Mobilisatieflits
1939
Biitscli-Indische
Slechts onbeperkte duikbooten-oorlog
biedt kans op succes
Anderzijds levert hij echter ook groote gevaren op
Reeds in 1917 werd Amerika er door in den strijd betrokken
Het eerste slachtoffer van den duikbootoorlog is reeds enkele
uren na het uitbreken van den nieuwen wereldbrand gevallen: het
Britsche passagiersschip „Athenia" is met 1400 man, hoofdzakelijk
Amerikanen en Canadeezen, aan boord getorpedeerd, hoewel het geen
wapens vervoerde. Moet men daaruit concludeeren, dat de duikboot
oorlog ditmaal van het begin af onbeperkt zal zijn, zulks in tegen
stelling met den wereldoorlog, toen Duitschland eerst in Februari
1917 den onbeperkten duikbootoorlog afkondigde.
Tot het voeren van den duik
bootoorlog gaat men meestal over
wanneer de tegenstander de zeeën
beheerscht. Zoo is het ook te ver
klaren, dat de machtige Britsche
vloot slechts over een betrekkelijk
klein aantal duikbooten beschikt,
terwijl juist de minder machtige
zeemogendheden een groot aantal
van deze eenheden bezitten.
Duikbooten zijn namelijk zeer moeilijk
van de zee te verdrijven. Anderzijds schijnt
het echter ook onmogelijk te zijn, slechts
met duikbooten een beslissend succes op de
vijandelijke slagvloot te behalen. In den
wereldoorlog trachtte Duitschland met duik
booten, door het aanwenden van torpedo's
zoowel als mijnen, de vijandelijke scheeps
macht zoodanig te doen verminderen, dat
de eigen vloot in een zeeslag meer kans
zou krijgen. Hoewel kleine successen be
haald werden, waren deze van geen beslis-
senden invloed, en noopten den vijand
slechts tot meerdere voorzorgsmaatregelen.
De handelsoorlog.
Ook de handelsoorlog met duikbooten
had-geen algeheel succes, daar de Britsche
koopvaardijschepen, waartegen deze yoop-
namelijk was gericht, in toenemende mate
bewapend werden en aan het voorafgaand
onderzoek van een verdacht schip dus
groot gevaar voor de duikboot zelf verbon
den was. In dit verband zij ook herinnerd
aan de z.g. duikbodtvallcn, als koopvaardij
schepen gecamoufleerde oorlogsbodems, die
.vele onderzeeërs onschadelijk maakten.
Slechts met den onbeperkten
duikbootoorlog, waarbij de sche
pen zonder voorafgaande waar
schuwing getorpedeerd worden,
scheen iets te bereiken. Het gevaar
van den onbeperkten duikbootoor
log is echter, dat hierbij de rech
ten der neutralen mét voeten wor
den getreden en degeen, die hem
toepast, dus de kans loopt zich
nieuwe vijanden te maken.
In het begin van 1915 verklaarde Duitsch
land de wateren om Groot-Brittanje als
orlogszone, waarbinnen alle schepen ge
vaar zouden loopen. Door de Vereenigde
Staten werd hiertegen geprotesteerd, waar
op de neutralen werden ontzien.
De torpedeering van de Lusitania.
In Mei 1915 werd daarop de Britsche mail
boot „Lusitania'' van de Cunard Line door
de Duilsclie duikboot U 20 zonder vooraf
gaande waarschuwing getorpedeerd. Van de
ongeveer 2000 opvarenden kwamen er bijna
1200 oijl. Onder de slachtoffers waren ook
Amerikanen. Do omstandigheid, dat de Duit-
sche gezant te Washington Amerikaansche
staatsburgers er tegen gewaarschuwd had,
zich op de Lusitania in te schepen, werd in
Amerika als bewijs beschouwd, dat men de
daad met voorbedachten rade gepleegt had,
zoodat 't Aniierikaanschc volk in groote op
winding geraakte. Washington eischte daar
op, dat de Duitsche regecring den duikboot
oorlog enkel tegen oorlogsschepen zou voe
ren. Inderdaad kregen de Duitsche duikboot
commandanten toen bevel, geen groote pas
sagiersschepen meer te torpedeeren. Na bet
torpedeeren van de „Arabic" moesten zij ook
kleinere schepen ontzien en toen de „Susscx"
een hospitaalschip, op deze wijze tot zinken
werd gebracht, mochten zij verder in het
geheel geen passagiersschepen meer in den
grond boren. Van dat oogenblik af had de
duikbootenoorlog door .de herhaalde inper
king niet veel meer om het lijf.
Onbeperkte duikbootoorlog.
In dezen toestand kwam weer verande
ring, toen Duitschland in Februari 1917
den onbeperkten duikbootoorlog afkondigde.
Hoewel dit Amerika aan de zijde der Ge
allieerden in den oorlog dreef, zag het er
aanvankelijk werkelijk naar uit, alsof de on
beperkte duikbootoorlog Engeland, dat im
mers zonder invoer niet kon bestaan, op
de knieën zou dwingen. Eerst in Augustus
1917 kon men door uitgebreide voorzorgs
maatregelen, waaronder vooral het convoyee-
ren der koopvaardijschepen, de verliezen
weer doen afnemen.
Het is nog niet met zekerheid te zeggen,
of de wereld thans wederom getuige zal zijn
van den onbeperkten duikbootoorlog, die,
hoewel de verdedigingsmiddelen natuurlijk
aanzienlijk verbeterd zijn, dikwijls zooveel
onschuldige slachtoffers maakt. Duitschland
heeft ontkend, dat het een Duitsche duikboot
geweest zou zijn, die de „Athenia" tot zinken
heeft gebracht en de meening verkondigd,
dat liet schip op een Britsche mijn zou zijn
geloopen.
Men zou daaruit kunnen opmaken, dat
Berlijn in ieder geval op het oogenblik nog
niet van plan is den onbeperkten duikboot
ooi-log, die Amerika wellicht wederom in
den strijd zou betrekken, te voeren. En daar
anderzijds de Britten deze wijze van oorlog
voeren, die voor hen gevaarlijker is dan voor
welk ander land ook, niet kunnen wenschen,
mag men nog hopen, dat de wereld voor den
onbeperkten duikbootoorlog gespaard zal
blijven.
doosje, hup, op Cornelis' hoofd, een afgebrande
lucifer? Geen aschbak bij de hand? Hoepla,
dan maar op Van Dommelen z'n slapende ge
zicht. Boerenjongens, die tegen het naar bed
gaan geen raad meer wisten met hun pruimpje.
Wel, geen betere plaats dan op de blozende
wangen van den slaapkampioen Van Domme
len. Proppen papier, korstjes brood, pruimen-
pitten, sigarettenasch, 't was zoo'n ongeschre
ven wet, èen soort „noodverordening", dat
mocht en kon allemaal op en om onzen Cor
nelis gedeponeerd worden Meestal waren
haast alle mannen 's morgens al half aange
kleed, als onze slapende dommelaar door een
van de „vrienden" kort maar krachtig uit bed
geschoven werd. 't Eerst viel dan natuurlijk
de heele berg vuilnis voorzoover 't niet op
Cornelis' gezicht bleef plakken met onzen
Morpheu9-aanbidder op den grond. Veel tijd
om zich te ergeren of zich over al deze „ge
schenken" te beklagen was er dan niet meer,
omdat Van Dommelen zich een ongeluk moest
haasten om nog op tijd aan te kunnen treden.
Morgen „appèl"; inspectie; vroeg op.
Tjonge, dat zal wat worden! En 't wordt ook
wat. Vooral met Van Dommelen. fc»*—
Bij iedere groep lui heb j meestal een paar
humoristische fantastische raddraaiers en ook
onze compie maakt daarop geen uitzondering.
Klokslag 9 uur heeft, vervroegd als altijd Van
Dommelen zich ter „ruste" begeven en volgens
't oude recept maft hij volkomen afwezig van
dit aardsche soldatentooneel zijn slaap des
rechtvaardigen. Zijn astraje lichaam vertoeft
ergens in de buurt van Emmer Compascum en
waant zich eveneens rustig slapend op den
hooizolder van zijn vader.
Een paar soldaten zitten op de bank aan
tafel en poetsen hun schoenen. Een groote
versche doos schoensmeer prijkt naast doeken
en borstels op de lange houten tafel, terwijl
vroolijk tusschen het borstelen de lach en
kwinkslag elkaar opvolgen.
Een paar schoenen staat daar klaar en de
poetser bekijkt zichtbaar welgevallen het
resultaat van zijn ijverige poetsbemoeiingen:
Kijk es mannen, zijn 't geen sjieke kisjes?
Maar ik heb nog heel wat over, wat moet ik
daar nou mee doen? Zoekend speurt hij rond.
Dan blijft zijn guitige blik rusten op de zeer
demonstratief slapenden en snurkenden Cor
nelis... Even overlegt hij. maar dan: „Eureka"
roept hij plotseling uit. „Ik heb 't gevonden",
schalt 't opgewonden uit z'n snebbelenden
mond. Reuzemop zeg, mannen! Allen kijken
op. Dan op meer gedempt vroo'.ijken toon, dan
naar links, dan naar rechts kijkend ontvouwt
hij zijn vreugdevol *,,plan van den arbeid".
Grijnzend, knikkend en lachend luisteren allen
in zijn nabijheid toe.
Dan, op rustig beheerschten toon worden de
plannen verder uitgewerkt en eenige helpers
aangewezen. Een beetje oppassen is natuurlijk
noodzakelijk.
Prompt om 10 uur liggen vanavond allen te
bed. 't Licht in de chambree gaat uit. Alleen in
de gang blijft 't branden. Ook de korporaals
bij den ingang, die verantwoordelijk zijn voor
den goeden gang van zaken, hebben hun wel
verdiende rustpoos met een heerlijk tukje in
geluid.
Maar zoo tegen 11 uur, half twaalf, komt er
links en rechts van het „Slaapwonder" Van
Dommelen een beetje beweging. Bij het schijn
sel van het ganglicht schuifelen twee gedaan
ten uit hun krib. De eene heeft een doos
schoensmeer in de hand, de ander een flanellen
doekje. Langzaam kruipen ze tot vlak bij het
slaapfenomeen. Dan... zonder eenig geruisch
verdwijnt een wijsvinger in de duistere zachte
massa. Die wijsvinger begeeft zich nu onbe
grijpelijk brutaal op de „dommelende" wangen.
In een oogwenk is de linker gezichtshelft egaal
zwart ingesmeerd. Dan... als 't zoo een paar
minuten gedroogd heeft strijkt no. 2 van den
anderen kant liefderijk over deze gelaatshelft,
zoolang, tot de heele oppervlakte glimt en niet
meer afgeeft. Onder deze „behandeling" heeft
't slachtoffer geen vin verroerd. Maar de op
gedroogde smeer veroorzaakt blijkbaar "een
lichte kriebeling. Met een knorrend slikkend
geluid draait zich onder angstig gegrinnik van
de twee „werkers der duisternis" Cornelis'
hoofd om, met de nog blanke helft naar boven.
En als nu de herhaling van 't eerste wanbedrijf
heeft plaats gevonden, ligt daar in ongestoorde
rust de pikzwarte uitgave van deze eertijds zoo
blozende slaapkonmg.
't Appèl 's morgens is al vroeg. Een uur
vroeger, dan anders. Nu 't zelfs voor een ge
woon mensch een toer is op te staan, denkt
Van Dommelen nog zeker niet aan wakker
worden.
't Is opmerkelijk rustig van morgen en bijna
zijn allen gereed, wanneer de schoensmeer-
soldaat zich luid en vriendelijk tot zijn nog
snurkend slachtoffer wendt: „Hé, kerel",
„Van Dommelen!"... Een trap tegen de
dekens... „Cornelis!" Hij wordt bij zijn schou
ders gepakt en door elkaar geschud... „Op
staan kerel, vooruit!" „Over 5 minuten appèl!"
Rang, nog een schop en dan, ja, dan wordt
Van Dommelen zoo maar wakker! Een grooter
bezoeking voor de soldaten daar rondom, op
dit moment niet in lachen uit te barsten, heeft
zich in hun leven zelden voorgedaan.
't Is dan ook geen gezicht deze „zwarte
Piet" van z'n stroozak te zien oprijzen. Allen
haasten zich dan ook proestend en 't lachen
hevig verbijtend naar buiten.
Er zjjn nog 3 minuten tijd... nog 2... nog 1.
Daar heb je 'm. Steelsgewijs richt zich aller
oog op de gang aan de overzij, waaruit hollend
een feldgraue gestalte met een pikzwarten dop
te voorschijn komt rennen. Onderweg nog de
koppel vastgespend en de knoopen van zijn
tuniek dichtknoopend. Buiten adem neemt
Cornelis blazend en puffend zijn plaats in in
de lange rij. Dan meteen verschijnt prompt op
tijd de kapitein. De geweren worden ge
presenteerd en de inspectie begint. Cornelis
staat een beetje bevend van de agitatie
eenigszins verscholen in 't 2e gelid. Nog is hij
bezig de laatste kieren dicht te knoopen. Voor
wasschen heeft hij natuurlijk den tijd niet meer
gehad... maar dat was ook juist de bedoeling!
De heele troep maakt een keurigen indruk.
Eén voor één doorstaan de mannen den criti-
schen kapiteinsblik.
't Schijnt allemaal nogal goed in orde.
Dan... nadert de kapitein soldaat Van Dom
melen... Hij begint van onderen te kijken:
Schoenen met losse veters, op de inspectie! Z'n
blik flitst omhoog, terwijl hij nu plotseling in
het pikzwarte phisionomie van den delinquent
kijkt. „Hoe zit dat met jouw?" barst woedend
uit 't kapiteinshoofd. „Denk jij ons hier een
beetje voor den gek te kunnen houden?"
't Ongelukkig zwarte gezicht ziet onderzoe
kend omlaag.
De vreugdespanning van den troep dreigt in
een explosie over te gaan. „O, menschen, teemt
Cornelis, meheer ik heb me masker vergeten,
moet ik 't effe hale?" „Masker vergeten?"
brult wit van ergernis hem de kapitein toe.
In de 2 rijen ontsnapt hier en daar een niet
te weerhouden vreugdetoon. De vele tientallen
monden doen schier wanhopige pogingen zich
in te houden. Cornelis volkomen onbewust van
zijn zwartheid klaagt verder: „Ja, die groene
beschuitbus an dat riempie bedoelt U toch, hè,
meheer, zooas die andere jonges ook om
hebbe?"
„Onbeschoft stuk mensch!" buldert nu de
kapitein, „meldt je onmiddellijk daar aan mijn
bureau. We zullen je eens goed leeren, hoe jij
je te gedragen hebt. Allez, verdwijn!"
Met gebogen hoofd sjokt Van Dommelen nu
voor de rijen uit, zijn bestraffers tegemoet.
De inspectie is afgeloopen. Allen marcheeren
weg. Maar even blijft een korporaal bij den
kapitein achter.
Die heeft 't geval, hoewel te laat, doorzien.
Begrijpend knikt de autoriteit „ja" en daarna
glimlachend „neen".
Voor z'n losse veters en ontbrekende gas
maskerbus kreeg Cornelis een stevigen douw.
Over 't zwarte hoofd echter werd niet veel
meer gepraat. Eigenlijk geen woord. Alleen
moest Cornelis even op het bureau in den
spiegel kijken! Maar alle compiegenooten
hadden er graag een pakje sigaretten voor
over gehad, wanneer ze ook dat „gezicht" eens
hadden mogen zien.
Wie de morgenvraag: „Lekker geslapen?"
naar waarheid bevestigend beantwoorden kan,
die is een gelukkig mensch.
Welverdiende rust na gedane arbeid, 't woord
zegt 't reeds, is een aangename belooning.
Beklagenswaardig de mensch, die zich ver
moeid ter ruste begeeft en toch niet slapen
kan, maar eveneens beklagenswaardig is ook
de mensch, die te veel slaapt en niet van wak
ker worden weet.
't Genot van de volkomen en rustige onbe
wustheid kan een mensch ook behoorlijk
dupeeren!
Altijd al zijn er zulke slapers geweest, die
het voortreffelijk ook in andere opzichten,
leelijk door te vast en te lang slapen onheil
over zich hebben gehaald.
Zoo'n hardslaper, die zeker voor het Neder-
landsch kampioen in het „niet wakker wor
den" een beste kans zou maken, deed zijn in
trede in onze vesting tijdens de voormobilisatie.
Het praeludium op dit slaaplied begon reeds
in den trein, waar Cornelis van Dommelen al
knikkebollend in diepen slaap viel. Ter hoogte
van Koegras „zaagde" hij rhythmisch door het
stemmengegons en geroezemoes heen tot de
trein in Den Helder stopte. Met veel lawaai
en herrie proestte 9 man uit de coupé. Maar
toen Cornelis stevig doorpitte, voelden zijn
medesoortgenooten zich toch gedrongen hem
wakker te mak^n. Dat lukte echter niet gauw
genoeg en daarom aanschouwde men een
vreemdsoortige uittocht: Kop en beenen, werd
Van Dommelen al dommelend uit de coupé
gedragen. Dank zij het gedrang voor en in
den voorhistorische» spoor-„uitgang" viel
onze Cornelis dus niet om en ontwaakte lang
zaam met de oogen knipperend, terwijl tot
verder vervoer gelukkig een diepe donkere
verhuisauto klaarstond, in welker ingewand
Cornelis de 2e acte van zijn slaapdrama kon
voortzetten. In de kazerne ging 't al niet veel
beter.
Cornelis, die öf door volbloedigheid, öf door
de vele buitenlucht of ook door andere oorzaak
meer dreigde te slapen, dan te waken, moest
tot zijn schade de nadeelen daarvan onder
vinden.
Om 9 uur plofte hij heerlijk moe op z'n krib.
Om kwart over negen sliep iqj als een roos,
om half tien als een marmot in den winter en
om kwart voor tien snurkte hij, zoodat hij de
aandacht zoodanig op zich vestigde, dat velen
zich geroepen gevoelden 't een of ander naar
z'n hoofd te mikken.
Toen na eenige avonden zijn buitengewone
en onomstootelijke slaaphardnekkigheid voor
ieder soldaat op deze kamer een feit was ge
worden, meende men gerechtigd te zijn tot
vergeldingsmaatregelen. Er werd geen pact
voor opgesteld, maar ieder meende een zekere
vrijheid te mogen nemen tot schadeloosstelling
voor 't eeuwig gesnurk. Een leeg sigaretten
VORSTEN STAAN ACHTER GROOT-
BRITTANJE, MAAR WAT DOET
HET CONGRES?
(Van onzen correspondent te Delhi),
DELHI, Sept. 1939.
De houding der Britsche dominions
in den BritschDuitschen oorlog staat wel
vast: wederzijdsche ondersteuning en sa
menwerking op iedere wijze. Hoe staat het
nu met Britsch-lndië, dat noch een domi
nion noch een kroonkolonie is, maar in het
empire een eigenaardige bijzondere positie
inneemt?? Het is een keizerrijk met een
vice-koning aan het hoofd en wordt in het
Londensche kabinet door een staatssecreta
ris voor Indië vertegenwoordigd, terwijl
het bovendien, evenals ilg dominions, een
eigen (Indischen) hoogen commissaris) in
Londen als representant, van het land bezit.
De vraag luidt dus: welke houding zal dit
land (of beter dit continent met zijn onge
veer 400 millioen inwoners) aannemen.
De situatie van Britsch-lndië.
Alvorens zich een antwoord laat formu-
leeren, moeten wij trachten, de huidige,
ingewikkelde politieke situatie van Britsch
Indië te analyseeren. Britsch-lndië is sa
mengesteld uit provincies en vorstendom
men. Het eerste stadium van de huidige
reorganisatie van Britsch-lndië tot federa
len staat begon twee jaren geleden, toen de
provincies (voor de eerste maal) parlemen
taire regeeringen met ieder twee parle
menten (hooger- en lagerhuis) kregen. In
de practijk beteekent dat, dat door onder
een Indischen minister-president en zijn
Indische ministers de hooge Engelsche
ambtenaren van den beroemden Indian Ci
vil Service werken.
Daarbij moet opgemerkt worden, dat in
acht van de elf provincies het Indische
Nationale Congres (Gandhi beweging), die
nog vier jaren geleden als onwettig gold, de
regeering vormt. Men mocht dus met span
ning afwachten welk een verloop deze sa
menwerking zou hebben. Want menig In
dische minister was door de ambtenaren,
waarmede hij thans zijn provincie moest
regeeren, in vroeger jaren in de gevangenis
geworpen. Daarbij kwamen nog andere om
standigheden, die den start niet bepaald
gemakkelijk maakten. De ambtenaren van
den Indian Ci vil Service worden namelijk
zeer hoog betaald, een. feit, waartegen het
Indische Congres steeds gestreden heeft.
Dientengévolge besloot het Congres, dat
geen van de tot deze partij behoorende mi
nisters een hooger salaris dan 500 roepies
(ongeveer 38 pond) per maand zou mogen
aannemen, terwijl de onder hen werkende
Engelsche ambtenaren dikwijls het. zesvoud
daarvan ontvangen. Maar dit, alles heeft
niet kunnen verhinderen, dat er ten slotte
een betrekkelijk goede samenwerking is
ontstaan, iets, wat in ieder geval voor den
Britsch-Indische tempel.
goeden wil en de tact van beide partijen
pleit.
Vorstendommen middeleeuwsch.
In zooverre heeft het experiment met de
nieuwe grondwet dus wel voldaan. Thans
staan wij voor de tweede phase en daar
mede voor nieuwe moeilijkheid. Het gaat er
thans om, do centrale regecring nu ook in
een verantwoordelijke en parlementaire te
veranderen. Britsch-lndië moet een federale
staat worden met de provincies en vorsten
dommen als leden.
Daartegen keeren zich zoowel de
vorsten als het Congres. De eersten
vreezen, dat hun privileges in het
gedrang zullen komen en het Con
gres wenscht zich niet met de af
gevaardigden van de vorstendom
men aan één tafel te zetten, wijl
liet hen te revolutionair vindt. Men
kan reeds zeggen, dat het Congres
zich in den laatstcn tijd in een
openlijken strijd met de vorsten be
vindt.
Inderdaad Wordt namelijk nog een groot
aantal van deze meer dan 600 Indische
vorstendommen middeleeuwsch-absoluut ge
regeerd en niet slechts dat, maar er zijn
niet weinig vorsten, die een groot deel
van de inkomsten van hun land voor hun
particuliere behoeften uitgeven. Britsch-ln
dië is ook op het oogenblik nog het land,
waar men naast de enorme rijkdommen
der maharadja's de grootste armoede aan
treft.
Gandhi's rok
Eenige maanden geleden heeft het Con
gres de poging ondernomen, zijn invloed
ook in de vorstendommen te vestigen. Zelfs
Gandhi nam daaraan deel. Hierbij moet
gezegd worden ,dat Gandhi geenszins de
leider, ja niet eens lid van het Congres is.
Desondanks is hij de machtigste man van
deze partij. Het zou ons te ver voeren, dit
eigenaardige feit verder te onderzoeken.
Gandhi nu koos een van de kleinere vor
stendommen uit om zijn hervormingen in
te voeren. De vorst verzette zich en Gandhi
greep, zooals bekend, naar zijn scherpste
wapen: de hongerstaking. Het was een
moeilijke situatie. Want de mahalma is
meer dan 70 jaren oud en dus niet zeer
sterk meer. De ministers van het Congres
dreigden af te treden, de vorst was be
vreesd, dat een toegeven zijn prestige zou
beïnvloeden en de Britsche ambtenaren
van het district trachtten vergeefs te be
middelen. Toen greep de vice-koning in en
stelde voor, Indië's hoogsten rechter als ar
biter te laten optreden, wat dankbaar aan
genomen werd. Beide partijen haalden ver
licht adem. Op het oogbnblik schijnt het,
alsof de vorsten nog eens een overwinning
behaald hebben. Maar het is ongetwijfeld
een schijnoverwinning. Zij zullen met hun
tijd moeten meegaan. Dat is hun ook ver
zekerd door den Britschen onderkoning,
den markies van Linlithgow, een uiterst
bekwaam man, die Indië op zijn duimpje
kent.
Nu de oorlog is uitgebroken, vindt liij
Britsch-lndië juist in het stadium van een
zekere onrust. Aldus moet de in het be
gin van dit artikel opgeworpen vraag zoo
gesteld worden: Welke houding zullen de
verschillende Indische partijen thans aan
nemen?
De vorsten zullen zich zonder twijfel met
alle krachten ter beschikking van Groot-
Brittanje stellen Zij hebben dit reeds tijdens
de Septembercrisis gedaan.
Hoe echter zal de houding van het Con
gres zijn? In de eerste plaats dient opge
merkt te worden, dat het het Congres nog
steeds niet gelukt is, de ongeveer 99 mil
lioen Mohammedanen van Britsch-lndië aan
zijn zijde te krijgen. Nog altijd staan de in
de Moslim League vereenigde Mohammeda
nen vijandig tegenover het Congres. Het Con
gres is en blijft de partij der Hindoes. De
religie scheidt hier de politieke partijen.
Het staat vast, dat de Mohammedanen in
het geval van oorlog tegenover Engeland
niet meer zoo afwijzend staan als een jaar
geleden.
Wat zal nu ten slotte het Congres zijn
millioenen aanhangers in geval van een
oorlog aanraden?
Wat heeft een zelfstandig, onafhankelijk
Indië van nieuwe wereldhcerschers te ver
wachten, vragen de politici van het Congres
zich af. Het is derhalve beter, niet openlijk
met Engeland te breken, maar van zijn
moeilijkheden gebruik te nvaken om nieuwe
concessies af te dwingen.
Met voorspellingen van politicken aard
moet men zeker voorzichtig zijn. Maar noen
kan op grond van het hierboven gezegde wel
vaststellen, dat Engeland in Britsch-lndië
op bepaalde moeilijkheden zal stuiten, maar
dat de Indiërs in geen geval het empire in
den rug zullen aanvallen.