280 Loopgraafspitters aan 't werk J L ffl Zitting zonder sensaties Overal in onze stad worden ze aangelegd „Helde'riche HLoaïüeït[ê' 4 jaar tegen C* de W geëischt Vacantie - rhapsodie Ponderdag 7 September 1939 Tweede Blad Ook particuliere tuinen komen in aanmerking, mits men ze voor algemeen gebruik beschikbaar stelt Groot- en Kleinbedrijf in den detailhandel Burgerlijke Stand van Den Helder Een tweede Versailles Nimmer! De Duitsche correspondentie Enkele malen zijn er boven, of in de directe omgeving van Den Helder vliegtuigen gesig naleerd, die niet tot de Nederlandsche lucht macht behoorden. Het was geen wonder, dat dergelijke berichten eenigen schrik in onze stad verwekten. Men is door den benarden internationalen toestand toch al spoedig in een nerveuze stemming en dus was het te begrij pen, dat men dezer dagen reeds tal van malen de vraag hoorde stellen: „als Den Helder nu eens gebombardeerd werd, hoe kunnen we ons dan redden?" Met nadruk zij er in de eerste plaats de aandacht op gevestigd, dat het onverstandig is zich nu reeds beangst te maken over een mogelijken bomaanval. Nederland is neutraal gebied en er is geen enkel symptoom dat er op wijst, dat het dit in de toekomst niet zou blijven. Vandaar dat er geen reden is zich on gerust te maken. Evenwel... een oud Fransch spreekwoord zegt, dat regeeren gelijk is aan vooruitzien en vandaar dat ons gemeentebestuur, zooals bekend, de koppen bij elkaar gestoken heeft en besloten Den Helder zijn loopgraven te geven. Komt dus eens d-- nood aan den man, dan bezit onze stad een aantal plaatsen waarin ruimte voor de geheele burgerbevol king is om zich te beschermen voor het ge vaar uit de lucht. Het begin. Gistermorgen is men begonnen en dat was tevens het bewijs dat men er geen gras over liet groeien. Nauwelijks was het prijzens waardig voorstel van B. en W. aangenomen, of reeds werden de eerste spaden ip den grond gestoken en vlogen de aardkluiten om hoog. En een begin was gemaakt met het graven van de 15.000 meter loopgraaf. Bij het werk. Wij hebben een kijkje genomen bij het werk. Eenigen tijd den arbeid van de circa 200 werkloozen gadegeslagen, die thans hard aan het werk zijn op het onbebouwde terrein, begrensd door Singel, Javastraat en Timor- laan. Daar was men aan het spitten: 200 spaden werden door een dubbel aantal stevige armen den grond in gedreven en waar het in de felle zon flikkerende ijzer den bodem insneed, daar verdween de geel-groene grasmat en kwam de grijze aarde te voorschijn. Die zich donkerder kleurde naarmate men dieper groef. Om 11 uur was er reeds teekening in het werk gekomen. De eerste deelen van de loop graven zig-zagden reeds door het veld, waaruit de lichamen der werkers slechts voor de helft te voorschijn kwamen. In verband met de sto vende zon veelal slechts spaarzaam gekleed. En met roode en witte zakdoeken op het hoofd. Graven is geen licht karwei. Men moet maar eens een uurtje in Uw eigen tuin gaan spitten om tot die conclusie te komen. Ge zult Uw rug voelen verstijven en Uw polsen en handen zullen respectievelijk verlammen en beblaren. Ook het spitten van deze loopgraven is allesbehalve een sinecure, maar van ver scheidene kanten hoorden wij beweeren, dat het niet zoo zwaar is als het graafwerk in de Wieringermeer. In dit opzicht is de ploeg dus vooruitgegaan. Wat het spitten betreft, men graaft tot een diepte van 40 centimeter in den grond, waarbij de uitgestoken zoden met den ande ren grond aan weerszijden opgestapeld wor den. Boven den grond verkrijgt men zoodoen de nog een ophooping, een wal, van 120 cen timeter. In totaal dus een diepte van meer dan anderhalve meter. De breedte van de loopgraaf heeft men gesteld op 40 centimeter. Het is de bedoeling deze loopgraven in de geheele stad aan te leggen. Overal waar daarvoor gelegenheid is. Stukken open grond, groote tuinen en andere onbebouwde deelen komen daarvoor in aanmerking. Iedereen, die een behoorlijk stuk grond bij z'n woning heeft, kan een loopgraaf laten leggen, mits men deze ook in geval van nood in dienst jllllllllllllllllllk Gedurende het dat de jaarvergadering vooraf ging, was er maa één onderwerp van ge sprek: Het drukwerk. Hoe kon het ook anders: Shuhhaïii 2a Boel met haar groote keuze moderne lettersoorten had het verzorgd I -f* van de gemeenschap stelt. Men mag haar dus niet beschouwen als privé bezit. Het valt dus niet met eenige nauw keurigheid te veronderstellen wanneer dit graaf wei k klaar zal zijn. Natuurlijk is het de bedoeling, dat men zoo spoedig mogelijk gereed is, doch het tempo der werkzaamheden zal dit bepalen. In dit opzicht mogen wjj er dan ook wel de aandacht der gravers op vestigen, dat zij met dit werk een uitermate nut tig gemeenschapswerk verrichten. Ar beid, waarvan wij hopen, dat zij over bodig is, maar die mogelijk eens het lijfsbehoud zal schenken aan tal van Hel- dersche mannen, vrouwen en kinderen. De gravers kunnen er dan ook van ver zekerd zijn, dat zij met dit werk de dank baarheid van geheel onze gemeenschap oogsten. Zeekrijgsraad Willemsoord Van een dure muilpeer en een idem uitstapje Gistermiddag hield de Zeekrijgsraad te Willemsoord, onder presidium van Mr. Am. Veltman, zitting. Slechts een twee tal zaken kwam op het tapijt. Een derde zaak, die de rol vermeldde, werd, in ver band met het niet aanwezig zijn van den verdachte, opgeschort tot een volgende zitting. De eerste die verscheen was de matroos lste kl. C. R., terechtstaande wegens mis handeling. Dienende op H.Ms. „Van Meer- landt" had deze het bestaan te Vlissingen, komende uit een café, iemand, die waar schijnlijk per ongeluk tegen hem opliep, een watjekouw toe te dienen, die het slachtoffer deed suizebollen. Verd. scheen dit gedaan te hebben lichtelijk onder den invloed van alco holica. Hoe dan ook, de man was aanvanke lijk geheel versuft en maakte er prompt werk van. Verd. tracht zijn gedrag te verontschuldi gen door te beweren, dat de Jonge was be gonnen te schelden. Voorts had deze zich in beleedigende terminologie over de marine uitgelaten. De President gelooft er niet bijster veel van. Hetgeen te begrijpen is, als deze een tipje van den sluier van verd.'s conduitestaat oplicht. Dan hoort men van vechtlust, ruzie- zoekerij en kortaangebondenheid. Dat alles pleit niet voor de bewering dat K. uit nood weer handelde. De Fiscaal, de officier van administratie der lste kl. Mr. D. B. A. Franken, vordert 10 gulden boet, subs. 5 dagen gevangenis. Als verdediger treedt op Mr. Dr. J. A. E. Buiskool uit Schagen. Ook deze geeft toe, dat men hier geen beroep op „noodweer" mag doen, maar hij betwijfelt ernstig de waarheid ven de voorstelling van zaken door het slachtoffer. Er schijnt wel degelijk sprake van uitlokking geweest te. zijn. Mr. Buiskool verzoekt den Zeekrijgsraad de laasgte boete te willen toekennen. Uitspraak: 5.boete, subs. 5 dagen gevangenis. In Engeland de „Sumatra" verlaten. M. A. H., lichtmatroos, en H. P., zee milicien bediende 3e kl., staan vervolgens terecht wegens desertie, subs. opzettelijke ongehoorzaamheid. Dienende op H.Ms. „Sumatra", die 30 Juni voor Edinburgh in Engeland lag, waren zij er getweeën vandoor gegaan. 2 Juli echter meldden zjj zich vrijwillig weder aan. Het blijkt, dat geen van beiden tot de bloem der marine gerekend kunnen worden. De een deed allerlei moeite om los te komen van het dienstverband, terwijl de ander over een verre van fraaie conduitestaat be schikt. De Fiscaal noemde het een overtreding, collectief gepleegd en vordert een gevange nisstraf van 3 maanden voor elk. Met aftrek van het voorarrest, dat 2 Juli inging. Mr. Buiskool breekt ook voor deze heeren een lans. Hij wijst er op, dat geen van beiden zich natuurlijk ook maar eenigszins gereali seerd hebben, dat zij deserteerden in een tijd, dat dit extra zwaar gestraft wordt. Ook hebben zij nimmer het plan gehad voorgoed heen te gaan. Maar de een wilde zijn ontslag nemen en werd baloorig toen dit niet direct geschiedde. De ander zat over een opgeloopen straf in de put en zoodoende vonden beiden elkaar. Pleiter verzoekt een straf toe te ken nen gelijk aan het voorarrest. Speciaal H., die reeds van 10 Juli af ontslagen is, heeft al straf genoeg gehad, daar hij zijn betrekking niet kan vervullen in het burgerleven. P. is nog zeer jong en heeft zich waarschijnlijk niet gerealiseerd wat hij deed. Uitspraak: Beiden 3 maanden gevan genisstraf met aftrek voorarrest. Voor de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar stond eergisteren terecht de adsp. besteller van de P.T.T. C. de W., die op verschillende tijdstippen in zijn woon plaats diefstallen had gepleegd. Zijn dief stallen bestonden hoofdzakelijk uit geld, ofschoon een gouden armbandhorloge ook niet versmaad werd. Verdachte erkende de feiten en zeide, dat hij de diefstallen had gepleegd door middel van braak. De getuigen G. v. O., J. G. S. en M. K., al len wonende te Den Helder, bevestigden het aan verd. ten laste gelegde. D. J. V. de Smet, uit Heiloo, als getuige deskundige gehoord, verklaarde, dat verd. bij het plegen der tenlaste gelegde feiten door den invloed van alcohol licht ontoerekenbaar moest worden geacht. Get.-desk. achtte in het belang van verd. opsluiting in een bij zondere strafgevangenis gewenscht, daar de man niet geheel gezond is. Cellulaire opslui ting zou voor hem" wel eens funeste gevolgen kum hebben. De president mr. Ledeboer meende, dat een gecombineerde straf misschien ook wel op haar plaats zou zijn. Dr. de Smet was het hiermede eens, dan toch zal verd. onder toezicht komen te staan en als hij zich van het gebruik van alcohol onthoudt, dan kan hij een behoorlijk mensch In de maatschappij worden. De Officier van Justitie acht de ten- laste gelegde feiten wettig en overtui gend bewezen. Mr. v. d. Feen de Lille wees erop, dat deze verd. van 1936 tot 1939 aan het stelen is geweest. Spr. be schouwde verd. als een zeer gevaarlijk misdadiger, die feiteljjk voor goed uit de maatschappij verbannen moest worden. De man had goed werk en verdiende be hoorlijk; uit armoede deed verd. het niet. De lichte ontoerekeningsvatbaarheid wil de Officier in aanmerking nemen en elscht daarom een gevangenisstraf voor den tijd van vier jaar. De verdediger, mr. Schenkeveld, pleitte een voorwaardelijke veroordeeling, dan komt er onder strenge toezicht nog iets van zijn cliënt terecht. Echter zullen de benadeelden hun geld moeten terughebben. Uitspraak heden over acht dagen. No. 3. In het slot van het tweede artikel over deze materie is de verhouding aangetoond tusschen de industrie en den detail-handel. Dit geheel andere karakter van de ver houding tusschen groot- en kleinbedrijf op het gebied der distributie (wij bedoelen de gewone normale distributie, ter onderscheiding van de oorlogs-distributie, wat natuurlijk heel wat anders is), verleent aan den heerschenden strijd zijn scherpe kanten en verklaart de toe nemende verbittering in de rijen der zelfstan dige middenstanders. Want men vergete niet, dat wij hier zijn aangeland bij een feilen concurrentie-strijd, een strijd door de zelf standige middenstanders gestreden met onge lijke wapens; en dat verschijnsel roept nog meer verbittering in het leven. Of die meening juist is moeten wij onderzoeken en om die buitengewone felheid beter te begrijpen moeten wij zoeken in het volgende onderdeel: Het beginsel van de oningeperkte concurrentie. Over het algemeen zal ieder, al of niet koopman zijnde, erkennen, dat de onder linge wedijver een zegenrijke werking heeft, en dankt de samenleving mede hieraan de algemeene verhooging van het welvaartspeil. Men moge echter niet blind zijn voor de vrije concurrentie, die verworden is tot bandeloosheid, tot een meedoogenloozen strijd ter vernietiging van den tegenstander. Deze ongebonden heid werkt vernielend naar twee zijden: eenerzijds door de absolute vrijheid van vestiging, anderzijds door het benutten van elk concurrentie-middel, ook die, welke, zoo al niet oneerlijk, toch unfair genoemd moet worden. Het eerste is reeds eenigszins ondervangen door de Vestigings-wet Kleinbedrijf, al heeft men daarbij nog niet bereikt, hetgeen eenige voorstanders zouden wenschen, n.1. de inscha keling van het „behoefte-element", in ieder geval zijn de verhoudingen op dit stuk wel zóó ingrijpend omgebogen in eene richting, die uiteindelijk tot betere toestanden zal leiden. Anders staat het met de concurrentie middelen. Op dit punt is de toestand nog steeds onbevredigend. De nog steeds onge breidelde vrijheid van beweging beteekent niet bepaald, dat de economisch-beter-werkzame eenig succes boekt, maar wel de minst kies keurige. Immers gebeurt het toch vaak ge noeg, dat door voortdurende prijsonderbiedin- gen, door vaak misleidende étalages (de artikelen in de étalages worden gebruikt als lokmiddel, terwijl men als kooper ze zeer moeilijk bekomen kan) het publiek wordt ge lókt tot aankoop van veelal minderwaardige of overbodige artikelen. Voegt men hierbij nog de verschillende andere ontoelaatbare methoden, als: het aan bieden van speciale treinkosten-vergoeding aan de provinciale koopers, het aanbieden van gratis versnaperingen, het exploiteeren van lunchrooms in grootbedrijven, het hebben van kapperswinkels, potskantoortjes en reis- bureaux in warenhuizen, dan zijn dat de ongelijke wapenen, waarmede de zelfstandige middenstander moet strijden tegen zijn kapi taalkrachtigen buurman. (Wordt vervolgd.) van 6 September 1939. ONDERTROUWD: W. C. Norden en L. W. Querreveld; J. Stoll en P. Bravenboer; K. Hollander en H. Gerssen; H. Sperling en A. M. Huurman; G. W. Ufkes en M. Heindijk; G. J. van den Berg en D. A. Schol; Th. A. Smit en E. M. Mulder; C. Bregman en G. E. Schipper; L. J. A. van Broekhoven en B. Bootes; J. Outshoorn en L. C. van der Heij den; J. A. Klaassen en A. A. H. Oldersom. GETROUWD: W. Schook en D. van Steen- huijsen. BEVALLEN: W. Luidingade Leeuw, z.; A. BijlSpits, z.; C. J. C. EeringLeissner, d. Jan Mens Ik zag een feest XVIII. Wjj hebben die feestmaandag niet overge slagen. Wij hebben met volle teugen gedron ken uit de kelk van plezier en vermaak, dat verzeker ik U! We waren op de Buitenhaven bij de parade, wij zagen het muziekcorps trekken door Uw straten, we genoten 's mid dags van het aardige kinderfeest in Huis duinen. En dank zij de goede zorgen van de voortvarende bestuursleden van „Huisduinen Vooruit", vonden we 's avonds een plaats in een der autobussen, die een rondrit door de feestelijk aangekleede stad ging maken. Die rondrit... Als een soort hoogwaardigheidsbekleeder zat ik daar in m'n wagen, en Den Helder krioelde aan mijn voeten. We hobbelden door smalle en brede straten, en ik hield mijn hart vast, dat we hier of daar nog een spie gelruit gingen attaqueren óók... Maar onze chauffeur ontwikkelde zo'n rijvaardigheid, dat alles in de beste orde is afgelopen. En mijn vooringenomenheid, die ik ten aanzien van het karakter der feestvreugde nog bezat, smolt finaal -weg. Want ik zag daar een bevolking, die op waardige en levens prettige manier de blom metjes buiten zette. En van de onprettige dingen, die mij weerhouden in Amsterdam een voet buiten dt deur te zetten, merkte ik geen sikkepit. Hier feestte een bevolking, die maat wist te houden eenige uitzonderin gen daargelaten. Een bevolking, die, dat kan niet anders, gevoel heeft voor cultuur, voor beschaving zonder in een soort stijfdeftig- heid te vervallen. Men zong wat, men bekeek de lichtjes, men gebruikte iets, men danste hier en daar kortom, er heerste een ge zellige drukte. Maar nergens dat baldadige, die brooddronkenheid, dat misselijke, wee gedoe van opgeschoten jongens en meisjes, waar de remmen losgeslagen werden en daar door 't hek van de dam raakt... Een feest vreugde, die voor nuchtere realisten, zooals „men" zegt, dat ik er een ben, plezierig is te aanschouwen niet alleen, maar om er aan mee te doen tevens. En vanzelf vraag ik mij af, of dat tikje discipline, waarover ik U reeds eerder mocht onderhouden, of dat tikje discipline er de oorzaak van kan zijn, dat alles zo gezellig en ordelijk verliep. Bn of misschien het „ge zamenlijke" van de deelname aan de aubade, welke ik langs mij zag trekken, of dèir ook de oorzaak kon schuilen van die goede geest. Want 't deed mij deugd, een zo heterogeen gezelschap bij elkaar te zien. Daar liepen Katholieken en Protestanten, Heilsoldaten en sportjongens, gelovigen en andersdenkenden broederlijk en zusterlijk achter elkaar. En 't moet me hier van 't hart, dat de kreet om Geestelijke Herbewapening, hoewel dikwijls aan dovemansoren getoetst, hier prachtig vorm en gestalte kreeg. O ja, o ja misschien dat de festiviteiten, welke men in sommige landen te aanschou wen krijgt, misschien dat die grootser, impo santer, geweldiger zijn. 't Kan wezen, 't Is geen kunst, een bevolking met kunst-en- vliegwerk, met dwang en geweldmiddelen op straat te krijgen, evenmin als 't een kunst is, iemand op straffe van ontslag of erger te dwingen een vlag uit te steken. Ik weet niet, hoe U daaroverdenkt: geeft mij maar zo'n gezellig feest, zo'n prettig bijelkaarzijn, als ik in Den Helder heb aanschouwd en ondergaan! Want ik vertel U eerlijk, dat er van mijn vooringenomenheid niets is overgebleven. Den Helder heeft feest gevierd op een wijze, dat Amsterdam er een voorbeed aan kan ne men. Want toen de volgende dag de kranten bij me binnendwarreldén, en ik las, hoe men in mijn geboortestad 't weer bruin gebakken had, toen schaamde ik me een beetje. Want als hoofdstedeling heb je een zekere reputa tie op te houden, nietwaar? In onze autobus was 't gezang niet van de lucht. En ik leerde en-passant op de wijs van Mathilda, Huisduinens volkslied: „O dat schone Huisduinen, Schoon z(jn je strand en je duinen. Wy zullen het rond bazuinen: Huisduinen dat moet vooruit! We werden overal met gejubel ontvangen, we blokkeerden de Spoorstraat, we raakten vast ergens in een bevlagd straatje, en ik snap nóg niet, hoe we weer goed en wel in Huisduinen zijn aanbeland... Knabbelend op een met oranjemuisjes bestrooide Neels-be- schuit tuften we weerom. Nog lang klonk ons 't geroezemoes van 't feestende Nieuwediep in de oren, 't geroezemoes van een stad die óók in haar uitbundige dagen een onuitwis bare indruk op ons heeft gemaakt. Een stad, waar feest èn cultuur tot elkaar gebracht zyn En wier inwoners, dit gezegd zijnde, niet van verwaandheid buiten hun schoe nen zullen gaan lopen... Wie wint dezen oorlog Ziedaar de vraag, waarover zich nu reeds millioenen menschen het hoofd breken. Wie zal dezen oorlog, deze ont ketening der internationale hartstochten, winnen? De Britsche wereldmacht of het nationaal-socialistische Duitschland, al dan niet vereend met zijn bondgenooten? Er is geen sterveling ter wereld die deze vraag kan beantwoorden. Het is zelfs niet mogelijk bij benadering den meest waarschijn- lijken uitslag te gissen. Daarvoor weet men in wezen té weinig van de enorme militaire machten, die de groote mogendheden in stelling kunnen brengen, en weet men te weinig van het economisch uithoudingsvermogen der naties. Daarbij komt nog een ander probleem. Wat zal Italië doen en wat Rusland? Voorts: zullen de Vel-eenigde Staten van Noord-Amerika inderdaad een neutrale hou ding blijven aannemen, of zal men Groot- Brittannië met wapens en grondstoffen steun verstrekken? En zal Amerika, indien het ziet dat Engeland het onderspit zou moeten delven, zijn eigen defensie-apparaat niet in stelling brengen Dit zijn slechts enkele der ontelbare fac toren, die op dit oogenblik nog volkomen on berekenbaar zijn, en die waarschijnlijk in de nabije toekomst ook niet beantwoord zullen worden. Daarvoor is zoowel Duitschland, als Engeland en zijn bondgenoot, te sterk be wapend. De in tot oordeelen bevoegde kringen gang bare meening is, dat het een oorlog zal worden, waarin de economische kracht der naties den doorslag zal geven. Zoo bezien zal men direct de veronderstelling maken, dat dan het Derde Rijk er belangrijk minder gunstig voorstaat dan Engeland en Frankrijk. Aan genomen dat dit zoo is, blijft het echter de vraag of Duitschland zich niet in staat zal weten te stellen zich voor langen tijd econo mische voordeelen te verschaffen. Rusland is in dit opzicht een mogelijkheid, evenals Italië, hoewel men ook 'weer niet moet verwachten, dat deze beide landen voor een uitvoer kunnen zorgen, die de ontzaglijke Duitsche behoeften voorziet. Daarvoor zijn de uitvoeroverschotten van beide landen te gering. Hoe zich evenwel deze strijd zal ontwik kelen, of het Britsche imperium dan wel het nationaal-socialistische Duitschland den over- winniggpalm na korteren of langeren tijd zal wegdt%j|en, het is voor de wereld te hopen, dat de dan komende vrede een definitieve zal zijn. Wij bedoelen, dat het geen vrede worde in den trant van die van Versailles, een vrede die, dat is nu wel gebleken, niet ten volle op recht, doch voornamelijk op macht be rekend was. En thans ziet men sedert vele jaren alreeds de ellende daarvan. Thans blijkt zonneklaar, dat men een groote mogendheid niet wegvagen kan. Dat het onmogelijk is een groot rijk als het Duitsche met een ver dragspen voorgoed uit te cijferen. Men ziet hoe datzelfde land in slechts luttele jaren een weermacht opbouwde van ongekende kracht. Wij maken deze opmerkingen, omdat wij in een der Fransche bladen een beschouwing lazen, waarin gezegd werd, dat deze oorlog de voltooiing van Versailles werd. Dat met dezen krijg het laatste hoofdstuk van Versailles ge schreven zal worden. Deze mentaliteit lijkt ons een funeste. Want de overwonnene, is het Duitschland dan wel Engeland, zal zich bij de dan opgedrongen onrechtvaardigheden evenmin neerleggen. En er zal dan wederom een herhaling komen zoo wel van 1914 als van 1939. Dit is een oorlog van bloed om bloed, en van wraak om wraak. Gelooft men de eerste oorlogsbulletins, dan is er sprake van groote wreedheden en onmenscheiyk optreden van alle partijen. In een modernen oorlog kan men haast niet anders verwachten. Maar wij troosten ons met de gedachte, dat uit dezen chaos van ellende, uit het namelooze verdriet, dat thans de wereld berokkend wordt, eindelijk de waarheid geboren worde van een vrede, niet ge baseerd op macht, maar op recht. En dan zal tevens het bloed van den Onbekenden Soldaat niet vergeefs ge vloeid hebben in deze duistere tijden. Misschien dat volgende generaties daar van dan de vruchten mogen plukken. Naar aanleiding van ons bericht, dat ver scheidene Heldersche kappers gisteren ge drukte Duitsche correspondentie ontvangen hadden, kunnen wij thans nog mededeelen, dat ook op Julianadorp en Medemblik derge lijke poststukken zijn gearriveerd. Eveneens met denzelfden inhoud. Wel blijkt, dat deze brieven niet in grooten getale verzonden zijn. Slechts hier en daar ontving men hen. De mogelijkheid bestaat, dat men in Duitschland van meening is, dat coiffeurs met tal van personen in aanraking komen en op deze wijze de Duitsche meenin-* zullen kunnen lanceeren. De waarde van het systeem mogen wij overigens sterk in twijfel trekken. Opgenomen om 8 uur hedenmorgen Barometerstand Den Helder: 769.2 Temperatuur lucht; j7.3 Maximum temp. lucht: 22.0 Wind: richting: Z., kracht 1 Temperatuur zeewater: 20 6 Licht op: 8 07

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 5