Hoe de zeerovers hun eiland veroverden ilM Pi ©ÜJIF^IMTS- MANNEN Vijf lucifers en een cent fc Benijden jullie ons niet? Ook planten kunnen slapen Voor de kleintjes Om na te teekenen DOOR EDGAR RICE BURROUGHS Eerst vonden Joop, Kees en Fred het erg vervelend, dat ze met de grote vacantie thuis moesten blijven. Wat moesten ze nu doen, om er toch een prettige tijd van te maken? Ze bespraken van allerlei met el kaar, maar er was eigenlijk niets, dat ze werkelijk leuk vonden. Toen kreeg Kees plotseling een inval. „Jongens, we zullen Zeerovertje spelen op het meer!" De anderen begrepen nog niet direct wat Kees bedoelde, maar toen hij het uitlegde, dansten ze in het rond van plezier. Ze wisten nog wel niet, waar ze hun zeeroverschip vandaan moesten halen en waar ze hun hutten moesten opslaan, maar dat was geen bezwaar, dat zouden ze nog wel vinden. De eerste dag van de vacantie kwamen de drie zeerovers bij elkaar bij het meer, dat een half uurtje lopen van het dorp af lag. Ze hadden alles meegenomen, wat ze maar konden gebruiken, zoals oude auto banden, een waslijn, zakken enz. Ook had den ze ontdekt, waar ze hun kamp moesten opslaan. In het midden van het meer was een klein eilandje, dat dicht met bomen bedekt was. Dat onbewoonde eiland moes ten zij maar als hun vaste standplaats in richten, dan konden ze van daaruit alle kano's en andere boten, die uit het rivier tje bij het dorp kwamen, bestoken. Maar hoe moesten ze op hun eiland komen? Na lang beraden vonden ze er iets op. Ze maakten een paar planken aan een autoband vast en legden daar al hun ma teriaal op. De waslijn bonden ze aan de autoband vast, daarna trokken ze vlug hun badpak aan en sprongen in het water. De autoband trokken ze achter zich aan. Het eiland was al bewoond! Juist toen ze weer vaste grond onder hun voeten voelden en uit het water wilden ko men, stortten vijf krijgshaftig uitziende jongens uit het struikgewas, en bombar deerden de indringers met graskluiten. r door Jan van Leeuwen. vragen of we dat voor deze vacantie mogen lenen?" Daar waren de jongens onmiddellijk voor te vinden en met zijn drieën gingen ze naar Joops oom. Ze krijgen een boot. Geen ogenblik hadden onze drie vrien den eraan gedacht, dat het eiland misschien al door anderen bezet zou zijn. Ze draaiden zich voor deze overmacht snel weer om, om zo gauw mogelijk het veilige vasteland te bereiken. Maar.... tot hun ontzetting zagen ze, dat de vijanden een kleine boot uit het riet trokken en hen achterna gin gen. Onze jongens zwommen zo hard ze konden, maar op het laatste nippertje gre pen de achtervolgers de autoband met al les wat er op zat en trokken hem aan boord van hun schip. Nu zaten de drie vrienden tandknar- send op de oever en zonnen op wraak. „Het ongeluk is, dat we geen boot hebben," zei Kees en daar waren de beide anderen het mee eens. Plotseling keek Joop zijn vrien den aan en zei: „O, wat zijn we stom! Na tuurlijk, ik weet het al! Dat we daar niet eerder aan gedacht hebben! Aan de West (dat was het kleine riviertje, dat door het dorp stroomde) woont een oom van me. Die heeft nog een oud bootje liggen, waar hij vroeger mee uit hengelen ging. Zullen we Deze moest erg lachen, toen hij van de oorlogszuchtige plannen van zijn neef en diens vrienden hoorde, maar hij stond di rect zijn boot af. Zelf ging hij er toch nooit meer in uit. Het was een oud ding, maar goed genoeg voor de zeerovers. En zo roei den de jongen? de „Anna", zo heette de boot, weg. Joop was kapitein. Ze zetten de mast op en hesen het oude zeil, dat wel overal gelapt was, maar dat toch nog heel goed te gebruiken was. Ook het stuur brachten ze in orde en daarna namen ze nog een flinke hoeveelheid „kogels" mee, in de vorm van graskluiten. Toen alles klaar was, wuifden ze oom nog eens toe en staken „in zee". Ze roeiden een flink eind het meer op, maar zagen hun vijan den nergens. Het leek wel of ze helemaal verdwenen waren. Toen besloten ze maar om naar het eiland te gaan en het in bezit te nemen, en juist toen Joop bevel wilde geven, om te landen, schoot het vijandige schip opnieuw tussen het riet uit. De zeeslag. Rustig wachtte de bemanning van de „Anna" de strijd af. Deze strijd zou over het bezit van het eiland beslissen. De vij anden stuurden zo handig, dat ze vlak naast de Anna kwamen te liggen en toen ontbrandde een heftige strijd van man te gen man, waarbij flink geschreeuwd werd en de graskluiten door de lucht vlogen. Midden in het krijgsgewoel lukte het Fred, om den kapitein van het vijandelijke schip zo te treffen, dat hij met een buiteling overboord viel en even later proestend weer opdook. Nu de vijanden zagen, dat hun kapitein getroffen was, gingen ze snel op de vlucht, zonder hem zelfs eerst aan boord te nemen. De arme kapitein, werd door de beman ning van de Anna aan boord genomen en aan de mast vastgebonden. Natuurlijk namen Kees, Fred en Joop het eiland nu in bezit. Snel sloegen ze hun tent op en toen ze even later de autoband met alles erbij in het riet zagen liggen, sleepten ze die ook aan de kant en legden alles bij hun kamp. Toen besloten ze om eens naar hun gevangene te kijken, maar deze was spoorloos verdwenen. Pas toen ze het riet opzij bogen en over het meer uit keken, zagen ze hem zwemmen. Hij was al spoedig een flink eind van het eiland af en zwom de andere boet na. „Laat hem maar zwemmen", zei Joop edelmoedig. „Wij zijn hier nu toch de baas!" En dat was het begin van een heerlijke vacantie. De zeerovers hadden elke dag op nieuw veel plezier op hun eiland. Natuur lijk gingen ze van tijd tot tijd wel op roof uit, maar een zware zeeslag hoefden ze toch niet meer te voeren! Vader had juist zijn pijp aangestoken en wilde de lucifers weer in zijn zak stoppen, toen Mies vroeg: „Vader, mag ik dat doosje even hebben? Ik wil er graag een kunstje mee doen." „Dat is goed", zei vader en hij gaf haar de lucifers. „Ik zal er vijf uitnemen en die allemaal tegelijk opnemen. Maar ik zal het zo doen, dat ik er maar één aanraak." „Dat kan niet", zei Hans meteen, maar Mieke zei: „Je zult zien, dat het wel kan. Wil je het misschien eerst eens zelf probe ren?" „Goed", zei Hans. „Geef maar hier" Hij kon nooit hebben, dat Mies, die jonger was dan hij, iets beter zou doen, dan hij en daarom wilde hij het nu ook proberen. „Je doet natuurlijk iets met de koppen", zei hij nu. Maar om te bewijzen, dat dat niet zo was, brak Mies de koppen van de lucifers af, zodat het alleen nog maar rechte staaf jes waren. „Zo, nu hebben ze geen kop meer, kijk maar eens of je het kunt." „Ach, het kan niet", zei hij ongeduldig. Maar Mies begon te lachen en zei. „Ik zal het gemakkelijker voor je maken. Hier heb je een cent. is er helemaal niets meer aan. Je mag die cent ook gebruiken". Hans keek naar de cent, alsof het iets heel bij zonders was. Hij draaide hem naar alle kanten om en vroeg toen: „Is die cent soms magnetisch gemaakt? Trekt hij de lucifers aan?" „Welnee, lachte Mies. Hoe kom je toch bij zulke malle dingen. Het is een heel gewone cent, niets bijzonders. Net zoals dat heel gewone lucifers zijn. „Vader, probeert u het eens", vroeg ze toen. Nu probeerde vader het ook, maar wat hij ook deed en hoe hij de lucifers ook draaide, hij kon ze niet oppakken. Om hem te helpen legde Mies nu twee lucifers ge kruist onder de cent en nu had vader het werkelijk gevonden. „Het is heel aardig", zei hij. „Maar hoe doe je het nu zonder cent? Wacht ik zal het eerst nog eens proberen." Nu wist hij hoe het moest en daarom was het veel gemak kelijker voor hem. Hij legde de lucifers telkens op een andere manier in elkaar en ineens merkte hij, dat hij de goede manier gevonden had. Aan één lucifer kon hij ze allemaal tegelijk opnemen. Hans probeerde het nu ook en hij moest toegeven, dat het een heel aardig kunstje was. Ze probeerden daarna om er nog meer lucifers tussen te steken en ook dat lukte. Op het plaatje zie je afgebeeld, hoe je er vijf met een cent en hoe je ze los kunt op pakken. Probeer het maar eens na te doen. Net als mensen en dieren hebben ook planten slaap nodig. Natuurlijk niet slaap, zoals wij die kennen, maar toch ook een toestand, waarin ze volkomen kunnen rus ten. In een plantkundig instituut in Cal- cutta in Voor-Indië werden enige tijd gele den proeven gedaan met behulp van een electrisch meetapparaat. Door deze proeven bleek, dat de planten in den loop van ongeveer 24 uur een tijd hadden, waarin ze alles voelden en op alles reageerden en dat deze vatbaarheid voor alle indrukken langzamerhand afnam tot dat de planten bijna niets meer schenen te merken. Daarna reageerden ze weer vlug ger. De meeste planten reageerden onge veer op het midden van de dag het meest op alle indrukken, terwijl ze 's nachts bijna niet reageerden, dus „sliepen". Ook waren er planten, waarbij het precies omgekeerd toeging en deze noemde men in het insti tuut „de boemelaars" van het plantenrijk. DE SLAG VAN WATERLOO MET TINNEN SOLDAATJES Voor zijn uit historisch oogpunt be langrijke collecties heeft Hannover in het voormalig paleis van graaf Wallmoden een museum geopend. Een der merkwaar digste stukken van dit nieuwe museum is een weergave van den slag bij Waterloo met niet minder dan 14.000 tinnen figuren. Dikwijls gebeurt het, dat je een aardig plaatje ziet en het graag zou willen nate kenen, maar als je er dan aan begint, is 't zo moeilijk, dat het helemaal niet lukt. Dan zeggen de groten: „Daar ben je ook nog te klein voor, dat kan je nog niet tekenen!" Maar tcoh zijn er genoeg leuke dingen, die je wel kunt tekenen, al ben je klein. Je moet eerst alleen de omtrek tekenen en pas daarna de fijne lijntjes aanbrengen. We zullen nu eens met elkaar een nijlpaard en een olifant tekenen. Nu denk je natuurlijk, dat juist deze dieren erg moeilijk zijn, maar als je naar het plaatje kijkt, zie je meteen, dat het heel eenvoudig is. Er is eigenlijk maar heel weinig nodig om een tekening te maken. Voor het nijlpaard teken je eerst een worstje. Dat is zijn lichaam. Daarna teken je zijn kop, zijn poten en zijn staart en ten slotte heb je niets anders te doen, dan nog een paar kleine lijntjes te trekken, waar door de tekening duidelijker wordt. De olifant is al even eenvoudig te ma ken. Kijk maar goed naar de plaatjes en trek de lijntjes allemaal voorzichtig na. Je zult zien, dat je olifant er dan heel goed uitziet en de groten zullen niet geloven, dat je het helemaal zelf hebt gemaakt. Als het nu al goed gaat, kan je zelf nog andere dieren tekenen. 113. Tarzan rende weg omdat hij op het veld al'.een zijn eigen kracht kon scharen aan de z(jde van de soldaten van Thudos. Hij moest meer hulp zien te krijgen. Dus liep hij naar het Noorden van de stad, klom over de muur en rende door de verlaten straten naar de slaven-afdeling. Hier waren de slaven reeds in opstand gekomen, want de meeste bewakers waren verdwenen om mee te gaan vechten. Vlug brachten hij en Stanley Wood de wan hopige bende naar het paleis, waar zij Gon- fala snel bevrijdden. Deze viel snikkend van blijdschap in de armen van haar verloofde. Tien minuten later verscheen Tarzan op hef slagveld aan het hoofd van zijn wanhopig* troep. Zelfs Spike en Troll bevonden zich on- der hen. Ofschoon zij Tarzan hadden gesard toen deze een gevangene was in de slave'naf- deling, gehoorzaamden zij nu maar al te graas zijn bevelen. Met kreten van aanmoediging en zelf onverschrokken voorgaand, leidde Tarzan 7ijn mannen naar het punt, waar zij konden meehelpen om het Atheniaansche leger aan te vallen. Doch zelfs deze geslaagde strategie was nog geen garantie dat zij zouden over winnen, want de Athenianen waren nog altg» verreweg in de meerderheid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 10