280 Loopgraafspitters aan
't werk
J L
ffl
Zitting zonder
sensaties
Overal in onze stad worden ze aangelegd
„Helde'riche
HLoaïüeït[ê'
4 jaar tegen C* de W
geëischt
Vacantie - rhapsodie
Ponderdag 7 September 1939
Tweede Blad
Ook particuliere tuinen komen in aanmerking, mits men ze voor
algemeen gebruik beschikbaar stelt
Groot- en Kleinbedrijf
in den detailhandel
Burgerlijke Stand van Den Helder
Een tweede Versailles
Nimmer!
De Duitsche correspondentie
Enkele malen zijn er boven, of in de directe
omgeving van Den Helder vliegtuigen gesig
naleerd, die niet tot de Nederlandsche lucht
macht behoorden. Het was geen wonder, dat
dergelijke berichten eenigen schrik in onze
stad verwekten. Men is door den benarden
internationalen toestand toch al spoedig in een
nerveuze stemming en dus was het te begrij
pen, dat men dezer dagen reeds tal van malen
de vraag hoorde stellen: „als Den Helder nu
eens gebombardeerd werd, hoe kunnen we ons
dan redden?"
Met nadruk zij er in de eerste plaats de
aandacht op gevestigd, dat het onverstandig
is zich nu reeds beangst te maken over een
mogelijken bomaanval. Nederland is neutraal
gebied en er is geen enkel symptoom dat er
op wijst, dat het dit in de toekomst niet zou
blijven. Vandaar dat er geen reden is zich on
gerust te maken.
Evenwel... een oud Fransch spreekwoord
zegt, dat regeeren gelijk is aan vooruitzien
en vandaar dat ons gemeentebestuur, zooals
bekend, de koppen bij elkaar gestoken heeft
en besloten Den Helder zijn loopgraven te
geven. Komt dus eens d-- nood aan den man,
dan bezit onze stad een aantal plaatsen
waarin ruimte voor de geheele burgerbevol
king is om zich te beschermen voor het ge
vaar uit de lucht.
Het begin.
Gistermorgen is men begonnen en dat was
tevens het bewijs dat men er geen gras over
liet groeien. Nauwelijks was het prijzens
waardig voorstel van B. en W. aangenomen,
of reeds werden de eerste spaden ip den
grond gestoken en vlogen de aardkluiten om
hoog. En een begin was gemaakt met het
graven van de 15.000 meter loopgraaf.
Bij het werk.
Wij hebben een kijkje genomen bij het
werk. Eenigen tijd den arbeid van de circa
200 werkloozen gadegeslagen, die thans hard
aan het werk zijn op het onbebouwde terrein,
begrensd door Singel, Javastraat en Timor-
laan.
Daar was men aan het spitten: 200 spaden
werden door een dubbel aantal stevige armen
den grond in gedreven en waar het in de felle
zon flikkerende ijzer den bodem insneed,
daar verdween de geel-groene grasmat en
kwam de grijze aarde te voorschijn. Die zich
donkerder kleurde naarmate men dieper groef.
Om 11 uur was er reeds teekening in het
werk gekomen. De eerste deelen van de loop
graven zig-zagden reeds door het veld, waaruit
de lichamen der werkers slechts voor de helft
te voorschijn kwamen. In verband met de sto
vende zon veelal slechts spaarzaam gekleed.
En met roode en witte zakdoeken op het
hoofd. Graven is geen licht karwei. Men moet
maar eens een uurtje in Uw eigen tuin gaan
spitten om tot die conclusie te komen. Ge
zult Uw rug voelen verstijven en Uw polsen
en handen zullen respectievelijk verlammen
en beblaren.
Ook het spitten van deze loopgraven is
allesbehalve een sinecure, maar van ver
scheidene kanten hoorden wij beweeren, dat
het niet zoo zwaar is als het graafwerk in
de Wieringermeer. In dit opzicht is de ploeg
dus vooruitgegaan.
Wat het spitten betreft, men graaft tot
een diepte van 40 centimeter in den grond,
waarbij de uitgestoken zoden met den ande
ren grond aan weerszijden opgestapeld wor
den. Boven den grond verkrijgt men zoodoen
de nog een ophooping, een wal, van 120 cen
timeter. In totaal dus een diepte van meer
dan anderhalve meter. De breedte van de
loopgraaf heeft men gesteld op 40 centimeter.
Het is de bedoeling deze loopgraven in de
geheele stad aan te leggen. Overal waar
daarvoor gelegenheid is. Stukken open grond,
groote tuinen en andere onbebouwde deelen
komen daarvoor in aanmerking. Iedereen,
die een behoorlijk stuk grond bij z'n woning
heeft, kan een loopgraaf laten leggen, mits
men deze ook in geval van nood in dienst
jllllllllllllllllllk
Gedurende het
dat de jaarvergadering
vooraf ging, was er maa
één onderwerp van ge
sprek: Het drukwerk.
Hoe kon het ook anders:
Shuhhaïii 2a Boel
met haar groote keuze
moderne lettersoorten had
het verzorgd I
-f*
van de gemeenschap stelt. Men mag haar
dus niet beschouwen als privé bezit.
Het valt dus niet met eenige nauw
keurigheid te veronderstellen wanneer dit
graaf wei k klaar zal zijn. Natuurlijk is
het de bedoeling, dat men zoo spoedig
mogelijk gereed is, doch het tempo der
werkzaamheden zal dit bepalen.
In dit opzicht mogen wjj er dan ook
wel de aandacht der gravers op vestigen,
dat zij met dit werk een uitermate nut
tig gemeenschapswerk verrichten. Ar
beid, waarvan wij hopen, dat zij over
bodig is, maar die mogelijk eens het
lijfsbehoud zal schenken aan tal van Hel-
dersche mannen, vrouwen en kinderen.
De gravers kunnen er dan ook van ver
zekerd zijn, dat zij met dit werk de dank
baarheid van geheel onze gemeenschap
oogsten.
Zeekrijgsraad Willemsoord
Van een dure muilpeer en een
idem uitstapje
Gistermiddag hield de Zeekrijgsraad te
Willemsoord, onder presidium van Mr.
Am. Veltman, zitting. Slechts een twee
tal zaken kwam op het tapijt. Een derde
zaak, die de rol vermeldde, werd, in ver
band met het niet aanwezig zijn van den
verdachte, opgeschort tot een volgende
zitting.
De eerste die verscheen was de matroos
lste kl. C. R., terechtstaande wegens mis
handeling. Dienende op H.Ms. „Van Meer-
landt" had deze het bestaan te Vlissingen,
komende uit een café, iemand, die waar
schijnlijk per ongeluk tegen hem opliep, een
watjekouw toe te dienen, die het slachtoffer
deed suizebollen. Verd. scheen dit gedaan te
hebben lichtelijk onder den invloed van alco
holica. Hoe dan ook, de man was aanvanke
lijk geheel versuft en maakte er prompt
werk van.
Verd. tracht zijn gedrag te verontschuldi
gen door te beweren, dat de Jonge was be
gonnen te schelden. Voorts had deze zich in
beleedigende terminologie over de marine
uitgelaten.
De President gelooft er niet bijster veel
van. Hetgeen te begrijpen is, als deze een
tipje van den sluier van verd.'s conduitestaat
oplicht. Dan hoort men van vechtlust, ruzie-
zoekerij en kortaangebondenheid. Dat alles
pleit niet voor de bewering dat K. uit nood
weer handelde.
De Fiscaal, de officier van administratie
der lste kl. Mr. D. B. A. Franken, vordert 10
gulden boet, subs. 5 dagen gevangenis.
Als verdediger treedt op Mr. Dr. J. A. E.
Buiskool uit Schagen. Ook deze geeft toe, dat
men hier geen beroep op „noodweer" mag
doen, maar hij betwijfelt ernstig de waarheid
ven de voorstelling van zaken door het
slachtoffer. Er schijnt wel degelijk sprake
van uitlokking geweest te. zijn.
Mr. Buiskool verzoekt den Zeekrijgsraad de
laasgte boete te willen toekennen.
Uitspraak: 5.boete, subs. 5 dagen
gevangenis.
In Engeland de „Sumatra" verlaten.
M. A. H., lichtmatroos, en H. P., zee
milicien bediende 3e kl., staan vervolgens
terecht wegens desertie, subs. opzettelijke
ongehoorzaamheid. Dienende op H.Ms.
„Sumatra", die 30 Juni voor Edinburgh
in Engeland lag, waren zij er getweeën
vandoor gegaan. 2 Juli echter meldden
zjj zich vrijwillig weder aan. Het blijkt,
dat geen van beiden tot de bloem der
marine gerekend kunnen worden. De een
deed allerlei moeite om los te komen van
het dienstverband, terwijl de ander over
een verre van fraaie conduitestaat be
schikt.
De Fiscaal noemde het een overtreding,
collectief gepleegd en vordert een gevange
nisstraf van 3 maanden voor elk. Met aftrek
van het voorarrest, dat 2 Juli inging.
Mr. Buiskool breekt ook voor deze heeren
een lans. Hij wijst er op, dat geen van beiden
zich natuurlijk ook maar eenigszins gereali
seerd hebben, dat zij deserteerden in een tijd,
dat dit extra zwaar gestraft wordt. Ook
hebben zij nimmer het plan gehad voorgoed
heen te gaan. Maar de een wilde zijn ontslag
nemen en werd baloorig toen dit niet direct
geschiedde. De ander zat over een opgeloopen
straf in de put en zoodoende vonden beiden
elkaar. Pleiter verzoekt een straf toe te ken
nen gelijk aan het voorarrest. Speciaal H.,
die reeds van 10 Juli af ontslagen is, heeft al
straf genoeg gehad, daar hij zijn betrekking
niet kan vervullen in het burgerleven. P. is
nog zeer jong en heeft zich waarschijnlijk
niet gerealiseerd wat hij deed.
Uitspraak: Beiden 3 maanden gevan
genisstraf met aftrek voorarrest.
Voor de Arrondissementsrechtbank te
Alkmaar stond eergisteren terecht de
adsp. besteller van de P.T.T. C. de W., die
op verschillende tijdstippen in zijn woon
plaats diefstallen had gepleegd. Zijn dief
stallen bestonden hoofdzakelijk uit geld,
ofschoon een gouden armbandhorloge ook
niet versmaad werd. Verdachte erkende
de feiten en zeide, dat hij de diefstallen
had gepleegd door middel van braak.
De getuigen G. v. O., J. G. S. en M. K., al
len wonende te Den Helder, bevestigden het
aan verd. ten laste gelegde.
D. J. V. de Smet, uit Heiloo, als getuige
deskundige gehoord, verklaarde, dat verd. bij
het plegen der tenlaste gelegde feiten door
den invloed van alcohol licht ontoerekenbaar
moest worden geacht. Get.-desk. achtte in
het belang van verd. opsluiting in een bij
zondere strafgevangenis gewenscht, daar de
man niet geheel gezond is. Cellulaire opslui
ting zou voor hem" wel eens funeste gevolgen
kum hebben.
De president mr. Ledeboer meende, dat een
gecombineerde straf misschien ook wel op
haar plaats zou zijn.
Dr. de Smet was het hiermede eens, dan
toch zal verd. onder toezicht komen te staan
en als hij zich van het gebruik van alcohol
onthoudt, dan kan hij een behoorlijk mensch
In de maatschappij worden.
De Officier van Justitie acht de ten-
laste gelegde feiten wettig en overtui
gend bewezen. Mr. v. d. Feen de Lille
wees erop, dat deze verd. van 1936 tot
1939 aan het stelen is geweest. Spr. be
schouwde verd. als een zeer gevaarlijk
misdadiger, die feiteljjk voor goed uit de
maatschappij verbannen moest worden.
De man had goed werk en verdiende be
hoorlijk; uit armoede deed verd. het niet.
De lichte ontoerekeningsvatbaarheid wil
de Officier in aanmerking nemen en
elscht daarom een gevangenisstraf voor
den tijd van vier jaar.
De verdediger, mr. Schenkeveld, pleitte
een voorwaardelijke veroordeeling, dan komt
er onder strenge toezicht nog iets van zijn
cliënt terecht. Echter zullen de benadeelden
hun geld moeten terughebben.
Uitspraak heden over acht dagen.
No. 3.
In het slot van het tweede artikel over deze
materie is de verhouding aangetoond tusschen
de industrie en den detail-handel.
Dit geheel andere karakter van de ver
houding tusschen groot- en kleinbedrijf op het
gebied der distributie (wij bedoelen de gewone
normale distributie, ter onderscheiding van de
oorlogs-distributie, wat natuurlijk heel wat
anders is), verleent aan den heerschenden
strijd zijn scherpe kanten en verklaart de toe
nemende verbittering in de rijen der zelfstan
dige middenstanders. Want men vergete niet,
dat wij hier zijn aangeland bij een feilen
concurrentie-strijd, een strijd door de zelf
standige middenstanders gestreden met onge
lijke wapens; en dat verschijnsel roept nog
meer verbittering in het leven. Of die meening
juist is moeten wij onderzoeken en om die
buitengewone felheid beter te begrijpen moeten
wij zoeken in het volgende onderdeel:
Het beginsel van de oningeperkte
concurrentie.
Over het algemeen zal ieder, al of niet
koopman zijnde, erkennen, dat de onder
linge wedijver een zegenrijke werking
heeft, en dankt de samenleving mede
hieraan de algemeene verhooging van het
welvaartspeil. Men moge echter niet
blind zijn voor de vrije concurrentie, die
verworden is tot bandeloosheid, tot een
meedoogenloozen strijd ter vernietiging
van den tegenstander. Deze ongebonden
heid werkt vernielend naar twee zijden:
eenerzijds door de absolute vrijheid van
vestiging, anderzijds door het benutten
van elk concurrentie-middel, ook die,
welke, zoo al niet oneerlijk, toch unfair
genoemd moet worden.
Het eerste is reeds eenigszins ondervangen
door de Vestigings-wet Kleinbedrijf, al heeft
men daarbij nog niet bereikt, hetgeen eenige
voorstanders zouden wenschen, n.1. de inscha
keling van het „behoefte-element", in ieder
geval zijn de verhoudingen op dit stuk wel
zóó ingrijpend omgebogen in eene richting,
die uiteindelijk tot betere toestanden zal
leiden.
Anders staat het met de concurrentie
middelen. Op dit punt is de toestand nog
steeds onbevredigend. De nog steeds onge
breidelde vrijheid van beweging beteekent niet
bepaald, dat de economisch-beter-werkzame
eenig succes boekt, maar wel de minst kies
keurige. Immers gebeurt het toch vaak ge
noeg, dat door voortdurende prijsonderbiedin-
gen, door vaak misleidende étalages (de
artikelen in de étalages worden gebruikt als
lokmiddel, terwijl men als kooper ze zeer
moeilijk bekomen kan) het publiek wordt ge
lókt tot aankoop van veelal minderwaardige
of overbodige artikelen.
Voegt men hierbij nog de verschillende
andere ontoelaatbare methoden, als: het aan
bieden van speciale treinkosten-vergoeding
aan de provinciale koopers, het aanbieden van
gratis versnaperingen, het exploiteeren van
lunchrooms in grootbedrijven, het hebben van
kapperswinkels, potskantoortjes en reis-
bureaux in warenhuizen, dan zijn dat de
ongelijke wapenen, waarmede de zelfstandige
middenstander moet strijden tegen zijn kapi
taalkrachtigen buurman.
(Wordt vervolgd.)
van 6 September 1939.
ONDERTROUWD: W. C. Norden en L. W.
Querreveld; J. Stoll en P. Bravenboer; K.
Hollander en H. Gerssen; H. Sperling en A.
M. Huurman; G. W. Ufkes en M. Heindijk;
G. J. van den Berg en D. A. Schol; Th. A.
Smit en E. M. Mulder; C. Bregman en G. E.
Schipper; L. J. A. van Broekhoven en B.
Bootes; J. Outshoorn en L. C. van der Heij
den; J. A. Klaassen en A. A. H. Oldersom.
GETROUWD: W. Schook en D. van Steen-
huijsen.
BEVALLEN: W. Luidingade Leeuw, z.;
A. BijlSpits, z.; C. J. C. EeringLeissner, d.
Jan Mens
Ik zag een feest
XVIII.
Wjj hebben die feestmaandag niet overge
slagen. Wij hebben met volle teugen gedron
ken uit de kelk van plezier en vermaak, dat
verzeker ik U! We waren op de Buitenhaven
bij de parade, wij zagen het muziekcorps
trekken door Uw straten, we genoten 's mid
dags van het aardige kinderfeest in Huis
duinen. En dank zij de goede zorgen van de
voortvarende bestuursleden van „Huisduinen
Vooruit", vonden we 's avonds een plaats in
een der autobussen, die een rondrit door de
feestelijk aangekleede stad ging maken.
Die rondrit...
Als een soort hoogwaardigheidsbekleeder
zat ik daar in m'n wagen, en Den Helder
krioelde aan mijn voeten. We hobbelden door
smalle en brede straten, en ik hield mijn
hart vast, dat we hier of daar nog een spie
gelruit gingen attaqueren óók... Maar onze
chauffeur ontwikkelde zo'n rijvaardigheid,
dat alles in de beste orde is afgelopen. En
mijn vooringenomenheid, die ik ten aanzien
van het karakter der feestvreugde nog bezat,
smolt finaal -weg.
Want ik zag daar een bevolking, die op
waardige en levens prettige manier de blom
metjes buiten zette. En van de onprettige
dingen, die mij weerhouden in Amsterdam een
voet buiten dt deur te zetten, merkte ik geen
sikkepit. Hier feestte een bevolking, die
maat wist te houden eenige uitzonderin
gen daargelaten. Een bevolking, die, dat kan
niet anders, gevoel heeft voor cultuur, voor
beschaving zonder in een soort stijfdeftig-
heid te vervallen. Men zong wat, men bekeek
de lichtjes, men gebruikte iets, men danste
hier en daar kortom, er heerste een ge
zellige drukte. Maar nergens dat baldadige,
die brooddronkenheid, dat misselijke, wee
gedoe van opgeschoten jongens en meisjes,
waar de remmen losgeslagen werden en daar
door 't hek van de dam raakt... Een feest
vreugde, die voor nuchtere realisten, zooals
„men" zegt, dat ik er een ben, plezierig is
te aanschouwen niet alleen, maar om er aan
mee te doen tevens.
En vanzelf vraag ik mij af, of dat tikje
discipline, waarover ik U reeds eerder mocht
onderhouden, of dat tikje discipline er de
oorzaak van kan zijn, dat alles zo gezellig
en ordelijk verliep. Bn of misschien het „ge
zamenlijke" van de deelname aan de aubade,
welke ik langs mij zag trekken, of dèir ook
de oorzaak kon schuilen van die goede geest.
Want 't deed mij deugd, een zo heterogeen
gezelschap bij elkaar te zien. Daar liepen
Katholieken en Protestanten, Heilsoldaten en
sportjongens, gelovigen en andersdenkenden
broederlijk en zusterlijk achter elkaar. En
't moet me hier van 't hart, dat de kreet om
Geestelijke Herbewapening, hoewel dikwijls
aan dovemansoren getoetst, hier prachtig
vorm en gestalte kreeg.
O ja, o ja misschien dat de festiviteiten,
welke men in sommige landen te aanschou
wen krijgt, misschien dat die grootser, impo
santer, geweldiger zijn. 't Kan wezen, 't Is
geen kunst, een bevolking met kunst-en-
vliegwerk, met dwang en geweldmiddelen op
straat te krijgen, evenmin als 't een kunst is,
iemand op straffe van ontslag of erger te
dwingen een vlag uit te steken. Ik weet niet,
hoe U daaroverdenkt: geeft mij maar zo'n
gezellig feest, zo'n prettig bijelkaarzijn, als ik
in Den Helder heb aanschouwd en ondergaan!
Want ik vertel U eerlijk, dat er van mijn
vooringenomenheid niets is overgebleven.
Den Helder heeft feest gevierd op een wijze,
dat Amsterdam er een voorbeed aan kan ne
men. Want toen de volgende dag de kranten
bij me binnendwarreldén, en ik las, hoe men
in mijn geboortestad 't weer bruin gebakken
had, toen schaamde ik me een beetje. Want
als hoofdstedeling heb je een zekere reputa
tie op te houden, nietwaar?
In onze autobus was 't gezang niet van de
lucht. En ik leerde en-passant op de wijs
van Mathilda, Huisduinens volkslied:
„O dat schone Huisduinen,
Schoon z(jn je strand en je duinen.
Wy zullen het rond bazuinen:
Huisduinen dat moet vooruit!
We werden overal met gejubel ontvangen,
we blokkeerden de Spoorstraat, we raakten
vast ergens in een bevlagd straatje, en ik
snap nóg niet, hoe we weer goed en wel in
Huisduinen zijn aanbeland... Knabbelend op
een met oranjemuisjes bestrooide Neels-be-
schuit tuften we weerom. Nog lang klonk ons
't geroezemoes van 't feestende Nieuwediep
in de oren, 't geroezemoes van een stad die
óók in haar uitbundige dagen een onuitwis
bare indruk op ons heeft gemaakt.
Een stad, waar feest èn cultuur tot
elkaar gebracht zyn
En wier inwoners, dit gezegd zijnde,
niet van verwaandheid buiten hun schoe
nen zullen gaan lopen...
Wie wint dezen oorlog
Ziedaar de vraag, waarover zich nu
reeds millioenen menschen het hoofd
breken. Wie zal dezen oorlog, deze ont
ketening der internationale hartstochten,
winnen? De Britsche wereldmacht of het
nationaal-socialistische Duitschland, al
dan niet vereend met zijn bondgenooten?
Er is geen sterveling ter wereld die deze
vraag kan beantwoorden. Het is zelfs niet
mogelijk bij benadering den meest waarschijn-
lijken uitslag te gissen. Daarvoor weet men
in wezen té weinig van de enorme militaire
machten, die de groote mogendheden in stelling
kunnen brengen, en weet men te weinig van
het economisch uithoudingsvermogen der
naties.
Daarbij komt nog een ander probleem. Wat
zal Italië doen en wat Rusland?
Voorts: zullen de Vel-eenigde Staten van
Noord-Amerika inderdaad een neutrale hou
ding blijven aannemen, of zal men Groot-
Brittannië met wapens en grondstoffen steun
verstrekken? En zal Amerika, indien het ziet
dat Engeland het onderspit zou moeten delven,
zijn eigen defensie-apparaat niet in stelling
brengen
Dit zijn slechts enkele der ontelbare fac
toren, die op dit oogenblik nog volkomen on
berekenbaar zijn, en die waarschijnlijk in de
nabije toekomst ook niet beantwoord zullen
worden. Daarvoor is zoowel Duitschland, als
Engeland en zijn bondgenoot, te sterk be
wapend.
De in tot oordeelen bevoegde kringen gang
bare meening is, dat het een oorlog zal
worden, waarin de economische kracht der
naties den doorslag zal geven. Zoo bezien zal
men direct de veronderstelling maken, dat dan
het Derde Rijk er belangrijk minder gunstig
voorstaat dan Engeland en Frankrijk. Aan
genomen dat dit zoo is, blijft het echter de
vraag of Duitschland zich niet in staat zal
weten te stellen zich voor langen tijd econo
mische voordeelen te verschaffen. Rusland is
in dit opzicht een mogelijkheid, evenals Italië,
hoewel men ook 'weer niet moet verwachten,
dat deze beide landen voor een uitvoer kunnen
zorgen, die de ontzaglijke Duitsche behoeften
voorziet. Daarvoor zijn de uitvoeroverschotten
van beide landen te gering.
Hoe zich evenwel deze strijd zal ontwik
kelen, of het Britsche imperium dan wel het
nationaal-socialistische Duitschland den over-
winniggpalm na korteren of langeren tijd zal
wegdt%j|en, het is voor de wereld te hopen,
dat de dan komende vrede een definitieve zal
zijn. Wij bedoelen, dat het geen vrede worde
in den trant van die van Versailles, een vrede
die, dat is nu wel gebleken, niet ten volle op
recht, doch voornamelijk op macht be
rekend was. En thans ziet men sedert vele
jaren alreeds de ellende daarvan. Thans blijkt
zonneklaar, dat men een groote mogendheid
niet wegvagen kan. Dat het onmogelijk is
een groot rijk als het Duitsche met een ver
dragspen voorgoed uit te cijferen. Men ziet
hoe datzelfde land in slechts luttele jaren een
weermacht opbouwde van ongekende kracht.
Wij maken deze opmerkingen, omdat wij in
een der Fransche bladen een beschouwing
lazen, waarin gezegd werd, dat deze oorlog de
voltooiing van Versailles werd. Dat met dezen
krijg het laatste hoofdstuk van Versailles ge
schreven zal worden.
Deze mentaliteit lijkt ons een funeste. Want
de overwonnene, is het Duitschland dan wel
Engeland, zal zich bij de dan opgedrongen
onrechtvaardigheden evenmin neerleggen. En
er zal dan wederom een herhaling komen zoo
wel van 1914 als van 1939.
Dit is een oorlog van bloed om bloed,
en van wraak om wraak.
Gelooft men de eerste oorlogsbulletins,
dan is er sprake van groote wreedheden
en onmenscheiyk optreden van alle
partijen.
In een modernen oorlog kan men haast
niet anders verwachten.
Maar wij troosten ons met de gedachte,
dat uit dezen chaos van ellende, uit het
namelooze verdriet, dat thans de wereld
berokkend wordt, eindelijk de waarheid
geboren worde van een vrede, niet ge
baseerd op macht, maar op recht.
En dan zal tevens het bloed van den
Onbekenden Soldaat niet vergeefs ge
vloeid hebben in deze duistere tijden.
Misschien dat volgende generaties daar
van dan de vruchten mogen plukken.
Naar aanleiding van ons bericht, dat ver
scheidene Heldersche kappers gisteren ge
drukte Duitsche correspondentie ontvangen
hadden, kunnen wij thans nog mededeelen,
dat ook op Julianadorp en Medemblik derge
lijke poststukken zijn gearriveerd. Eveneens
met denzelfden inhoud.
Wel blijkt, dat deze brieven niet in grooten
getale verzonden zijn. Slechts hier en daar
ontving men hen. De mogelijkheid bestaat, dat
men in Duitschland van meening is, dat
coiffeurs met tal van personen in aanraking
komen en op deze wijze de Duitsche meenin-*
zullen kunnen lanceeren.
De waarde van het systeem mogen wij
overigens sterk in twijfel trekken.
Opgenomen om 8 uur hedenmorgen
Barometerstand Den Helder: 769.2
Temperatuur lucht; j7.3
Maximum temp. lucht: 22.0
Wind: richting: Z., kracht 1
Temperatuur zeewater: 20 6
Licht op: 8 07