Wat merkt men van den oorlog in Japan? Werkloozen als overwegwachters DRIE MANNEN EDGAR RICE BURROUGHS Amerikaansche embargo op Japan 1 Morgan S# Roscue DOOR 105. Terwijl Tantor door de belde palissaden heengebroken was, bracht hjj Valthor en Tar- zan naar buiten in vrijheid. Inmiddels had de wrede koningin Menofra haar bevelen uitge schreeuwd. Voor de soldaten waren haar be velen eenvoudig uit te voeren. „Grjjpt hen! Doodt hen!" Toen de vluchtelingen de hoofd poort van het amphitheater voorbij kwamen en omkeken, zagen zij de eerste troep achter volgers, die de arena verlieten en naar de stallen der krijgsolifanten gingen, waar zü op de ruggen der wachtende dieren klommen. Enkele minuten later was de achtervolging in volle gang. Terwijl hun eigen olifant er met flinke vaart vandoor ging, haalden toch enkele olifanten van de Atheanianen hen meer en meer in. „Het zijn de race-dieren", zeide Valthor. „Maar zij dragen zware vrachten op hun rug". Tarzan zag het aan zonder veel hoop op redding; vijf a zes gewapende soldaten op eiken olifant," zei hij zacht. Valthor knik te. „Als wij maar een half uur lang vóór konden blijven, dan zouden wij een grote kans maken om te ontsnappen". Toen keerde hij zich om en keek voor zich uit „Kijk! Daar! De Cathenianen en zij komen om oor log te voeren. We zitten tussen twee vuren!" UITERLIJK NIETS MAAR DE DORPEN HEBBEN VELE VERSCHE GRAVEN. GEEN GEBREK AAN LEVENSMIDDELEN GRONDSTOFFEN WORDEN ECHTER SCHAARSCH. MEN IS DEN OORLOG NOG NIET MOE, TOKIO, Augustus 1939. Wie in Japan werkelijk de gevolgen van den oorlog wil bestudeeren, mag zijn tijd niet in de theaters, in de hals van de groote hotels, in de voorna me restaurants of de enorme amusa- mentsgelegenheden zoekbrengen, maar moet onder het volk gaan en met den man uit het volk spreken maar juist dat is in Japan onmoge lijk. Want eenerzijds is de Japansche taal voor den vreemdeling een boek met zeven of be ter gezegd 70.000 schrift-„zegelen" en ander zijds zal geen Japanner het zij dan, dat hij een glaasje te veel gedronken heeft zich met een vreemdeling over den oorlog en alles, wat daarmede samenhangt, onder houden. In dit opzicht is de discipline der natie, die men sinds vele jaren geleerd heeft, in iederen buitenlander een „spion" te zien, bewonderenswaardig. Zoo werden nog on langs om slechts een voorbeeld te noe men eenige Amerikaansche toeristen ge arresteerd, wijl zij bij een dorpsbewoner aan de hand van een EngelschJapansche woor denboekje naar de hoogte van een berg had den geïnformeerd. Zooals gezegd voor den vreemdeling is het buitengewoon moei lijk, zich over de stemming van het volk en over de gevolgen van den oorlog in geestelijk en materieel opzicht een beeld te vormen, wijl ook de vreemdelingen, die hier sinds lang gevestigd zijn en met wie de bezoeker bijna'uitsluitend in aanraking komt, zeer verschillend over den toestand oordeelen. Wie van oorlogsleveranties leeft, vindt den huidigen toestand „schitterend", anderen, wier zaken onder den oorlog lijden, zijn na tuurlijk ontmoedigd en schilderen de situatie in de zwartste kleuren af eenstemmig geven echter beide groepen toe, dat men uiterlijk in Japan van den oorlog niets merkt. De man, die het Japan van'voor den oor log kent en eerst thans weer in Tokio terug keert, komt in dit opzicht echter tot ietwat andere resultaten, waarschijnlijk wijl de lie den, die hier sinds lang wonen, de veran deringen, welke zich in Japan tijdens den oorlog hebben voltrokken, langzaam mede beleefd hebben en deze derhalve niet zoo scherp kunnen opmerken ars degeen, die met de ervaringen van voor den oorlog weer in het land komt. En van deze veranderingen zal hier sprake zijn, waarbij men zich ®n- tusschen steeds weer het principieele verschil tusschen het „Londen in den oorlog" en het „Tokio in den oorlog" voor oogen moet hou den: van Londen naar het front was de af stand slechts eenige honderden kilometers, van Tokio naar het brandpunt der gebeurte nissen zijn het echter een paar duizend ki lometers en tusschen de étappe Tokio en het front in China ligt een groote zee. Japan voert dezen oorlog in zekeren zin „onzichtbaar". Dientengevolge ziet men in Tokio's straten bijna geen soldaten, afgezien van de militairen, die op het ministerie van oorlog werken en eenige gewonden, die aan de beterende hand zijn en in witte kinomo's in de parken rondwandelen dat is ech ter ook alles. De oorzaak daarvan is mis schien in die op de spits gedreven geheimhouding aller dingen te zoeken en voor een ander deel in het feit, dat Japan van zijn 12 millioen weerbare mannen slechts 1 millioen onder de wapenen geroepen heeft en deze lieden liggen voor het grootste deel buiten Japan. Daarbij komt nog, dat het verlofsysteem hier anders ge handhaafd wordt dan in Europa. Gaat een soldaat naar het front, dan neemt zijn fami lie om zoo te zeggen een „afscheid voor eeu wig" van hem. Men rekent slechts op zijn terugkeer na den glansrijk gewonnen oor log. Daar deze oorlog nu echter zeer lang duurt en de sterkste soldaat ten slotte toch ook eens verdof noodig heeft, werkt de leger leiding minder met „vacantie voor den en keling", dan wel met aflossingen van geheele troependeelen en in de bladen leest men dan een berichtje, dat typisch is voor de bewe gingen van dit „onzichtbare leger": „Gisteren arriveerden op een bepaald station een be paald aantal manschappen van de strijdgroe pen Oemetsoe, Mikimoto en Kamakoera. Zij meldden in een tempel hun terugkeer van het front en vertrokken daarna naar de ka zernes" een formuleering, waarmede ook de handigste spionnagedienst weinig kan aanvangen. Waar zitten Japan's jongemannen? Zooals al gezegd, ook den verlof ganger, die echte Europeesche oor logsverschijning, ziet men in Japan niet, maar desondanks heeft men in de dorpen het gevoel, dat geheele „jaargangen" verdwenen zijn, hoewel er gezegd wordt, dat slechts een millioen man onder de wapenen geroepen zijn. Op het platteland ziet men eigenlijk slechts jongens tot 17 jaar en dan als krassen overgang slechts oudere lieden van meer dan 30 jaar. Voor een deel is dit misschien een gevolg van het feit, dat de wapenindustrie met haar hoogere loonen vele landarbeiders aantrekt. Deze loonen zijn voor een deel zeer hoog, voor een ander deel echter onbegrijpelijk laag. Van voedingsmoeilijkheden is in dit verband niet te merken, wijl de re geering gewaarschuwd door de ervaringen uit vroegere oorlogen de rijstprijzen scherp controleert, hoewel rijst en visch in groote hoeveelheden ter beschikking staan. Groot gebrek heerscht echter aan tot nog toe inge voerde Europeesche artikelen die tot luxe artikelen zijn verklaard, waarvoor geen de viezen ter beschikking worden gesteld. Zoo heerscht er b.v. een nijpende tabaksschaarsch te. Afgezien van levensmiddelen zijn al le andere goederen, ook textielproduc ten, aanzienlijk in prijs ges-tegen en een groot gebrek aan ijzer, cement en andere bouwmaterialen wordt ook officieel toegegeven. Maar zoolang de oorlogsverliezen niet te groot zijn en het volk zoodoende te eten heeft, zal men van een oorlogsmoeheid der massa's niet kunnen spreken. Wel is waar ziet men in de dorpen vele nieuwe graven, maar zelfs de „inge wijden" vermogen de werkelijke ver liezen, die met ongeveer 75.000 doo- den worden aangegeven, slechts te „schatten." Desondanks is het begrijpelijk, dat de na tie naar een spoedig succesrijk einde van den oorlog verlangt. „Gesproken" wordt daarover in het openbaar niet. Maar dat vooral groote economische kringen liever vandaag dan morgen vrede zouden sluiten, staat vast. De massa zoo mag men het wel formuleercn - staat achter de regee ring en houdt zich met haar eigen zorgen bezig. In Tokio gaat het grootestadsleven zijn gang. De amusementsgelegenheden zijn steeds vol. In de restaurants worden ty pisch oorlogsverschijnsel groote verterin gen gemaakt. Ook de O.W.er is in Japan geen onbekende verschijning. Maar overi gens heerscht er discipline en orde. ZWITSERLAND MOET NIETS VAN GOEBBELS HEBBEN... Uit officieele bron wordt vernomen, dat in verband met berichten, gepubliceerd door de National Zeitung in Bazel, waarbij geprotesteerd werd tegen den invoer in Zwitserland van vlugschriften van den dienst van Goebbels, die in Zwitserland ge post moesten worden voor Frankrijk, de federale regeering te Bern maatregelen heeft doen nemen door de Zwitsersche pos terijen om de verspreiding van dergelijke brieven tegen te gaan. Zwitserland wil n.1. in geen geval dienen als tusschenfiguur voor buitenlandsche propaganda aan het adres van de burgers van een naburig land. Van offers en slachtoffers- „Laten de Spoorwegen eenvoudig het oude stelsel van „het bewaken der overwe gen" weer invoeren" zoo stelt een ingezon- denstukkenschrijver in het Hsb. voor. „Dit kan niet van overwegend bezwaar zijn, omdat er in dezen tijd duizenden werk loos zijn en wellicht ook wel zullen blijven, aan wie ondersteuning zal moeten worden verleend. Wat is nu eenvoudiger dan om uit deze groote groep flinke mannen te kiezen en hen de overwegen te laten bewaken? Deze menschen zullen uit den aard der zaak een behoorlijk loon moeten hebben, maar als daarvan wordt afgetrokken de steun, wel ken zij nu ontvangen (zonder daarvoor te arbeiden), dan zullen de hoogere uitgaven, ook voor aanschaffing van wachthuisjes, ruimschoots opwegen tegen de enorme el lende, welke hans wordt geleden door het verlies van menscheiilevens em rouw in gezinnen. Het groote deficit, dat de Spoorwegen reeds thans hebben, zal daardoor niet zoo veel grooter worden, wanneer Rijk en Ge meenten de steungelden, welke daardoor vrijkomen, geheel of gedeeltelijk terugstor ten." Er zijn er wel 500... En andere Inzender schrijft in hetzelfde blad: Volgens mij zijn er in Nederland wel 500 werkloozen te vinden, die met, dankbaarheid de taak van overwegwachter op zich zou den willen nemen. Wanneer men hun dan het (meestal reeds bestaande) huisje bij den overweg tot woning geeft, benevens een stukje land, dat zij bebouwen kunnen, dan zijn er nog slechts enkele centen noodig waardoor dergelijke gezinnen er beter vóór komen te staan, dan alleen door steun te trekken, terwijl er bovendien het moreel van den werklooze zeer door zou verbete ren, wanneer hij weet, weer een zeer nut tig werk te verrichten. Ik geloof niet, dat een diergelijke oplossing den spoorwegen groote offers kan kosten. In ieder geval zijn deze offers niet te vergelijken met slacht offers. 2500 onbewaalcten. Het Hsb. teekent bij een en ander aan: Het aantal onbewaakte overwegen in ons land bedraagt ongeveer 2500. Wij rekenen hier niet bij de talrijke onbewaakte tram kruisingen.. Een man kan natuurlijk niet een geheel etmaal een overweg bewaken. Vele dui zenden candidaten zouden dus gekeurd en getraind gehuisvest en gesalarieerd moeten worden om dit uiterst verantwoordelijke werk te verrichten, als men overal weer menschelijke bewaking wilde invoeren. Dat er overwegen zijn, waar de toestand met het oog op de verkeersdrukte en het uitzicht, veel te gevaarlijk is, behoeven wij niet nogmaals te betoogen. Ook de directie der Nederlandsche Spoorwegen ziet dat thans klaarblijkelijk in en zij heeft toege zegd, de voornaamste en gevaarlijkste over wegen door lichtsignalen te laten beveili gen. Moge het dan ook spoedig geschie den! Roekelooze chauffeurs. Aan den anderen kant staat vast, dat zeer vele ongelukken op onbewaakte overwegen evengoed als zeer veel andere verkeers-onge- lukken, te wijten zijn aan verregaande roe keloosheid of onoplettendheid van wegge bruikers. Het komt bijvoorbeeld voor, dat een chauf feur. die een trein ziet naderen, een racepar tij inzet om er nog voor langs te komen, in plaats van even te wachten. Of, zooals on langs gemeld werd, dat omstanders een au tomobilist voor een trein waarschuwen waar hij te suf is om het te merken. Gruwelcijfers. Ten slotte nog enkele cijfers ter vergelij king: Aantal verkeers-ongevallen op onbewaak te overwegen in 1936: 83, aantal dooden daarbij: 30 ;aantal gewonden- 27. Aantal verkeersongevallen op den weg in totaal, in 1935 43.043. Aantal dooden daar bij: 763, Aantal gewonden: 14.138. Zonder te wachten op het afloo- pen van het handelsverdrag. Domei meldt, dat officieele Japan sche kringen denken, dat het staats- departement te Washington zich voorbereidt om een embargo af te kondigen op verschepingen van oor logsmateriaal naar Japan, zonder te wachten op het verstrijken van den opzegtermijn van het handels verdrag. De woordvoerder van het Japansche depar tement van buitenlandsche zaken, die een verklaring aanhaalde, welke Sumner Welles In dit verband zou hebben afgelegd, zeide, dat wanneer dit bericht de waarheid goed weergaf, het embargo, dat men dreigt toe te passen op Japan, toegepast zou worden met schending van den geest van het nog van kracht zijnde handels- en scheepvaart verdrag en zelfs van de Neutraliteitswet. Erkenning van den staat van oorlog. De woordvoerder gaf echter toe, dat deze maatregel gelijk zou staan met een erken ning van den staat van oorlog, die tusschen China en Japan heerscht. Financieele kringen, aldus Domei verder, zijn van meening, dat de Amerikaansche be dreiging tweesnijdend is, een embargo zou n.1. ernstig de belangen schaden van de Amerikaansche exporteurs van olie en schroot. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van 35. Uw zuster? herhaalde hij werktuigelijk. U bedoelt miss Hunt? Barrett gaf geen antwoord. Hj hield zijn oogen onafgebroken op den Ier gericht. O Mal- ley zag de trillende spieren van Barretts kaait, terwijl hij zijn ziedende woede trachtte meester te blijven. Hij sprong overeind, een beweging, die den loop van Barretts revolver dichter bij hem bracht. Hij negeerde dit dreigement. Wel allemachtig, barstte hij uit: is miss Hunt niet thuis? Ik heb vanmiddag met haar theegedronken. Bedoelt u haar? Ga zitten, beet Barrett hem toe, en laat die onschuldige verbazing, maar U weet drom mels goed wie ik bedoel! Waar is ze \\at he u met haar uitgevoerd? Ik heb u da dit ding hier heel. gemakkelijk afgaat. Vooruit -vlufif! Meer uit stomme verwondering dan gedwon gen door den wil en het wapen van den anaer, nam O'Malley zijn plaats weer in. Luister nu eens goed, Barrett, drong ng aan, - ik geef u mijn woord van eer, dat ik niet weeta waar ze is. We zijn omstreeks ha zeven van elkaar gegaan. Ik heb haar in een taxi gezet en zelf den chauffeur het adres ge geven. Sindsdien heb ik haar niet meer gezien, werkelijk niet! Barrett kreeg een woedeaanval, die O Mailey ontstelde. Verdraaid nog aan toe, ik geef je nog een minuut om mij te zeggen waar ze is! riep hij met trillende stem. Als je dat niet doet, schiet ik je neer als een hond! Kies nu zelf maar. Ik meen wat ik zeg! Een plotseling visioen van het slappe lichaam en het grauwe gezicht van Bindles deed een kil gevoel, langs O'MalIey's ruggegraat gaan, maar behalve een trek van berusting veran derde er aan zijn gezicht niets. Hij leunde achterover op den divan. Uitstekend, zei hij. Aangezien ik absoluut niet weet waar ze is, moet u maar schieten. Maar als zij werkelijk verdwenen is, vind ik, dat u haar beter kunt gaan zoeken, inplaats van hier te zitten en mij als schietschijf te willen gebruiken. Maar ga gerust uw gang. Nog een paar gespannen seconden bleef Ward Barrett hem aanstaren. Toen liet hij met een snelle beweging de revolver in zijn zak glijden en begon de kamer op en neer te loopen alsof O'Malley lucht voor hem was. Deze was teveel van zijn stuk gebracht door de schokkende tijding en het optreden van zijn bezoeker, om iets anders te doen dan te blijven zitten en voor zich uit te staren. Na een poosje keerde Barrett zich met een flauw glimlachje naar hem toe. Goed dan, klonk het: ik veronderstel dat u de waarheid spreekt. Eerlijk gezegd dacht ik ook niet dat u er iets mee te maken had. maar ik moest mij overtuigen. Ik hoopte eigenlijk dat het wel zoo zou zijn... U hoopte..,. dat ik... echode O'Malley verwezen. Barrett ongeduldig. Want dat u het niet bent, maakt de zaak heel wat erger. Ziet u dat zelf niet in? Dat spreekt immers vanzelf, antwoordde O'MalIey's hersenen begonnen weer te wer ken- Bedoelt u, vroeg hij, dat Claudia, miss Hunt werkelijk verdwenen is? Dat bedoel ik inderdaad! Barrett wierp hem een nieuwsgierigen en eenigszins ironi- schen blik toe. Om zeven uur is ze het huis uitgegaan; bulderde hij plotseling, en om twaalf uur was ze nog niet terug. Ik heb hier net getelefoneerd. Maar hoe weet u het? Bent u dan zelf thuis geweest? Barrett hief met een ruk het hoofd op en keek hem aan. Waarom wilt u dat weten klonk het, scherp als een pistoolschot. O'Malley dacht een oogenblik na. Het doet er niet toe, zei hij toen. Maar weet u wat, mr. Barrett, ik wil u een voorstel doen. Laten we de kaarten op tafel leggen, voor zoover dat mogelijk is. Als miss Hunt werkelijk verdwenen is, willen we haar allebei graag terugvinden. Tot zoover kunnen we dus samenwerken, De rest kan wachten tot ze er weer is. Gaat u daarmee accoord? Barrett nam een paar groote passen. Toen ging hij naar O'Malley terug en barstte in een hard lachen uit. Met de „rest" bedoel je zeker den moord op Bindles, hè? vroeg h(j woest. Je bent op het kantje ontsnapt, mijn jongen! Ze zoeken je nog! O'Malley schrok even, beheerschte zich en begon toen te grinniken. Nu, merkte hij op, wat brutaliteit aan gaat, komt u den eersten prijs toe, mr. Barrett. Neem me niet kwalijk, dat ik het u zoo onom wonden zeg. Barrett keek peinzend naar hem en zette daarop zijn wandeling door de kamer weer voort. Neen, ik neem je dat niet kwalijk, ver klaarde hij afwezig. O'Malley voelde iets van bewondering in zich opkomen, bewondering, die zioh uitte in een waardeerend lachje. Wat hij ook mocht zijn, 'n kerel was Barrett Maar vertel me eens, hernam hij abrupt, heeft u eenig idee waar ze kan zijn? Denkt u dat ze tegen haar wil weg blijft? Barrett draaide zich met gefronst voorhoofd om. i Ze is weggegaan op een boodschap van mij, een mededeeling. dat ik haar noodig had. Ik heb haar geen boodschap gestuurd. Hoe weet u dat allemaal vroeg O'Malley. Barrett keek hem ironisch aan. O vergeet dat, wilt u, verzocht O'Malley. Ik probeer heusch u niet in een val te lokken, mr. Barrett. Hoe dan ook, ik sta aan uw kant, terwile van Claudia. De naam was eruit, eer O'Malley het verhoeden kon. Hij had allang opgehouden aan haar te denken als miss Hunt. O! kwam het een beetje gerekt. Maar die korte uitroep sprak meer dan boekdeelen. Tot zijn groote ergernis voelde O'Malley zich rood worden. Wel, voegde hij er aan toe, Louise Chester is er ook nog natuurlijk. Ward Barretts gelaatsuitdrukking veran derde een ondeelbaar oogenblik volkomen en O'Malley ving een glimp op van den innerlijken mensch. En in dat ééne moment had hij Barrett getaxeerd. Want in de sombere oogen las hij een levende droefheid, een schrijnende gelaten heid. Maar het was maar heel even, dat hij dit zag. Barrett wendde zich onmiddellijk af. Ze is vrijwel straatarm, is het niet, O'Malley? vroeg hij met een lage, effen stem. Tenzij ze het gestolen geld terugkrijgt. Dus ze heeft het erg noodig? O'Malley aarzelde. Toen antwoorde hij: Och, ze geeft zoo weinig om geld. Ze is dapper, maar ik zou niets liever willen dan dat zij het terugkreeg. Ten slotte komt het haar toch toe. En jij gelooft, dat ik het gestolen heb, hè merkte Barrett afwezig op. Opnieuw was O'Malley volkomen uit het veld geslagen. Waarom denkt u dat in vredesnaam? wilde hij weten. Nu, je volgde mij, of beter gezegd, ging me voor naar Bindles' huis dien nacht. Je moet een reden gehad hebben om te veronderstellen, dat ik daar heen ging. Waarom meende Je dat, tenzfl Je mij van den diefstal van Chester ver dacht Lieve deugd! riep OMalley, waarom ik moest... Barrett keerde zich abrupt om en staarde hem opnieuw uitvorschend aan. Ik kan me ook niet voorstellen waarom je dat moest denken, viel hij hem in de rede, tenzij je den brief, dien je me bracht, begrepen hebt. Misschien heb je hem wel gecopieerd en laten ontcijferen? Is dat zoo? O'Malley zweeg. Hij had den indruk, dat hij, door het tegen Barrett op te nemen, verre boven zijn macht gegrepen had. Heb je dat gedaan? herhaalde Barrett nieuwsgierig. O'Malley ontmoette zijn blik en knikte. Heb je het aan de politie laten zien? In formeerde Barrett. Neen! brulde O'Malley. En zou het niet verstandiger zijn om tot miss Hunt terug te keeren Dus dat heb je nog niet gedaan, stelde Barrett op peinzenden toon vast. Waarom niet? Terwille van Claudia? Ten deele, gaf O'Malley toe. Maar wacht nog eens even; ik heb zelf ook een paar vragen te stellen. Wie schreef dien brief? Barrett staarde hem nadenkend aan, maar zweeg. Wie is de persoon, die zijn brieven met een groene Inktvlek onderteekent? Steek je hand niet nog dieper in het wes pennest, O'Malley, adviseerde Barrett glim lachend. H'm, bromde hij. Toen, na een oogenblik: Hoe kwam je dien avond op het spoor van den brief en juist op tijd om mijn zuster te helpen? Dat was puur toeval, lichtte O'Malley in. Ik passeerde toevallig toen ze naar buiten kwam rennen. Mijn club is net tegenover uw kantoor. Barrett zei een heele poos niets en O'Malley stelde hem plotseling een vraag. Wat ik zeggen wil, begon hfl, bent u al thuis geweest? Barrett schudde ontkennend het hoofd. Hoe weet u dan dat miss Hunt er niet ls Van mijn bediende. Ik ben in contact met hem gebleven. John? glimlachte O'Malley. Barrett gaf hem een snellen blik. Wordt tenolgi.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7