Wij lazen voor Moordaanslag te Leiden TARZAN OLIFANT* MANNEN Radioprogramma DRIE MANNEN E!M 0'E Nederlanders smokkelen Duitschers DOOR EDGAR RICE BURROUGHS - Uit de Pers van heden 94. De ogen van den officier keken verwon derd naar Tarzan, toen deze aanbood te vech ten met den leeuw en den reus Hyark tege lijkertijd. „Dat zal tenminste de moeite waard zijn om naar te kijken. Ik zal er even met Menofra over spreken". Toen hij weg was, keerde Valthor zich tot Tarzan en vroeg: Waarom stelde je dit gevecht voor?" „Heb ik je niet verteld, dat ik liever door een leeuw dan door een olifant gedood word ant woordde Tarzan. Valthor schudde het hoofd. „Misschien heb je gelijk. Tenslotte zal het spoediger afgeloopen zijn". De beide mannen stonden zwijgend bij elkaar totdat de officier terugkwam en opgewonden zei„Alles is in orde". „Wat dacht Hyark er van?" vroeg Valthor. De officier grinnikte. „Hij voelde niet veel voor het idee. Hij riep, dat zijn vrouw erg ziek was en vroeg aan Menofra of niet een van de andere edellieden de eer mocht hebben met den wildeman- te vechten. Maar zjj antwoordde, dat zij hem zou laten doden, als hij niet wilde vechten. Valthor en Tarzan spraken geen woord tot afscheid. De aapman wandelde kalm naar de arena, waar de ijzeren ring van zijn hals verwijderd werd. De offi cier gaf hem een smalle, onnutte dolk een wapen, waar hij niets aan had. Maar Hyark was gewapend met een speer en een zwaard. „HOPELOOS KINDERACHTIG" Eeni „Oproerige krabbel" uit Het Volk (s. d.a.p.): „Physionomische studies". Oftewel het af lezen der verborgen gedachten uit de uit drukking op de aangezichten. Een soort van zwarte kunst, waarbij men zich gemakke lijk in de vingers snijden kan. Vooral in Nederland. Want het behoort tot de duidelijkste eigenschappen van dit volk, dat men tot het uiterste vermijdt, naar huiten te doen blijken wat er daarbinnen omgaat. Men zou haast zonder overdrijving kunnen zeggen, dat deze koele terughouding hier geldt als een zaak van eer. Men laat nu eenmaal zijn gemoedsbewegingen niet naar buiten blijken. Blijdschap, droefenis, ontstemming... het Hollandsche gelaat mag niet uit de plooi komen. Anders schiet men in onmisbare reserve tekort. Des te meer bewondering hebben wij voor den schrijver van het Kameroverzicht in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant", die in ditzelfde Nederland, en nog wel trots cle cy nische verdorvenheden der volksvertegen woordiging, de innerlijke bewogenheden af leest van de onbeheerschte snoeten der Ka merleden. Met een feillooze zekerheid, als had hij de notulen van de vergaderingen der verschillende fracties vóór zich. Geniet mede, geliefden. „De roode hoeren schenen nerveus- blij (als kinderen vóór Sinterklaas avond hoorden wij zeggen), de Roomsche heeren zaten er veeleer, met een enkele uitzondering, met lange gezichten bij. Ook op de ge laten der vrijzinnig-democraten lag niet een blijde glans van verrukking om de zoogenaamde redding van constitutie en parlementair stelsel". Wij hebben de desbetreffende personen stuk voor stuk gesproken en het klopte als een bus. De onzen praatten opgewonden door elkaar, waarbij vooral Van den Tem pel en Drees zich aan hun bekende uitbun digheid overgaven. De „roomschen" steun den en zuchtten, dat zelfs een antipapis tisch hart er bij breken moest. Maar ho ven allen uit liet de heer Joefees een Indi aanse]! gehuil vernemen van rouw over zijn te laat begrepen domheden... Och, och, was is dat alles hopeloos kin derachtig, en vooral beneden de maat, van het, pogenblik, dat, hoe ook beschouwd, in elk geval om 's lands belang de adem doet. inhouden van spanning, hoe het ver dere verloop van zaken zich nu ontplooien zal. „BACILLEN" DER NEUTRALITEIT. J. Hustinx, jur. cand., wijdt in het r.k. dagblad De Maasbode eenige kolommen aan de „politieke bewustwording" der jon gere katholieken. Feller nog dan anderen zijn zij, aldus de Msib., bereid te strijden voor de objectieve waarheid. Scherper dan anderen onderschei den zij het spel van schijn en werkelijkheid en met ontstelling nemen zij de gevolgen ervan waar. De regels van dit misleidend spel zijn zeer eenvoudig; het komt er slechts op aan stelselmatig verdachtmakingen te lanceeren,, halve waarheden te vertellen, geruchten rond te strooien en rcgeerings- communiqué's van een uitleg te voorzien, die juist het tegendeel wil doen gelooven. Als men de kunst verstaat dit spel gere geld te beoefenen is succes verzekerd. Wanneer het Nationale Dagblad schrijft „de Inquisitie-partij is de doodsvijand van het Nederlandsche volk" blijft de uitwerking van deze tot slagzin geworden hallicunatie beperkt tot een desolaat troepje doorgefour neerde Mussertianen. Maar als de liberale pers en die andere grootmeesteres van genoemd misleidend spel, de neutrale pers, in beschaafder termen practisch het zelfde suggereeren en de katholie ken steeds in oppositie plaatsen te genover het algemeen landsbelang, is het gevaar groot dat de door snee-lezer besmet wordt en blijft met bacillen, die niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid van vader land en volk. Klemmender is dit gevaar, nu de door snee-lezer van genoemde pers niet alleen behoort tot de vier procent liberalen of tot het handjevol, dat zich neutraal noemt, maar ook tot hen, die zich als het op stem men aankomt, in geweten verplicht achten geheel anders dan liberaal of neutraal te kiezen, maar er verder geen been in zien steun of zelfs medewerking te verleencn aan een pers, die meeningen verkondigt en een richting toegedaan is, geheel afwijkend van die, welke men voor het landsbelang nuttig acht. Men ontmoet den invloed van de liberale OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN en „groote" neutrale - pers in veel wijde ren kring, dan men vermoeden zou en niet gedurfd is de bewering, dat het deze wijd vertakte en met meer materieele dan gees telijke kracht gestuwde invloed is ge weest, die den laatsten tijd een overheer- schende rol gespeeld heeft. Het zou voor het gansche vader land een zegen zijn, aldus de schr. als wij door scha en schande wijs geworden in de pers juiste re verhoudingen bekwamen. Te vreezen valt, dat de scha nog grooter moet worden, alvorens deze huidige wan verhouding tot het verleden behoort. In een vlaag van verstandsver bijstering gepleegd. Woensdagavond laat is op de Langegracht te Leiden een moordaanslag gepleegd, waarbij de 30-jarige textielarbeider J. F. T., wonende aan de Uiterstegracht zooda nig met een mes is toegetakeld, dat aan vankelijk voor zijn leven werd gevreesd. Omstreeks twaalf uur wandelde T. aldaar met een juffrouw die hij naar huis zou geleiden. Toen zij ter hoogte van de Vincentiuspoort waren 'gekomen hoorden zij iemand hard achter hen aanloopen en het volgende oogenblik had een man den niets vermoedenden T. met een zakmes twee diepe steken in den rug tusschen de schouderbladen en het hoofd toegebracht. Het slachtoffer dat hevig bloedde, wist zich naar de portiersloge van de stedelijke lichtfabrieken te sleepen,, waar hij voor- loopig werd verbonden, in afwachting van de komst van den eersten hulpdienst, die hem naar het Academisch Ziekenhuis over bracht. De man had zoo veel bloed verlo ren, dat aanvankelijk voor zijn leven werd gevreesd. Gisterochtend was de toestand iets beter, al blijft deze zorgelijk. De dader de 36-jarige werklooze M. van Z. werd even later in zijn woning gear resteerd, hetgeen met eenig verzet gepaard ging. Over de motieven tast men volkomen in het duister. De verslagene noch diens met gezellen herinneren zich den dader ooit eerder te hebben gezien, terwijl de laatste vertelde ook het slachtoffer en de hem ver gezellende juffrouw niet te kennen. Ver moed wordt dan ook, dat hij in een vlaag ^van waanzin heeft gehandeld. De man blijft voorloopig in verzekerde bewaring. VOETBALLER BREEKT BEEN Woensdagavond heeft een speler van het elftal van de tuinders, spelende in 't plaat selijk bedrijfsvoetbaltournooi te Kampen tijdens den wedstrijd zijn iinkeronderbeen gebroken, door een botsing met een tegen stander. De onfortuinlijke speler is, nadat het been gespalkt was, naar het stadszie kenhuis overgebracht, Een complot met vertakkingen van Keulen tot Brussel en Ant werpen. Vijf personen uit Limburg uitgewezen. Ongeveer veertien dagen geleden werden in het veld tusschen Sittard en de Duit- sche grens door de Nederlandsche commie zen en marechaussee enkele personen uit deze streek aangehouden, in wier gezelschap zich een Duitsche Joodsche doctor in de rechten bevond. Terstond rees het vermoeden dat deze over de grens gesmokkeld was Het ingestelde onderzoek bracht dit niet alleen aan het licht, maar men bleek te doen te hebben met een uitgebreid complot voor het overbrengen van Duitsche uitge wekenen via ons land naar België. Voorloopig vijf verdachten. Het onderzoek heeft ertoe geleid, dat Woensdag het bevel van den procureur- generaal te Den Bosch afkwam tot uitwij zing uit het bewakingsgebied van vijf per sonen, t.w. méj. S. en mej. G. uit Broek- sittard, mej. van H. uit Sittard, den heer K. en den taxihouder P. eveneens uit Sit tard. Behalve mej. G„ die in Duitschland is aangehouden, zijn deze personen lieden uit Limburg geleid. Daar het onderzoek nog gaande is, is het mogelijk dat nog meer uitwijzingen zullen volgen. Met een bootje over de Maas. Den laatsten tijd zijn een vijftiental Duit sche uitgewekenen door dit complot over de Limburgsche grens gesmokkeld in de buurt van Sittard en zij werden dan door P. naar Maasdorpen gereden vanwaar zij met een bootje over de Maas naar Bel gië werden gebracht. Bij het onderzoek is komen vast te staan, dat de groep vertakkingen heeft van Keu len tot Brussel en Antwerpen. Wanneer de overgebrachte Duitschers in Belgisch Lim- bug waren aangekomen werden zij door P. verder België ingebracht. Deviezen gesmokkeld? Bij de aanhouding van den Duitschen rechtsgeleerde die na verhoor over de Duit sche grens is teruggeleid, waar hij in han den van de Duitsche politie is gevallen, bleek dat hij een koffertje met bankpapier ter waarde van 40.000 a 50.000 mark in zijn bezit moet hebben gehad. Dit koffertje zou door handlangers worden overgebracht doch is vermoedelijk hij de aanhouding door de Nederlandsche politie zoek geraakt. In verband hiermede heeft de Duitsche po litie enkele personen aangehouden, ver dacht van poging tot deviezensmokkelarij.. Het koffertje is echter nog niet achterhaald ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1939. Hilversum I, 1873 en 414.4 m. VAR A-Uitzending. 10.0010.20 7.308.00 VPRO. v.m. 8.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 8.16 Berichten), 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor arbeiders in de Continu-bedr(jven. 12.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 12.15 Bericht.), 2.00 Causerie over een Indische reis. 2.20 Esmeralda. 3.00 Reportage. 3.30 Zang, piano en gramofoonmuziek. 4. Causerie „Filmpubliciteit". 4.50 Gramofoonmuziek. 5.30 Filmland. 6.00 Orgelspel. 6.28 Berichten. 6.306.55 Gramofoonmuziek. 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Politiek radiojournaal. 7.30 Cyclus „Langs steden en dorpen". 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.20 VARA-orkest (opn.). 8.50 Gramofoonmuziek. 9.00 Puzzle-uitzending. 9.15 Sylvia-Amusementsorkest (opn.). 9.35 Gramofoonmuziek. 9.54 Orgelspel en zang. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Gramofoonmuziek. 11.00 Esmeralda en solist. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II. 301.5 m. KRO-Uitzending. 4.15—5.15 HIRO. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (aC. 8.15 Ber.), 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 John Kristel en zijn Troubadours. (1.00 1.30 Gramofoonmuziek en ca. 1.15 Ber.). 2.00 Voor de jeugd. 2.30 Kinderuur, 3.30 Reportage. 4.15 Gramofoonmuziek. 4.20 Causerie „Wat ons bezielt". 4.35 Gramofoonmuziek. 4.40 Causerie,, Economische perspectieven". 4.55 Gramofoonmuziek. 5.00 Causerie „De dood is niet aan het einde" 5.15 Filmnieuws. 5.30 Reportage. 6.10 Gramofoonmuziek. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Berichten, gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7,15 Causerie ,,H. Mis en Zondag" 7.35 Actueele aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP, medeelingen. 8.15 Meditatie met muzikale omlijsting. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.45 Gevarieerd programma. 10.30. Berichten ANP. 10.40 Causerie „Het onvergankelijke rijk" (m. muzikale omlijsting). 11.10—12.00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van Morgan S. Roscue 24. Hij bleef doodstil staan en luisterde. Geen geluid kwam uit die verlichte kamer, noch uit een ander deel van het huis. Hij staarde om zich heen. Zijn oogen waren nu geheel aan het duister gewend. Zelfs.bij het zwakke, gebroken lichtschijnsel, dat door den kier van de deur kwam, kreeg hij een vaag idee van de afme tingen van de breede hall, waarin hij zich be vond. Maar toch was het licht onvoldoende om zijn omgeving duidelijk te onderscheiden. In de donkerder hoeken kon hij heelemaal niets zien. En het was nog best mogelijk dat Baz'rett of een anders ergens in de schaduw stond, luisterde en hem gadesloeg. Hij had geen revolver en geen zaklantaarn. En ineens drong het tot hem door wat een idioot hij toch was geweest, om, onvoorbereid als hij was, den indringer in het huis te volgen. Niet dat hij zich nu liet afschrikken. Als de nian voor'hem Barret was die een of;andeee schurkenstreek in den zin had in den „ee van het leeghalen van Chesters brandkast, wilde O'Malley zekerheid hebben. Hij m°efC eens en vooral de kwestie van Barretts schuw vaststellen. Als hij een wapen in zijn hand had gehad, en een troep agenten achter zich, zou het pikante van het avontuur er voor drie kwart van hem af geweest zijn zoo was z'jn aard nu eenmaal! Maar het intens genieten van zijn riskante Positie benevelde zijn geest niet; e^enm'" d°ofde het zijn besef van de moeilijkheden gevaren, die hem omringden. Zijn instinct waarschuwde hem, dat Barrett niet voor een kleintje vervaard was een formidabele tegenpartij. En om met hem af te rekenen of hem te vermijden, moest O'Malley hem eerst opsporen liefst zoo vlug mogelijk. Dit gevoel, dat het onmiddellijk moest ge beuren, verleidde hem tot zijn flater. Want hij sloop langs de leuning naar de voorzijde van de gang, met zijn oogen als gehecht aan de lichtstreep voor hem en hij had nog maar drie korte passen gedaan toen zijn voet en daarna zijn borst in onzachte aanraking kwamen met een lage kist of kast, die tegen de leuning van de trap stond. Niet alleen had zijn schoen, die tegen de kast botste, een geluid gemaakt, dat duidelijk hoorbaar was in de stilte, maar de pijn van den stoot deed hem naar voren strui kelen, zoodat zijn beide handpalmen op den bovenkant van de kast terecht kwamen en de gang letterlijk galmde van het lawaai, dat hij gemaakt had. Met de tanden op elkaar van pijn en ontstel tenis, richtte O'Malley zich op en wachtte, ter wijl zijn oogen de donkere hoeken om zich heen afzochten en zijn ooren gespitst waren om de geringste beweging op te vangen. Maar hij hoorde of bespeurde niets. Toch bleef hij wachten. En na een oogenblik scheen het hem toe, dat hij het vage vibreeren kon onderscheiden van steelsche voetstappen, ergens op denzelfden vloer als waarop hij stond, maar na een kort moment hield die lichte trilling weer op. Weer scheen het huis volkomen verlaten. De jonge Ier wachtte nog even; toen ver volgde hij zijn sluipenden tocht. Hij ging van de kast weg en verder de hall in. Een rustig onderzoek overtuigde hem, dat er niemand boven hem was op de trap, die uit de hall naar de eerste verdieping ging. Hij kon nergens een lichte plek bekennen, die het gezicht van een man moest vormen, zelfs in deze zwakke licht schemering. Hij wijdde nu zijn aandacht aan de deur_van de verlichte kamer en naderde deze opzijn teenen, bij iedere stap wachtend om te luiste ren en om zich heen te kijken. Op stille voeten gleed hij door de hall, schuin overstekend. Toen hij de lichtstreep, die de openstaande deur doorliet, naderde, was hij in staat een stoel te ontwijken, die voor hem stond. En eindelijk be tastte hij den deurpost geruischloos en zonder verdere hindernis. Deze deur ging naar binnen open. De schar nieren waren het dichtst bij hem en de knop was het verst van hem af, zoodat hij vanaf het punt waar hij stond direct in de kamer kon kijken. Maar de kier liet hem alleen een ge deelte van den muur zien, links van dengeen die binnentrad. De kamer zelf lag naar rechts en was aan zijn blik onttrokken. Voorzichtig legde hij zijn. vingers op den kant van de deur, luisterde scherp en duwde toen de deur verder open. Steeds meer van de kamer kwam in het gezicht. Hij zag een schil derij, toen een deur met een gordijn er voor, die waarschijnlijk naar een ander vertrek voerde en ten slotte den hoek van een zijmuur en een venster aan de overzijde van de kamer. De deur was nu een heel eind open. Hij had goed geoliede scharnieren en had geen geluid gemaakt bij het opengaan. Met oneindige be hoedzaamheid kwam O'Malley naar voren, steeds een beteren blik op de kamer krijgend, tot de deur ten slotte heelemaal openstond en de heele kamer zich aan zijn oog vertoonde. Het scheen een bibliotheek en studeerkamer te zijn. Aan twee kanten stonden boekenkasten tegen den muur, bijna tot aan de zoldering. Een groot, geel eiken schrijftafel, met rijk beeldhouwwerk versierd, nam het midden van het vertrek in. Een achthoekige lamp met een donkere kap stond op het bureau, dat bedekt was met boeken en papieren, sommige onge looflijk stoffig. Deze bijzonderheden merkte O'Malley terloops op. Zijn blik was op andere dingen gericht. Een enkele electrische peer in de tafellamp was het eenige. licht toen O'Malley binnen kwam. Hij zag een haard aan de verste zijde van het vertrek, geflankeerd door breed eiken paneelen. Een van deze paneelen stond open; het stond uit in de kamer alsof het scharnie ren had. In de donkere ruimte er achter glin sterde het licht op als metaal. Het was een open brandkast, waarvan de deur het schijnsel van de lamp opving. De inhoud lag in de grootste verwarring. De grond bij het paneel was bezaaid met papieren en verscheurde en veloppen, achteloos neergegooid. Een gemakkelijke draaistoel was bij de schrijftafel getrokken aan den kant het dichtst bij de deur en in den stoel zat een man, die voorover leunde, het hoofd gevouwen op de armen, en vast in slaap. Zijn rug was naar O'Malley toegekeerd en een moment hield deze hem voor den man, die hem voorgegaan was in het huis. Een tweede blik deed hem echter zijn vergissing inzien. Deze man droeg een smoking-costuum met een fiuweelen kraag. Hij had geen hoed op en het licht viel op het schaarsche witte haar aan den achterkant van zijn hoofd. O'Malley bleef aarzelend in de deuropening staan. Hij keek snel in u* donkere hal' achter zich en deed een stap in de stille kamer, half verwachtend in een soort hinderlaag te vallen. Hij bewoog en de gedaante aan het schrijf bureau bewoog eveneens. Een van zijn armen gleed van den kant van de tafel en viel in zijn schoot. O'Malley bleef als versteend staan. De jonge Ier had zich afgevraagd of de slaper niet Bindles was, de eenzame vrek. Nu schokte een ander ontstellend vermoeden zjjn geest, als een plotseling zenuwtergend alarm signaal. Er was iets grotesks, iets ondefinieer baar gruwelijks aan dit slappe inzakken; en zoo'n plotselinge beweging moest hem hebben gewekt of tenminste doen opschrikken in zijn slaap. De waarheid trof O'Malley als een slag. Met een sprong was hy bij het bureau. De man lag met het hoofd terzijde afgedraaid en rustend op één arm. De ingezonken oogen waren ge sloten, het verschrompelde gezicht zag asch- grauw. Maar uit den half geopenden mond was een stroom rood bloed gegutst. Een paar langzame droppels lekten nog neer in de roode poel, die de mouw van de smokingjas door weekte. Met een onwillekeurige huivering zag O'Malley het licht glimmeren op een riviertje van bloed, dat onder de slappe, beenige vingers stroomde op het gepolitoerde blad van de schrijftafel. HOOFDSTUK XIII. Het bytende aas- Op de slagvelden van Vlaanderen en Noord- Frankrijk had O'Malley honderden mannen gezien met verminkte lichamen, waarvan, ten gevolge van bomaanslagen en mitrailleurvuur, slechts gruwelijke resten waren overgebleven. Maar het feit dat zoo'n oude man op zoo'n weerzinwekkende wijze omgebracht was en in deze vredige omgeving alleen moest sten/en, maakte toch nog een dieperen indruk op hem. Een enkel blik op het grauwe gezicht en den bloedstroom had den jongen Ier overtuigd, dat de man dood was. Hij boog zich over het lichaam. Juist tef linkerzijde van de ruggegraat en tusschen de schouderbladen was een snede in de smoking- jas zichtbaar en de stof rondom het gat was doordrenkt van bloed. Bindles was in den rug gestoken. O'Malley richtte zich weer op en keek om zich heen; op den vloer en op de tafel. Spoedig viel zijn oog op een papiersnijder in den vorm van een dolk en van staal vervaardigd die op de tafel lag vlak bij de hand van den ouden man. Hij kwam dichterbij en bestu deerde het voorwerp aandachtig, maar paste wel op het niet aan te raken. Het lemmet was, vanaf de punt, over een lengte van een paar centimeter met bloed bevlekt. De moordenaar had zijn wapen achtergelaten. Het scheen op het schrijfbureau thuis te hooren. Het verklaarbare afgrijzen van den jonge man werd plotseling weggevaagd door een golf van woede. Wéér Barrett. En nu directe moord, geen indirecte. Bij deze gedachte bal den zich zijn handen tot vuisten en, plotseling bewust van persoonlijk gevaar, keerde hij zich om en liep met vlugge, lichte passen naar de met het gordijn bedekte deur, welke naar de voorkamer voerde, vastbesloten om, als de moordenaar zich daar bevond, hem met hem uit te vechten. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7