Mobilisatieflits 1939 Biitscli-Indische Slechts onbeperkte duikbooten-oorlog biedt kans op succes Anderzijds levert hij echter ook groote gevaren op Reeds in 1917 werd Amerika er door in den strijd betrokken Het eerste slachtoffer van den duikbootoorlog is reeds enkele uren na het uitbreken van den nieuwen wereldbrand gevallen: het Britsche passagiersschip „Athenia" is met 1400 man, hoofdzakelijk Amerikanen en Canadeezen, aan boord getorpedeerd, hoewel het geen wapens vervoerde. Moet men daaruit concludeeren, dat de duikboot oorlog ditmaal van het begin af onbeperkt zal zijn, zulks in tegen stelling met den wereldoorlog, toen Duitschland eerst in Februari 1917 den onbeperkten duikbootoorlog afkondigde. Tot het voeren van den duik bootoorlog gaat men meestal over wanneer de tegenstander de zeeën beheerscht. Zoo is het ook te ver klaren, dat de machtige Britsche vloot slechts over een betrekkelijk klein aantal duikbooten beschikt, terwijl juist de minder machtige zeemogendheden een groot aantal van deze eenheden bezitten. Duikbooten zijn namelijk zeer moeilijk van de zee te verdrijven. Anderzijds schijnt het echter ook onmogelijk te zijn, slechts met duikbooten een beslissend succes op de vijandelijke slagvloot te behalen. In den wereldoorlog trachtte Duitschland met duik booten, door het aanwenden van torpedo's zoowel als mijnen, de vijandelijke scheeps macht zoodanig te doen verminderen, dat de eigen vloot in een zeeslag meer kans zou krijgen. Hoewel kleine successen be haald werden, waren deze van geen beslis- senden invloed, en noopten den vijand slechts tot meerdere voorzorgsmaatregelen. De handelsoorlog. Ook de handelsoorlog met duikbooten had-geen algeheel succes, daar de Britsche koopvaardijschepen, waartegen deze yoop- namelijk was gericht, in toenemende mate bewapend werden en aan het voorafgaand onderzoek van een verdacht schip dus groot gevaar voor de duikboot zelf verbon den was. In dit verband zij ook herinnerd aan de z.g. duikbodtvallcn, als koopvaardij schepen gecamoufleerde oorlogsbodems, die .vele onderzeeërs onschadelijk maakten. Slechts met den onbeperkten duikbootoorlog, waarbij de sche pen zonder voorafgaande waar schuwing getorpedeerd worden, scheen iets te bereiken. Het gevaar van den onbeperkten duikbootoor log is echter, dat hierbij de rech ten der neutralen mét voeten wor den getreden en degeen, die hem toepast, dus de kans loopt zich nieuwe vijanden te maken. In het begin van 1915 verklaarde Duitsch land de wateren om Groot-Brittanje als orlogszone, waarbinnen alle schepen ge vaar zouden loopen. Door de Vereenigde Staten werd hiertegen geprotesteerd, waar op de neutralen werden ontzien. De torpedeering van de Lusitania. In Mei 1915 werd daarop de Britsche mail boot „Lusitania'' van de Cunard Line door de Duilsclie duikboot U 20 zonder vooraf gaande waarschuwing getorpedeerd. Van de ongeveer 2000 opvarenden kwamen er bijna 1200 oijl. Onder de slachtoffers waren ook Amerikanen. Do omstandigheid, dat de Duit- sche gezant te Washington Amerikaansche staatsburgers er tegen gewaarschuwd had, zich op de Lusitania in te schepen, werd in Amerika als bewijs beschouwd, dat men de daad met voorbedachten rade gepleegt had, zoodat 't Aniierikaanschc volk in groote op winding geraakte. Washington eischte daar op, dat de Duitsche regecring den duikboot oorlog enkel tegen oorlogsschepen zou voe ren. Inderdaad kregen de Duitsche duikboot commandanten toen bevel, geen groote pas sagiersschepen meer te torpedeeren. Na bet torpedeeren van de „Arabic" moesten zij ook kleinere schepen ontzien en toen de „Susscx" een hospitaalschip, op deze wijze tot zinken werd gebracht, mochten zij verder in het geheel geen passagiersschepen meer in den grond boren. Van dat oogenblik af had de duikbootenoorlog door .de herhaalde inper king niet veel meer om het lijf. Onbeperkte duikbootoorlog. In dezen toestand kwam weer verande ring, toen Duitschland in Februari 1917 den onbeperkten duikbootoorlog afkondigde. Hoewel dit Amerika aan de zijde der Ge allieerden in den oorlog dreef, zag het er aanvankelijk werkelijk naar uit, alsof de on beperkte duikbootoorlog Engeland, dat im mers zonder invoer niet kon bestaan, op de knieën zou dwingen. Eerst in Augustus 1917 kon men door uitgebreide voorzorgs maatregelen, waaronder vooral het convoyee- ren der koopvaardijschepen, de verliezen weer doen afnemen. Het is nog niet met zekerheid te zeggen, of de wereld thans wederom getuige zal zijn van den onbeperkten duikbootoorlog, die, hoewel de verdedigingsmiddelen natuurlijk aanzienlijk verbeterd zijn, dikwijls zooveel onschuldige slachtoffers maakt. Duitschland heeft ontkend, dat het een Duitsche duikboot geweest zou zijn, die de „Athenia" tot zinken heeft gebracht en de meening verkondigd, dat liet schip op een Britsche mijn zou zijn geloopen. Men zou daaruit kunnen opmaken, dat Berlijn in ieder geval op het oogenblik nog niet van plan is den onbeperkten duikboot ooi-log, die Amerika wellicht wederom in den strijd zou betrekken, te voeren. En daar anderzijds de Britten deze wijze van oorlog voeren, die voor hen gevaarlijker is dan voor welk ander land ook, niet kunnen wenschen, mag men nog hopen, dat de wereld voor den onbeperkten duikbootoorlog gespaard zal blijven. doosje, hup, op Cornelis' hoofd, een afgebrande lucifer? Geen aschbak bij de hand? Hoepla, dan maar op Van Dommelen z'n slapende ge zicht. Boerenjongens, die tegen het naar bed gaan geen raad meer wisten met hun pruimpje. Wel, geen betere plaats dan op de blozende wangen van den slaapkampioen Van Domme len. Proppen papier, korstjes brood, pruimen- pitten, sigarettenasch, 't was zoo'n ongeschre ven wet, èen soort „noodverordening", dat mocht en kon allemaal op en om onzen Cor nelis gedeponeerd worden Meestal waren haast alle mannen 's morgens al half aange kleed, als onze slapende dommelaar door een van de „vrienden" kort maar krachtig uit bed geschoven werd. 't Eerst viel dan natuurlijk de heele berg vuilnis voorzoover 't niet op Cornelis' gezicht bleef plakken met onzen Morpheu9-aanbidder op den grond. Veel tijd om zich te ergeren of zich over al deze „ge schenken" te beklagen was er dan niet meer, omdat Van Dommelen zich een ongeluk moest haasten om nog op tijd aan te kunnen treden. Morgen „appèl"; inspectie; vroeg op. Tjonge, dat zal wat worden! En 't wordt ook wat. Vooral met Van Dommelen. fc»*— Bij iedere groep lui heb j meestal een paar humoristische fantastische raddraaiers en ook onze compie maakt daarop geen uitzondering. Klokslag 9 uur heeft, vervroegd als altijd Van Dommelen zich ter „ruste" begeven en volgens 't oude recept maft hij volkomen afwezig van dit aardsche soldatentooneel zijn slaap des rechtvaardigen. Zijn astraje lichaam vertoeft ergens in de buurt van Emmer Compascum en waant zich eveneens rustig slapend op den hooizolder van zijn vader. Een paar soldaten zitten op de bank aan tafel en poetsen hun schoenen. Een groote versche doos schoensmeer prijkt naast doeken en borstels op de lange houten tafel, terwijl vroolijk tusschen het borstelen de lach en kwinkslag elkaar opvolgen. Een paar schoenen staat daar klaar en de poetser bekijkt zichtbaar welgevallen het resultaat van zijn ijverige poetsbemoeiingen: Kijk es mannen, zijn 't geen sjieke kisjes? Maar ik heb nog heel wat over, wat moet ik daar nou mee doen? Zoekend speurt hij rond. Dan blijft zijn guitige blik rusten op de zeer demonstratief slapenden en snurkenden Cor nelis... Even overlegt hij. maar dan: „Eureka" roept hij plotseling uit. „Ik heb 't gevonden", schalt 't opgewonden uit z'n snebbelenden mond. Reuzemop zeg, mannen! Allen kijken op. Dan op meer gedempt vroo'.ijken toon, dan naar links, dan naar rechts kijkend ontvouwt hij zijn vreugdevol *,,plan van den arbeid". Grijnzend, knikkend en lachend luisteren allen in zijn nabijheid toe. Dan, op rustig beheerschten toon worden de plannen verder uitgewerkt en eenige helpers aangewezen. Een beetje oppassen is natuurlijk noodzakelijk. Prompt om 10 uur liggen vanavond allen te bed. 't Licht in de chambree gaat uit. Alleen in de gang blijft 't branden. Ook de korporaals bij den ingang, die verantwoordelijk zijn voor den goeden gang van zaken, hebben hun wel verdiende rustpoos met een heerlijk tukje in geluid. Maar zoo tegen 11 uur, half twaalf, komt er links en rechts van het „Slaapwonder" Van Dommelen een beetje beweging. Bij het schijn sel van het ganglicht schuifelen twee gedaan ten uit hun krib. De eene heeft een doos schoensmeer in de hand, de ander een flanellen doekje. Langzaam kruipen ze tot vlak bij het slaapfenomeen. Dan... zonder eenig geruisch verdwijnt een wijsvinger in de duistere zachte massa. Die wijsvinger begeeft zich nu onbe grijpelijk brutaal op de „dommelende" wangen. In een oogwenk is de linker gezichtshelft egaal zwart ingesmeerd. Dan... als 't zoo een paar minuten gedroogd heeft strijkt no. 2 van den anderen kant liefderijk over deze gelaatshelft, zoolang, tot de heele oppervlakte glimt en niet meer afgeeft. Onder deze „behandeling" heeft 't slachtoffer geen vin verroerd. Maar de op gedroogde smeer veroorzaakt blijkbaar "een lichte kriebeling. Met een knorrend slikkend geluid draait zich onder angstig gegrinnik van de twee „werkers der duisternis" Cornelis' hoofd om, met de nog blanke helft naar boven. En als nu de herhaling van 't eerste wanbedrijf heeft plaats gevonden, ligt daar in ongestoorde rust de pikzwarte uitgave van deze eertijds zoo blozende slaapkonmg. 't Appèl 's morgens is al vroeg. Een uur vroeger, dan anders. Nu 't zelfs voor een ge woon mensch een toer is op te staan, denkt Van Dommelen nog zeker niet aan wakker worden. 't Is opmerkelijk rustig van morgen en bijna zijn allen gereed, wanneer de schoensmeer- soldaat zich luid en vriendelijk tot zijn nog snurkend slachtoffer wendt: „Hé, kerel", „Van Dommelen!"... Een trap tegen de dekens... „Cornelis!" Hij wordt bij zijn schou ders gepakt en door elkaar geschud... „Op staan kerel, vooruit!" „Over 5 minuten appèl!" Rang, nog een schop en dan, ja, dan wordt Van Dommelen zoo maar wakker! Een grooter bezoeking voor de soldaten daar rondom, op dit moment niet in lachen uit te barsten, heeft zich in hun leven zelden voorgedaan. 't Is dan ook geen gezicht deze „zwarte Piet" van z'n stroozak te zien oprijzen. Allen haasten zich dan ook proestend en 't lachen hevig verbijtend naar buiten. Er zjjn nog 3 minuten tijd... nog 2... nog 1. Daar heb je 'm. Steelsgewijs richt zich aller oog op de gang aan de overzij, waaruit hollend een feldgraue gestalte met een pikzwarten dop te voorschijn komt rennen. Onderweg nog de koppel vastgespend en de knoopen van zijn tuniek dichtknoopend. Buiten adem neemt Cornelis blazend en puffend zijn plaats in in de lange rij. Dan meteen verschijnt prompt op tijd de kapitein. De geweren worden ge presenteerd en de inspectie begint. Cornelis staat een beetje bevend van de agitatie eenigszins verscholen in 't 2e gelid. Nog is hij bezig de laatste kieren dicht te knoopen. Voor wasschen heeft hij natuurlijk den tijd niet meer gehad... maar dat was ook juist de bedoeling! De heele troep maakt een keurigen indruk. Eén voor één doorstaan de mannen den criti- schen kapiteinsblik. 't Schijnt allemaal nogal goed in orde. Dan... nadert de kapitein soldaat Van Dom melen... Hij begint van onderen te kijken: Schoenen met losse veters, op de inspectie! Z'n blik flitst omhoog, terwijl hij nu plotseling in het pikzwarte phisionomie van den delinquent kijkt. „Hoe zit dat met jouw?" barst woedend uit 't kapiteinshoofd. „Denk jij ons hier een beetje voor den gek te kunnen houden?" 't Ongelukkig zwarte gezicht ziet onderzoe kend omlaag. De vreugdespanning van den troep dreigt in een explosie over te gaan. „O, menschen, teemt Cornelis, meheer ik heb me masker vergeten, moet ik 't effe hale?" „Masker vergeten?" brult wit van ergernis hem de kapitein toe. In de 2 rijen ontsnapt hier en daar een niet te weerhouden vreugdetoon. De vele tientallen monden doen schier wanhopige pogingen zich in te houden. Cornelis volkomen onbewust van zijn zwartheid klaagt verder: „Ja, die groene beschuitbus an dat riempie bedoelt U toch, hè, meheer, zooas die andere jonges ook om hebbe?" „Onbeschoft stuk mensch!" buldert nu de kapitein, „meldt je onmiddellijk daar aan mijn bureau. We zullen je eens goed leeren, hoe jij je te gedragen hebt. Allez, verdwijn!" Met gebogen hoofd sjokt Van Dommelen nu voor de rijen uit, zijn bestraffers tegemoet. De inspectie is afgeloopen. Allen marcheeren weg. Maar even blijft een korporaal bij den kapitein achter. Die heeft 't geval, hoewel te laat, doorzien. Begrijpend knikt de autoriteit „ja" en daarna glimlachend „neen". Voor z'n losse veters en ontbrekende gas maskerbus kreeg Cornelis een stevigen douw. Over 't zwarte hoofd echter werd niet veel meer gepraat. Eigenlijk geen woord. Alleen moest Cornelis even op het bureau in den spiegel kijken! Maar alle compiegenooten hadden er graag een pakje sigaretten voor over gehad, wanneer ze ook dat „gezicht" eens hadden mogen zien. Wie de morgenvraag: „Lekker geslapen?" naar waarheid bevestigend beantwoorden kan, die is een gelukkig mensch. Welverdiende rust na gedane arbeid, 't woord zegt 't reeds, is een aangename belooning. Beklagenswaardig de mensch, die zich ver moeid ter ruste begeeft en toch niet slapen kan, maar eveneens beklagenswaardig is ook de mensch, die te veel slaapt en niet van wak ker worden weet. 't Genot van de volkomen en rustige onbe wustheid kan een mensch ook behoorlijk dupeeren! Altijd al zijn er zulke slapers geweest, die het voortreffelijk ook in andere opzichten, leelijk door te vast en te lang slapen onheil over zich hebben gehaald. Zoo'n hardslaper, die zeker voor het Neder- landsch kampioen in het „niet wakker wor den" een beste kans zou maken, deed zijn in trede in onze vesting tijdens de voormobilisatie. Het praeludium op dit slaaplied begon reeds in den trein, waar Cornelis van Dommelen al knikkebollend in diepen slaap viel. Ter hoogte van Koegras „zaagde" hij rhythmisch door het stemmengegons en geroezemoes heen tot de trein in Den Helder stopte. Met veel lawaai en herrie proestte 9 man uit de coupé. Maar toen Cornelis stevig doorpitte, voelden zijn medesoortgenooten zich toch gedrongen hem wakker te mak^n. Dat lukte echter niet gauw genoeg en daarom aanschouwde men een vreemdsoortige uittocht: Kop en beenen, werd Van Dommelen al dommelend uit de coupé gedragen. Dank zij het gedrang voor en in den voorhistorische» spoor-„uitgang" viel onze Cornelis dus niet om en ontwaakte lang zaam met de oogen knipperend, terwijl tot verder vervoer gelukkig een diepe donkere verhuisauto klaarstond, in welker ingewand Cornelis de 2e acte van zijn slaapdrama kon voortzetten. In de kazerne ging 't al niet veel beter. Cornelis, die öf door volbloedigheid, öf door de vele buitenlucht of ook door andere oorzaak meer dreigde te slapen, dan te waken, moest tot zijn schade de nadeelen daarvan onder vinden. Om 9 uur plofte hij heerlijk moe op z'n krib. Om kwart over negen sliep iqj als een roos, om half tien als een marmot in den winter en om kwart voor tien snurkte hij, zoodat hij de aandacht zoodanig op zich vestigde, dat velen zich geroepen gevoelden 't een of ander naar z'n hoofd te mikken. Toen na eenige avonden zijn buitengewone en onomstootelijke slaaphardnekkigheid voor ieder soldaat op deze kamer een feit was ge worden, meende men gerechtigd te zijn tot vergeldingsmaatregelen. Er werd geen pact voor opgesteld, maar ieder meende een zekere vrijheid te mogen nemen tot schadeloosstelling voor 't eeuwig gesnurk. Een leeg sigaretten VORSTEN STAAN ACHTER GROOT- BRITTANJE, MAAR WAT DOET HET CONGRES? (Van onzen correspondent te Delhi), DELHI, Sept. 1939. De houding der Britsche dominions in den BritschDuitschen oorlog staat wel vast: wederzijdsche ondersteuning en sa menwerking op iedere wijze. Hoe staat het nu met Britsch-lndië, dat noch een domi nion noch een kroonkolonie is, maar in het empire een eigenaardige bijzondere positie inneemt?? Het is een keizerrijk met een vice-koning aan het hoofd en wordt in het Londensche kabinet door een staatssecreta ris voor Indië vertegenwoordigd, terwijl het bovendien, evenals ilg dominions, een eigen (Indischen) hoogen commissaris) in Londen als representant, van het land bezit. De vraag luidt dus: welke houding zal dit land (of beter dit continent met zijn onge veer 400 millioen inwoners) aannemen. De situatie van Britsch-lndië. Alvorens zich een antwoord laat formu- leeren, moeten wij trachten, de huidige, ingewikkelde politieke situatie van Britsch Indië te analyseeren. Britsch-lndië is sa mengesteld uit provincies en vorstendom men. Het eerste stadium van de huidige reorganisatie van Britsch-lndië tot federa len staat begon twee jaren geleden, toen de provincies (voor de eerste maal) parlemen taire regeeringen met ieder twee parle menten (hooger- en lagerhuis) kregen. In de practijk beteekent dat, dat door onder een Indischen minister-president en zijn Indische ministers de hooge Engelsche ambtenaren van den beroemden Indian Ci vil Service werken. Daarbij moet opgemerkt worden, dat in acht van de elf provincies het Indische Nationale Congres (Gandhi beweging), die nog vier jaren geleden als onwettig gold, de regeering vormt. Men mocht dus met span ning afwachten welk een verloop deze sa menwerking zou hebben. Want menig In dische minister was door de ambtenaren, waarmede hij thans zijn provincie moest regeeren, in vroeger jaren in de gevangenis geworpen. Daarbij kwamen nog andere om standigheden, die den start niet bepaald gemakkelijk maakten. De ambtenaren van den Indian Ci vil Service worden namelijk zeer hoog betaald, een. feit, waartegen het Indische Congres steeds gestreden heeft. Dientengévolge besloot het Congres, dat geen van de tot deze partij behoorende mi nisters een hooger salaris dan 500 roepies (ongeveer 38 pond) per maand zou mogen aannemen, terwijl de onder hen werkende Engelsche ambtenaren dikwijls het. zesvoud daarvan ontvangen. Maar dit, alles heeft niet kunnen verhinderen, dat er ten slotte een betrekkelijk goede samenwerking is ontstaan, iets, wat in ieder geval voor den Britsch-Indische tempel. goeden wil en de tact van beide partijen pleit. Vorstendommen middeleeuwsch. In zooverre heeft het experiment met de nieuwe grondwet dus wel voldaan. Thans staan wij voor de tweede phase en daar mede voor nieuwe moeilijkheid. Het gaat er thans om, do centrale regecring nu ook in een verantwoordelijke en parlementaire te veranderen. Britsch-lndië moet een federale staat worden met de provincies en vorsten dommen als leden. Daartegen keeren zich zoowel de vorsten als het Congres. De eersten vreezen, dat hun privileges in het gedrang zullen komen en het Con gres wenscht zich niet met de af gevaardigden van de vorstendom men aan één tafel te zetten, wijl liet hen te revolutionair vindt. Men kan reeds zeggen, dat het Congres zich in den laatstcn tijd in een openlijken strijd met de vorsten be vindt. Inderdaad Wordt namelijk nog een groot aantal van deze meer dan 600 Indische vorstendommen middeleeuwsch-absoluut ge regeerd en niet slechts dat, maar er zijn niet weinig vorsten, die een groot deel van de inkomsten van hun land voor hun particuliere behoeften uitgeven. Britsch-ln dië is ook op het oogenblik nog het land, waar men naast de enorme rijkdommen der maharadja's de grootste armoede aan treft. Gandhi's rok Eenige maanden geleden heeft het Con gres de poging ondernomen, zijn invloed ook in de vorstendommen te vestigen. Zelfs Gandhi nam daaraan deel. Hierbij moet gezegd worden ,dat Gandhi geenszins de leider, ja niet eens lid van het Congres is. Desondanks is hij de machtigste man van deze partij. Het zou ons te ver voeren, dit eigenaardige feit verder te onderzoeken. Gandhi nu koos een van de kleinere vor stendommen uit om zijn hervormingen in te voeren. De vorst verzette zich en Gandhi greep, zooals bekend, naar zijn scherpste wapen: de hongerstaking. Het was een moeilijke situatie. Want de mahalma is meer dan 70 jaren oud en dus niet zeer sterk meer. De ministers van het Congres dreigden af te treden, de vorst was be vreesd, dat een toegeven zijn prestige zou beïnvloeden en de Britsche ambtenaren van het district trachtten vergeefs te be middelen. Toen greep de vice-koning in en stelde voor, Indië's hoogsten rechter als ar biter te laten optreden, wat dankbaar aan genomen werd. Beide partijen haalden ver licht adem. Op het oogbnblik schijnt het, alsof de vorsten nog eens een overwinning behaald hebben. Maar het is ongetwijfeld een schijnoverwinning. Zij zullen met hun tijd moeten meegaan. Dat is hun ook ver zekerd door den Britschen onderkoning, den markies van Linlithgow, een uiterst bekwaam man, die Indië op zijn duimpje kent. Nu de oorlog is uitgebroken, vindt liij Britsch-lndië juist in het stadium van een zekere onrust. Aldus moet de in het be gin van dit artikel opgeworpen vraag zoo gesteld worden: Welke houding zullen de verschillende Indische partijen thans aan nemen? De vorsten zullen zich zonder twijfel met alle krachten ter beschikking van Groot- Brittanje stellen Zij hebben dit reeds tijdens de Septembercrisis gedaan. Hoe echter zal de houding van het Con gres zijn? In de eerste plaats dient opge merkt te worden, dat het het Congres nog steeds niet gelukt is, de ongeveer 99 mil lioen Mohammedanen van Britsch-lndië aan zijn zijde te krijgen. Nog altijd staan de in de Moslim League vereenigde Mohammeda nen vijandig tegenover het Congres. Het Con gres is en blijft de partij der Hindoes. De religie scheidt hier de politieke partijen. Het staat vast, dat de Mohammedanen in het geval van oorlog tegenover Engeland niet meer zoo afwijzend staan als een jaar geleden. Wat zal nu ten slotte het Congres zijn millioenen aanhangers in geval van een oorlog aanraden? Wat heeft een zelfstandig, onafhankelijk Indië van nieuwe wereldhcerschers te ver wachten, vragen de politici van het Congres zich af. Het is derhalve beter, niet openlijk met Engeland te breken, maar van zijn moeilijkheden gebruik te nvaken om nieuwe concessies af te dwingen. Met voorspellingen van politicken aard moet men zeker voorzichtig zijn. Maar noen kan op grond van het hierboven gezegde wel vaststellen, dat Engeland in Britsch-lndië op bepaalde moeilijkheden zal stuiten, maar dat de Indiërs in geen geval het empire in den rug zullen aanvallen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 8