Lotje gaat naar school IVOREN SCHAT OM NA TE TEKENEN JAN ONDEUGD Een aardige vondst Een hoofdkussen van goud HET GEHEIM VAN DE Nu staat dc wereld op z'n kop door A. Pandor door Lies Helgers. Lotje zat voor het raam en keek naar de kinderen buiten op straat. Ze had een bo terham in haar hand en deed telkens een flinke hap. Ze vond het elke morgen even leuk om naar te kijken, als de school aan de overkant van de weg aanging. Al om kwart voor negen kwamen de kinderen en er waren er, die nog vroeger kwamen en dan met elkaar gingen spelen. Maar som- mige kinderen waren altijd te laat. Lotje vond het zo leuk om te kijken of ze nog net op tijd binnen zouden komen, of dat de deur al dicht zou gaan. Ze mocht eigen lijk niet van tafel opstaan onder het ont bijt, maar moeder wist wel, dat ze het zo graag deed en daarom zei ze er maar niets van. Nu was het vijf voor negen en er kwa men nog van alle kanten kinderen aanlo pen. Daar zag Lotje een jongen met een grappig zwart petje op zijn hoofd aanko men. Hij slingerde zijn tas heen en weer en plotseling vloog die tas open. Al zijn boeken en schriften vielen eruit en ook een klein pakje, waar zijn brood zeker in zat. Meteen kwam Poets, de hond van den slager aanhollen. Hij trok het papier uit el kaar en begon het brood op te eten. De jongen stond er even verwonderd naar te kijken, maar hij had geen tijd om nog lang buiten te blijven en misschien durfde hij de hond ook niet weg te jagen. In ieder geval pakte hij vlug zijn boeken op en holde naar binnen. Een minuut later ging de bel. Lotje zuchtte eens heel diep. Die jon gen was tenminste nog op tijd gekomen. Maar wat moest dat nu. Hij zou toch wel moeten eten en Poets had al zijn brood opgegeten. Wat zou die jongen een honger krijgen. Lotje ging naar moeder, die in de keuken bezig was. Ze vertelde daar het hele ver haal, hoe de tas was opengegaan en hoe Poets toen meteeh was gekomen en het brood had opgegeten. „En nu heeft die ar me jongen geen brood", zei Lotje. „Hij zal wel wat brood van zijn vriend jes krijgen", antwoordde moeder. „Maak je daar maar niet ongerust over! Dat komt heus wel terecht! Maar jij bent zelf nog niet eens klaar met ontbijten, zie ik' daar. Kom kindje, eet nu eerst vlug je boterham op en dan mag je gaan spelen. Ga maar vlug aan tafel zitten, er is nu toch niets meer te zien bij de school." Lotje ging terug naar de huiskamer en klom in haar stoel. Maar ze had helemaal geen trek meer om te eten. Het was net of al haar honger opeens over was. Even later ging ze weer naar de keuken en zei: „Moeder, mag ik die jongen niet een paar sneetjes brood brengen? Ik vindt het zo zielig!" Moeder begon te lachen: „Denk je dan, dat je hem kunt vinden tussen al die an dere kinderen in?" „Ja, hij had een zwart petje op en ik denk, dat ik hem wel herken." „Nou ga jij hem dan maar een boterham brengen" zei moeder toen, en maakte een paar lekkere boterhammen klaar. Even later stapte Lotje naar de overkant, naar de school. De deur stond op een kier. Zonder zich te bedenken, stapte ze* naar binnen en daarna tikte ze tegen de eerste deur. in de gang. Dat was juist de hoog ste klas. Een meneer deed de deur open, keek verwonderd naar het kleine meisje en zei: „Kom jij brood aan je broer brgp- gen, meisje?" Voor wie is het?" Alle jon gens en meisjes in de klas keken nieuws gierig, wat Lotje wilde. „Ik moet die jonger, met het zwarte pet je hebbenzei Lotje verlegen. „Hij zwaaide zo met zijn tas en toen at Poets al zijn brood op." Nu begonnen een paar jongens te lachen en zeiden: „Hier heeft niemand een zwart petje!" „Hoe groot was de jongen?" vroeg de onderwijzer. Lotje wees met haar hand aan, hoe groot hij was. „Dat was dan wel een erg kleine jongen!" lachte de onderwijzer. „We zul len eens in een andere klas gaan kijken, kom maar met me mee." Hij gaf Lotje een hand en 'iep met haar door de lange gang, de trap op, naar boven. Daar bleven ze voor een deur stilstaan en toen de onder wijzer open deed, zag ze een klas vol kin deren, die niet veel groter waren dan zij zelf. Er stond een juffrouw voor de klas, die nu vragend naar den onderwijzer en naar Lotje keek. „Dit meisje komt brood brengen," zei de onderwijzer vrolijk en ging toen weer naar zijn eigen klas terug. Nu moest Lotje weer het hele verhaal doen. „Wie is dat geweest?" vroeg de juffrouw aan de kinderen, maar ze gaven geen van allen antwoord. Toen zag Lotje opeens het grappige petje aan een haak tegen de muur hangen. Ze liep ernaar toe, en riep: „Dit is het petje!" Toen kwam Hans Wilk uit zijn bank. Hij had een rode kleur van schaamte en ver telde toen, dat hij die jongen was geweest. Hij moest alles n g eens vertellen en nu vond hij het toch niet meer zo naar en schaamde hij zich niet meer. Toen hij bo vendien het lekkere brood zag, dat Lotje voor hem bracht, begon hij weer te lachen en bedankte Lotje hartelijk. „Dat was lief van je, hoor", zei de juf frouw. „Kom jij ook gauw op school? Proberen jullie eens o je de figuren, die je hier ziet afgebeeld, na kunt tekenen. Maar je moet ze, net als hier, in één lijn te. kenen. Je zet dus ergens je potlood op het papier en moet het er dan niet meer afha len, voor het hele figuurtje af is. Het is wel niet erg, als je je potlood een keer van het papier haalt, maar daarna moet je weer op hetzelfde punt doorgaan. Jullie hebben wel eens meer van die tekeningen ge maakt. Probeer het maar eens, het is hele maal niet moeilijk en als je er een beetje handigheid in krijgt, moet je ook proberen andere tekeningen uit één lijn te maken. Het volgend jaar al? Nou, dat vind ik gezellig! Ga nu maar weer vlug naar huis en bedank je moeder voor de lekkere bo terhammen. Moeder, die boven voor het raam zat te kijken, zag even later haar dochtertje vro lijk huppelend de school uitkomen, en daarna vertelde Lotje haar, wat er alle maal gebeurd was. „Het was zo leuk, ik zou nu wel naar school willen," besloot ze haar verhaal en moeder zei: „Nog een jaar tje wachten, meisje, en dan mag je erheen." Weer iets nieuws heeft Jan bedacht, Hij maakte een diep gat, Zei toen: „Wacht nu even af, Straks gebeurt er wat!" Ja, daar kwam Marie al aan, Vrolijk keek ze in 't rond. Maar voordat zij er erg in had, Zakte z' in de grond! En zoals bij elke streek, Kreeg Jan ook zijn straf! Daardoor leerde hij voor goed, 't Kuilen graven af! Twee jongens van elf jaar, die in de buurt van Derby wonen, speelden vlak bij een grote puinhoop. Ze waren daar aan het graven en plotseling vonden ze een hoopje in elkaar gefrommeld papier. Ze vouwden het papier open en het bleek nu, dat het allemaal pondenbriefjes waren. Zo. als jullie weten is het Engelse pond onge veer 8 gulden 90 waard. Daarna vonden ze nog meer papier en dat bleken vijf-ponds biljetten te zijn. De jongens liepen direct met hun buit naar huis en lieten het aan hun ouders zien. Deze gaven het aan bij de politie, die nu naar den eigenaar van al dit geld bij elkaar is het een bedrag van 137 pond sterling zoekt! Een politieagent, die de ronde deed door het bekende Grant-park in Chicago vond daar een hele familie, die in het gras lag te slapen. Het waren een vader, een moe der en een paar kinderen. Hij merkte, dat de vader een zak onder zijn hoofd had ge legd, waar stenen in zaten. Bij nader onder zoek bleken die stenen brokken gouderts t.; zijn. Deze brokken alleen hadden al een v/aarde van 1000 dollar. Door een toeval had het echtpaar, Mac Dertmor genaamd, in de bergen een goudmijn ontdekt. Ze hadden er meteen, zoals dat bij goudzoe kers de gewoonte is, paaltjes omheen ge zet en het op die manier tot hun eigen ge bied gemaakt, maar de vader des huizes had niet genoeg geld zo voor de hand om de mijn meteen te ontginnen. Sinds de agent en de andere mensen dat wisten, wa ren ze allemaal even vriendelijk voor het echtpaar en niemand zou hen nu meer uit het park durven jagen! WETENSWAARDIGHEDEN. Een schoenenfabrikant uit Parijs heeft schoenen gemaakt, van een heel buigzaam en onbreekbaar soort glas! De drager of draagster van deze schoenen mag dan wel zorgen altijd hele kousen aan te hebben! „KIJK EENS, WAT IK HEB GEVONDEN!" Een avontuurlijke reis naar de ontoegankelijke oerwouden van Afrikaop zoek naar de plaats waar de olifanten hun laatste levensdagen slijten 17. HOOFDSTUK 2. De man uit Brazilië. „Lopez!" zei René verbaasd. .Handen omhoog, René Marcelles!" beval de man met het donkere haar, die de revolver op hem gericht hield. „Dezen keer zal ik winnen!" René stak zijn handen omhoog en bedacht, dat ze tenslotte Lopez toch niet ver slagen hadden, want hier was de Braziliaan, in levende lijve. Als Lopez niet werd tegen gehouden, dan zou hij de schat aan ivoor, die in „Het Dal der Olifanten" opgehoopt lag, zelf trachten te bemachtigen. Want ze waren op zoek naar hetzelfde doel het kerkhof der olifanten, de plek ergens in Afrika, waar iédere olifant op zekere dag heen ging om te sterven Niemand had ooit het geraamte van een dode olifant gevonden. Lijken van andere wilde dieren vond men dikwijls genoeg, op de plek, waar ze gestorven waren, maar nooit dat van een olifant. 19. Tippo Tib had zijn kaart ergens verborgen en mijnheer Hendriks, de bekende onderzoe ker, was nu met zijn zoon en dochter, René en Kazimoto op weg naar deze verzamel plaats van ivoor doch onderweg opgehou den door de ontijdige aankomst van Lopez. „U hebt gewonnen tenminste voor het moment, Lopez", gaf René toe. •Ha, niet alleen voor het moment, René Marcelles", bulderde Lopez met een duivelse grijns op zijn gezicht. „Ik heb mijn ivoren schat ervoor behoed in jullie handen te val len." „Jouw ivoren schat?" schreeuwde René. 18. Er moest dus een speciale plek zijn waar iedere oude en aftandse dikhuid zich intuïtief heen begaf, een olifantenkerkhof ver van de routes, waarlangs de grote kudden door de Afrikaanse jungles trekken. Verhalen van kaffers vertelden van dit olifantenkerkhof. En werkelijk, Tippoo Tib had zijn leven er bij ingschoten, toen hij zo onverstandig was geweest, een kaart van de plaats van het olifantenkerkhof te maken en een grote hoe veelheid ivoor mee te nemen. Want op die olifantenplek moesten duizenden en tiendui zenden slagtanden liggen van gestorven olifanten, een oogst van vele eeuwen. 20. „Ze is niet minder van jou dan van ons. In werkelijkheid heeft alleen Afrika er recht op!" „Afrika?" herhaalde Lopez verwonderd. „Wat bedoel je met „het is van Afrika? Wees niet zo onnozel!" En terwijl Lopez deze woorden van René tct zich door liet dringen, nam René de gelegenheid waar, dat LOpez' aandacht een ogenblik verslapte. Hij sprong naar voren, greep met beide handen de polsen van den ander beet. Door de schok liet Lopez het pistool vallen, dat op de pier terecht kwam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 10