Wij lazen voor
Moordaanslag te Leiden
TARZAN
OLIFANT*
MANNEN
Radioprogramma
DRIE MANNEN
E!M 0'E
Nederlanders smokkelen
Duitschers
DOOR
EDGAR RICE
BURROUGHS
- Uit de Pers van heden
94.
De ogen van den officier keken verwon
derd naar Tarzan, toen deze aanbood te vech
ten met den leeuw en den reus Hyark tege
lijkertijd. „Dat zal tenminste de moeite waard
zijn om naar te kijken. Ik zal er even met
Menofra over spreken". Toen hij weg was,
keerde Valthor zich tot Tarzan en vroeg:
Waarom stelde je dit gevecht voor?" „Heb ik
je niet verteld, dat ik liever door een leeuw
dan door een olifant gedood word ant
woordde Tarzan. Valthor schudde het hoofd.
„Misschien heb je gelijk. Tenslotte zal het
spoediger afgeloopen zijn". De beide mannen
stonden zwijgend bij elkaar totdat de officier
terugkwam en opgewonden zei„Alles is in
orde". „Wat dacht Hyark er van?" vroeg
Valthor. De officier grinnikte. „Hij voelde
niet veel voor het idee. Hij riep, dat zijn vrouw
erg ziek was en vroeg aan Menofra of niet
een van de andere edellieden de eer mocht
hebben met den wildeman- te vechten. Maar
zjj antwoordde, dat zij hem zou laten doden,
als hij niet wilde vechten. Valthor en Tarzan
spraken geen woord tot afscheid. De aapman
wandelde kalm naar de arena, waar de ijzeren
ring van zijn hals verwijderd werd. De offi
cier gaf hem een smalle, onnutte dolk een
wapen, waar hij niets aan had. Maar Hyark
was gewapend met een speer en een zwaard.
„HOPELOOS KINDERACHTIG"
Eeni „Oproerige krabbel" uit Het Volk (s.
d.a.p.):
„Physionomische studies". Oftewel het af
lezen der verborgen gedachten uit de uit
drukking op de aangezichten. Een soort van
zwarte kunst, waarbij men zich gemakke
lijk in de vingers snijden kan.
Vooral in Nederland. Want het behoort
tot de duidelijkste eigenschappen van dit
volk, dat men tot het uiterste vermijdt, naar
huiten te doen blijken wat er daarbinnen
omgaat. Men zou haast zonder overdrijving
kunnen zeggen, dat deze koele terughouding
hier geldt als een zaak van eer. Men laat
nu eenmaal zijn gemoedsbewegingen niet
naar buiten blijken. Blijdschap, droefenis,
ontstemming... het Hollandsche gelaat mag
niet uit de plooi komen. Anders schiet men
in onmisbare reserve tekort.
Des te meer bewondering hebben wij voor
den schrijver van het Kameroverzicht in de
„Nieuwe Rotterdamsche Courant", die in
ditzelfde Nederland, en nog wel trots cle cy
nische verdorvenheden der volksvertegen
woordiging, de innerlijke bewogenheden af
leest van de onbeheerschte snoeten der Ka
merleden. Met een feillooze zekerheid, als
had hij de notulen van de vergaderingen
der verschillende fracties vóór zich. Geniet
mede, geliefden.
„De roode hoeren schenen nerveus-
blij (als kinderen vóór Sinterklaas
avond hoorden wij zeggen), de
Roomsche heeren zaten er veeleer,
met een enkele uitzondering, met
lange gezichten bij. Ook op de ge
laten der vrijzinnig-democraten lag
niet een blijde glans van verrukking
om de zoogenaamde redding van
constitutie en parlementair stelsel".
Wij hebben de desbetreffende personen
stuk voor stuk gesproken en het klopte als
een bus. De onzen praatten opgewonden
door elkaar, waarbij vooral Van den Tem
pel en Drees zich aan hun bekende uitbun
digheid overgaven. De „roomschen" steun
den en zuchtten, dat zelfs een antipapis
tisch hart er bij breken moest. Maar ho
ven allen uit liet de heer Joefees een Indi
aanse]! gehuil vernemen van rouw over
zijn te laat begrepen domheden...
Och, och, was is dat alles hopeloos kin
derachtig, en vooral beneden de maat, van
het, pogenblik, dat, hoe ook beschouwd, in
elk geval om 's lands belang de adem
doet. inhouden van spanning, hoe het ver
dere verloop van zaken zich nu ontplooien
zal.
„BACILLEN" DER NEUTRALITEIT.
J. Hustinx, jur. cand., wijdt in het r.k.
dagblad De Maasbode eenige kolommen
aan de „politieke bewustwording" der jon
gere katholieken.
Feller nog dan anderen zijn zij, aldus de
Msib., bereid te strijden voor de objectieve
waarheid. Scherper dan anderen onderschei
den zij het spel van schijn en werkelijkheid
en met ontstelling nemen zij de gevolgen
ervan waar. De regels van dit misleidend
spel zijn zeer eenvoudig; het komt er slechts
op aan stelselmatig verdachtmakingen te
lanceeren,, halve waarheden te vertellen,
geruchten rond te strooien en rcgeerings-
communiqué's van een uitleg te voorzien,
die juist het tegendeel wil doen gelooven.
Als men de kunst verstaat dit spel gere
geld te beoefenen is succes verzekerd.
Wanneer het Nationale Dagblad schrijft
„de Inquisitie-partij is de doodsvijand van
het Nederlandsche volk" blijft de uitwerking
van deze tot slagzin geworden hallicunatie
beperkt tot een desolaat troepje doorgefour
neerde Mussertianen.
Maar als de liberale pers en die
andere grootmeesteres van genoemd
misleidend spel, de neutrale pers, in
beschaafder termen practisch het
zelfde suggereeren en de katholie
ken steeds in oppositie plaatsen te
genover het algemeen landsbelang,
is het gevaar groot dat de door
snee-lezer besmet wordt en blijft
met bacillen, die niet bevorderlijk
zijn voor de gezondheid van vader
land en volk.
Klemmender is dit gevaar, nu de door
snee-lezer van genoemde pers niet alleen
behoort tot de vier procent liberalen of tot
het handjevol, dat zich neutraal noemt,
maar ook tot hen, die zich als het op stem
men aankomt, in geweten verplicht achten
geheel anders dan liberaal of neutraal te
kiezen, maar er verder geen been in zien
steun of zelfs medewerking te verleencn aan
een pers, die meeningen verkondigt en een
richting toegedaan is, geheel afwijkend van
die, welke men voor het landsbelang nuttig
acht.
Men ontmoet den invloed van de liberale
OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN
en „groote" neutrale - pers in veel wijde
ren kring, dan men vermoeden zou en niet
gedurfd is de bewering, dat het deze wijd
vertakte en met meer materieele dan gees
telijke kracht gestuwde invloed is ge
weest, die den laatsten tijd een overheer-
schende rol gespeeld heeft.
Het zou voor het gansche vader
land een zegen zijn, aldus de schr.
als wij door scha en schande
wijs geworden in de pers juiste
re verhoudingen bekwamen.
Te vreezen valt, dat de scha nog grooter
moet worden, alvorens deze huidige wan
verhouding tot het verleden behoort.
In een vlaag van verstandsver
bijstering gepleegd.
Woensdagavond laat is op de Langegracht
te Leiden een moordaanslag gepleegd,
waarbij de 30-jarige textielarbeider J. F.
T., wonende aan de Uiterstegracht zooda
nig met een mes is toegetakeld, dat aan
vankelijk voor zijn leven werd gevreesd.
Omstreeks twaalf uur wandelde
T. aldaar met een juffrouw die
hij naar huis zou geleiden. Toen zij
ter hoogte van de Vincentiuspoort
waren 'gekomen hoorden zij iemand
hard achter hen aanloopen en het
volgende oogenblik had een man
den niets vermoedenden T. met een
zakmes twee diepe steken in den
rug tusschen de schouderbladen en
het hoofd toegebracht.
Het slachtoffer dat hevig bloedde, wist
zich naar de portiersloge van de stedelijke
lichtfabrieken te sleepen,, waar hij voor-
loopig werd verbonden, in afwachting van
de komst van den eersten hulpdienst, die
hem naar het Academisch Ziekenhuis over
bracht. De man had zoo veel bloed verlo
ren, dat aanvankelijk voor zijn leven werd
gevreesd. Gisterochtend was de toestand
iets beter, al blijft deze zorgelijk.
De dader de 36-jarige werklooze M. van
Z. werd even later in zijn woning gear
resteerd, hetgeen met eenig verzet gepaard
ging.
Over de motieven tast men volkomen in
het duister. De verslagene noch diens met
gezellen herinneren zich den dader ooit
eerder te hebben gezien, terwijl de laatste
vertelde ook het slachtoffer en de hem ver
gezellende juffrouw niet te kennen. Ver
moed wordt dan ook, dat hij in een vlaag
^van waanzin heeft gehandeld. De man blijft
voorloopig in verzekerde bewaring.
VOETBALLER BREEKT BEEN
Woensdagavond heeft een speler van het
elftal van de tuinders, spelende in 't plaat
selijk bedrijfsvoetbaltournooi te Kampen
tijdens den wedstrijd zijn iinkeronderbeen
gebroken, door een botsing met een tegen
stander. De onfortuinlijke speler is, nadat
het been gespalkt was, naar het stadszie
kenhuis overgebracht,
Een complot met vertakkingen
van Keulen tot Brussel en Ant
werpen.
Vijf personen uit Limburg
uitgewezen.
Ongeveer veertien dagen geleden werden
in het veld tusschen Sittard en de Duit-
sche grens door de Nederlandsche commie
zen en marechaussee enkele personen uit
deze streek aangehouden, in wier gezelschap
zich een Duitsche Joodsche doctor in de
rechten bevond.
Terstond rees het vermoeden dat
deze over de grens gesmokkeld was
Het ingestelde onderzoek bracht
dit niet alleen aan het licht, maar
men bleek te doen te hebben met
een uitgebreid complot voor het
overbrengen van Duitsche uitge
wekenen via ons land naar België.
Voorloopig vijf verdachten.
Het onderzoek heeft ertoe geleid, dat
Woensdag het bevel van den procureur-
generaal te Den Bosch afkwam tot uitwij
zing uit het bewakingsgebied van vijf per
sonen, t.w. méj. S. en mej. G. uit Broek-
sittard, mej. van H. uit Sittard, den heer
K. en den taxihouder P. eveneens uit Sit
tard. Behalve mej. G„ die in Duitschland
is aangehouden, zijn deze personen lieden
uit Limburg geleid. Daar het onderzoek nog
gaande is, is het mogelijk dat nog meer
uitwijzingen zullen volgen.
Met een bootje over de Maas.
Den laatsten tijd zijn een vijftiental Duit
sche uitgewekenen door dit complot over
de Limburgsche grens gesmokkeld in de
buurt van Sittard en zij werden dan door
P. naar Maasdorpen gereden vanwaar zij
met een bootje over de Maas naar Bel
gië werden gebracht.
Bij het onderzoek is komen vast te staan,
dat de groep vertakkingen heeft van Keu
len tot Brussel en Antwerpen. Wanneer de
overgebrachte Duitschers in Belgisch Lim-
bug waren aangekomen werden zij door P.
verder België ingebracht.
Deviezen gesmokkeld?
Bij de aanhouding van den Duitschen
rechtsgeleerde die na verhoor over de Duit
sche grens is teruggeleid, waar hij in han
den van de Duitsche politie is gevallen,
bleek dat hij een koffertje met bankpapier
ter waarde van 40.000 a 50.000 mark in zijn
bezit moet hebben gehad. Dit koffertje zou
door handlangers worden overgebracht
doch is vermoedelijk hij de aanhouding
door de Nederlandsche politie zoek geraakt.
In verband hiermede heeft de Duitsche po
litie enkele personen aangehouden, ver
dacht van poging tot deviezensmokkelarij..
Het koffertje is echter nog niet achterhaald
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1939.
Hilversum I, 1873 en 414.4 m.
VAR A-Uitzending. 10.0010.20
7.308.00 VPRO.
v.m.
8.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 8.16 Berichten),
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor arbeiders in de Continu-bedr(jven.
12.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 12.15 Bericht.),
2.00 Causerie over een Indische reis.
2.20 Esmeralda.
3.00 Reportage.
3.30 Zang, piano en gramofoonmuziek.
4. Causerie „Filmpubliciteit".
4.50 Gramofoonmuziek.
5.30 Filmland.
6.00 Orgelspel.
6.28 Berichten.
6.306.55 Gramofoonmuziek.
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Felicitaties.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.30 Cyclus „Langs steden en dorpen".
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.20 VARA-orkest (opn.).
8.50 Gramofoonmuziek.
9.00 Puzzle-uitzending.
9.15 Sylvia-Amusementsorkest (opn.).
9.35 Gramofoonmuziek.
9.54 Orgelspel en zang.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Gramofoonmuziek.
11.00 Esmeralda en solist.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II. 301.5 m.
KRO-Uitzending. 4.15—5.15 HIRO.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (aC. 8.15 Ber.),
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 John Kristel en zijn Troubadours. (1.00
1.30 Gramofoonmuziek en ca. 1.15 Ber.).
2.00 Voor de jeugd.
2.30 Kinderuur,
3.30 Reportage.
4.15 Gramofoonmuziek.
4.20 Causerie „Wat ons bezielt".
4.35 Gramofoonmuziek.
4.40 Causerie,, Economische perspectieven".
4.55 Gramofoonmuziek.
5.00 Causerie „De dood is niet aan het einde"
5.15 Filmnieuws.
5.30 Reportage.
6.10 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Berichten, gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7,15 Causerie ,,H. Mis en Zondag"
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP, medeelingen.
8.15 Meditatie met muzikale omlijsting.
8.35 Gramofoonmuziek.
8.45 Gevarieerd programma.
10.30. Berichten ANP.
10.40 Causerie „Het onvergankelijke rijk" (m.
muzikale omlijsting).
11.10—12.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
Naar het Amerikaansch van
Morgan S. Roscue
24.
Hij bleef doodstil staan en luisterde. Geen
geluid kwam uit die verlichte kamer, noch uit
een ander deel van het huis. Hij staarde om
zich heen. Zijn oogen waren nu geheel aan het
duister gewend. Zelfs.bij het zwakke, gebroken
lichtschijnsel, dat door den kier van de deur
kwam, kreeg hij een vaag idee van de afme
tingen van de breede hall, waarin hij zich be
vond. Maar toch was het licht onvoldoende om
zijn omgeving duidelijk te onderscheiden. In
de donkerder hoeken kon hij heelemaal
niets zien. En het was nog best mogelijk dat
Baz'rett of een anders ergens in de schaduw
stond, luisterde en hem gadesloeg.
Hij had geen revolver en geen zaklantaarn.
En ineens drong het tot hem door wat een
idioot hij toch was geweest, om, onvoorbereid
als hij was, den indringer in het huis te volgen.
Niet dat hij zich nu liet afschrikken. Als de
nian voor'hem Barret was die een of;andeee
schurkenstreek in den zin had in den „ee
van het leeghalen van Chesters brandkast,
wilde O'Malley zekerheid hebben. Hij m°efC
eens en vooral de kwestie van Barretts schuw
vaststellen. Als hij een wapen in zijn hand had
gehad, en een troep agenten achter zich, zou
het pikante van het avontuur er voor drie
kwart van hem af geweest zijn zoo was
z'jn aard nu eenmaal!
Maar het intens genieten van zijn riskante
Positie benevelde zijn geest niet; e^enm'"
d°ofde het zijn besef van de moeilijkheden
gevaren, die hem omringden. Zijn instinct
waarschuwde hem, dat Barrett niet voor een
kleintje vervaard was een formidabele
tegenpartij. En om met hem af te rekenen
of hem te vermijden, moest O'Malley hem eerst
opsporen liefst zoo vlug mogelijk.
Dit gevoel, dat het onmiddellijk moest ge
beuren, verleidde hem tot zijn flater. Want hij
sloop langs de leuning naar de voorzijde van
de gang, met zijn oogen als gehecht aan de
lichtstreep voor hem en hij had nog maar drie
korte passen gedaan toen zijn voet en daarna
zijn borst in onzachte aanraking kwamen met
een lage kist of kast, die tegen de leuning van
de trap stond. Niet alleen had zijn schoen, die
tegen de kast botste, een geluid gemaakt, dat
duidelijk hoorbaar was in de stilte, maar de
pijn van den stoot deed hem naar voren strui
kelen, zoodat zijn beide handpalmen op den
bovenkant van de kast terecht kwamen en de
gang letterlijk galmde van het lawaai, dat hij
gemaakt had.
Met de tanden op elkaar van pijn en ontstel
tenis, richtte O'Malley zich op en wachtte, ter
wijl zijn oogen de donkere hoeken om zich heen
afzochten en zijn ooren gespitst waren om de
geringste beweging op te vangen.
Maar hij hoorde of bespeurde niets.
Toch bleef hij wachten. En na een oogenblik
scheen het hem toe, dat hij het vage vibreeren
kon onderscheiden van steelsche voetstappen,
ergens op denzelfden vloer als waarop hij
stond, maar na een kort moment hield die
lichte trilling weer op. Weer scheen het huis
volkomen verlaten.
De jonge Ier wachtte nog even; toen ver
volgde hij zijn sluipenden tocht. Hij ging van
de kast weg en verder de hall in. Een rustig
onderzoek overtuigde hem, dat er niemand
boven hem was op de trap, die uit de hall naar
de eerste verdieping ging. Hij kon nergens een
lichte plek bekennen, die het gezicht van een
man moest vormen, zelfs in deze zwakke licht
schemering.
Hij wijdde nu zijn aandacht aan de deur_van
de verlichte kamer en naderde deze opzijn
teenen, bij iedere stap wachtend om te luiste
ren en om zich heen te kijken. Op stille voeten
gleed hij door de hall, schuin overstekend. Toen
hij de lichtstreep, die de openstaande deur
doorliet, naderde, was hij in staat een stoel te
ontwijken, die voor hem stond. En eindelijk be
tastte hij den deurpost geruischloos en zonder
verdere hindernis.
Deze deur ging naar binnen open. De schar
nieren waren het dichtst bij hem en de knop
was het verst van hem af, zoodat hij vanaf het
punt waar hij stond direct in de kamer kon
kijken. Maar de kier liet hem alleen een ge
deelte van den muur zien, links van dengeen
die binnentrad. De kamer zelf lag naar rechts
en was aan zijn blik onttrokken.
Voorzichtig legde hij zijn. vingers op den
kant van de deur, luisterde scherp en duwde
toen de deur verder open. Steeds meer van de
kamer kwam in het gezicht. Hij zag een schil
derij, toen een deur met een gordijn er voor,
die waarschijnlijk naar een ander vertrek
voerde en ten slotte den hoek van een zijmuur
en een venster aan de overzijde van de kamer.
De deur was nu een heel eind open. Hij had
goed geoliede scharnieren en had geen geluid
gemaakt bij het opengaan. Met oneindige be
hoedzaamheid kwam O'Malley naar voren,
steeds een beteren blik op de kamer krijgend,
tot de deur ten slotte heelemaal openstond en
de heele kamer zich aan zijn oog vertoonde.
Het scheen een bibliotheek en studeerkamer
te zijn. Aan twee kanten stonden boekenkasten
tegen den muur, bijna tot aan de zoldering.
Een groot, geel eiken schrijftafel, met rijk
beeldhouwwerk versierd, nam het midden van
het vertrek in. Een achthoekige lamp met een
donkere kap stond op het bureau, dat bedekt
was met boeken en papieren, sommige onge
looflijk stoffig. Deze bijzonderheden merkte
O'Malley terloops op. Zijn blik was op andere
dingen gericht.
Een enkele electrische peer in de tafellamp
was het eenige. licht toen O'Malley binnen
kwam. Hij zag een haard aan de verste zijde
van het vertrek, geflankeerd door breed eiken
paneelen. Een van deze paneelen stond open;
het stond uit in de kamer alsof het scharnie
ren had. In de donkere ruimte er achter glin
sterde het licht op als metaal. Het was een
open brandkast, waarvan de deur het schijnsel
van de lamp opving. De inhoud lag in de
grootste verwarring. De grond bij het paneel
was bezaaid met papieren en verscheurde en
veloppen, achteloos neergegooid.
Een gemakkelijke draaistoel was bij de
schrijftafel getrokken aan den kant het dichtst
bij de deur en in den stoel zat een man, die
voorover leunde, het hoofd gevouwen op de
armen, en vast in slaap. Zijn rug was naar
O'Malley toegekeerd en een moment hield deze
hem voor den man, die hem voorgegaan was in
het huis. Een tweede blik deed hem echter zijn
vergissing inzien.
Deze man droeg een smoking-costuum met
een fiuweelen kraag. Hij had geen hoed op en
het licht viel op het schaarsche witte haar aan
den achterkant van zijn hoofd.
O'Malley bleef aarzelend in de deuropening
staan. Hij keek snel in u* donkere hal' achter
zich en deed een stap in de stille kamer, half
verwachtend in een soort hinderlaag te vallen.
Hij bewoog en de gedaante aan het schrijf
bureau bewoog eveneens. Een van zijn armen
gleed van den kant van de tafel en viel in zijn
schoot. O'Malley bleef als versteend staan.
De jonge Ier had zich afgevraagd of de
slaper niet Bindles was, de eenzame vrek. Nu
schokte een ander ontstellend vermoeden zjjn
geest, als een plotseling zenuwtergend alarm
signaal. Er was iets grotesks, iets ondefinieer
baar gruwelijks aan dit slappe inzakken; en
zoo'n plotselinge beweging moest hem hebben
gewekt of tenminste doen opschrikken in zijn
slaap.
De waarheid trof O'Malley als een slag. Met
een sprong was hy bij het bureau. De man lag
met het hoofd terzijde afgedraaid en rustend
op één arm. De ingezonken oogen waren ge
sloten, het verschrompelde gezicht zag asch-
grauw. Maar uit den half geopenden mond
was een stroom rood bloed gegutst. Een paar
langzame droppels lekten nog neer in de roode
poel, die de mouw van de smokingjas door
weekte. Met een onwillekeurige huivering zag
O'Malley het licht glimmeren op een riviertje
van bloed, dat onder de slappe, beenige vingers
stroomde op het gepolitoerde blad van de
schrijftafel.
HOOFDSTUK XIII.
Het bytende aas-
Op de slagvelden van Vlaanderen en Noord-
Frankrijk had O'Malley honderden mannen
gezien met verminkte lichamen, waarvan, ten
gevolge van bomaanslagen en mitrailleurvuur,
slechts gruwelijke resten waren overgebleven.
Maar het feit dat zoo'n oude man op zoo'n
weerzinwekkende wijze omgebracht was en in
deze vredige omgeving alleen moest sten/en,
maakte toch nog een dieperen indruk op hem.
Een enkel blik op het grauwe gezicht en den
bloedstroom had den jongen Ier overtuigd, dat
de man dood was.
Hij boog zich over het lichaam. Juist tef
linkerzijde van de ruggegraat en tusschen de
schouderbladen was een snede in de smoking-
jas zichtbaar en de stof rondom het gat was
doordrenkt van bloed. Bindles was in den rug
gestoken.
O'Malley richtte zich weer op en keek om
zich heen; op den vloer en op de tafel. Spoedig
viel zijn oog op een papiersnijder in den
vorm van een dolk en van staal vervaardigd
die op de tafel lag vlak bij de hand van den
ouden man. Hij kwam dichterbij en bestu
deerde het voorwerp aandachtig, maar paste
wel op het niet aan te raken. Het lemmet was,
vanaf de punt, over een lengte van een paar
centimeter met bloed bevlekt. De moordenaar
had zijn wapen achtergelaten. Het scheen op
het schrijfbureau thuis te hooren.
Het verklaarbare afgrijzen van den jonge
man werd plotseling weggevaagd door een
golf van woede. Wéér Barrett. En nu directe
moord, geen indirecte. Bij deze gedachte bal
den zich zijn handen tot vuisten en, plotseling
bewust van persoonlijk gevaar, keerde hij zich
om en liep met vlugge, lichte passen naar de
met het gordijn bedekte deur, welke naar de
voorkamer voerde, vastbesloten om, als de
moordenaar zich daar bevond, hem met hem
uit te vechten.
Wordt vervolgd.)