TEXEL DE KOOG: PxiAZee KM camera «t pMcwl nuaA <Da Kooq, AMPEERDERS VAN 3 MAANDEN TOT 80 JAAR 't cnitbi|t den de tlaapoo-k- Waarmee een kampeerder zijn dag vult. FOTO'S 3TODIC),MODERN" DEN HELDER. ir>ctvqw> doet ^vichentoej' M VoteA bdict :-: tfx voert de 7 cm ie* kürurte rinnil; <ftu±anert wiot. den. cLacj qekaalcL tot leder spoor van slaap verdwenen Is. Een gezonde ouverture van den dag. Een lichame lijk en geestelijk versterkend bad. Dan komen de zorgen van het eten: maat regelen voor het ontbijt... het middagmaal. Brood moet gehaald worden en aardappelen geschild. Melk gekookt en groenten schoon gemaakt. De rommel van den vorigen dag afgewasschen en de bedden gelucht. En in een goed kamp gebeurt dat alles met een orde en regelmaat, die U zou verbazen als U het zag. En als dat alles klaar is, dan... ja, dan zijn daar de wandelingen. Het tweede bad in zee, het bramenzoeken, het vogels-zien, het bloe men- speuren en... het niets-doen. Want er wordt ook geluierd, aan de stranden van het schoone Texel. Er wordt gesoesd en gemij merd tusschen het wuivende helm en menig uiltje wordt geknapt, liggende tusschen de historische „kopjes". Des avonds is het program altijd vol. Dan rust men uit van de sensatie van den dag. Men laaft zich aan een alcohol-vrij wijntje, uit de gevonden bramen gedistilleerd, men rijdt wat op een gehuurd paard, en men ondergaat de zeer speciale romantiek, die het kampeerleven nu eenmaal eigen is. De jeugd ravot in de duinen. Tracht het Batavieren-dom te lmiteeren door op de jacht te gaan met pijl en boog, gehuld in de meest bizarre bekleedselen. Maar slachoffers worden er niet gemaakt en de vrouwen worden niet verdobbeld. En als de zon gezonken is achter den kim, als de uitdoovende vonk achter de nevelen aan den einder geheel verstoven ls, dan komt men bij elkaar: van tent tot tent. En dan worden die altijd mooie kampliedjes gezon gen met „Sarie Marijs" incluis, terwijl een fluit, een banjo of een guitaar voor de toe passelijke begeleiding zorgen. Het ls op Texel geen „bende". Zoodat men er met een genist geweten z'n minderjarige dochter of zoon heen kan sturen, wat men van Iedere kampeergelegenheid nog niet kan zeggen. Hier liggen in het middengedeelte van het Koogsche kam peer-dal de dames en de gezinnen, terw\jl aan den buitenkant de tijde lijke woonsteden van de heeren der schepping opgeslagen zjjn. Om 11 uur 's avonds moet leder op zjjn eigen deel zijn. Geen vreemde dames dus bij vreemde heeren en omgekeerd. Orde moet er nu eenmaal zijn. Dat dit alles strikt nageleefd wordt, daarvoor zorgen de aangestelde kampwachters, die wel vriende lijk, maar op deze punten onverbiddelijk ple- gen te zijn. Zoo kampeert men op Texel. Zoo wfldt men zich aan het natuurleven. Men vergeet de stad, waar het warm en drukkend is; men laaft zich bij de zee en aan de vrijheid. Men laat zich wiegen op de gol ven en rust uit op een zandtong. 's Avonds houdt men samenspraken met- de sterren, dia als een kleed van brillanten in den hemel hangen. Het is een gezond leven. Men blijft er Jong van. En intens geniet men van de gave van het mensch te mogen zijn. Blinkende toppen.vrr.-* en daartusschen witte tenten. Tenten met oude en Jonge menschen. Met lieden die er een auto op nahouden en met lieden die het aan te zien is, dat ze 's morgens margarine op hun écht Texelsch kug smeeren. Dames en heeren en bon point en dikke armen en idem die men het sporten en turnen aanziet. Men kent hier geen rang en geen stand. De protestant slaapt naast de tent van dan Katholiek en de Jood snurkt lustig in het oor van den Mormoon. En niemand die er aan dénkt zelfs hierin iets te zien, dat tegenwoordig zeldzaam aan het worden is En zoo slaapt... waakt... doezelt en sport... «n luiert men den dag door. Veel etende en niets dan frissche lucht inhappend. De kalve ren en schapen van Texel kijken niet meer op °t om. Ze kennen het schouwspel van deze bonte stoet allang. Over het weer is men dit Jaar vit) goed te spreken. De zwartgalllgen, die men óók onder kampeerders aantreft, niet te na gesproken. En die sarcastisch plegen op te merken, dat „ze heusch over te weinig regen niet te kla gen hebben gehadMaar de optimisten zien het anders: die vonden het uitstekend dat er af en toe eens een malsch buitje valt. Ten eerste ziet alles daarna er weer frisch en groen uit, terwijl voorts het water in het zand vrijwel direct weggezonken is. Tal van kampeerders blijken voorbeelden van waterbouwkundigen te zjjn. Als de tent gezet wordt, graven ze er terzelfder tijd een „fortgracht" om heen. Dit, om bij geval van overstroomingen, wolkbreuken en donderbuien geen gevaar te vreezen, dat de boel zal onder- loopen. En aan hét graven dezer vreedzame stellingen helpen vader, moeder en soms grootmoeder mee. Alle hens. Een andere vraag is: wat voeren die kam peerders daar heel den dag uit? Welnu lezer, U heeft er waarschijnlijk als niet-kampeerder geen idéé van, hóe ontzaglijk druk zoo iemand het heeft Hij begint met op te staan en vervolgens komt het nemen van het natuur-bad. In de Noordzee, in het zilte en zilver-doorzonde water spart en duikt hij Vroeger deden we het anders. Vroeger, en dat vroeger is nog niet eens zoo héél lang geleden, gingen we in onze vacantie ook op reis. We namen dan passage in een salonboot, desnoods in een trein en togen zoo naar Tante Cor en Oom Jan in Amsterdam of 't Haegje, teneinde daar de vrije dagen door te brengen. We waren gekleed in ons beste pak. De zwakke sexe veelal in reform-dress en wy-mannen in altijd te nauwe pantalons, met een vadermoorder aan en in de koffer de jas-met-staldeuren. Ja... zóó gingen wij met vacantie en wij waren zeer tevreden inet ons lot. De jeugd van 1939 doet het anders. En... niet de jeugd alleen. Er is iets sedert enkele decennia ontstaan, dat men kampeer-cultus zou kunnen noemen, kampeer-woede. We gaan kampeeren...: dat wil zeggen, we trekken de natuur in en slaan, inplaats van te overnachten in de klassieke overnachtingsgelegenheden, de hotels, ons leger op ergens in de duinen of de bosschen. Desnoods in een kampeerhuis. Ook de kleedy veranderde. De vadermoorder werd een cowboyhemd, dat losjes over het bloote lijf pleegt te zwie ren en de jas-met staldeuren werd een broekje van mini male afmetingen, waaruit nu eens een fraai-gelijnd damesbeen, dan weer een stevige en rijk-behaarde man- nenkuit te voorschijn pleegt te komen. f Heel Nederland kampeert. Men wil zeggen dat een belangrijk deel onzer samenleving, varieerende tusschen 3 maanden en 80 jaar, er gedurende de maanden Juli en Augustus tusschen uittrekt, teneinde de steedsche drukte en dagelijksche beslommeringen te vergeten. Men trekt God's vrije natuur in, met geen last van overtollige kledingstuk ken, met theepot en fluitketel bungelend achter op de bagage drager. Met een rood lapje om het hoofd en zonder sokken. Men fietst, wandelt of auto't, liefst ganschelijk zonder doel. Ineens is het zwerversinstinct, de oerkracht van het oude vagabondeeren, vaardig over deze categorie geworden. En men trekt er op los en kampeert. Nu eens hier, dan daar. 's-Morgens weet men nog niet waar men 's avonds is. Maar men hapt lucht, men laat zich dag in, dag-uit becalorieën door de vaderlandsche zon, die ook stoven kan, en 's nachts luistert men half-wakend, half slapend naar het ruischen van de zee en het fluisteren van de boomen om tot de conclusie te komen, dat het leven toch het volmaakte zeer dicht kan benaderen. Een van de kampeercentra, die sedert verscheidene jaren sterk in trek zijn is het Texelsch dorpje De Koog. De Koog blijkt voor duizenden Nederlanders ieder jaar opnieuw een magneet te zijn. En dat is niet eens zoo verwonderlijk als men ziet wat den kampeerder hier, op het Vogeleiland, geboden wordt. Het kan er hier, als tenminste de zon schijnt, werkelijk paradijsachtig uitzien en daar men hier én bosch, én zee, én strand bij elkaar vindt, is het begrijpelijk dat een belangrijk contingent van kampeerend Holland zich via de Texelsche boot naar dat De Koogsche paradijs begeeft. Dezer dagen hebben wij ons eens een paar dagen naar De Koog begeven. En wat wij er zagen was zoo dankbaar, dat wij niet kunnen nalaten hier enkele kampeerflitsen weer te geven. Mis schien dat ze in den smaak vallen. Misschien dat ze zoo smaken, dat ook U, niet-kampeerder eens een khaki-broekje aantrekt, een cowboyhemd inschiet en alleen met Uw fiets en een tent er van- doorgaat. Er zou een boek over te schrijven zijn. En dat boek zou dan worden een lofzang op het vrije leven. Het vrije leven, waarnaar we steeds meer snakken, nu we steeds meer degenereeren tot levende machine's, nu de levens-run ons steeds sterker in beslag gaat nemen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 11