voor de weermacht door de Staten Generaal. Als het weinig spontane en spoe» dig door valsche schaamte bevangen Ne- derlandsche publiek eerbiedig militaire vaandels groet, dan moet er heel wat ver anderd zijn in het volksgevoelen. En dit is dan ook zoo. Er zijn zelfs heel weinig pe rioden aan te wijzen, waarin de weermacht zoo midden in het volk stond als op het oogenblik; gewoonlijk leefde zij er naast..." De Haagsche Post had er bij kunnen zeg gen, dat het de N.S.B. is geweest, die den stoot tot deze nationale opleving heeft ge geven en dat het is om de N.S.B. „de wind uit de zeilen te nemen" dat de democra tische partijen, tot de R.K.S.P. en de SÜAP, toe, zoo nationaal zijn geworden. Maar dat is natuurlijk te veel gevergd, commenta rieert het Nat. Dgbld. POLITIEONDERZOEK IN SCHOOL In „Het Katholieke Schoolblad" lezen wij: Het doorlezen van de Handelingen der Tweede Kamer over de beraadslagingen ter zake van het beleid van Minister Go- seling heeft ons overtuigd van de nood zakelijkheid, dat èn het lichtvaardig ver horen van schoolkinderen èn de wijze van verhoren radicaal gewijzigd moeten wor den. Vast is komen te staan het is door niemand weersproken dat maréchaus sees gepoogd hebben, toegang te krijgen tot de school, teneinde daar hun methode van opsporen in praktijk te brengen. Een verstandige burgemeester heeft daar een stokje voor gestoken. Maar als er eens geen verstandige burgemeester is, tot wien men zich wendt met de vraag of dit zo maar mag. of wanneer men uit ongemoti veerde eerbied voor de politie dan wel uit vrees deze toelaat, dan is het hek van de dam. Wij behoren allerminst tot die mensen, die de politie tegenwerken. Samenwerking kan ook hier ten voordele van beide par tijen zijn. Maar elk der partijen heeft rechten. Die rechten gaan niet zo ver, dat de politie heer en meester is in de school. Als regel geldt dat zij daar niets te zeggen heeft. Een leerling meenemen is slechts dan ge oorloofd als de politie een verklaring kan overleggen van de desbetreffende rechter lijke autoriteit. Wil men in bepaalde gevallen anders optreden dan moet men dat met zich zelf uitmaken. Ook de politie-dienaren weten dat. De goede harmonie behoeft dus niet verstoord te worden als men zijn rechten handhaaft. In school is de onderwijzer verantwoor delijk voor het kind. Hij maakt dus uit wat er gebeuren moet. Wie dit onthoudt kan zich soms voor veel onaangenaams vrijwa ren. Bestuurder ernstig gewond. Gister is de ongeveer 30-jarige reiziger G. uit Groningen, door tot nu toe onbekende oorzaak in Vries (bij Zuidlaren) met zijn auto tegen een stilstaanden truck met trai ler gereden. De botsing was zoo hevig, dat de auto ge heel onder den truck terecht kwam. De hr. G., die alleen in de auto zat, werd met zware verwondingen opgenomen en naar het R.K. Ziekenhuis te Groningen overge bracht. De auto werd zwaar beschadigd. Ontoelaatbare toestand, op kust vaartuig. Het 30 jaar oude en tot kustvaartuig ver bouwde Duitsche sleepschip „Afina", kreeg in October van het vorige jaar tijdens een reis van vliereede naar Swelgen bij Bergen in Noorwegen schade aan het roer. Het was stormachtig weer en de schade kon niet worden hersteld, terwijl ook geen nood- roer kon worden gemaakt. Eenige uren dreef het schip hulpeloos rond, totdat een Duilsche trawler het vaartuig in de ga ten kreeg en het in Bergen kon binnenslee- pen. Niet de kapitein van de „Afina", maar een zoon van hem begaf zich in Bergen naar den consul-generaal om een scheepsverklaring omtrent het gebeurde op zee af te leggen. Deze zoon, die niet gemonsterd kon worden wegens onvoldoende ge zichtsscherpte, voer geregeld met de „Afina" mee en trad blijkens het onderzoek steeds op als kapitein. Hij zorgde niet alleen voor de navi gatie, maar teekende ook het jour naal. Om deze redenen diende de inspecteur-generaal voor de scheep vaart een klacht tegen den als ka pitein gemonsterden vader in, wel ke klacht gistermorgen door den raad voor de scheepvaart is be handeld. De kapitein was niet verschenen. De inspecteur-generaal achtte de klacht bewezen en deelde mede, dat de consul-ge neraal te Bergen heeft afgezien van het indienen van een klacht bij de Justitie we gens het afleggen van een scheepsverklaring door iemand, die zich ten onrechte voor den kapitein uitgaf, omdat degene, die volgens de monsterrol kapitein was, had la ten weten, dat hij ziek was. Spr. gaf den raad in overweging, om alsnog na te gaan of het uitlokken van een strafvervolging tot een veroordeeling we gens het uitoefenen van een functie, waar toe men wettelijk niet bevoegd is, zou kun nen leiden. Watde door den raad op te leg gen straf betreft meende spr. dat deze streng moet zijn, omdat de kapitein zich van verschillende zaken aan boord niets aantrok, en hij elk verantwoordelijkheidsge voel mist. De raad zal later uitspraak doen. Vermist meisje weer terecht. Sedert Maandag j.1. werd in Hoogezand vermist de 17-jarige G. K., wonende aldaar. Gisternacht is het vermiste meisje gevonden in Slochteren. Zij zat op een stoep en was van vermoeidheid in slaap gevallen. De politie heeft haar naar haar ouders in Hoogezand teruggebracht. Drieduizend mijl met een 30.000 tons droogdok. De Nederlandsche zeesleepbooten „Zwar te Zee" en „Thames" van L. Smit en Co.'s Internationalen sleepdienst, welke een 31.00C tons droogdok voor de Engelsche admirali teit van Portsmouth naar Alexandrie sleep ten, zijn met het dok behouden op haar bestemming aangekomen. De sleepboot „Witte Zee" heeft het trans port. geconvoyeerd. De reis over den ruim 3000 mijl langen afstand heeft 26 dagen geduurd, zoodat een gemiddelde snelheid van 120 mijl per dag behouden is gebleven. De reis heeft zich door gunstig weer gekenmerkt, terwijl zich geen bijzondere voorvallen hebben voorge daan. De sleepboot „Witte Zee" heeft estafette diensten verricht, zooals het scheepnemen van mail en provisie voor de bemanning van het dok als voor de sleepbooten, te Gi braltar en Malta. Geen enkele neutraliteitswet zal voorkomendat Amerika zijn natuurlijke bondgenooten be gunstigt! In de New York Times van gisteren komt een hoofdartikel voor onder het opschrift „uitnoodiging tot oorlog" waarin de verda ging der behandeling van de neutraliteits wet wordt besproken. Het blad spreekt over een „nederlaag voor de regeering, welke paf doet staan en een harden slag voor allen die zeer goede hoop meenen te heb ben, dat de mogelijkheid den Vereenigden Staten de hoop te doen houden gelegen is in een politiek van gezamenlijk optreden, ten einde het uitbreken van een algemeenen oorlog minder waarschijnlijk te maken. Vol gens het blad is dit een uitnoodiging aan agressieve staten tot oorlog over te gaan of er mede te dreigen om veroveringen te doen. Geen enkele neutraliteitswet kan volgens het blad voorkomen, dat het Amerikaansche volk zijn natuurlijke bondgenooten begun stigt. ZATERDAG 22 JULI 1939. Hilversum I. 1875 en 414.4 m. VARA-uizending, 10.0010.20 v.m. en 7.30— 8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. (ca. 8.16 berichten). 10.00 Morgerwijding. 10.20 Voor de arbeiders in de Continu-bedrijven. 12.00 Gramofoonmuziek (ca. 12.15 berichten). 2.00 Causèrie „Handschriftkunde". 2.20 VARA-orkest. 3.00 Reportage. 3.30 Vervolg concert. 4.30 Esperanto-uitzeiiding. 4.50 Esmeralda. 5.30 Filmland. 6.00 Orgelspel, 6.28 Berichten. 6.30 Gramofoonmuziek. 7.00 VARA-kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Politiek radioiournaal. 7.308.00 Causerie „Langs steden en dorp." 8.05 Herhaling SOS-bericht. 8.07 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.20 VARA-orkest. 8.45 Esmeralda. 9.00 Puzzle-uitzending. 9.15 VARA-orkest. 9.45 Radiotooneel. 10.00 Orgelspel en zang. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Causerie en toch ben ik van mee ning, dat 10.45 Esmeralda. 11.0012.00 Gramofoonmuziek. Hihersum II. 301.5 m. KRO.uitzending. 8.009.15 Gramofoonmuziek (ca. 8.15 ber.). 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 „The Continental Six". 1.00 Gramofoonmuziek (ca. 1.15 berichten). I.30 „The Continental Six". 2.00 Voor de rijpere jeugd. 2.30 Gramofoonmuziek. 2.45 Kinoeruur. 4.00 KRO-orkest. (4.304.45 Gramofoonmuz.) 5.15 Filmpraatje. 5.30 Gramofoonmuziek. 5.45 De KRO-nachtegaaltjes. 6.15 Gremofoonmuziek. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Berichten, gramofconmuziek. 6.45 Berichten, gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Het Rassenvraagstuk". 7.35 Actueele aetherf itsen. 8.00 Berichten ANP mededeelingen. 8.15 Overpeinzing met muzikale omlijsting. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.45 Gevarieerd programma. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Causerie „Het onvergankelijke Rijk" (met gramofoonmuziek). II.10—12.00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van Morgan S, Roscuc 12. Nu zijn nieuwsgierigheid bevredigd was, maakt Ó'Malley het touw los en haalde het °P. Hij nam het mee de ladder af en bleef onderweg even staan om het luik goed dicht te sluiten. Toen keerde hij naar zijn kamer terug, sloot de beide deuren van binnen af en smeet het touw in een hoek. Voor iedere deur zette hij een haardijzer en een zwaren stoel, overtuigd, dat niemand een van de deuren uit de gang zou kunnen openmaken, zonder hem te wekken. Beide voorramen en het raam aan den achterkant werden nu ook paloten. Hij zette zijn wekker op de tafel tusschen zijn slaapkamerramen, waarvan hij er een open liet. Voor de opening spande hij een dun koord en bond het aan den wekker Va«t, zoodat wanneer het koord werd aan geraakt, de metalen klok op den grond moest kletteren. Daarna draaide hij het licht uit en stapte weer in bed, na eerst nog zijn voeten fsbaad te hebben. De brief zat veilig en wel ln zjjn zak. HOOFDSTUK VI. Twee sporen komen samen. O'Malley's korte nachtrust werd niet eer- gestoord dan om half acht, toen het chelle geratel van zijn wekker hem ineens «chtop in bed deed zitten, gespannen en op qui-vive, zijn geest vervuld van herin neringen aan den avond en den nacht tevoren. Maar een snelle blik overtuigde hem dat het koord dat hij over de raamopening had ge spannen onaangeroerd was. Een greep in de zak van zijn pyama stelde hem verder ge rust; de brief dien hij daarin gestopt liad, was daar nog. Hij sprong uit bed en ging naar de bad kamer om zijn morgenbad te nemen. Zijn keel was nog eenigszins pijnlijk ten gevolge van de vechtpartij in de taxi, maar erg hin deren deed dit niet. De schrammen op zijn voet zouden met een paar dagen wel over zijn en bleken niet lastig bij het loopen. Toen hij zich geschoren en aangekleed had, haalde hij den brief uit zijn pyama en bleef er mee in zjjn hand staan, in nadenken ver zonken voor zich uitstarend. Eensklaps scheen hij een idee te krijgen. Hij veerde op uit zijn strakke houding en liep naar de voorkamer. In het midden daarvan stond een groote tafel, waarin zich een en kele groote lade bevond. Ó'Malley bewaarde er eenige pakken speelkaarten in, fiches en een paar potlooden. De la was uitgetrok ken geweest toen hij gisteravond thuiskwam, hoewel niet heelemaal, want de schamele in houd kon met één oogopslag overzien wor den. Ó'Malley trok de Iade er nu geheel uit, verwijderde de weinige voorwerpen, die er in zaten en legde haar vervolgens ondersteboven op het karpet. Daarop ging hij naar zijn schrijftafel en kreeg een groot vel papier en een pot plaksel. Nu legde hij den brief gevouwen op den buitenkant van den bodem der lade. Hij smeerde het plakmiddel langs de randen van het vel papier en plakte dit zóó op het hout. dat de brief geheel bedekt was. Terwijl hp het liet opdrogen, vergewischte hij zich, dat in de gang niemand stond te spionneeren. Hij ging terug, draaide de lade weer om en tilde deze boven zijn hoofd om de berg plaats van den brief goed te kunnen bekijken Het papier zat stevig op het hout geplakt; hij schoof nu de lade voorzichtig in de ope ning van de tafel en borg den inhoud er weer in, overtuigd dat niemand het in zijn hoofd zou halen de lade ondersteboven te keeren als deze werd opengetrokken. Voldaan over zjjn werk nam hij zijn hoed, sloot de deuren naar de gang af want miss Hippy had een eigen sleutel en verliet het huis. Hij had op het kantje af tijd genoeg om te ontbijten en de trein van 9.10 naar Long Island te halen. Ó'Malley ontbeet in het station en twee minuten voor het vertrek zat hij in den trein. Eerst liet hij de gebeurtenissen van den vo- rigen avond aan zijn geest voorbijgaan. Hij had een heelen boel om over te denken. Zijn overpeinzingen Drachten hem echter niet ver. De nauwkeurigste en zorgvuldigste overweging van ieder detail, dat hij zich kon te binnen brengen, was niet in staat een oplos sing aan de hand te doen voor het centrale punt van het mysterie. Hij was vrijwel over tuigd, dat elke stap van de medespelers in de gebeurtenissen van den avond te voren, den brief als hoofdmotief hadden. Het was dui delijk dat de brief voor Barrett en voor miss Hunt terwille van Barrett van het grootste gewicht was. En eveneens was het duidelijk, dat het bezit ervan door ten min ste drie andere heeren, met een ongunstig uiterlijk en twijfelachtige moraal niet minder belangrijk werd geacht. Maar waarom al deze menschen er zoo'n geweldige interesse voor hadden, begreep hij niet. Van den inhoud had hij ook al geen flauw idee, en kennis daarvan nemen, zelfs nu de enveloppe verwijderd was, was hem niet mogelijk zonder in botsing te komen met zijn principe van eer en in het vertrouwen van het meisje in zijn moreele hoedanigheden te beschamen. Evenmin kon hij dat andere mysterie doorgronden; de ontmoeting want dat het een ontmoeting was geweest stond voor hem vast in het kantoorgebouw tusschen Claudia Hunt en den man met de gezwollen wang. Hij geloofde niet dat het meisje door dien kerel alleen maar een beleedigende bejege ning had ondervonden. Er was iets van ont stelde verbazing en angst in haar houding geweest toen ze achterom had gekeken naar het gebouw. De schok, die een dergelijke uit drukking teweeg had gebracht, ging dieper dan jen beleediging van den kant van een gemeen sujet bij een meisje van haar zelfbe- heersching en evenwichtigheid kon veroor zaken. Maar wat die schok geweest was en of deze in een of ander opzicht met den brief in verband stond, dat vermocht Ó'Malley niet uit te maken. Maar toch brachten zijn overpeinzingen hem tot een conclusie, die hem verbijsterde. De jonge Ier mocht romantisch zijn aan gelegd, een dwaas was hij allerminst. Hij was een van die zeldzame mannen, die niet uit gaan om liefde te zoeken, maar wachten tot de liefde tot hém komt. Misschien volgde hij onbewust een bepaald ideaal onder de vrou wen. Gevonden had r»ij dat echter toch nog niet. De vrouwen die hij tot nu had leeren kennen waren bijna nooit meer dan goede vriendinnen geweest. Doch nu voelde hij zich in verwarring ge bracht. Het meisje dat hij had bijgestaan en dat zijn kamers was binnengedrongen en hem had geholpen na den aanslag ln de taxi, die hem, paar het scheen, vertrouwd had en er daarna niet op gesteld was geweest dat hij haar een bezoek bracht, had bezit genomen van zijn geest. In zijn verbeelding rees het angstige meisjesgezicht met die wonderbaar lijke diepe en zachte oogen zoo duidelijk af- geteekend bij hem op, alsof ze in levende lijve bij hem was. En het gaf hem een vreemde gewaarwording, waarin verrukking en pijn gemengd waren. Ó'Malley schrokt van den loop die zijn ge dachten namen en ging rechtop zitten. Iets in hem waarschuwde hem dit beeld te verjagen voor het hem gevangen nam en tot slaaf maakte. Een snelle wending van zijn aandacht bracht Louise Chester en haar vader binnen zijn imaginairen gezichtskring, doch bijna zonder dat hij het wist, dook het andere beeld weer op. En toen de conducteur zjjn station afriep, zat de jonge Ier verloren in die dag-droomen, waarin het aantrekkelijke gezicht van Claudia Hunt hem over bergen en dalen voerde naar een ver-verwijderden horizon van stralende heerlijkheid. Ó'Malley was nog lichtelijk beduusd toen hij op het perron stond, daarheen gedreven door een eenigszins ironischen conducteur, juist toen de trein op het punt stond weer te'ver trekken. Maar toen hij zag hoe Louise Ches ter met een bleek, vertrokken gelaat, hem wenkte, gleden zijn eigen aangelegenheden naar den achtergrond van zijn bewustzijn. Louise zei hjj vriendelijk, terwijl hjj haar hand nam, is er iets nieuws? Is er iets gebeurd? Louise Chester schudde het hoofd. Hier is de auto, Terry. Stap in, dan rij den we direct terug drong ze aan, hem meenemend over het perron. Ik ben vree- selijk ongerust over vader. Ik wil hem niet langer alleen laten dan noodig is, tot mijn tante komt. Ik verwacht haar vanmiddag. Ze waren bij de auto, een open wagen en Ó'Malley, haar blik op den chauffeur opvan gend, hield zjjn vragen in, tot ze alleen zou den zijn. Gedurende den rit bedankte ze hem voor zjjn komst en verviel toen in stilzwijgen. Ó'Malley staarde naar het landschap tot de auto de oprijlaan indraaide en voor de hooge voordeur van haar vaders huis stilhield. Chester was er niet om hem te begroeten, toen ze binnonlraden Louise excuseerde zich en liet Ó'Malley enkele minuten alleen. Kort daarop kwam ze weer bjj hem, kennelijk op gelucht. Als bij onderlinge afspraak slenter den ze den tuin ln en zoo gauw ze buiten ge- hoorsafstand van het huis waren, nam Louise zjjn arm en kwam dichter bjj hem. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 17