t HOEKJE
OUDERS
Leonardo da Vinei,
Xaê- no-aiï!
mensch en kunstenaar
Vergane glorie
6-500-000 kilo op
8 pilaren
VOOR DE
Ter gelegenheid van de groote Leonardo da
Vinei-tentoonstelling in Milaan.
Leonardo da Vinei was werkelijk een
menschelijk wonder. In zijn persoon was het
wonderbaarlijke van het werkelijke en het
bovenaardsche, het Goddelijke vereenigd.
En de zichtbare en ook onzichtbare glans
van zijn persoonlijkheid was zoo sterk, dat
men van nabij evenals van verre steeds be
schouwd heeft als een bovennatuurlijk we
zen. Op alle gebieden zijn er in de heele we
reld altijd menschen geweest, die door bij
zondere talenten of kwaliteiten de aan
dacht op zich vestigden. Maar geen van
ben heeft een zoo merkwaardig leven - zoo
wel innerlijk als uiterlijk geleid als Leo
nardo; geen ander speelde het klaar om, als
dat hij den hartslag van het bloed in de
aderen ziet." En de criticus van de zestien
de eeuw besluit dit geniale onderzoek met
de opmerkelijke woorden: „Dit schilderij is
uitgevoerd op een wijze, die eiken kunste
naar zou doen beven." Werk van een door
God begenadigd mensch
Op de tentoonstellihg te Milaan kan men
een onvergelijkelijken indruk krijgen van
Leonardo's imposante oeuvre. Op één ding
willen wij hier speciaal wijzen, n.1. op de
belangrijke Nederlandsche inzending van
een collectie foto's van den Nederlandschen
Leonardokenner en vereerder, den heer
Prakke, voorstellende gobelinontwerpen,
die op goede gronden aan dit goddelijke ge
nie worden toegeschreven.
Het beroemde, maar helaas verkleurende „Heilige Avondmaal" van Leonardo da Vin
ei. Wandbeschildering in de Milaneesche kerk Maria dell Grazie.
hij het leven te maken tot een synthese van
werkelijkheid en mysterie.
Leonardo was schoon en krachtig. Hij
was een goed verteller, een musicus en
zong dat het een genot was naar hem te
luisteren. Hij was een voortreffelijk schil
der en een vruchtbaar beeldhouwer, boven
dien een begaafd schrijver, een zeer origi
neel filosoof, dichter, wiskundige, man van
wetenschap en uitvinder. En toch kan men
ondanks de verscheidenheid der gebieden
allerminst zeggen, dat hij zijn studies op
pervlakkig maakte. Neen, op welk terrein
hij zich ook bewoog, altijd arbeidde hij in de
diepte en hij was niet tevreden wanneer zijn
werkzaamheid niet werkelijk resultaten op
leverde.
Men zegt dat zich in de hersens van ieder
mensch min of meer bestemde talenten of
kwaliteiten ontwikkelen, maar het brein
van Leonardo moet ongetwijfeld een op-
eenhooping van alle mogelijke talenten ge
weest zijn. Hij was inderdaad een uitzon
derlijk groot man en men zou ten minste
honderd groote geesten noodig hebben om
zijn geheele oeuvre te bestudeeren, te door
gronden en te begrijpen. Dat is het wonder,
en dat is de onvergelijkelijke gestalte van
Leonardo da Vinei.
Meer dan vier eeuwen lang heeft men
nardo bestudeerd. En nog altijd kan men
niet beweren, dat men het een of ander ge
deelte geheel doorgrond heeft. Altijd weer
staan wij tegenover het wonder van Leo
nardo, dat niet te begrijpen is, want de
vlucht van zijn gedachten was onbegrensd;
vele verheven dingen en verbluffende on
derzoekingen, waaraan hij begonnen is, zijn
heden ten dage nog niet geheel doorge
voerd. Zijn genie doet denken aan de zon,
die uit het oneindige is ontstaan en ten
slotte tot die oneindigheid zal terugkeeren.
Ofschoon Leonardo door het volk veraf
good werd, door den adel met vleierij over
laden, door vorsten en koningen verwend
werd, was hij uit den grond der zaak een
eenzaam mensch. De met gepeins doorge
brachte eenzame uren stelden hem in staat
in zijn geest de geheele wereld te bezitten.
In de belangrijke dialoog over zijn leven,
die hij dagelijks met de grootste nauwge
zetheid neerschreef en waarin hij met een
denkbeeldige figuur die intusschen nie
mand anders was dan hijzelf van ge
dachten wisselt, wordt duidelijk 'hoe hij,
juist door zichzelf terug te trekken, de ge
heele wereld binnen zijn bevattingsvermo
gen bracht. Hij heeft ons in dit opzicht een
testament nagelaten van onschatbare waar
de, toen hij tot de menschen zeide: „Wan
neer gij alleen bent, zult gij geheel u zelf
zijn.
Onder zijn penseel ontstaan de „Heilige
Hieronimus", de „Verkondiging van Maria",
de „Aanbidding der Koningen", de „Ma
donna in de rotsspleet" het „Avondmaal" en
natuurlijk de beroemde „Mona Lisa" ook
wel „Glimlach van Gioconda" genoemd.
Velen meenen de zoogezegde zinnelijke en
anatomische betoovering van de beroemde
Gioconda te hebben ontdekt. Het zal altijd
interessant zijn aan te halen wat Vasari,
dien men als een tijdgenoot van Leonardo
beschouwen kan over dit portret schreef:
„Wie zien wilde hoever de kunst Vermocht
de natuur na te bootsen, die kon dat waar-
riemen aan deze beeltenis. Alle kleinighe
den waren daarin tot in de kleinste details
afgebeeld. De oogen hadden den glans van
levende oogen; daaromheen ontdekt men
de rood-blauwige ringen en wimpers, zooals
slechts het fijnste penseel dat kon schilde
ren. Bij de wenkbrauwen kan men zien
waar het haar dicht, waar het haar minder
dicht geplant is, men kan als het ware zien
waar het haar uit de poriën naar buiten
komt en zich welven, zooals het eigenlijk
alleen in werkelijkheid mogelijk is. Van de
neus waren de openingen rose en zacht zoo
getrouw mogelijk uitgebeeld, de mond had,
waar de lippen zich sluiten en waar het
rood zich vereenigt met de kleur van het
gezicht, een volkomenheid, die den be
schouwer niet als geschilderd, maar als be
staande uit vleesch en bloed voorkomt. Wie
den hals met aandacht bekijkt, zou denken
Een kerk wordt voor instorten
behoed.
Het is niet te verwonderen, dat twee jaar
geleden, grote schrik onder de bewoners
van Dresden ontstond, toen bekend werd
gemaakt, dat de Frauenkirche (Vrouwen
kerk) groot gevaar liep om in te storten.
Deze kerk is de grootste kerk van Dresden
en werkelijk een prachtig bouwwerk. In de
grote koepel, die 6.500.000 kilo weegt, wa
ren na een onweer plotseling overal scheu
ren te zien. Sommige waren zelfs vrij
breed en het zag eruit, alsof de kerk elk
ogenblik kon instorten.
Na een onderzoek bleek het nodig om de
kerk te sluiten en dat was nog juist op
tijd, want een paar dagen later stortten
grote steenmassa's van de koepel naar be
neden. De kerk scheen werkelijk afgedaan
te hebben.
Maar zo gauw gaf men de moed nog niet
cp. Het ging toch niet aan dat een kerk,
waaraan 17 jaar lang, van 1726 tot 1743,
gewerkt was, nu opeens afgebroken moest
worden. Het bouwen was met ontzaglijk
veel moeite gepaard gegaan. George Bahr,
die de bouwmeester van de kerk was, liet
niets achterwege om zijn kerk zo mooi mo
gelijk te maken. Door paarden liet hij de
geweldig grote stenen blokken langs een
trap omhoog trekken. Alles moest van steen
zijn aan de kerk en het gevolg was, dat de
koepel 6.500.000 kilo weegt, terwijl zij
maar op 8 slanke, pilaren rust.
Tegenwoordig weten de bouwmeesters
wel, dat 8 dunne pilaren onmogelijk een
dergelijk zwaar gewicht kunnen torsen en
dat de koepel op de duur zou moeten in
storten, maar dat wist Bahr nog niet. Hij
dacht, dat de buitenste pilaren een groot
deel van het gewicht zouden dragen. Als
de koepel gedeeltelijk van hout was ge
maakt, zoals eerst het plan was, zou er ook
niets gebeurd zijn, maar met dit enorme
gewicht moesten de pilaren op een bepaald
ogenblik de strijd opgeven en stortten
grote brokken steen naar beneden.
Direct beraadslaagde men over de manie
ren, waarop de kerk weer kon worden op
gebouwd. De bewoners van Dresden wilden
hun kerk niet missen en ook voor de
vreemdelingen zou h'et een groot gemis
zijn, als de kerk moest worden afgebroken.
Het bleek nu, dat de pilaren in de kerk wel
5 c.m. naar beneden waren gezakt en uit
oude geschriften leerde men, dat bij het
bouwen van de kerk al een paar scheuren
in de koepel ontstonden, zodat deskundi
gen toen al voorstelden om de kerk af te
breken.
Gelukkig is dat toen niet gebeurd en
dank zij de moderne bouwkunde is het ge
lukt om de koepel te ondersteunen met
drie geweldige betonnen ringen. In de loop
van dit jaar zal de kerk weer geopend
kunnen worden en een pronkstuk van twee
eeuwen geleden is daarmee gespaard ge
bleven.
Rechtvaardigheid eischt onpar
tijdigheid.
Wanneer iemand ons een meeningsver-
schil, dat hij of zij met een ander gehad
den: „Hoe vindt jij dat nu?" dan zijn wij
tien tegen een geneigd om te zeggen: „ik
vind dat je gelijk hebt."
Dit komt eenvouuig omdat degene, die
ons van een en ander op de hoogte bracht,
de kwestie maar van één standpunt kan
bezien, n.1. zijn eigen standpunt. Dit wil in
't geheel niet zeggen, dat hij bewust de zaak
verdraait, maar waar twee menschen strij
den, zijn beiden, elk voor zich, van hun goed
recht overtuigd en beiden hebben ge
woonlijk in zekeren zin ongelijk.
Daarom kan men nooit een oordeel vellen,
vóór dat men beide partijen gehoord heeft,
en dan nog blijft het uiterst moeilijk, want
elk van hen draagt de zaak voor zooals h ij
die ziet, terwijl een volkomen onpartijdige
derde de dingen vermoedelijk heel anders
zou zien dan een van de betrokkenen.
Het is en blijft een moeilijk geval, maar
onthoudt U in ieder geval van het vellen
van een oordeel en zeer zeker van het geven
van eenigen raad, tot U beider lezing
van het gebeurde gehoord heeft. Daarna is
het misschien mogelijk, om door voorzichtig
vragen en combineeren, te zamen met Uw
kennis van beider karakter, te komen tot
de waarheid, die gewoonlijk in het midden
ligt.
Het is inderdaad zeer moeilijk om onpar
tijdig te zijn, en hieruit volgt, dat het moei
lijk is om rechtvaardig te zijn.
Wanneer iemand, die wij graag mogen,
een fout begaat tegenover iemand dien wij
niet kunnen uitstaan, dan zijn wij mensche-
lijkerwijze geneigd om die fout te vergoe
lijken, zooal niet geheel weg te redeneeren.
Wanneer daarentegen bij een meenings-
verschil de minste schuld ligt bij de(n) per
soon, die wij het minst mogen lijden, dan
zijn wij geneigd, hem of haar alle schuld in
de schoenen te schuiven.
Om rechtvaardig te zijn is het goed, als
wij ons voorhouden dat niemand absoluut
goed is een niemand absoluut slecht.
Onze beste vriend of vriendin heeft fou
ten, en degene, die zich het minst in onze
sympathie mag verheugen, heeft goede
eigenschappen.
Wanneer wij iemand zeer genegen zijn,
dan wil dit zeggen, dat wij de persoonlijke
fouten van zoo iemand gemakkelijk kunnen
accepteeren, en dat zijn goede eigenschap
pen juist die zijn, welke wij bizonder waar-
deeren.
Wanneer wij iemand in 't geheel niet mo
gen lijden, dan beteekent dit, dat zijn per-
sonolijke fouten juist die fouten zijn, waar
aan wij ons overmatig stooten, en dat zijn
goede hoedanigheden in een richting liggen,
waaraan wij weinig gewicht hechten. Een
vroolijk maar slordig type b.v. zal de goede
eigenschap: netheid weinig weten te waar-
deeren, maar zwaartillendheid buitenge
woon hinderlijk vinden.
Nog iets ter bevordering van de recht
vaardigheid. Wanneer iemand U sympa
thiek is, gaat dan eens na welke eigen
schappen U deze antipathie inboezemen. En
tracht daarna eens na te gaan, of Uzelf
volkomen vrij bent van deze eigenschappen.
Want niet zelden zijn het onze eigen fouten,
die ons in een ander het meeste hinderen.
En in zoo'n geval zullen wij verder ko
men, door die fouten in onszelf te bestrijden,
dan door ze in een ander te veroordeelen.
PR. JOS DE COCK,
HOE DEED U HET?
No. 1.
Ik heb getracht mijn 4 kinderen zoo ob
jectief mogelijk waar te nemen en ben tot
de conclusie gekomen, dat de beide oudste
kinderen „ochtendslapers" zijn. Tot hen zeg
ik: Jullie mogen in de zomervacantie wat
later naar bed, ik weet dat jullie altijd
moeite hebben met inslapen. Ga maar naar
bed op den tijd, dat je zeker meent gauw
te zullen inslapen. Ik zal julie 's morgens
zoo laat mogelijk roepen en 's Zondags mo
gen jullie een beetje langer slapen dan ge-
gewoonlijk.
No. 3 en 4 zijn „avondslapers". Tegen
No. 3 zeg ik: „Beste jongen, je moet 's zo
mers op denzelfden tijd naar bed als 's win
ters, dat is eigenlijk een uur vroeger, zie
je, en... je 1% jaar oudere broer mag wèl
later naar bed! Je zult inzien dat dit niet
onbillijk is, hoor maar: jij bent 's morgens
toch altijd op denzelfden tijd wakker, dat
is dus een uur vroeger dan 's winters! Als
ik je nu later naar bed zou laten gaan, dan
zou je een uur korter slapen, en jij hebt,
met je levendigen aard, veel slaap noodig,
méér dan je stille oudere broer. Als het bij
feestelijke gelegenheden eens heel laat
wordt, dan zeg je den volgenden ochtend:
„O, wat ben ik moe, ik kan nooit eens uit
slapen, ik was net zoo vroeg wakker als
op de dagen, dat ik op den gewonen tijd
naar bed ga. En de anderen kunnen maar
lekker uitslapen, als j^ ze niet roept slapen
ze tot 11 uur!" Daar heb je het jongen, de
anderen krijgen eigenlijk méér slaap dan
jij, maar 's morgens, ze zijn anders aange
legd dan jij. En neem jij je slaap nu maar
's avonds, want je slaapt toch immers da
delijk als je je hoofd op het kussen legt.
Tenminste wanneer je geen liedje van ver
langens zingt, of luistert naar andere kin
deren, die wèl op mogen blijven. Daar heb
jij niet mee te maken, wat andere ouders
met hun kinderen doen, moeten zij voor
zichzelf uitmaken, jij hebt je te schikken,
naar wat je ouders voor jou het beste
achten.
In onze jeugd werd er niet zooveel met
de kinderen geredeneerd: we gingen om
zóó of zóó laat naar bed, en daarmee uit!
Stil maar, ik weet al wat je gaat zeggen:
„nu ja, vroéger was alles anders, dat is
toch nu ouderwetsch!" Zeker, maar niet al
het ouderwetsche is verkeerd. Als wij over
wogen hebben, of wat onze ouders deden
(toén) goed was, en of het nü voor onze
kinderen en in onzen tijd nóg goed is, dan
kunnen we toch tegen jullie zeggen, we doen
nèt als onze ouders (niet: omdat onze
ouders het óók deden!). Maar met dit over
wegen en denken kunnen we jullie toch niet
bezighouden. Jullie zien hiervan het resul
taat in onze overtuiging, en we verlangen
van jullie dat jullie ons hierin zult gehoor
zamen, in het vertrouwen dat we in alles
zoo nauwkeurig mogelijk overwegen, wat
voor jullie het beste zij het niet altijd
het prettigste is.
Voor no. 4 w.ordt op den avond van den
zomertijd de klok een uur verzet, ...en hij
slaapt, het wijzertje rond, zijn bepaald aan
tal uren. Hier is geen sprake van proble
men.
Opmerkingen. Tengevolge van een vergis
sing bij de verzending van de correspon
dentie bleef dit schrijven helaas liggen. Ik
haast mij het alsnog te publiceeren, temeer
daar inzendster zoo consciëntieus het pro
bleem behandelt.
Na hetgeen ik bij vorige brieven heb op
gemerkt, kan ik hier volstaan met de op
merking, dat m.i. de schrijfster het vraag
stuk onder het juiste licht beziet.
OVEEKA,
HOE DEED U HET?
No. 5.
Een moeder schrijft mij den volgenden
wanhoopsbrief
„Mijn kleine dochtertje is nu ruim twee
jaren en zij is nog niet zindelijk. We hebben
al van alles geprobeerd. Het kind is licha
melijk gezond en is soms weken achtereen
zindelijk. We verheugen ons dan, dat we het
overwonnen hebben, maar de ontgoocheling
blijft niet lang weg: de kleine plast weer
eens netjes in haar broekje. We hebben wel
eens het gevoel, dat het gewoon ondeugend
is. Geven we haar tikken, dan schreit ze
zoo werkelijk gemeend en is ze zoo be
droefd, dat we er zelf spijt van hebben haar
op deze manier gestraft te hebben. Het ge
beurt, dat we haar vragen of ze een plasje
moet doen en dat ze dan, na eerst neen ge
zegd te hebben, nog geen tien minuten
daarna het toch in d'r broekje doet. Het is
om wanhopig worden. Mijn man denkt, dat
het kind zoo verdiept is in haar spel, dat
ze niet eens merkt, of er niet aan denkt,
dat ze plassen moet.
Je wordt wanhopig als je van kennis
hoort, dat hun kinderen met anderhalf jaar
volkomen zindelijk waren..."
Wat moet ik deze moeder antwoorden?
Komt moeders, die vroeger den strijd heb
ben aangeboden tegen dit verschijnsel bij
hun kinderen, laat uw ervaringen eens
spreken!
Brieven aan de redactie van dit blad!
Opmerkingen: Een paar briefschrijfsters
hebben mij om een mondeling onderhoud
gevraagd inzake moeilijkheden met de oo
voeding hunner kinderen. Tot mijn spijt
kan ik aan deze verzoeken niet voldoen
Verschillende omstandigheden noodzaken
mij deze rubriek uitsluitend schrifteliik te
verzorgen. Ik moet briefschrijfsters dan ook
verwijzen naar de verschillende adviseurs
voor dergelijke moeilijkheden bij de opvoe
ding van het kind. v
Men heeft deq weqscfc kenbgar genaakt,
de hier tot nog toe geschreven artikeltjes
en brieven in een bundeltje verzameld te
willen bezitten. Wanneer de belangstelling
voor een dergelijke uitgave groot genoeg
zou zijn, ware het idee wel uitvoerbaar.
Willen zij, die een dergelijk boekje in hun
bezit wenschen, mij hun adres toezenden,
dan kunnen we zien or de uitgave voor ver,
wezenlijking vatbaar is.
OVEEKA.
M.
Met veel belangstelling lees ik altijd
,,'t Hoekje voor de Ouders".
Zoo ben ik er nu eens toe gekomen om
mijn meening er van te zeggen. Ik ben
moeder van acht kinderen, dus weet er wel
iets van dunkt me.
Ten eerste ben ik het eens met de moe
ders om de kinderen om 7 uur naar bed te
doen en gezonde kinderen kunnen, indien
men er gewoonte van houd vroeg naar bed,
heel gauw slapen, mijn kinderen tenminste
wel, maar ze worden 's morgens ook om
zes uur wakker, dan kan ik zoo voorzichtig
niet doen, of ze zijn wakker.
Ik wasch ze 's avonds eerst flink en ga
er dan veelal even bij zitten, of dat ze zelf
een boekje mee nemen om te lezen, maar
het duurt heel kort of ze zijn onder zeil.
Dan wil ik nog iets zeggen over kinderen
alleen laten 's avonds.
We zien het hier ook meer dan eens ge
beuren, moeder en vader gaan naar een uit
voering of iets dergelijk, kinderen blijven
alleen, maar hij is bij ons nooit opgekomen,
om de kinderen, als ez nog klein zijn en in
dit geval zijn ze bij ons al veertien jaar,,
vooral zooals wij wonen in 't land, nog te
jong om te laten oppassen, zooals men
dat hier noemt.
Als een kind 's nachts iets gaat mankee-
ren en niemand is er thuis, wat dan?
Wij zeggen maar zoo, we hebben onzen
tijd gehad om uit te gaan, laat nu de jon
geren maar weer. En wie dan toch graag
uit wil, die moet zorgen, dat er iemand bij
zijn kinderen is.
Ik hoop, dat er nog meer zulke stukjes
in komen, want mij dunkt, die worden door
ieder met veel belangstelling gelezen.
Met vriendelijke groeten,
Een Moeder.
Opmerkingen: Ik ben inzendster dank
baar voor haar vriendelijk schrijven. Dat
doet den burger weer eens goed! Wat mij I
betreft, ik hoop nog vele jaren in deze bla
den te mogen schrijven over practische op-
voedkunde. Aan allerlei geleerde betoogen
hebben wij in de meeste gevallen niet veel.
Ik heb het een vorige maal reed opgemerkt,
dat men heusch als doodgewoon ouder een
goeden kijk kan hebben op opvoedkunde, In
zendster bevestigt mijn opvattingen en ik
volsta dan ook met mijn instemming te be
tuigen met haar zienswijze. OVEEKA.
Een kind voorwaardelijk over zetten op
de school kan in 't eene geval goed zijn en
in het andere verkeerd. Kan 't over het al
gemeen niet mee met de klas, dan is zitten
blijven beter, want anders blijft 't tobben.
Naar een andere school sturen is in zoo'n
geval te gek. Maar is er een klein struikel-
blokje, dan is voorwaardelijk over beter. Mijn
dochtertje ging ^an de 4de naar de 5de
voorwaardelijk over. Ze was ziek geweest.
Met rekenen kon ze de breuken niet goed be
grijpen, anders was alles goed. Toen ze het
later goed door had, ging alles best. Zoo'n
struikelblokje had ze ook in de 1ste klasse.
Ze kon wel sommen maken tot het cijfer
10, maar toen ze er over moest, maakte ze
alles fout. De juffr. gaf haar sommen mee
naar huis en ik moest het haar leeren. Deed
ik 't niet, zou ze blijven zitten. Maar ik
wist de Juffr. haar methode niet van leeren.
De kleine zei dan maar: zoo moet 't niet,
juffr. doet 't einders. Was ik nu maar naar
haar toe gegaan, zou me veel moeite ge
spaard zijn. Enfin, ik kreeg het toch klaar,
dat ze het begreep.
Om te zeggen, laat ze op school waar ze
zijn, gaat ook altijd niet op. Mijn zoontje
kon in de 1ste klasse het tellen niet mach
tig worden. Steeds weer opnieuw helpen
iederen dag, tot hij 't begreep en hij ging over.
't Bleef wel sukkelen met rekenen bij de
juffr. Zijn vlijt deugde nergens voor. Voor
straf mocht hij niet fietsen, dat hielp wel,
maar toch ging hij ieder jaar niet glansrijk
over.
Toen bij den meester irn de 4e klasse en daar
hoefde hij niet bij te werken. Was alles nu
goed? Hij kwam met verhalen thuis, boe
het tekeer ging op school. ALs ze hun best
deden en de les kenden, werden ze door de
andere jongens uitgelachen en meester en
het een of ander stout kind renden om de
banken om het eerst bij de deur te zijn.
Toen heb ik 'm naar de stad gestuurd, we
wonen op een dorp en daar werd hij ander
half jaar terug gezet en moest 3 reken
boekjes bijwerken. Maar hij haalde het en
werd tot voorbeeld gesteld vanwege zijn
ijver, t Plan was later een paar jaar naar
de U.l.o., maar de bovenmeester vond
zoo goed in rekenen n.b., dat hij ons aan
raadde hem naar de Handelsschool te stu
ren, wat ook gebeurd is. Nu is rekenen zijn
mooiste vak, tellen kan hij vliegensvlug er|
nooit fout. Dat kan de sfeer van een school
doen. Lui of vlijtig zijn. Ik zei altijd, als
de vlijt goed is, kun je aan de rest niets
doen. Dat cijfer komt het op aan. Abonné.
Opmerkingen: Deze briefschrijfster (schrij
ver?) bevestigt mijn opvattingen in de on
derhavige kwestie. Natuurlijk kan een
school niet deugen en is het het recht
der ouders om hun kind naar een betere
school te zenden. In het door mij aan de
orde gestelde geval was hiervan evenwei
geen sprake. Immers, de ouders hadden voor
het bewuste feit niets dan lof voor de school
welke nu niet meer deugt. Hen begrijp1'
dat in dit geval meer achter de zaak steekt.
OVEEKA.,