De Philippino's probeeren Honger door overvloed een leger te vormen Levensruimte Kun nog zingent zing dan mee! In 1946 heeft men reeds veertig „muskieten" GEEN GELD WEL MANNEN Vijf en twintig jaar geleden: je Hoe de Nederlandsche soldaat in de mobilisatie jaren leerde zingen „Het Gezangenboek van den veldprediker" De vrede in Europa staat in nauw verband met den toestand in het Verre Oosten. MANILLA. In deze ongelukkige wereld beteekenen vrijheid en Onafhankelijkheid alleen iets, als men de wapens heeft om zich te verdedigen en ook bereid is om van die wapens zoo noo- dig gebruik te maken. Zij, die dit nog niet inzagen, hebben het kunnen leeren uit het .voorbeeld van Tsjecho-Slowakije. Op de Philippijnen is men daarom reeds nu met de vorming van een leger en een soort oorlogsvloot begonnen, maar een groot bezwaar is de enorme uitgestrektheid van het gebied. Van het noorden tot het zuiden strekt de Archipel zich met 7083 gröote en kleine eilanden uit over een afstand van ruim zestienhonderd kilometers, een afstand, grooter dan die van- Rome naar Kopenhagen, Soms kan men Philippino's hooren zeggen: „Wij hebben bijna tweemaal zooveel inwo ners als België of Nederland, meer dan Joego-Slavië of Roemenië en kunnen dus een sterk leger vormen. Zelfs nog koppensnellers. De bewoners van de Philippijnen zijn ech ter gedeeltelijk nog zeer achterlijk; er zijn zelfs nog „koppensnellers" onder. Dezer da gen nog werd zoo'n koppensneller veroor deeld. Hij had willen trouwen, doch zijn aanstaande schoonmoeder had den eisch ge steld, dat hij eerst het hoofd van een chris ten moest afsnijden „om geluk te brengen". De jongeman had het hoofd afgesneden van den eersten den besten christen, dien hij te genkwam en nu zit hij voor acht jaar in de gevangenis. Geen geld, wèl mannen. Maar ook, de Philippino's zijn arm, of, om het nauwkeuriger uit te drukken, zij be schikken niet over veel geld. Het inkomen van den staat bedraagt ongeveer de helft van wat Nederland alleen voor zijn verdedi ging uitgeeft. Manschappen zijn er genoeg. De jaarlijksche lichting bedraagt veertigdui zend man en dit getal kan zoo noodig on geveer verdubbeld worden. Maar om al die mannen afdoende te bewapenen, daarvoor is geld, heel veel geld noodig en dat ont breekt. Een eilandenrijk moet, naar het voorbeeld van Engeland, in de eerste plaats verdedigd worden door een vloot, maar daar staat men weder voor het financiéele bezwaar. Een vloot, die het met eenige kans op succes op zou kunnen nemen tegen de vloot van den waarschijnlijken tegenstander, Japan, kost schatten en die schatten hebben de Philip pijnen niet ter bescbikk.ing. Men heeft reeds eenige kleine motor-torpedobooten aange kocht, die men hier „muskieten" noemt en men berekent, dat men er in 19-46, het jaar „der onafhankelijkheid", veertig zal hebben. Maar een tegenstander zal ook in het be zit zijn van dergelijke „muskieten" en zal bovendien nog beschikken over onderzeeërs kruisers en slagschepen, die de Philippijnen in verband met de kosten, onmogelijk kun nen aanschaffen. Een dokter als generaal. Chef van den staf van het Philip- pijnsche leger iseen genees heer, die in Frankrijk, Duitschland en Spanje medicijnen studeerde en werkelijk, naar ik algemeen ook van Europeanen en Amerikanen hoorde, een zeer bekwaam dokter is. Hoe is hij echter als generaal? Oorlogservaring als dokter heeft hij. Ge durende den wereldoorlog was hij officier van gezondheid, eerst in het Fransche le ger en later bij de Amerikanen. Hoewel hij thans generaal is, heeft hij zijn oude beroep er nog niet geheel aan gegeven. Overdag zit hij op het departement van oorlog, maar 's avonds ontvangt hij als dokter nog wel oude kennissen en oude patiënten. Hij ge niet een groote vermaardheid als operateur, maar daarmede is hij niet tevreden: hij wil generaal zijn. Onder hem staat de eenige Philippijnsclie officier, die werkelijk een studie als opper- officier doorloopen heeft, generaal Lim. Hij ontvingt zijn officiersopleiding aan de Ame- rikaansche militaire academie (West Point) en volgde daarna de Amerikaansche lioo- gere krijgsschool (War College). Het plan bestaat hem te benoemen tot chef van den generalen staf, maar de „dokter" wil het veld niet ruimen. Men wil den dokter-generaal benoemen tot secretaris (minister) van openbare ge zondheid, maar naar ik vernam, gevoelt hij daarvoor heel weinig en wenscht hij „ge neraal te blijven. Philippijnsche soldaten zijn mu zikaal! In één opzicht overtreft het nog jonge Philippijnsche leger vrijwel alle legers in de we"reld en dat isin zijn muziek. Het Philippijnsche leger heeft vele muziekkorp sen en één is niet minder dan honderd man sterk en moet inderdaad buitengewoon goed zijn. In een vorig artikel schreef ik reeds over de muzikaliteit der Philippino's. Dit muziekkorps bevindt zich thans in Amerika, zoodat ik het niet heb kunnen hooren. Maarmet muziek wint men geen veldslagen. Men is thans bezig op de Philippijnen geestdrift te wekken voor het leger. Men geeft toe, dat bij een oorlog van de Philip pijnen tegen welke mogendheid ook, de ver bindingen tusschen de verschillende eilan den zullen worden verbroken, doch dan zullen, zooals de geneesheer-generaal ver klaarde, de Philippino's elk hun eigen eiland verdedigen. „Elk man verdedigt zijn eigen haardvuur en zulk een leger is steeds on overwinnelijk gebleken", heeft de genees heer-generaal gezegd. Hij had eerder kun nen zeggen: „En zulk een hopeloos verdeeld en gescheiden leger is in de geschiedenis steeds verslagen." Verkrijgen de Philippijnen in 1946 werke lijk volkomen onafhankelijkheid en trekken de Amerikanen zich terug uit het westelijk deel van den Stillen Oceaan? Op dit oogen- blik valt er niets met eenige zekerheid te voorspellen. Alles hangt af van de stem ming in Amerika en van de aanslaande presidentsverkiezing. Engeland bereidt zich op alles voor. Engeland, dat nu herhaaldelijk in wrij ving komt met Japan, bereidt zich op alles voor en is voornemens zijn vloot zoodanig te versterken, dat hij zoowel in Europa als in het Verre Oosten desnoods met kractit kan optreden. Zijn plan is een geheel aparte zelfstandige Aziatische vloot te vormen, die met Singapore als basis Engelands macht in het Verre Oosten kan handhaven. Enge lands optreden daar, zal dan geheel onaf hankelijk zijn van de gebeurtenissen in Europa, wat thans niet het geval is. Frank rijk bouwt ook aan zijn vloot en heeft de garnizoenen in Indo-China reeds versterkt. In Nederland bestaan plannen voor den bouw van „slagkruisers"'. Amerika geeft enorme bedragen uit voor de versterking van zijn vloot, maar met welk doel? Zal het zich handhaven in het westelijk deel van den Stillen Oce aan en dus boven de Philippijnen de Amerikaansche vlag laten wapperen of zal het zich terugtrekken op zijn Oostkust? Een beangstigende vraag voor alle landen, die in het Verre Oosten groote belangen hebben maar ook voor andere Europeesche lan den, want het vraagstuk van oor log en vrede in Europa houdt nauw verband met de gebeurtenissen ia het Verre Oosten. Komt het hier tot een strijd, waarbij Frankrijk en Engeland betrokken zijn, dan krijgen de tegenstanders van die landen in Europa de banden meer vrij, wat geen aanlokkelijk vooruitzicht is voor de rust in dat oude werelddeel. De vrede in Europa en de vrede in het Verre Oosten staan in zeer nauw 'verband met elkander. J. K. BREDERODE. WAANZINNIGE RECORDS DER LEVENS MIDDELEN-VERNIETIGING. Niet te stelpen overvloeden van kost bare producten leidden in sommige landen tot het verschrikkelijk bedrijf der vernietiging. In andere landen bestaat gebrek, maar men kan de transportkosten voor die beschikbare voorraden niet betalen. Het is een even zonderlinge als paradoxale gedachte dat er sprake is van overvloed van levens- en voedingsmiddelen in een tijdperk van economische crisis, waaraan geen land en geen streek ter wereld ontkwam. Niets is eenvoudiger dan vast te stellen dat er ergens in de wereldorganisatie een fout Schuilen moet wanneer het gebeuren kan dat ontzaglijk omvangrijke massa's levens middelen wegens overvloed vernietigd wor den, terwijl terzelfder tijd duizenden men- schen gebrek lijden en het allemoodigste ontberen. Terwijl de levensmiddelen in het eene land op aarde gedistribueerd moeten worden en ze slechts in beperkte hoeveelhe den mogen worden verkocht ten einde te voorkomen dat de voorraden op zeker oogen- blik zijn uitgeput, worden gansche hoeveel heden van hetzelfde product op een ander plekje ter wereld verbrand of over boord gegooid. Er moet iets, niet in orde zijn. Koffie als brandstof. 66.500.000 Zakken koffie zijn in den loop der laatste 10 jaren in Brazilië deels in zee geworpen, deels verbrand of verwerkt tót mestsoorten of brandstof. Een groot gedeelte der koffieplantages is met behulp van enor me financieele offers van den staat, veran derd en ingesteld op het verbouwen van an dere producten. In weerwil van dit alles is 't niet gelukt het spook van een ontzaglijke economische catastrophe voor het land als gevolg van den val der prijzen op de wereld- koffiemarkt te verdrijven. I>e koffieoogst van dit jaar leverde 22 mil- lioen zakken op. In het allergunstigste ge val zullen slechts 17 millioen zakken omge zet kunnen worden, maar waarschijnlijk zal dit getal 15 millioen bedragen. Want de overige koffie-produceerende landen bereik ten met 13 millioen tegenover 10 millioen het vorig jaar al evenzeer een bijzonder gunsti ge oogst. De Braziliaansche overheid zal dus opnieuw moeten overgaan tot het vernie tigen van 5 tot 8 millioen zakken koffie. Se dert vijf jaar worden de verbouwers al niet meer schadeloos gesteld voor hun verlies; slechts wordt hun de kosten van den zak vergoed. De graan-verniefiging in Amerika. Nog veel ernstiger en dreigender is wel licht de toestand van de boeren in Amerika. De oogsten van mais, rijst, koren, tabak, ka toen en fruit overtreffen die van het vorig jaar vele malen. De afzetmogelijkheden wor den, niet ten laatste door de autarkie-ten- denzen der dictatuurstaten, steeds meer be perkt. 900.000 Wagons koren, 150.000 wa gons rijst, 6 millioen varkens, 600.000 koeien, 20 millioen ton vleeschcon- serven en ontzaglijke voorraden fruit, groente en melk moesten in den loop der laatste acht jaar reeds vernie tigd worden en dat nog wel met be hulp van de regeering. In een enkel oogenblik werden enorme voorraden tabak en mais vernietigd. Deze vernietiging kostte 928 millioen dol lar. Slechts 203 millioen van dit bedrag zullen „productief" gebruikt kunnen wor den, deels voor aankoop van levensmidde len door den staat, die dan verdeeld kun- nen worden onder de werkloozen, deels voor dumping-doeleinden. Maar niet minder dan 725 millioen dollar zal aan de boeren worden uitbetaald, ten einde hen te ver plichten hun akkers braak te laten liggen, den veestand niet te vergrooten, maar veel eer te verkleinen, (door slachtingen die geen zin hebben, omdat er geen omzetgebied voor vleesch is), hun mais- en korenvoorra- den te laten verrotten en als mest te ge bruiken. Al vijf jaar geleden moest een der gelijke vernietigingsbeslissing genomen wor den en wie weet koevele er nog volgen zul len. Ossevleesch als varkensvoer. Een bijzonder tragisch karakter heeft de levensmiddelen-overvloed voor Denemar ken. Dit kleine land brengt meer koeien en varkens voort dan het kan omzetten. Enge land, Frankrijk en Duitschland hebben hun boter-invoer beperkt. De Duitsche in voer van ossevleesch is al tot een fractie van die van voor den oorlog ingekrompen. De Deensche poging om vleeschconserven op de wereldmarkt te brengen mislukte volkomen, aangezien de Argentiniërs hun geconserveerd vleesch verkoopen tegen een prijs die nauwelijks hooger ligt dan de fa- brikatiekosten van de ldikverpakking. Er bleef maar één enkele uitweg over en die werd reeds in den herfst van 1933 bewan deld: iedere week worden duizenden stuks rundvee vernietigd. Zes procent daarvan kunnen wor den gebruikt voor de fabricatie van zeep en enkele andere producten; de rest verdwijnt in een door de regee ring gestichte speciale fabriek, om te worden verwerkt tot vleeschkoe- ken. die... als varkensvoer worden gebruikt Deze met Deensch rundvleesch gevoerde varkens verdwijnen naar Engeland, waar zij zeer gewaardeerd worden,. Maar onlangs is ook Nieuw Zeeland met den uitvoer van varkensvleesch begonnen en de Deensche veefokkers zien met schrik den dag nade ren, waarop de solidariteit der economische politiek hen ook nog de laatste afzetmoge lijkheid zal ontnemen. Verbijsterende cijfers. Volgens de economische statistieken van den Volkenbond zijn in den loop der laatste acht jaar in Argentinië 550.000 lammeren, in de Zuid-Afrikaansche Unie 500.000 run deren, in Cuba 33 millioen ton rietsuiker en in Amerika 10 millioen ton katoen ver nietigd. De vernietiging van deze zoo be langrijke producten en stoffen was noodza kelijk om prijsstortingen op de wereld markt te voorkomen. Prijsstortingen, die an ders millioenen menschen getroffen en tot den hongerdood gedreven zouden hebben. Tóch hongersnood. Maar dat neemt niet weg dat in Azië nog jaarlijks honderdduizenden menschen door den hongersnood te gronde gaan. Een klein deel slechts van deze vernietigde levensmid delen zou dit rampzalige noodlot hebben kunnen voorkomen. De overproductielan- den, zelf verstikkend in hun overvloed, heb- Somwijlen doet het deugd te laten we ten, dat generaal Tsjang Ping Pang de stad Ping Pang Tsjang bijna heeft omsingeld of dat minister Groszmaul von Holhaupt zijn drie-en-dertigste donderrede van de maand heeft gehouden. Somwijlen Maar zeker zou het deugd doen als mi* nister de Geer zijn belasting-kommiezen niet meer k raison van twintig gulden in de week als heer vermomde, maar ze een nét halfsleetsch uniformpje aantrok, want beter bewijs van de berooide staat van 's lands finantiën had vader Fiscus niet kun nen leveren dan deze ambtenaren-met-van- alles-op-een-koopje-aan-het lijf midden op dazen weg naar het vacantieoord neer te zetten om rijwielplaatjesslachtoffers te ma ken. En toch, anderzijds was dan onze heer- lijike, onverwoestbare volkshumor weer niet tot uiting gekomen... De oogst was rijkelijk dezen middag en menig argeloos vacantiegangstertje, pas van huis, vol van idealen, had reden om te weenen als „bloemen in den knop gebro ken en in den ochtend van hun bloei ver gaan" Bij de komst van acht blootgekuite, kort- bruingebroekte en roodwitgeblokbloesde jon ge vrouwen zal de grafische statistiek van het aantal bekeuringen door den ambtenaar in functie gemaakt een sterke buiging naar boven vertoond hebben. Acht rijwielen acht plaatjes, gloed nagelfonkeinieüw, maar... in den zak, zoodat de acht bekeu ringen onherroepelijk volgden. De kleine man in zijn slobberig pakje, schreef en incasseerde. De dames mopperden, bedachten vernuf tige bedenksels om zich de kostbare kwar tjes te' besparen, maar betaalden... Eén-nul voor den fiscus. Mies, zei een bruine krullebol, 't Is de laatste keer dat meneer je heeft kunnen be keuren. Pas op uw woorden dame, fronste de ambtenaar. U wordt toch overgeplaatst naar Berlijn? Naar Berlijn? U gaat toch een handeltje met Hitier ma ken? Met Hitier? En terwijl Mies en Greet en Corry en de anderen opnieuw trachtten warm te wor den voor hun verkoelde idealen en weer opstapten, scoorde Willy, de bruine krul lebol, den gelijkmaker... Ja, naar Berlijn, daar hebben ze tekort levensruimte en U heeft te veel levens ruimte onder Uw vessie. Dag meneer... Ach, somwijlen doet het deugd te laten weten dat... Somwijlen! ben zich bij voortduring bereid verklaard hun „vernietigingsvoorraden" af te staan ten behoeve van de bedreigde gebieden. Het eenige wat zij verlangen is de vergoe ding der transportkosten. En die zijn blijk baar niet op te brengen. Vandaar dat. ginds menschen omkomen door gebrek aan wat elders in overvloed wordt vernietigd; van daar dat de „honger door overvloed" onaf wendbaar blijkt... Woningen van christelijke Phillppino'». Men kan in deze dagen geen krant open slaan, of men leest over „vijf en twintig jaar geleden", toen eenige honderdduizenden Ne derlandsche jonge en oudere mannen in mili tairen dienst waren, om onze grenzen te be waken en onze neutraliteit, zoo noodig, met de wapenen te verdedigen. Meestal bestaan deze herinneringen echter uit oorlogsgebeur tenissen in den vreemde, hoewel in ons land toch ook aan verschillende voorvallen herin nerd mag worden, welke men 25 jaar geleden welk 'n korte, maar onbewogen tijd! meemaakte. Het hoeft geen verwondering te baren, dat in de vier jaren, dat onze mannen gemobiliseerd waren, alles in het werk gesteld werd, om den geest van den troep zoo goed mogelijk te doen zijn. De vrije tijd moest be nut worden, wilde de soldaat niet gaan „kan keren": een veel-geliefd en gebezigd woord, dat nu niet bepaald de beste bedoelingen aan geeft! Vandaar, dat al vrij spoedig na den lsten Augustus 1914 een Bureau „Ontwikke ling en Ontspanning" onder het commando van wijlen den Generaal Kleynhens opgericht werd; een instantie, die in velerlei opzichten zeer nuttigen arbeid verricht heeft. Een van de maatregelen, welke zij nam, was o.m het in voeren van een „Zangbundel", voor de gemobi- liseerden. Wie in die dagen 's konings wapen rok gedragen heeft, zal zich dit licht-blauwe, 48 bladzijden tellende boekske, dat precies in de bovenzak van de tuniek paste, ongetwijfeld nog herinneren! De eerste indrukken van dezen zangbundel waren maar matig, zelf zeer matig. De jon gens vonden 't overbodig: zij hadden toch im mers hun eigen soldatenliedjes, die nu eenmaal onafscheidelijk bij den militairen behooren? Welk goed soldaat en welke oud-gemobili seerde kent niet het liedje dat op 't „afzwaaien" betrekking heeft: En dan zegt de kap'tein: Geef dat rommeltje aan mijn! En dan zegt de fourier: Geef die rnou maar hier! En ik zal 't wel voor jou bewaren, Tot je weer voor 'n maandje komt! bis. Aardige en vlotte marschmelodie, maar niet die woorden, waarmee de legerautoriteiten van a tot z accoord konden (kunnen) gaan. Nog minder was dit 't geval met het bij mili tairen algemeen bekende: Maar eenmaal komt de tijd, Dat we de rgaan verlaten, enz. Er was dus in die dagen naar een „surro gaat" gezocht, dat na veel wikken en wegen werd uitgegeven „op last van het Ministerie van Oorlog": de „Zangbundel voor het Neder landsche Leger". Intusschen deze naam was voor den gewonen soldaat véél te deftig: zangbundel, hoe kreeg men 't in z'n hoofd En al heel gauw was er bij 't Veldleger een andere, volkomen populaire naam gevonden, al ge tuigde die nu niet bepaald van veel eerbied: het „Gezangenboek van den veldprediker". In dit „gezangenboek" werd den soldaat den tekst van 64 vaderlandsche liedjes voorgezet: de muziek (toonzetting) bleef achterwege. De melodie moest veelal worden ingestudeerd' tijdens zanglessen, die „dienst" waren: com- munituy-singing in cantines, geïmproviseerde cantines of wel in de open lucht. Critsch van aanleg eigenschap van een goeden Neder- landschen soldaat, die ook niet zonder humor is kon men al spoedig de noodige °-oede opmerkingen" vernemen, welke de officieren toen maar niet al te nauw namen. Er kwamen in dezen bundel die bevint met het „Wilhelmus", gevolgd door Frysk Folksliet" en „Limburg mijn Vaderland" liedjes voor, waarvoor de gemobiliseerde niets, maar dan ook hoegenaamd niets voelde, welke hij niet verkoos te zingen, om de eenvoudige reden, wijl hij de melodie maar niet te pakken kon krijgen, of niet in zich wilde opnemen. En vanzelfsprekend kon de heele compagnie 't dan niet! Veel te „teer" en te „zoet" vonden zij nummer 17: „Des winters, als het reghent", hoe mooi de melodie hiervan dan ook moge zijn. Neen, dan de liedekens van Emiel Hulle- broeck: Tineke van Heule en De Gilde viert! Die waren 'favoriet, die kon men in en buiten diensttijd hooren zingen of fluiten, dikwijls in koor. Begrijpelijk, want deze vlotte Vlaamsche lidejes „spraken" tot den soldaat. Doch niets ging er in die dagen boven nummer 49, „As pirine", van wijlen Dirk Witte: Als je op de tafel kijkt, Van den dokter, van den dokter, En: Aspirine voor je beenen, Aspirine voor je buik Tegen blaren op je teenen En als je soms je pols verstuikt. Aspirine voor je oudje, Aspirine voor je hond. Aspirine voor je vrouwtje, Als er weer een kleintje komt. De soldaat in de mobilisatie-jaren zwoer in derdaad „trouw aan d'asperien", d.w.z. bij zong 't maar wat graag (slikte het overigens minder graag!). En op ,elke zangles moest dit er toch altijd even bij komen. Wonder, dat 't dén best ging! De aanvankelijke koelheid voor den offi- cieelen zangbundel maakte echter allengs plaats voor betere gedachten, en in 1918 waren zeker talrijke nummers met recht „ingebur gerd". De „lessen" waren ook niet langer taboe, zooals aanvankelijk hier en daar wel 't geval was: zij konden in de oogen van Jan-soldaat genade vinden. Hoe goed de bedoelingen ook waren, om den zang in het gemobiliseerde leger op hooger peil en in goede banen te brengen, toch gingen de échte soldatenliedjes nóóit ver- oren. „We gaane naar de Kamp van Zeist laat zich nu eenmaal niet verdringen door een „nummertje uit 't gezangenboek van den veld prediker". En evenmin „Madeion" of „It 3 long way to Tipperary", dat lacht U niet- een tijdlang verboden was voor den troep, waarschijnlijk, omdat het niet heelemaal met de Nederlandsche neutraliteit overeenstemde-* Als men thans, vijf-en-twintig jaar later, dezen „gezangenbundel" nog eens naslaat (w® hem althans bewaard heeft), denkt men onwil lekeurig weer terug aan den tijd, dat duizen- den, ver van hun gezinnen, ook door „zing? en zanglessen" de gelegenheid kregen, om lange, lange maanden van het mobilisatie- staan, door te komen. Al of niet met des do ters asperien!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 14