De Philippino's probeeren
Honger door overvloed
een leger te vormen
Levensruimte
Kun
nog zingent zing
dan mee!
In 1946 heeft men reeds veertig „muskieten"
GEEN GELD WEL MANNEN
Vijf en twintig jaar geleden:
je
Hoe de Nederlandsche soldaat in de mobilisatie
jaren leerde zingen
„Het Gezangenboek van den veldprediker"
De vrede in Europa staat in
nauw verband met den toestand
in het Verre Oosten.
MANILLA.
In deze ongelukkige wereld beteekenen
vrijheid en Onafhankelijkheid alleen iets, als
men de wapens heeft om zich te verdedigen
en ook bereid is om van die wapens zoo noo-
dig gebruik te maken. Zij, die dit nog niet
inzagen, hebben het kunnen leeren uit het
.voorbeeld van Tsjecho-Slowakije.
Op de Philippijnen is men daarom reeds
nu met de vorming van een leger en een
soort oorlogsvloot begonnen, maar een groot
bezwaar is de enorme uitgestrektheid van
het gebied. Van het noorden tot het zuiden
strekt de Archipel zich met 7083 gröote en
kleine eilanden uit over een afstand van
ruim zestienhonderd kilometers, een afstand,
grooter dan die van- Rome naar Kopenhagen,
Soms kan men Philippino's hooren zeggen:
„Wij hebben bijna tweemaal zooveel inwo
ners als België of Nederland, meer dan
Joego-Slavië of Roemenië en kunnen dus
een sterk leger vormen.
Zelfs nog koppensnellers.
De bewoners van de Philippijnen zijn ech
ter gedeeltelijk nog zeer achterlijk; er zijn
zelfs nog „koppensnellers" onder. Dezer da
gen nog werd zoo'n koppensneller veroor
deeld. Hij had willen trouwen, doch zijn
aanstaande schoonmoeder had den eisch ge
steld, dat hij eerst het hoofd van een chris
ten moest afsnijden „om geluk te brengen".
De jongeman had het hoofd afgesneden van
den eersten den besten christen, dien hij te
genkwam en nu zit hij voor acht jaar in de
gevangenis.
Geen geld, wèl mannen.
Maar ook, de Philippino's zijn arm, of, om
het nauwkeuriger uit te drukken, zij be
schikken niet over veel geld. Het inkomen
van den staat bedraagt ongeveer de helft
van wat Nederland alleen voor zijn verdedi
ging uitgeeft. Manschappen zijn er genoeg.
De jaarlijksche lichting bedraagt veertigdui
zend man en dit getal kan zoo noodig on
geveer verdubbeld worden. Maar om al die
mannen afdoende te bewapenen, daarvoor
is geld, heel veel geld noodig en dat ont
breekt.
Een eilandenrijk moet, naar het voorbeeld
van Engeland, in de eerste plaats verdedigd
worden door een vloot, maar daar staat men
weder voor het financiéele bezwaar. Een
vloot, die het met eenige kans op succes op
zou kunnen nemen tegen de vloot van den
waarschijnlijken tegenstander, Japan, kost
schatten en die schatten hebben de Philip
pijnen niet ter bescbikk.ing. Men heeft reeds
eenige kleine motor-torpedobooten aange
kocht, die men hier „muskieten" noemt en
men berekent, dat men er in 19-46, het jaar
„der onafhankelijkheid", veertig zal hebben.
Maar een tegenstander zal ook in het be
zit zijn van dergelijke „muskieten" en zal
bovendien nog beschikken over onderzeeërs
kruisers en slagschepen, die de Philippijnen
in verband met de kosten, onmogelijk kun
nen aanschaffen.
Een dokter als generaal.
Chef van den staf van het Philip-
pijnsche leger iseen genees
heer, die in Frankrijk, Duitschland
en Spanje medicijnen studeerde en
werkelijk, naar ik algemeen ook van
Europeanen en Amerikanen hoorde,
een zeer bekwaam dokter is. Hoe is
hij echter als generaal?
Oorlogservaring als dokter heeft hij. Ge
durende den wereldoorlog was hij officier
van gezondheid, eerst in het Fransche le
ger en later bij de Amerikanen. Hoewel hij
thans generaal is, heeft hij zijn oude beroep
er nog niet geheel aan gegeven. Overdag zit
hij op het departement van oorlog, maar
's avonds ontvangt hij als dokter nog wel
oude kennissen en oude patiënten. Hij ge
niet een groote vermaardheid als operateur,
maar daarmede is hij niet tevreden: hij wil
generaal zijn.
Onder hem staat de eenige Philippijnsclie
officier, die werkelijk een studie als opper-
officier doorloopen heeft, generaal Lim. Hij
ontvingt zijn officiersopleiding aan de Ame-
rikaansche militaire academie (West Point)
en volgde daarna de Amerikaansche lioo-
gere krijgsschool (War College). Het plan
bestaat hem te benoemen tot chef van den
generalen staf, maar de „dokter" wil het
veld niet ruimen.
Men wil den dokter-generaal benoemen
tot secretaris (minister) van openbare ge
zondheid, maar naar ik vernam, gevoelt hij
daarvoor heel weinig en wenscht hij „ge
neraal te blijven.
Philippijnsche soldaten zijn mu
zikaal!
In één opzicht overtreft het nog jonge
Philippijnsche leger vrijwel alle legers in de
we"reld en dat isin zijn muziek. Het
Philippijnsche leger heeft vele muziekkorp
sen en één is niet minder dan honderd man
sterk en moet inderdaad buitengewoon goed
zijn. In een vorig artikel schreef ik reeds
over de muzikaliteit der Philippino's. Dit
muziekkorps bevindt zich thans in Amerika,
zoodat ik het niet heb kunnen hooren.
Maarmet muziek wint men geen
veldslagen.
Men is thans bezig op de Philippijnen
geestdrift te wekken voor het leger. Men
geeft toe, dat bij een oorlog van de Philip
pijnen tegen welke mogendheid ook, de ver
bindingen tusschen de verschillende eilan
den zullen worden verbroken, doch dan
zullen, zooals de geneesheer-generaal ver
klaarde, de Philippino's elk hun eigen eiland
verdedigen. „Elk man verdedigt zijn eigen
haardvuur en zulk een leger is steeds on
overwinnelijk gebleken", heeft de genees
heer-generaal gezegd. Hij had eerder kun
nen zeggen: „En zulk een hopeloos verdeeld
en gescheiden leger is in de geschiedenis
steeds verslagen."
Verkrijgen de Philippijnen in 1946 werke
lijk volkomen onafhankelijkheid en trekken
de Amerikanen zich terug uit het westelijk
deel van den Stillen Oceaan? Op dit oogen-
blik valt er niets met eenige zekerheid te
voorspellen. Alles hangt af van de stem
ming in Amerika en van de aanslaande
presidentsverkiezing.
Engeland bereidt zich op alles voor.
Engeland, dat nu herhaaldelijk in wrij
ving komt met Japan, bereidt zich op alles
voor en is voornemens zijn vloot zoodanig
te versterken, dat hij zoowel in Europa als
in het Verre Oosten desnoods met kractit
kan optreden. Zijn plan is een geheel aparte
zelfstandige Aziatische vloot te vormen, die
met Singapore als basis Engelands macht
in het Verre Oosten kan handhaven. Enge
lands optreden daar, zal dan geheel onaf
hankelijk zijn van de gebeurtenissen in
Europa, wat thans niet het geval is. Frank
rijk bouwt ook aan zijn vloot en heeft de
garnizoenen in Indo-China reeds versterkt.
In Nederland bestaan plannen voor den
bouw van „slagkruisers"'.
Amerika geeft enorme bedragen uit voor de
versterking van zijn vloot, maar met welk
doel?
Zal het zich handhaven in het
westelijk deel van den Stillen Oce
aan en dus boven de Philippijnen de
Amerikaansche vlag laten wapperen
of zal het zich terugtrekken op zijn
Oostkust? Een beangstigende vraag
voor alle landen, die in het Verre
Oosten groote belangen hebben maar
ook voor andere Europeesche lan
den, want het vraagstuk van oor
log en vrede in Europa houdt nauw
verband met de gebeurtenissen ia
het Verre Oosten.
Komt het hier tot een strijd, waarbij
Frankrijk en Engeland betrokken zijn, dan
krijgen de tegenstanders van die landen
in Europa de banden meer vrij, wat geen
aanlokkelijk vooruitzicht is voor de rust in
dat oude werelddeel.
De vrede in Europa en de vrede in het
Verre Oosten staan in zeer nauw 'verband
met elkander.
J. K. BREDERODE.
WAANZINNIGE RECORDS DER LEVENS
MIDDELEN-VERNIETIGING.
Niet te stelpen overvloeden van kost
bare producten leidden in sommige
landen tot het verschrikkelijk bedrijf
der vernietiging. In andere landen
bestaat gebrek, maar men kan de
transportkosten voor die beschikbare
voorraden niet betalen.
Het is een even zonderlinge als paradoxale
gedachte dat er sprake is van overvloed van
levens- en voedingsmiddelen in een tijdperk
van economische crisis, waaraan geen land
en geen streek ter wereld ontkwam. Niets
is eenvoudiger dan vast te stellen dat er
ergens in de wereldorganisatie een fout
Schuilen moet wanneer het gebeuren kan
dat ontzaglijk omvangrijke massa's levens
middelen wegens overvloed vernietigd wor
den, terwijl terzelfder tijd duizenden men-
schen gebrek lijden en het allemoodigste
ontberen. Terwijl de levensmiddelen in het
eene land op aarde gedistribueerd moeten
worden en ze slechts in beperkte hoeveelhe
den mogen worden verkocht ten einde te
voorkomen dat de voorraden op zeker oogen-
blik zijn uitgeput, worden gansche hoeveel
heden van hetzelfde product op een ander
plekje ter wereld verbrand of over boord
gegooid. Er moet iets, niet in orde zijn.
Koffie als brandstof.
66.500.000 Zakken koffie zijn in den loop
der laatste 10 jaren in Brazilië deels in zee
geworpen, deels verbrand of verwerkt tót
mestsoorten of brandstof. Een groot gedeelte
der koffieplantages is met behulp van enor
me financieele offers van den staat, veran
derd en ingesteld op het verbouwen van an
dere producten. In weerwil van dit alles is
't niet gelukt het spook van een ontzaglijke
economische catastrophe voor het land als
gevolg van den val der prijzen op de wereld-
koffiemarkt te verdrijven.
I>e koffieoogst van dit jaar leverde 22 mil-
lioen zakken op. In het allergunstigste ge
val zullen slechts 17 millioen zakken omge
zet kunnen worden, maar waarschijnlijk zal
dit getal 15 millioen bedragen. Want de
overige koffie-produceerende landen bereik
ten met 13 millioen tegenover 10 millioen het
vorig jaar al evenzeer een bijzonder gunsti
ge oogst. De Braziliaansche overheid zal dus
opnieuw moeten overgaan tot het vernie
tigen van 5 tot 8 millioen zakken koffie. Se
dert vijf jaar worden de verbouwers al niet
meer schadeloos gesteld voor hun verlies;
slechts wordt hun de kosten van den zak
vergoed.
De graan-verniefiging in Amerika.
Nog veel ernstiger en dreigender is wel
licht de toestand van de boeren in Amerika.
De oogsten van mais, rijst, koren, tabak, ka
toen en fruit overtreffen die van het vorig
jaar vele malen. De afzetmogelijkheden wor
den, niet ten laatste door de autarkie-ten-
denzen der dictatuurstaten, steeds meer be
perkt.
900.000 Wagons koren, 150.000 wa
gons rijst, 6 millioen varkens, 600.000
koeien, 20 millioen ton vleeschcon-
serven en ontzaglijke voorraden fruit,
groente en melk moesten in den loop
der laatste acht jaar reeds vernie
tigd worden en dat nog wel met be
hulp van de regeering. In een enkel
oogenblik werden enorme voorraden
tabak en mais vernietigd.
Deze vernietiging kostte 928 millioen dol
lar. Slechts 203 millioen van dit bedrag
zullen „productief" gebruikt kunnen wor
den, deels voor aankoop van levensmidde
len door den staat, die dan verdeeld kun-
nen worden onder de werkloozen, deels
voor dumping-doeleinden. Maar niet minder
dan 725 millioen dollar zal aan de boeren
worden uitbetaald, ten einde hen te ver
plichten hun akkers braak te laten liggen,
den veestand niet te vergrooten, maar veel
eer te verkleinen, (door slachtingen die geen
zin hebben, omdat er geen omzetgebied
voor vleesch is), hun mais- en korenvoorra-
den te laten verrotten en als mest te ge
bruiken. Al vijf jaar geleden moest een der
gelijke vernietigingsbeslissing genomen wor
den en wie weet koevele er nog volgen zul
len.
Ossevleesch als varkensvoer.
Een bijzonder tragisch karakter heeft de
levensmiddelen-overvloed voor Denemar
ken. Dit kleine land brengt meer koeien en
varkens voort dan het kan omzetten. Enge
land, Frankrijk en Duitschland hebben
hun boter-invoer beperkt. De Duitsche in
voer van ossevleesch is al tot een fractie
van die van voor den oorlog ingekrompen.
De Deensche poging om vleeschconserven
op de wereldmarkt te brengen mislukte
volkomen, aangezien de Argentiniërs hun
geconserveerd vleesch verkoopen tegen een
prijs die nauwelijks hooger ligt dan de fa-
brikatiekosten van de ldikverpakking. Er
bleef maar één enkele uitweg over en die
werd reeds in den herfst van 1933 bewan
deld: iedere week worden duizenden stuks
rundvee vernietigd.
Zes procent daarvan kunnen wor
den gebruikt voor de fabricatie van
zeep en enkele andere producten; de
rest verdwijnt in een door de regee
ring gestichte speciale fabriek, om
te worden verwerkt tot vleeschkoe-
ken. die... als varkensvoer worden
gebruikt
Deze met Deensch rundvleesch gevoerde
varkens verdwijnen naar Engeland, waar zij
zeer gewaardeerd worden,. Maar onlangs
is ook Nieuw Zeeland met den uitvoer van
varkensvleesch begonnen en de Deensche
veefokkers zien met schrik den dag nade
ren, waarop de solidariteit der economische
politiek hen ook nog de laatste afzetmoge
lijkheid zal ontnemen.
Verbijsterende cijfers.
Volgens de economische statistieken van
den Volkenbond zijn in den loop der laatste
acht jaar in Argentinië 550.000 lammeren,
in de Zuid-Afrikaansche Unie 500.000 run
deren, in Cuba 33 millioen ton rietsuiker
en in Amerika 10 millioen ton katoen ver
nietigd. De vernietiging van deze zoo be
langrijke producten en stoffen was noodza
kelijk om prijsstortingen op de wereld
markt te voorkomen. Prijsstortingen, die an
ders millioenen menschen getroffen en tot
den hongerdood gedreven zouden hebben.
Tóch hongersnood.
Maar dat neemt niet weg dat in Azië nog
jaarlijks honderdduizenden menschen door
den hongersnood te gronde gaan. Een klein
deel slechts van deze vernietigde levensmid
delen zou dit rampzalige noodlot hebben
kunnen voorkomen. De overproductielan-
den, zelf verstikkend in hun overvloed, heb-
Somwijlen doet het deugd te laten we
ten, dat generaal Tsjang Ping Pang de stad
Ping Pang Tsjang bijna heeft omsingeld
of dat minister Groszmaul von Holhaupt
zijn drie-en-dertigste donderrede van de
maand heeft gehouden.
Somwijlen
Maar zeker zou het deugd doen als mi*
nister de Geer zijn belasting-kommiezen
niet meer k raison van twintig gulden in
de week als heer vermomde, maar ze een
nét halfsleetsch uniformpje aantrok, want
beter bewijs van de berooide staat van 's
lands finantiën had vader Fiscus niet kun
nen leveren dan deze ambtenaren-met-van-
alles-op-een-koopje-aan-het lijf midden op
dazen weg naar het vacantieoord neer te
zetten om rijwielplaatjesslachtoffers te ma
ken.
En toch, anderzijds was dan onze heer-
lijike, onverwoestbare volkshumor weer niet
tot uiting gekomen...
De oogst was rijkelijk dezen middag en
menig argeloos vacantiegangstertje, pas
van huis, vol van idealen, had reden om te
weenen als „bloemen in den knop gebro
ken en in den ochtend van hun bloei ver
gaan"
Bij de komst van acht blootgekuite, kort-
bruingebroekte en roodwitgeblokbloesde jon
ge vrouwen zal de grafische statistiek van
het aantal bekeuringen door den ambtenaar
in functie gemaakt een sterke buiging
naar boven vertoond hebben. Acht rijwielen
acht plaatjes, gloed nagelfonkeinieüw,
maar... in den zak, zoodat de acht bekeu
ringen onherroepelijk volgden.
De kleine man in zijn slobberig pakje,
schreef en incasseerde.
De dames mopperden, bedachten vernuf
tige bedenksels om zich de kostbare kwar
tjes te' besparen, maar betaalden...
Eén-nul voor den fiscus.
Mies, zei een bruine krullebol, 't Is de
laatste keer dat meneer je heeft kunnen be
keuren.
Pas op uw woorden dame, fronste de
ambtenaar.
U wordt toch overgeplaatst naar Berlijn?
Naar Berlijn?
U gaat toch een handeltje met Hitier ma
ken?
Met Hitier?
En terwijl Mies en Greet en Corry en de
anderen opnieuw trachtten warm te wor
den voor hun verkoelde idealen en weer
opstapten, scoorde Willy, de bruine krul
lebol, den gelijkmaker...
Ja, naar Berlijn, daar hebben ze tekort
levensruimte en U heeft te veel levens
ruimte onder Uw vessie. Dag meneer...
Ach, somwijlen doet het deugd te laten
weten dat... Somwijlen!
ben zich bij voortduring bereid verklaard
hun „vernietigingsvoorraden" af te staan
ten behoeve van de bedreigde gebieden.
Het eenige wat zij verlangen is de vergoe
ding der transportkosten. En die zijn blijk
baar niet op te brengen. Vandaar dat. ginds
menschen omkomen door gebrek aan wat
elders in overvloed wordt vernietigd; van
daar dat de „honger door overvloed" onaf
wendbaar blijkt...
Woningen van christelijke Phillppino'».
Men kan in deze dagen geen krant open
slaan, of men leest over „vijf en twintig jaar
geleden", toen eenige honderdduizenden Ne
derlandsche jonge en oudere mannen in mili
tairen dienst waren, om onze grenzen te be
waken en onze neutraliteit, zoo noodig, met
de wapenen te verdedigen. Meestal bestaan
deze herinneringen echter uit oorlogsgebeur
tenissen in den vreemde, hoewel in ons land
toch ook aan verschillende voorvallen herin
nerd mag worden, welke men 25 jaar geleden
welk 'n korte, maar onbewogen tijd!
meemaakte. Het hoeft geen verwondering te
baren, dat in de vier jaren, dat onze mannen
gemobiliseerd waren, alles in het werk gesteld
werd, om den geest van den troep zoo goed
mogelijk te doen zijn. De vrije tijd moest be
nut worden, wilde de soldaat niet gaan „kan
keren": een veel-geliefd en gebezigd woord,
dat nu niet bepaald de beste bedoelingen aan
geeft! Vandaar, dat al vrij spoedig na den
lsten Augustus 1914 een Bureau „Ontwikke
ling en Ontspanning" onder het commando van
wijlen den Generaal Kleynhens opgericht werd;
een instantie, die in velerlei opzichten zeer
nuttigen arbeid verricht heeft. Een van de
maatregelen, welke zij nam, was o.m het in
voeren van een „Zangbundel", voor de gemobi-
liseerden. Wie in die dagen 's konings wapen
rok gedragen heeft, zal zich dit licht-blauwe,
48 bladzijden tellende boekske, dat precies in
de bovenzak van de tuniek paste, ongetwijfeld
nog herinneren!
De eerste indrukken van dezen zangbundel
waren maar matig, zelf zeer matig. De jon
gens vonden 't overbodig: zij hadden toch im
mers hun eigen soldatenliedjes, die nu eenmaal
onafscheidelijk bij den militairen behooren?
Welk goed soldaat en welke oud-gemobili
seerde kent niet het liedje dat op 't „afzwaaien"
betrekking heeft:
En dan zegt de kap'tein:
Geef dat rommeltje aan mijn!
En dan zegt de fourier:
Geef die rnou maar hier!
En ik zal 't wel voor jou bewaren,
Tot je weer voor 'n maandje komt!
bis.
Aardige en vlotte marschmelodie, maar niet
die woorden, waarmee de legerautoriteiten
van a tot z accoord konden (kunnen) gaan.
Nog minder was dit 't geval met het bij mili
tairen algemeen bekende:
Maar eenmaal komt de tijd,
Dat we de rgaan verlaten,
enz.
Er was dus in die dagen naar een „surro
gaat" gezocht, dat na veel wikken en wegen
werd uitgegeven „op last van het Ministerie
van Oorlog": de „Zangbundel voor het Neder
landsche Leger". Intusschen deze naam was
voor den gewonen soldaat véél te deftig:
zangbundel, hoe kreeg men 't in z'n hoofd En
al heel gauw was er bij 't Veldleger een andere,
volkomen populaire naam gevonden, al ge
tuigde die nu niet bepaald van veel eerbied:
het „Gezangenboek van den veldprediker". In
dit „gezangenboek" werd den soldaat den tekst
van 64 vaderlandsche liedjes voorgezet: de
muziek (toonzetting) bleef achterwege. De
melodie moest veelal worden ingestudeerd'
tijdens zanglessen, die „dienst" waren: com-
munituy-singing in cantines, geïmproviseerde
cantines of wel in de open lucht. Critsch van
aanleg eigenschap van een goeden Neder-
landschen soldaat, die ook niet zonder humor
is kon men al spoedig de noodige °-oede
opmerkingen" vernemen, welke de officieren
toen maar niet al te nauw namen.
Er kwamen in dezen bundel die bevint
met het „Wilhelmus", gevolgd door Frysk
Folksliet" en „Limburg mijn Vaderland"
liedjes voor, waarvoor de gemobiliseerde niets,
maar dan ook hoegenaamd niets voelde, welke
hij niet verkoos te zingen, om de eenvoudige
reden, wijl hij de melodie maar niet te pakken
kon krijgen, of niet in zich wilde opnemen. En
vanzelfsprekend kon de heele compagnie 't dan
niet! Veel te „teer" en te „zoet" vonden zij
nummer 17: „Des winters, als het reghent",
hoe mooi de melodie hiervan dan ook moge
zijn.
Neen, dan de liedekens van Emiel Hulle-
broeck: Tineke van Heule en De Gilde viert!
Die waren 'favoriet, die kon men in en buiten
diensttijd hooren zingen of fluiten, dikwijls in
koor. Begrijpelijk, want deze vlotte Vlaamsche
lidejes „spraken" tot den soldaat. Doch niets
ging er in die dagen boven nummer 49, „As
pirine", van wijlen Dirk Witte:
Als je op de tafel kijkt,
Van den dokter, van den dokter,
En:
Aspirine voor je beenen,
Aspirine voor je buik
Tegen blaren op je teenen
En als je soms je pols verstuikt.
Aspirine voor je oudje,
Aspirine voor je hond.
Aspirine voor je vrouwtje,
Als er weer een kleintje komt.
De soldaat in de mobilisatie-jaren zwoer in
derdaad „trouw aan d'asperien", d.w.z. bij
zong 't maar wat graag (slikte het overigens
minder graag!). En op ,elke zangles moest dit
er toch altijd even bij komen. Wonder, dat
't dén best ging!
De aanvankelijke koelheid voor den offi-
cieelen zangbundel maakte echter allengs
plaats voor betere gedachten, en in 1918 waren
zeker talrijke nummers met recht „ingebur
gerd".
De „lessen" waren ook niet langer taboe,
zooals aanvankelijk hier en daar wel 't geval
was: zij konden in de oogen van Jan-soldaat
genade vinden. Hoe goed de bedoelingen ook
waren, om den zang in het gemobiliseerde leger
op hooger peil en in goede banen te brengen,
toch gingen de échte soldatenliedjes nóóit ver-
oren. „We gaane naar de Kamp van Zeist
laat zich nu eenmaal niet verdringen door een
„nummertje uit 't gezangenboek van den veld
prediker". En evenmin „Madeion" of „It 3
long way to Tipperary", dat lacht U niet-
een tijdlang verboden was voor den troep,
waarschijnlijk, omdat het niet heelemaal met
de Nederlandsche neutraliteit overeenstemde-*
Als men thans, vijf-en-twintig jaar later,
dezen „gezangenbundel" nog eens naslaat (w®
hem althans bewaard heeft), denkt men onwil
lekeurig weer terug aan den tijd, dat duizen-
den, ver van hun gezinnen, ook door „zing?
en zanglessen" de gelegenheid kregen, om
lange, lange maanden van het mobilisatie-
staan, door te komen. Al of niet met des do
ters asperien!