Uit het leven van een „Boeren=Generaal
IVOREN SCHAT
Smuts voor een zware taak
Radioprogramma
Het geheim van de
Het Meisje
uit den
exprestrein
door: A. PANDOR
Ook ver buiten het ontwrichte Europa, waar de lont in het kruit
werd gestoken en het oorlogsgerucht de luchten vult, weerspiegelen
zich de gebeurtenissen dezer bewogen dagen. Dagelijks vernemen wij
hoe veelal nauwelijks nekende landen en landjes hun houding hebben
bepaald ten aanzien van de strijdende Europeesche naties, hetzij door
met nadruk hun neutraliteit bekend te maken, hetzij door een der strij
dende partijen van hun sympathie of steun te verzekeren.
Ook in den boezem van het parlement der Unie van Zuid-Afrika
ontstond deining met de betrekkingen tusschen dit land en Duitscli-
land als inzet, een bewogen zitting en een stemming waren het gevolg
en het resultaat van deze stemming, het besluit om de betrekkingen
met het Duitsche Rijk te verbreken, noopte den eersten minister van
Zuid-Afrika, Hertzog tot aftreden. Waarop generaal J. C. Smuts met
de vorming van een nieuwe regeering belast werd en Duitschland
den oorlog verklaarde.
JAN CHRISTIAAN SMUTS.
Hij behoort tot de weinigen wier na
men een bekende klank hadden in
de dagen van den wereldoorlog,
waaraan wij opnieuw op zoo navran
te wijze worden herinnerd en wier
prestige in de tientallen jaren die
sindsdien verstreken, nog maar nau
welijks iets heeft ingeboet.
Generaal in den Boerenoorlog, veldheer en
staatsman, krachtige figuur van Nederland-
schen stam, na den oorlog enthousiast voor
stander van een verzoening met Engeland
en zegevierend veldheer in de bekende cam
pagne tegen DuitschOost-Afrika, zoo ken
nen wij Smuts en zoo vestigde hij een repu
tatie die tot verre gebieden doordrong.
Paul Kruger ontdekte hem.
Geboren op 24 Mei 1870 in Riebeek West,
Kaapprovincie, vertrok de zestienjarige
Smuts in 1886 naar Stellenbosch om zich
daar te doen inschrijven aan het Victoria
College en er letteren en natuurwetenschap-
peh te st'udeeren. Reeds toen schreef J^ij voor
treffelijke opstellen en beschouwingen, waar
van er een geplaatst werd in het Zuid-Afri-
kaansch tijdschrift. Vervolgens studeerde hij
rechten in Cambridge om in 1895 te repa-
trieeren. Op het oogenblik dat het Hoogge
rechtshof in Kaapstad hem tot de balie toe
liet, concentreerde zich de algemeene belang
stelling op de historische Jameson-hival en
de figuur van C.. J. Rhodes. Tot degenen die,
nog wel in het openbaar, tegen Rhodes op
traden, behoorde Smuts. Niet lang daarna
zien wij hem in Transvaal, waar hij eind
September 1896 tot de balie werd toegelaten
om zich in betrekkelijk korten tijd in Johan-
nesburg een voortreffelijke reputatie te ver
werven. Reeds wachtte hem een openbare
functie: na het aftreden als staatssecretaris
der Zuid-Afrikaansche Republiek van W. J.
Leyds, werd hij tot staatsprocurcur benoemd,
nadat president Kruger's aandacht eenmaal
op hem gevallen was. Kort voor het uitbre
ken van den oorlog met Engeland in 1899
werd hij staatssecretaris.
Commandant van de Boerentroepen.
Daarin verhinderd door zijn veelomvatten
de ambtsbezigheden, nam hij aanvankelijk
niet zelf aan den oorlog deel, (in samen
werking met Reitz schreef hij in die dagen
zijn bekende brochure „Een eeuw van on
recht", totdat hij het bevel op zich nam van
een vrijcorps en als opperbevelhebber in 1901
met succes het commando over de Boeren
troepen in de Kaapkolonie voerde.
„Bitter-einders" en „Vredestich
ters".
Na den vrede van Vereeniging (in 1902
gesloten), wijdde hij zich voornamelijk en
in samenwerking o.m. met generaal Botha
feuilleton.
Naar het Engelsch
bewerkt door
J. van der Sluys
3.
De vinger zonder ring bleef in zijn gedach
ten, hoewel niet in zijn gezichtskring en
spoedig kon hij den aandrang niet weerstaan
er opnieuw een steelschen blik op te werpen.
Het compartiment begon om hem heen te
draaien. De vinger was niet langer zonder
ring! Een enkele robijn gloeide er aan. Maar
de verlovingsring, dien hij eerst gezien had.
was met drie diamanten bezet.
„Neem me niet kwalijk," sprak de indruk
wekkende dikke heer van uit de gang:
stoor ik?"
IV. De storende derde.
Een man op jaren, die een spoorwegcom
partiment binnentreedt, waarin reeds twee
jongelui van beiderlei kunne gezeten zijn en
die vraagt of hij wellicht stoort, is of ver
bazend onnoozel, of verbazend bot van ge
voel. Want het is immers zoo klaar als een
klontje, dat hij stoort!
Maar de groote, forsche heer met de
slobkousen, in plaats van zijn overbodigheid
als een vaststaand feit aan te nemen, en dis
creet den terugtocht te aanvaarden, kwam
kalmweg uit de gang binnenzeilen, stralend
van zelfverzekerdheid, terwijl de jongeman
hem inwendig, maar daarom niet minder
hartgrondig, vervloekte. Het meisje verried
door niets haar gevoelens.
„Ik heb letterlijk de vlucht hierheen ge
nomen," verklaarde de indrukwekkende heer
zijn ongewenschte komst. „Er zit een reve-
rend in mijn coupé, die eh op mijn ze
nuwen werkt."
Freddy deed dappere pogingen om zijn er
gernis in te slikken, maar hij had toch een
boosaardig pleizier om den indringer tegen te
spreken, en koos daartoe den weg van een
aan den opbouw van zijn totaal ontwricht
volk. Zoo zag de eerste politieke organisatie
„Het Volk" het licht, die zijn verzoenings-
campagne op touw zette, ten einde de fel
ste tegenstanders, zij die „tol het bittere
einde" wilde doorzetten en zich derhalve
„bitter-einders' zagen genoemd en de „vre
destichters" tot elkander te brengen, ten
einde langs den eenig mogelijken weg, die
der volkomen eendracht der gelederen, tot
heropbouw der samenleving te geraken. On
vermoeid en energiek streefde Smuts naar
het zelfbestuur, dat inderdaad in 1905 ver
leend werd.
Minister van Binnenlandsche Zaken in
het ministerie-Botha in 1907, ijverde hij met
inzet van alle krachten voor een totstand
koming van een Unie met de andere Brit-
sche kolonies en zijn pogingen hadden suc
ces: in 1910 werd de Unie van Zuid-Afrika
gesticht (op 31 Mei), Botha werd opnieuw
premier, Smuts minister van Justitie, later
van Oorlog. In deze laatste functie begon
hij aan de vorming van een krachtig en ge
disciplineerd Zuid-Afrikaansch leger.
Smut's rol in den Wereldoorlog.
1914 kwam en de wereldoorlog brak uit.
Terwijl De Wet en andere Transvalers zich
tegen deelneming hardnekkig verzetten, wa
ren Smuts en de zijnen daartoe juist vast
besloten. Een opstand der Boeren, die de
gelegenheid gunstig achtten, brak uit, maar
de Botha-regeering zag kans, die met geweld
te onderdrukken. Als bevelvoerder van de
Britsche troepen in ZAV. en DuitsCh-Oost-
Afrika, organiseerde Smuts. zij het ten kos
te van groote verliezen, de verovering van
dit laatste gebied. In 1917 vertrok hij naar
Londen, waar hij deel uitmaakte van het
oorlogskabinet. Twee jaren van belangrijke
Europeesche bemoeiingen volgden; het was
Smuts die het denkbeeld van een Volken
bond ontwikkelde en tal van internationale
besprekingen voor den vrede voerde.
GENERAAL SMUTS.
Ook Smuts teekende het Vredes
verdrag van Versailles, maar niet
weinig opzien baarde 't, toen hij na
zijn handteekening te hebben gezet,
terstond een protest tégen het ver-
drag voorlas en uitdrukking gaf aan
zijn wantrouwen tegen de regeling
die daarin ten aanzien van Cen
traal Europa was vervat.
Hoe de strijd tusschen de twee
„Boerengeneraals" verliep.
Botha stierf in 1919 en Smuts, terugge
keerd in zijn vaderland, volgde hem op. In
1924 leed hij met zijn partij, de Zuid-Afri-
kaansclie Partij, een nederlaag tegen de na
tionalisten, waarop hij als premier aftrad
en o|) zijn beurt door generaal Hertzog werd
opgevolgd. Nochtans zou het lang duren
voor en aleer de strijd tusschen de beide
Boeren-generaals beslecht was; dat gebeur
de eerst in 1933, toen de samenwerking
tusschen beide partijen in een coalitie-re
geering tot stand kwam. Hertzog premier
en Smuts minister van Justitie werd. Twee
jaar later, in Februari 1935, vestigde Smuts
nog eens bijzonder sterk dr aandacht op
zich door in een te Kaapstad uitgesproken
rede te verklaren, dat tegenover Japan een
hechte samenwerking tusschen Engeland,
zijn dominions en de Vereenigde Staten ge
boden was.
En thans ziet, de „oude man der Unie"
zich met zijn nieuwe regeering wederom
een zware taak gesteld in hot licht van de
gebeurtenissen in Europa, die tot de vor
ming van deze regeering geleid hebben.
DE SIERLIJKE SPORT.
DINSDAG 12 SEPTEMBER 1939
Hilversum I. 1873 en 414.4 m.
AVRO-Uitzending.
8.00 Orgelspel.
8.15 Berichten.
8.17 Gramofoonmuziek.
9.00 Omroeporkest en solist (opn.)
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gewijde muziek.
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Gramofoonmuziek.
11.00 Causerie „De vrouven het wereldbeeld".
11.10 Huishoudelijke wenken.
11.35 AVRO-Aeolian-orkest (opn.). (Ca. 12.15
Berichten).
12.20 Orgelspel.
12.50 AVRO-Amusementsorkest en solist.
1.30 Viool en piano.
2.00 Omroeporkest.
2.50 Hersengymnastiek.
3.20 Jetty Cantor's ensemble en gramofoon
muziek.
4.30 Kinderkoor.
5.00 Kinderhalfuur.
5.30 Omroeporkest en gramofoonmuziek. (Ca.
6.25 Berichten).
7.00 Het Haagsche strijkkwartet.
7.35 Gramofoonmuziek.
f.45 Causerie „De 41e Jaarbeurs te Utrecht".
8.00 Berichten ANP, radio-journaal, mede-
deelingen.
8.20 Causerie „De bewegelijke wereld".
Een avontuurlijke reis naar de ontoegan
kelijke oerwouden van Afrika, op zoek naar
de plaats, waar de olifanten hun laatste le
vensdagen slijten.
„Bwana Roho!" zei Boo-loo-la scherp. „Niet
gaan naar dat plek. Dat is slechte plaats!"
„Wat is er dan slecht?" vroeg René.
„Mbaia! Watui mingi!" antwoordde Boo-
loo-la in zijn eigen taal. Bij deze woorden
kromp Kazimoto ineen en ging zoover moge
lijk van Boo-loo-la vandaan, zoover de nauwe
ruimte in de cabine dit toeliet.
„Wilde dieren, Bwana," mompelde hij tegen
René. „Hij zegt, dat daar tijgers zijn," ver
taalde de heer Hendriks den zin.
46.
„Te laat," zei Koen. „Het toestel heeft het
water reeds bereikt." Toen hij zag, dat zijn
raadgevingen in de wind werden geslagen,
vouwde hij zijn gespierde armen over zijn borst
en volhardde in een tug stilzwijgen. Het leek
wel, of het hem verder onverschillig liet wat
er zou gebeuren, nu ze eenmaal op het water
lagen. „Het is misschien beter, dat wij hier
den nacht doorbrengen", stelde René voor.
„Het is geen pretje om in de duisternis over
deze oerwouden te vliegen". „Goed," zei mijn
heer Hendriks, „het daglicht zal wel gauw ver
dwenen zijn".
47.
Hij taxiede het vliegtuig naar de kant en
zocht een plekje op, waar men de cabine zou
kunnen verlaten, zonder natte voeten te krij
gen. „We kunnen we .wat rondlopen," zei
Beps vader, „maar we doen beter zo dicht
mogelijk bij het toestel te blijven".
„Kazimoto, hou jij de wacht over Lopez",
zei René tegen zijn toegewijden dienaar. De
vier reizigers liepen lan'-zaam naar de tafel
berg van rotssteen, waarop de ruïne van de
stad zich bevond, terwijl ze Lopez en Kazimoto
achterlieten op de oever waar de Zilveren Al-
bators in de rivier gemeerd lag.
48.
Boo-loo-la wrong zich uit de cabine, juist
toen de anderen weggingen en René bemerkte,
dat Kazimoto voorzichtig een flinke afstand
bewaarde, terwjjl de olifantsman aan land
ging.
Zij bereikten de verborgen stad juist toen
de laatste stralen van de ondergaande zon
hun roodgouden gloed over de ruïnes uit
goten, waardoor het landschap een sprookjes
achtige indruk maakte, alsof het uit de grijze
oudheid herrezen A/as.
8.35 AVRO-Amusementsorkest en solist.
9.00 Radiotooneel.
9.40 De Twillight Serenanders en solist.
10.30 Hersengymnastiek (opn.).
11.00 Berichten ANP. Hierna: Zigeunermu-
ziek.
11.35—12.00 Dansmuziek, (gr. pl.).
Hilversum II. 301.5 m.
KRO-Uitzending.
8.009.15 Gramofoonmuziek. GCa. 8.15 Ber.).
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten en solist.
1.00 Gramofoonmuziek.
1.20 KRO-Orkest.
2.00 Vrouwenuurtje.
3.00 Gramofoonmuziek.
5.00 KRO-Melodisten en solist. (5.456.05 Fe-
licitatiebezoek en ca. 6.30 Berichten).
6.35 Sporthalfuur.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Huwelijksprocessen, Schandaal
qf laster".
vriendelijke verdediging van den geestelijken
stand.
„Goeie genade, heb ik u gekwetst?" riep
de heer met gehuichelde boetvaardigheid uit.
„Misschien studeert u in de theologie!"
„Doet mijn boord dat vermoeden?" vroeg
Freddy.
„Neen zeker niet," was het bescheid.
„Maar u zoudt toevallig in gewone kleeren
kunnen reizen, niet waar? Het is moeilijk
elkaar te beoordeelen hm naar uiterlijke
kenteekenen!" Hij sloot even zijn oogen als
mediteerde hij over deze diepzinnige opmer
king, opende ze toen plotseling, spalkte ze als
het ware open, en vestigde ze op het meisje.
„Maar misschien is uw vrouw erg kerksch?"
Dat was teveel voor Freddy. De veronder
stelling van dien vent... En tegelijkertijd
de wonderlijke gloed, die de veronderstelling
een oogenblik in hem deed branden
„Hoe krijgt u het in uw hoofd!" bulderde
hij.
„Neem me niet kwalijk!" mompelde de tact-
looze medereiziger. „Nu heb ik u op de teen
tjes getrapt!"
Het meisje redde de situatie. Met een va
gen glimlach mengde ze zich in het gesprek:
„U bent zeker niet erg sterk in de beoor
deeling van uiterlijke kenteekenen!"
Het was een keurige maar duidelijke te
rechtwijzing, die getuigde dat zij niet het
soort meisje was, dat zich door een pijn
lijke conversatie van de wijs liet brengen.
Freddy bewonderde den koelen, beheerschten
geest, die er uit sprak. De forsche heer
wendde zich nu rechtstreeks en vrijmoedig tot
haar:
„Raak, meer dan raak!" riep hij. „Ik vraag
u duizendmaal excuus. Het was, zooals u te
recht te kennen gaf, een buitengewoon slecht
oordeel. Als u een ouderen man wilt verge
ven, dat hij dit zegt, dan zou ik mijn ver
gissing hebben moeten afleiden uit het gezicht
van onzen jongen vriend. In de omstandig
heden, die ik veronderstelde, zou de uitdruk
king van zijn gezicht veel gelukkiger ge
weest zijn!"
Deze uitval was een plompe onbeschaamd
heid. Was die brutaliteit een natuurlijke
eigenschap, of stak daar iets anders achter?
Freddy kon zich zelf niet precies verkla
ren, waarom ae groote, dikke heer, afge
zien van zijn zeer onwelkom binnendringen,
hem door zijn heele persoonlijkheid en ma
nier van doen prikkelde. Maar het was een
feit, dat hij dat deed, door een soort van
sluwe uitdaging, waarop Freddy instinct
matig reageerde. Het doel scheen een po
ging om Freddy te bruuskeeren. „Onze jonge
vriend! Je moest toch maar durven... Maar
waarom zou hij trachten Freddy te brus-
keeren
Het meisje was niet gebruskeerd.
„Zou het niet beter zijn naar uw eer
waarden reisgenoot terug te gaan?" vroeg zij
rustig.
„Met het oog op den loop die onze con
versatie genomen heeft, bedoelt u?" viel de
ander snel in, en haar noch tijd latend voor
een bevestigende, noch voor een ontkennende
interpretatie, vervolgde hij: „Ik verzeker u,
dat ik razend zou worden als ik nog tien
minuten naar dien breedsprakigen mijnheer
moest luisteren. Aan den anderen kant heb
ik altijd een eigenaardigen hekel aan rook
gehad."
Hij zweeg en zijn oogen waren weer op
Freddy gevestigd. Zijn wenkbrauwen wa
ren gefronst en hij zag er nu gedecideerd on
vriendelijk uit.
,,U rookt, zie ik", merkte hij op, niet zonder
scherpte in zijn stem.
Probeerde hij Freddy uit het compartiment
te werken? Was het dat? Wel alle duivels als
hij dat probeerde!
„Deze dame maakt er geen bezwaar te
gen," antwoordde Freddy kortaf.
„Neen ik begrijp best, dat ze dat niet
doet," knikte de dikke heer. „Maar hm
ik heb bezwaar!"
Ja, hij probeerde inderdaad Freddy uit het
compartiment te drijven.
„Ik rook zelf niet," ging hij voort. „Ik
heb last van mijn keel en rook maakt het
altijd erger. Dat was een tweede reden waar
om ik het compartiment hiernaast verliet.
Onze reverend rookt de eene pijp na de
andere."
„En u stond hem toe te rooken?" kwam
Freddy snibbig.
„Ik kon het hem niet beletten," luidde het
antwoord. „Het was een rookcoupé en ik zie
dat dit er geen is."
Freddy haalde zijn schouders op en begon
zijn sigaret te docven. Hij ving een blik op
uit de oogen van het meisje, en bemerkte
plotseling, dat zij hem nauwlettend gadesloeg.
Het scheen haar te interesseeren hoe h(j dit
alles opnam. Ze taxeerde hem...
„Moet u die nu uitdoen?" riep de groote
man.
„Ik dacht dat u me dat verzocht had!"
„Ik vroeg u niet te rooken
„Nu dan?"
„H i e r. Zooals ik al gezegd heb, is het
compartement hiernaast een rookafdeeling.
Zonde om die sigaret weg te gooien."
De atmosfeer werd geladen. Freddy werd
er zich van bewust dat het meisje hem met
nog meer intensiteit aankeek dan daarnet,
hoewel zij met half gesloten oogen in haar
hoekje leunde. Maar juist half geloken
oogen kunnen het brandpunt van iemands
7.35 Gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 KRO-Orkest.
9.00 Gramofoonmuziek.
9.15 KRO-Orkest.
10.00 Sportpraatje.
10.10 Gramofoonmuziek.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Leo Claritz en zijn orkest.
11.0012.00 Gramofoonrm ziek.
gezichtsveld verscherpen. Haar handen la
gen stil in haar schoot. De robijn gloeide uit
een plooi van haar rok.
„Of u zou hem in de gang kunnen op-
rooken," stelde de dikke heer voor.
Freddy gaf geen antwoord. Hij voltooide
de operatie van het uitdooven van de si
garet en gooide hem toen het raampje uit.
Ziezoo dat was dat! -Wat nu,, vroeg Fred
dy zich af. Het meisjesgezicht waarin de
wimpers nog steeds half neergeslagen wa
ren, had zich ontspannen in een glimlach.
Wenschte ze hem geluk met zijn kleine over
winning? Want een overwinning was het.
Hij was niet van zijn plaats opgestaan en had
zijn zelfbeheersching niet verloren.
De volgende zet van het raadselachtig
spel, dat aan den gang was, kwam uit den
corridor. Een vage schaduw werd zichtbaar
en ontpopte zich als de man met het don
kerbruine pak. Hij zag er bleek en ontdaan
uit en toen hun oogen zich op hem richtten,
stond hij aarzelend stil.
„Ik neemt u mij niet kwalijkmom
pelde hij.
„Is er iets?" vroeg het meisje vlug.
Zij leunde thans niet meer achterover in
haar hoekje. Haar glimlach was versmolten
tot een uitdrukking van menschelijk mede
lijden. Het was niet moeilijk om te zien, dat
de man in de gang niet wel was.
„Ik voel me niet al te goed, juffrouw,"
hernam de man met zichtbare inspanning1,
hee'ft 'emanc* van u een slofje brandewijn
Het meisje keerde zich om en keek Fred
dy vragend aan.
Hij schudde het hoofd.
„Geen druppel," antwoordde hij.
„U misschien?" keerde het meisje zich
naar den imposanten heer.
Deze knipte met de oogen alsof hij de
vraag overwoog. Hij moest weten of hii
brandewijn bij zich had of niet, zou men zoo
zeggen, en toch had hij eenige seconden
noodig om zijn houding te bepalen
„Een beetje katterig, hè?" klonk het on
barmhartig.
De zieke negeerde de vraag en antwoord
de toen met heesche, onvaste stem:
„Ik heb dergelijke aanvallen van zwakte
zoo nu en dan. Heb den laatsten tijd heel
hard gewerkt. Een paar druppels zouden me
weer een stuk opknappen..."
(Wordt vervolgd.)