Wat merkt men van
den oorlog in Japan?
Werkloozen als
overwegwachters
DRIE MANNEN
EDGAR RICE
BURROUGHS
Amerikaansche embargo
op Japan 1
Morgan S# Roscue
DOOR
105.
Terwijl Tantor door de belde palissaden
heengebroken was, bracht hjj Valthor en Tar-
zan naar buiten in vrijheid. Inmiddels had de
wrede koningin Menofra haar bevelen uitge
schreeuwd. Voor de soldaten waren haar be
velen eenvoudig uit te voeren. „Grjjpt hen!
Doodt hen!" Toen de vluchtelingen de hoofd
poort van het amphitheater voorbij kwamen
en omkeken, zagen zij de eerste troep achter
volgers, die de arena verlieten en naar de
stallen der krijgsolifanten gingen, waar zü op
de ruggen der wachtende dieren klommen.
Enkele minuten later was de achtervolging
in volle gang. Terwijl hun eigen olifant er
met flinke vaart vandoor ging, haalden toch
enkele olifanten van de Atheanianen hen meer
en meer in. „Het zijn de race-dieren", zeide
Valthor. „Maar zij dragen zware vrachten op
hun rug". Tarzan zag het aan zonder veel
hoop op redding; vijf a zes gewapende soldaten
op eiken olifant," zei hij zacht. Valthor knik
te. „Als wij maar een half uur lang vóór
konden blijven, dan zouden wij een grote
kans maken om te ontsnappen". Toen keerde
hij zich om en keek voor zich uit „Kijk!
Daar! De Cathenianen en zij komen om oor
log te voeren. We zitten tussen twee vuren!"
UITERLIJK NIETS MAAR DE DORPEN
HEBBEN VELE VERSCHE GRAVEN.
GEEN GEBREK AAN LEVENSMIDDELEN
GRONDSTOFFEN WORDEN ECHTER
SCHAARSCH.
MEN IS DEN OORLOG NOG NIET MOE,
TOKIO, Augustus 1939.
Wie in Japan werkelijk de gevolgen
van den oorlog wil bestudeeren, mag
zijn tijd niet in de theaters, in de hals
van de groote hotels, in de voorna
me restaurants of de enorme amusa-
mentsgelegenheden zoekbrengen,
maar moet onder het volk gaan en
met den man uit het volk spreken
maar juist dat is in Japan onmoge
lijk.
Want eenerzijds is de Japansche taal voor
den vreemdeling een boek met zeven of be
ter gezegd 70.000 schrift-„zegelen" en ander
zijds zal geen Japanner het zij dan, dat
hij een glaasje te veel gedronken heeft
zich met een vreemdeling over den oorlog
en alles, wat daarmede samenhangt, onder
houden. In dit opzicht is de discipline der
natie, die men sinds vele jaren geleerd heeft,
in iederen buitenlander een „spion" te zien,
bewonderenswaardig. Zoo werden nog on
langs om slechts een voorbeeld te noe
men eenige Amerikaansche toeristen ge
arresteerd, wijl zij bij een dorpsbewoner aan
de hand van een EngelschJapansche woor
denboekje naar de hoogte van een berg had
den geïnformeerd. Zooals gezegd voor
den vreemdeling is het buitengewoon moei
lijk, zich over de stemming van het volk en
over de gevolgen van den oorlog in geestelijk
en materieel opzicht een beeld te vormen,
wijl ook de vreemdelingen, die hier sinds
lang gevestigd zijn en met wie de bezoeker
bijna'uitsluitend in aanraking komt, zeer
verschillend over den toestand oordeelen.
Wie van oorlogsleveranties leeft, vindt den
huidigen toestand „schitterend", anderen,
wier zaken onder den oorlog lijden, zijn na
tuurlijk ontmoedigd en schilderen de situatie
in de zwartste kleuren af eenstemmig
geven echter beide groepen toe, dat men
uiterlijk
in Japan van den oorlog niets
merkt.
De man, die het Japan van'voor den oor
log kent en eerst thans weer in Tokio terug
keert, komt in dit opzicht echter tot ietwat
andere resultaten, waarschijnlijk wijl de lie
den, die hier sinds lang wonen, de veran
deringen, welke zich in Japan tijdens den
oorlog hebben voltrokken, langzaam mede
beleefd hebben en deze derhalve niet zoo
scherp kunnen opmerken ars degeen, die
met de ervaringen van voor den oorlog weer
in het land komt. En van deze veranderingen
zal hier sprake zijn, waarbij men zich ®n-
tusschen steeds weer het principieele verschil
tusschen het „Londen in den oorlog" en het
„Tokio in den oorlog" voor oogen moet hou
den: van Londen naar het front was de af
stand slechts eenige honderden kilometers,
van Tokio naar het brandpunt der gebeurte
nissen zijn het echter een paar duizend ki
lometers en tusschen de étappe Tokio en het
front in China ligt een groote zee.
Japan voert dezen oorlog in zekeren zin
„onzichtbaar". Dientengevolge ziet men in
Tokio's straten bijna geen soldaten, afgezien
van de militairen, die op het ministerie van
oorlog werken en eenige gewonden, die aan
de beterende hand zijn en in witte kinomo's
in de parken rondwandelen dat is ech
ter ook alles. De oorzaak daarvan is mis
schien in die op de spits gedreven
geheimhouding aller dingen
te zoeken en voor een ander deel in het feit,
dat Japan van zijn 12 millioen weerbare
mannen slechts 1 millioen onder de wapenen
geroepen heeft en deze lieden liggen voor
het grootste deel buiten Japan. Daarbij komt
nog, dat het verlofsysteem hier anders ge
handhaafd wordt dan in Europa. Gaat een
soldaat naar het front, dan neemt zijn fami
lie om zoo te zeggen een „afscheid voor eeu
wig" van hem. Men rekent slechts op zijn
terugkeer na den glansrijk gewonnen oor
log. Daar deze oorlog nu echter zeer lang
duurt en de sterkste soldaat ten slotte toch
ook eens verdof noodig heeft, werkt de leger
leiding minder met „vacantie voor den en
keling", dan wel met aflossingen van geheele
troependeelen en in de bladen leest men dan
een berichtje, dat typisch is voor de bewe
gingen van dit „onzichtbare leger": „Gisteren
arriveerden op een bepaald station een be
paald aantal manschappen van de strijdgroe
pen Oemetsoe, Mikimoto en Kamakoera. Zij
meldden in een tempel hun terugkeer van
het front en vertrokken daarna naar de ka
zernes" een formuleering, waarmede ook
de handigste spionnagedienst weinig kan
aanvangen.
Waar zitten Japan's jongemannen?
Zooals al gezegd, ook den verlof
ganger, die echte Europeesche oor
logsverschijning, ziet men in Japan
niet, maar desondanks heeft men
in de dorpen het gevoel, dat geheele
„jaargangen" verdwenen zijn, hoewel
er gezegd wordt, dat slechts
een millioen man onder de wapenen
geroepen zijn. Op het platteland ziet
men eigenlijk slechts jongens tot 17
jaar en dan als krassen overgang
slechts oudere lieden van meer dan
30 jaar.
Voor een deel is dit misschien een gevolg
van het feit, dat de wapenindustrie met haar
hoogere loonen vele landarbeiders aantrekt.
Deze loonen zijn voor een deel zeer hoog,
voor een ander deel echter onbegrijpelijk
laag.
Van voedingsmoeilijkheden
is in dit verband niet te merken, wijl de re
geering gewaarschuwd door de ervaringen
uit vroegere oorlogen de rijstprijzen scherp
controleert, hoewel rijst en visch in groote
hoeveelheden ter beschikking staan. Groot
gebrek heerscht echter aan tot nog toe inge
voerde Europeesche artikelen die tot luxe
artikelen zijn verklaard, waarvoor geen de
viezen ter beschikking worden gesteld. Zoo
heerscht er b.v. een nijpende tabaksschaarsch
te.
Afgezien van levensmiddelen zijn al
le andere goederen, ook textielproduc
ten, aanzienlijk in prijs ges-tegen en
een groot gebrek aan ijzer, cement en
andere bouwmaterialen wordt ook
officieel toegegeven. Maar zoolang de
oorlogsverliezen niet te groot zijn en
het volk zoodoende te eten heeft, zal
men van een oorlogsmoeheid der
massa's niet kunnen spreken. Wel is
waar ziet men in de dorpen vele
nieuwe graven, maar zelfs de „inge
wijden" vermogen de werkelijke ver
liezen, die met ongeveer 75.000 doo-
den worden aangegeven, slechts te
„schatten."
Desondanks is het begrijpelijk, dat de na
tie naar een spoedig succesrijk einde van
den oorlog verlangt. „Gesproken" wordt
daarover in het openbaar niet. Maar dat
vooral groote economische kringen liever
vandaag dan morgen vrede zouden sluiten,
staat vast. De massa zoo mag men het
wel formuleercn - staat achter de regee
ring en houdt zich met haar eigen zorgen
bezig. In Tokio gaat het grootestadsleven zijn
gang. De amusementsgelegenheden zijn
steeds vol. In de restaurants worden ty
pisch oorlogsverschijnsel groote verterin
gen gemaakt. Ook de O.W.er is in Japan
geen onbekende verschijning. Maar overi
gens heerscht er discipline en orde.
ZWITSERLAND MOET NIETS VAN
GOEBBELS HEBBEN...
Uit officieele bron wordt vernomen, dat
in verband met berichten, gepubliceerd
door de National Zeitung in Bazel, waarbij
geprotesteerd werd tegen den invoer in
Zwitserland van vlugschriften van den
dienst van Goebbels, die in Zwitserland ge
post moesten worden voor Frankrijk, de
federale regeering te Bern maatregelen
heeft doen nemen door de Zwitsersche pos
terijen om de verspreiding van dergelijke
brieven tegen te gaan. Zwitserland wil n.1.
in geen geval dienen als tusschenfiguur
voor buitenlandsche propaganda aan het
adres van de burgers van een naburig land.
Van offers en slachtoffers-
„Laten de Spoorwegen eenvoudig het
oude stelsel van „het bewaken der overwe
gen" weer invoeren" zoo stelt een ingezon-
denstukkenschrijver in het Hsb. voor.
„Dit kan niet van overwegend bezwaar
zijn, omdat er in dezen tijd duizenden werk
loos zijn en wellicht ook wel zullen blijven,
aan wie ondersteuning zal moeten worden
verleend.
Wat is nu eenvoudiger dan om uit deze
groote groep flinke mannen te kiezen en
hen de overwegen te laten bewaken? Deze
menschen zullen uit den aard der zaak een
behoorlijk loon moeten hebben, maar als
daarvan wordt afgetrokken de steun, wel
ken zij nu ontvangen (zonder daarvoor te
arbeiden), dan zullen de hoogere uitgaven,
ook voor aanschaffing van wachthuisjes,
ruimschoots opwegen tegen de enorme el
lende, welke hans wordt geleden door het
verlies van menscheiilevens em rouw in
gezinnen.
Het groote deficit, dat de Spoorwegen
reeds thans hebben, zal daardoor niet zoo
veel grooter worden, wanneer Rijk en Ge
meenten de steungelden, welke daardoor
vrijkomen, geheel of gedeeltelijk terugstor
ten."
Er zijn er wel 500...
En andere Inzender schrijft in hetzelfde
blad:
Volgens mij zijn er in Nederland wel 500
werkloozen te vinden, die met, dankbaarheid
de taak van overwegwachter op zich zou
den willen nemen. Wanneer men hun dan
het (meestal reeds bestaande) huisje bij
den overweg tot woning geeft, benevens
een stukje land, dat zij bebouwen kunnen,
dan zijn er nog slechts enkele centen noodig
waardoor dergelijke gezinnen er beter vóór
komen te staan, dan alleen door steun te
trekken, terwijl er bovendien het moreel
van den werklooze zeer door zou verbete
ren, wanneer hij weet, weer een zeer nut
tig werk te verrichten. Ik geloof niet, dat
een diergelijke oplossing den spoorwegen
groote offers kan kosten. In ieder geval zijn
deze offers niet te vergelijken met slacht
offers.
2500 onbewaalcten.
Het Hsb. teekent bij een en ander aan:
Het aantal onbewaakte overwegen in ons
land bedraagt ongeveer 2500. Wij rekenen
hier niet bij de talrijke onbewaakte tram
kruisingen..
Een man kan natuurlijk niet een geheel
etmaal een overweg bewaken. Vele dui
zenden candidaten zouden dus gekeurd en
getraind gehuisvest en gesalarieerd moeten
worden om dit uiterst verantwoordelijke
werk te verrichten, als men overal weer
menschelijke bewaking wilde invoeren.
Dat er overwegen zijn, waar de toestand
met het oog op de verkeersdrukte en het
uitzicht, veel te gevaarlijk is, behoeven wij
niet nogmaals te betoogen. Ook de directie
der Nederlandsche Spoorwegen ziet dat
thans klaarblijkelijk in en zij heeft toege
zegd, de voornaamste en gevaarlijkste over
wegen door lichtsignalen te laten beveili
gen. Moge het dan ook spoedig geschie
den!
Roekelooze chauffeurs.
Aan den anderen kant staat vast, dat zeer
vele ongelukken op onbewaakte overwegen
evengoed als zeer veel andere verkeers-onge-
lukken, te wijten zijn aan verregaande roe
keloosheid of onoplettendheid van wegge
bruikers.
Het komt bijvoorbeeld voor, dat een chauf
feur. die een trein ziet naderen, een racepar
tij inzet om er nog voor langs te komen, in
plaats van even te wachten. Of, zooals on
langs gemeld werd, dat omstanders een au
tomobilist voor een trein waarschuwen waar
hij te suf is om het te merken.
Gruwelcijfers.
Ten slotte nog enkele cijfers ter vergelij
king:
Aantal verkeers-ongevallen op onbewaak
te overwegen in 1936: 83, aantal dooden
daarbij: 30 ;aantal gewonden- 27.
Aantal verkeersongevallen op den weg in
totaal, in 1935 43.043. Aantal dooden daar
bij: 763, Aantal gewonden: 14.138.
Zonder te wachten op het afloo-
pen van het handelsverdrag.
Domei meldt, dat officieele Japan
sche kringen denken, dat het staats-
departement te Washington zich
voorbereidt om een embargo af te
kondigen op verschepingen van oor
logsmateriaal naar Japan, zonder
te wachten op het verstrijken van
den opzegtermijn van het handels
verdrag.
De woordvoerder van het Japansche depar
tement van buitenlandsche zaken, die een
verklaring aanhaalde, welke Sumner Welles
In dit verband zou hebben afgelegd, zeide,
dat wanneer dit bericht de waarheid goed
weergaf, het embargo, dat men dreigt toe
te passen op Japan, toegepast zou worden
met schending van den geest van het nog
van kracht zijnde handels- en scheepvaart
verdrag en zelfs van de Neutraliteitswet.
Erkenning van den staat van
oorlog.
De woordvoerder gaf echter toe, dat deze
maatregel gelijk zou staan met een erken
ning van den staat van oorlog, die tusschen
China en Japan heerscht.
Financieele kringen, aldus Domei verder,
zijn van meening, dat de Amerikaansche be
dreiging tweesnijdend is, een embargo zou
n.1. ernstig de belangen schaden van de
Amerikaansche exporteurs van olie en
schroot.
FEUILLETON.
Naar het Amerikaansch van
35.
Uw zuster? herhaalde hij werktuigelijk.
U bedoelt miss Hunt?
Barrett gaf geen antwoord. Hj hield zijn
oogen onafgebroken op den Ier gericht. O Mal-
ley zag de trillende spieren van Barretts kaait,
terwijl hij zijn ziedende woede trachtte meester
te blijven. Hij sprong overeind, een beweging,
die den loop van Barretts revolver dichter
bij hem bracht. Hij negeerde dit dreigement.
Wel allemachtig, barstte hij uit: is miss
Hunt niet thuis? Ik heb vanmiddag met haar
theegedronken. Bedoelt u haar?
Ga zitten, beet Barrett hem toe, en laat
die onschuldige verbazing, maar U weet drom
mels goed wie ik bedoel! Waar is ze \\at he
u met haar uitgevoerd? Ik heb u da
dit ding hier heel. gemakkelijk afgaat. Vooruit
-vlufif!
Meer uit stomme verwondering dan gedwon
gen door den wil en het wapen van den anaer,
nam O'Malley zijn plaats weer in.
Luister nu eens goed, Barrett, drong ng
aan, - ik geef u mijn woord van eer, dat ik
niet weeta waar ze is. We zijn omstreeks ha
zeven van elkaar gegaan. Ik heb haar in een
taxi gezet en zelf den chauffeur het adres ge
geven. Sindsdien heb ik haar niet meer gezien,
werkelijk niet!
Barrett kreeg een woedeaanval, die O Mailey
ontstelde.
Verdraaid nog aan toe, ik geef je nog een
minuut om mij te zeggen waar ze is! riep hij
met trillende stem. Als je dat niet doet,
schiet ik je neer als een hond! Kies nu zelf
maar. Ik meen wat ik zeg!
Een plotseling visioen van het slappe lichaam
en het grauwe gezicht van Bindles deed een
kil gevoel, langs O'MalIey's ruggegraat gaan,
maar behalve een trek van berusting veran
derde er aan zijn gezicht niets. Hij leunde
achterover op den divan.
Uitstekend, zei hij. Aangezien ik absoluut
niet weet waar ze is, moet u maar schieten.
Maar als zij werkelijk verdwenen is, vind ik,
dat u haar beter kunt gaan zoeken, inplaats
van hier te zitten en mij als schietschijf te
willen gebruiken. Maar ga gerust uw gang.
Nog een paar gespannen seconden bleef
Ward Barrett hem aanstaren. Toen liet hij met
een snelle beweging de revolver in zijn zak
glijden en begon de kamer op en neer te loopen
alsof O'Malley lucht voor hem was.
Deze was teveel van zijn stuk gebracht door
de schokkende tijding en het optreden van zijn
bezoeker, om iets anders te doen dan te blijven
zitten en voor zich uit te staren. Na een poosje
keerde Barrett zich met een flauw glimlachje
naar hem toe.
Goed dan, klonk het: ik veronderstel
dat u de waarheid spreekt. Eerlijk gezegd
dacht ik ook niet dat u er iets mee te maken
had. maar ik moest mij overtuigen. Ik hoopte
eigenlijk dat het wel zoo zou zijn...
U hoopte..,. dat ik... echode O'Malley
verwezen.
Barrett ongeduldig. Want dat u het niet
bent, maakt de zaak heel wat erger. Ziet
u dat zelf niet in?
Dat spreekt immers vanzelf, antwoordde
O'MalIey's hersenen begonnen weer te wer
ken-
Bedoelt u, vroeg hij, dat Claudia, miss
Hunt werkelijk verdwenen is?
Dat bedoel ik inderdaad! Barrett wierp
hem een nieuwsgierigen en eenigszins ironi-
schen blik toe. Om zeven uur is ze het huis
uitgegaan; bulderde hij plotseling, en om
twaalf uur was ze nog niet terug. Ik heb hier
net getelefoneerd.
Maar hoe weet u het? Bent u dan zelf
thuis geweest?
Barrett hief met een ruk het hoofd op en
keek hem aan.
Waarom wilt u dat weten klonk het, scherp
als een pistoolschot.
O'Malley dacht een oogenblik na.
Het doet er niet toe, zei hij toen. Maar
weet u wat, mr. Barrett, ik wil u een voorstel
doen. Laten we de kaarten op tafel leggen,
voor zoover dat mogelijk is. Als miss Hunt
werkelijk verdwenen is, willen we haar allebei
graag terugvinden. Tot zoover kunnen we dus
samenwerken, De rest kan wachten tot ze er
weer is. Gaat u daarmee accoord?
Barrett nam een paar groote passen. Toen
ging hij naar O'Malley terug en barstte in een
hard lachen uit.
Met de „rest" bedoel je zeker den moord
op Bindles, hè? vroeg h(j woest. Je bent op
het kantje ontsnapt, mijn jongen! Ze zoeken
je nog!
O'Malley schrok even, beheerschte zich en
begon toen te grinniken.
Nu, merkte hij op, wat brutaliteit aan
gaat, komt u den eersten prijs toe, mr. Barrett.
Neem me niet kwalijk, dat ik het u zoo onom
wonden zeg.
Barrett keek peinzend naar hem en zette
daarop zijn wandeling door de kamer weer
voort.
Neen, ik neem je dat niet kwalijk, ver
klaarde hij afwezig.
O'Malley voelde iets van bewondering in zich
opkomen, bewondering, die zioh uitte in een
waardeerend lachje. Wat hij ook mocht zijn, 'n
kerel was Barrett
Maar vertel me eens, hernam hij abrupt,
heeft u eenig idee waar ze kan zijn? Denkt u
dat ze tegen haar wil weg blijft?
Barrett draaide zich met gefronst voorhoofd
om.
i Ze is weggegaan op een boodschap van
mij, een mededeeling. dat ik haar noodig had.
Ik heb haar geen boodschap gestuurd.
Hoe weet u dat allemaal vroeg O'Malley.
Barrett keek hem ironisch aan.
O vergeet dat, wilt u, verzocht O'Malley.
Ik probeer heusch u niet in een val te
lokken, mr. Barrett. Hoe dan ook, ik sta aan
uw kant, terwile van Claudia. De naam was
eruit, eer O'Malley het verhoeden kon. Hij had
allang opgehouden aan haar te denken als miss
Hunt.
O! kwam het een beetje gerekt. Maar die
korte uitroep sprak meer dan boekdeelen.
Tot zijn groote ergernis voelde O'Malley
zich rood worden.
Wel, voegde hij er aan toe, Louise
Chester is er ook nog natuurlijk.
Ward Barretts gelaatsuitdrukking veran
derde een ondeelbaar oogenblik volkomen en
O'Malley ving een glimp op van den innerlijken
mensch. En in dat ééne moment had hij Barrett
getaxeerd. Want in de sombere oogen las hij
een levende droefheid, een schrijnende gelaten
heid. Maar het was maar heel even, dat hij dit
zag. Barrett wendde zich onmiddellijk af.
Ze is vrijwel straatarm, is het niet,
O'Malley? vroeg hij met een lage, effen stem.
Tenzij ze het gestolen geld terugkrijgt.
Dus ze heeft het erg noodig?
O'Malley aarzelde. Toen antwoorde hij:
Och, ze geeft zoo weinig om geld. Ze is
dapper, maar ik zou niets liever willen dan
dat zij het terugkreeg. Ten slotte komt het
haar toch toe.
En jij gelooft, dat ik het gestolen heb,
hè merkte Barrett afwezig op.
Opnieuw was O'Malley volkomen uit het veld
geslagen.
Waarom denkt u dat in vredesnaam?
wilde hij weten.
Nu, je volgde mij, of beter gezegd, ging
me voor naar Bindles' huis dien nacht. Je moet
een reden gehad hebben om te veronderstellen,
dat ik daar heen ging. Waarom meende Je dat,
tenzfl Je mij van den diefstal van Chester ver
dacht
Lieve deugd! riep OMalley, waarom
ik moest...
Barrett keerde zich abrupt om en staarde
hem opnieuw uitvorschend aan.
Ik kan me ook niet voorstellen waarom
je dat moest denken, viel hij hem in de rede,
tenzij je den brief, dien je me bracht, begrepen
hebt. Misschien heb je hem wel gecopieerd en
laten ontcijferen? Is dat zoo?
O'Malley zweeg. Hij had den indruk, dat hij,
door het tegen Barrett op te nemen, verre
boven zijn macht gegrepen had.
Heb je dat gedaan? herhaalde Barrett
nieuwsgierig.
O'Malley ontmoette zijn blik en knikte.
Heb je het aan de politie laten zien? In
formeerde Barrett.
Neen! brulde O'Malley. En zou het niet
verstandiger zijn om tot miss Hunt terug te
keeren
Dus dat heb je nog niet gedaan, stelde
Barrett op peinzenden toon vast. Waarom
niet? Terwille van Claudia?
Ten deele, gaf O'Malley toe. Maar
wacht nog eens even; ik heb zelf ook een paar
vragen te stellen. Wie schreef dien brief?
Barrett staarde hem nadenkend aan, maar
zweeg.
Wie is de persoon, die zijn brieven met
een groene Inktvlek onderteekent?
Steek je hand niet nog dieper in het wes
pennest, O'Malley, adviseerde Barrett glim
lachend.
H'm, bromde hij. Toen, na een oogenblik:
Hoe kwam je dien avond op het spoor van den
brief en juist op tijd om mijn zuster te helpen?
Dat was puur toeval, lichtte O'Malley in.
Ik passeerde toevallig toen ze naar buiten
kwam rennen. Mijn club is net tegenover uw
kantoor.
Barrett zei een heele poos niets en O'Malley
stelde hem plotseling een vraag.
Wat ik zeggen wil, begon hfl, bent u
al thuis geweest?
Barrett schudde ontkennend het hoofd.
Hoe weet u dan dat miss Hunt er niet ls
Van mijn bediende. Ik ben in contact met
hem gebleven.
John? glimlachte O'Malley.
Barrett gaf hem een snellen blik.
Wordt tenolgi.