't HOEKJE OUDERS HET KARAKTER VAN NIEUWEDIEP Vandaag voor 50 jaar j Da «Acefe in 'JMten en- SMntaAieën KeA$c en Zending, Uondiitn uit het VlLeqerul Blaadje, De kinderen van thans spelen Opstand Bruggen, die dienst gedaan hebben. De eerste brug, die spoedig na het graven van de Binnenhaven daarover gelegd is (1827) heette: Nieuwe Brug. De Nieuwe Brugstraat is er naar genoemd. Het was een houten, dubbele ophaalbrug van een eigenaardige constructie. Zooals men weet, werd en wordt doorgaans de ophaalbare Hier in Den Helder blijken de meeste brug gen zoo n 70 k 80 jaar dienst te kunnen doen voor ze radicaal versleten zijn. Wij of onze kinderen zullen het er dus nog wel 40 a 50 jaar mee moeten doen, tenzij er nog eens een breed beweegbaar gedeelte tusschen in wordt gezet. Het volgende teekeningetje stelt het brugje klep door middel van een gewicht, dat aan het uiteinde van de bascule geplaatst is, uitgeba lanceerd. Vandaar de naam „bascule brug". Bij deze brug daarentegen had men de zwaarte van de kleppen in evenwicht gebracht met cylindervormige gewichten, die langzaam BRUG MET GEWICHT AAM BAACUIE naar beneden konden rollen over een soort ijzeren brugwerk. Deze verbinding van Binnenhaven met An kerpark was zoowel opzij als van voren heel aardig om te zien. De slanke constructie ver hinderde zoo min mogelijk het doorzicht. De HOI. 6 BW >c MT voor, dat toegang gaf tot het Zwarte Pad. (Dit pad was verhard met kolenafval van de stoom vaart). Het leidde over een breede, blauw-zwarte moddersloot, die meestal gevuld was met een traag vloeiende, borrelende substantie. Deze afvoer die ook de afvalstoffen meenam van de wijken achter den Parallelweg en achter het Spoor liep hier van af de Sluisdrjkstraat naar de Bassingracht, om daar met een duiker op het Heldersche Kanaal te loozen. Toch was een wandeling van de Vischmarkt of langs een paadje, dat tusschen volkstuintjes doorliep, het bruggetje over en dan verder langs het Zwarte Pad heel aardig, mits het maar geen warm weer was en de wind uit de goede richting kwam. Want als deze factoren tegenwerkten, dan kon het daar wel heel erg geuren. Het Heldersche Kanaal in de heetste zomermaand met weinig regenval was daarbij vergeleken welriekend! Met den aanleg van den Ruijghweg is de sloot door een riool vervangen en het brugje verdwenen. Om het water te dempen heeft men uitgegraven grond van het Spuikanaal aangewend. Dit zand is eerst gebracht naar een gronddepot op een weiland in den Helder- schen polder en later per lorrie naar de be doelde plaats vervoerd (19151918 Werkloos heidsbestrijding tijdens de vorige mobilisatie). PElt Dg Mituwt t>*ucr 1 G6 51 ore N hooge, eenigszins monumentale doorgangen gaven de suggestie van eerepoorten. Tenmin ste, die indruk maakten zij op mij als kind. 't Was echt, zoo'n brug uit de vorige eeuw, waarbij het ouderwetsche idee niet geheel weggevaagd is en het moderne zich schoor voetend baanbreekt. Juist zooals op de sche pen langzamerhand het zeil voor de stoom machine plaats ging inruimen. Door de zooeven genoemde gewichten met hun ijzeren banen, die ieder pl.m. een meter breedte in beslag namen, werd er veel van het bruikbare brugdek opgeofferd. Dat was wel een nadeel van deze constructie. Toen onze oude getrouwe door de tegen woordige brug vervangen werd in 1907, begon men met het bouwen van de tamelijk breede opritten. Dat zag er goed uit en voorspelde een belangrijke verbetering. Ook werd het op- haal-mechaniek veel beknopter gemaakt. Dat was óók goed. Doch wie schetst de verbazing o e-oPs nd Tot het zeldzame „antiek", dat zich in de Heldersche omgeving bevond behoorde een oud bruggetje waar op een donker gelen geglazuurden steen, die zich boven het ge- welfje bevond, kon men het jaartal 1742 lezen, 't Was een uitwateringssluisje van den ouden Huisduiner polder. Het bevond zich in de kade van dezen polder, die de afscheiding vormde van de schorren, die zich hier bevonden vóór den Franschen tijd. Op deze plaats is het, dat men den voor sprong moet zoeken van de kreek, die met een groote bocht midden door den tegenwoordigen Helderschen polder liep om in het Nieuwediep als tamelijk diepe zeearm te eindigen. Het uit einde was door den eb- en vloedstroom uitge- schuurd. Dit aardige sluis-bruggetje was gemetseld welfje bevond, men het jaartal 1742 kon lezen, het afgedekt was met een hardsteenen plint. Door den tand des tijds was hier en daar het pleisterwerk gebarsten en op sommige plaat sen ontbrak het. Een en ander gaf er juist zoo'n gezellig uiterlijk aan! Tusschen deze polderwegen is wel een op merkelijk en niet onschoon stukje landelijkheid verdwenen. Wie echter de Javastraat, de Timorlaan en het Timorpark ziet behoeft om den ruil niet rouwig te zijn! De stadsaanleg, zoowel wat betreft de hui zen als de entourage is po deze plek voor beeldig. Toch heeft het zijn bekoring om deze oude herinenringen nog eens gestalte te geven door middel van papier en inkt! 200 GULDEN VOOR KAPITEIN RUYG. Met genoegen vernemen wij, dat aan onzen plaatsgenoot, kapitein T. A. Ruyg van het barkschip „A. R. Falck", door het bestuur van de N.- en Z.-Holl. Reddingmaatschappij is toe gekend de prijs ,jRobin" (f ZOO.voor het met levensgevaar redden van de bemanning van het schip „Twee Zusters", kapt. Harden, op S Nov. l.l. De bemanning werd alhier geland. DE BOOMEN IN DE KONINGSTRAAT. De bloemen en boomen in den tuin voor ,Musis Sacrum" in de Koningstraat alhier worden uitgehaald en het terrein, dat 15 meter breed en 29 meter diep is, wordt in orde ge maakt voor den bouw van een schouwburglo kaal, dat een steenen gevel en een breedte van 10 meter zal hebben. i Een advertentie opmaken kan iedereen; j Een goede advertentie ontwerpen j is echter een kunst! Laat ONS het daarom voor U doen... j j het kost U niets extra! m i van velen, toen de nieuwe brug na de open- stelling voor het publiek, zoo'n onmogelijk smal middendeel bleek te bezitten. De flinke opritten aan weerskanten hebben hierdoor weinig doel. Het steeds drukkere verkeer moddert nu al ruim dertig jaar over het veel te smalle tus- schenstuk. Het is mjj niet bekend, wie hier de ontwer per is geweest en wie de lastgevers. Duidelijk is het echter, dat deze heeren geen vooruit- zienden blik hebben gehad. Want ook vroeger jPiVhSTKAM- Plfc ging er hier reeds een druk verkeer over. Denkt U slechts aan de veel grootere visch- vangst in dien tijd door de botters, waarvan de opbrengst in manden geladen op een groot aantal lorriwagens naar het spoor werd ge bracht. Nu de oorlog al weer enkele weken aan den gang is, merkt men, zij het tot z'n ontstellende verbazing, dat zelfs een menschenslachting als wij thans meemaken, „went". De eerste dagen waren we er vól van. Als men de bulletin-lezers hoorde, had het niet kunnen verbazen, indien deze een regi ment gevormd hadden, dat op stel en sprong naar Polen was getrokken, om de aangevallen partij gewapenderhand hulp te bieden. Maar nu is men al weer hard bezig met vergeten. Net zooals men indertijd Abessynië vergat, zooals men de Chineezen vergat (ja weet U, dat ze daar ook nog vechten en dat er dag aan dag duizenden menschen onder het doodend lood vallen?) en zooals men de Spaansche strijders ver gat. Ja, ja, alles went. Zelfs de modern ste aller moderne gruwelen: de ge mechaniseerde oorlog. En Den Helder maakt daaromtrent geen uitzondering, ook al zitten we dan een ietsje dichter bij het vuur. Ook Den Helder is thans weer aan het werk ge gaan en maakt zich niet al te bezorgd meer. Men heeft weer tijd voor futili teiten en men kan in het politierapport weer lezen, dat men elkander als van ouds weer beleedigd en met messen be dreigd. Het gewone leven. Het gewone leven met de gewone dingen. Bijvoorbeeld, men moppert nu reeds over de distributie, terwijl deze feitelijk nog niet eens begonnen is. Men zegt, dat het niet noodig was en dat Holland een voorraadschuur is. Dat zeggen de klanten. En de winke liers, speciaal de kruideniers, hebben het ook niet best en zuchten en kermen onder den druk der invulformulieren, waarvan zij meneer Everards de schuld geven, die er natuurlijk zelf ook niets aan kan doen en al die schuld maar gelaten op z'n rug laat neerkomen. En denkt: ze hebben ons, ambtenaren, al zooveel aangedaan, ook dat kan er nog wel bij. Hetgeen de beste manier is de orkaan over z'n hoofd te laten uitrazen. Ook andere lieden plegen critiek. Bijvoorbeeld op de loopgraven. Dat is een chapiter, als het ware geschapen voor „agressie", om dit modewoord eens te mogen gebruiken. Er zijn er, die zeggen, dat de loopgraven niet deugen en dat het gemeentebestuur ze beter moet maken. Anderen zeggen, dat ze deugen, maar dat er veel te laat aan begonnen wordt. De een vindt, dat ze te ondiep zijn en de ander zou ze liever met beton overdekt zien. Maar we zijn er nog niet. Zoo hoor den wij lieden opmerken, dat de ge meente er 100.000 gulden voor beschik baar moest stellen, omdat dit bedrag toch zeker het bloed van bijna 40.000 stadgenooten wel waard is, en anderen daarentegen zeggen, dat ze het geld beter kunnen gebruiken voor maat schappelijke doeleinden, opdat die loop graven toch niets om het lijf hebben. Dat ze te ver weg zijn, niet overdekt, te nauw, te ondiep, te smal, te dicht op elkaar, te duur, te koud als het Vriest en te donker als het nacht is. Uren spreekt men er over en nooit wordt men het eens. Wie weet, ont spruit er zelfs geen debat bij de a.s. be grooting uit voort. Het onderwerp maakt in zoo'n geval toch vrijwel niets uit Het is best mogelijk, dat de loop graven niet goed zijn. Misschien zijn ze ook wel voorbeelden van deugdelijk heid. Wie zal het zeggen. Maar dat men zich over al deze zaken zoo dik maakt, bewijst, dat men weer ambitie voor andere dingen krijgt VOOR DE Wanneer men zelf ouder is, daarenboven dagelijks met kinderen verkeert van zoovele ouders en ten slotte jaren achtereen een ideaal gekoesterd heeft, dat thans, in dezen tijd verder dan ooit van de verwezenlijking (voor zoover dit in dit leven dan mogelijk is) verwijderd schijnt, beseft men, welk een moeilijke oogenblikken doorgemaakt wor den, als men zich zet tot het schrijven van een opvoedkundig artikeltje. Het is dit feit, dat mij verhinderde de laatste weken deze rubriek te verzorgen. Geboren in den oorlog, opgegroeid in een tijd van militaire toebereidselen zijn vele dienstplichtige jongens van thans in de oorden, waar velen van hun ouders voor 25 jaar gedurende vier jaren vertoefden. Onder 'deez dienstplichtigen schuilen zeer veel ouders, die zich thans sterk zullen herinne ren, hoe zij in hun kinderjaren hoepel-, knikker- en tolspel verwisselden tegen die spelletjes, welke een imitatie waren van het militair gebeuren om hen heen in die dagen. En wederom zien wij op de school pleinen en de straten de kinderen van thans spelen. Ze spelen o 1 d a a tj e. Een der oudste jongens verheft zich tot aanvoerder, de kleineren zijn paarden en de middelmaat vormt het leger, In vollen raf rent de jeugd over het schoolplein. Wilde kreten klinken, afgewisseld door het poef-paf-geroep of het imitatie gedreun: boem! Aan een touw slepen zij zware stukken geschut voort een baksteen en af en toe slaan de „knollen" voor het geschut op hol. Spionnen worden gevangen, krijgsgevan genen weggevöerd en sluipende patrouilles bewegen zich langs de muren van het schoolgebouw. Zoo was het in 1914- -1918 en zoo is het thans in 1939. De jeugd speelt en bootst het gebeuren om zich heen na. Het kind beseft den ernst van zijn spel niet in die mate als wjj dat beseffen. Het speelt, met sterke geconcen treerdheid, het wreedste spel der eeuwen. Vijf en twintig jaren, waarvan ongeveer twintig jaren besteed werd om het jonge geslacht te wijzen op de Volkenbondsge dachte, ziji voorbij gegaan en die kinderen van thans spelen weer gelijk de kinderen van 1914—1918... Ik weet, dat dit alles voor vele ouders een ernstig probleem is. Moeders hebben mij gezegd, dat ze niet begrijpen kunnen, dat hun kinderen zoo spelen. De verklaring ligt evenwel voor de hand: de kinderen zien het m "taire gebeuren van nabij. Vele scholen vonden geen voortgang en de jeugd zwierf over straat. Zwierf rond de kazernes, de stations en bezag het ge- heele gebeuren, vocral in die streken, waar zelden militairen in zoo'n grooten getale bijeen waren, met de grootste nieuwsgierig heid. Ik roer dit onderwerp aan om aan te duiden hoe moeilijk het is in dezen tijd, nu weldra de wreedste berichten door de radio of kranten in huis komen, het kind verwij derd te houden van de gruwelen. Zij, die deze rubriek getrouw volgden, zullen beseffen, hoe zwaar het mij valt in deze tijden te schrijven over opvoeding. Opvoeding, d.i. mede het kind te brengen tot een rein mensch, vervuld van liefde jegens de naasten en gestaald tegen het geweld. Een ideaal schijnt in puin te storten. Men moet, ieder zal het toestemmen, in dezen tijd wel een onwankelbaar geloof bezitten om de verschrikkingen in den geest althans te overwinnen... Nochtans: laten we olijven hopen. Alles schijnt tegen ons ideaal in te gaan, maar niemand onzer weet, hoe ten slotte uit dezen nieuwen chaos toch nog eens iets voortokmt, dat de wereld dichter bij het ideaal brengen zal. De opvoeding van het kind is moeilijker dan ooit, doch daardoor ook schooner. OVEEKA. Waarom? Waarvoor? Voor sommigen komt het vroeg, voor an deren laat, maar elk mensch staat eens of meermalen in het leven met gebalde vuisr ten en vraagt zich in bittere wanhoop af: waarom? waarvoor? Wat heb ik gedaan dat dat mij moest treffen? Wij weten het niet. Misschien zal er ééns in ons leven een oogenblik komen, waarop wij in staat zijn de samenhang der gebeur tenissen te overzien, en waarop wij kunnen zeggen: „Nu is het mij duidelijk, dat het toch noodig was dat dit gebeurde, al was het ook nog zoo hard". Maar wanneer de grijze schim van de wanhoop ons in haar klauwen heeft, helpt het weinig of er mogelijk, jaren later, zoo'n oogenblik zal komen. De wanhoop vervult ons slechts van het gevoel: „ik kan het niet dragen en wanhoop is destructief. De eene wordt er passief onder, doet ner gens meer moeite voor, want wat kan- het nog schelen? De fellere naturen sturen in verdwaasden opzet hun leven naar' den af grond in de gedachte: „het mooiste kapot, nu zal alles ook kapot". Wie en wat ze meesleuren in de vernieti ging van eigen levensgeluk, daar vragen ze niet naar. Welke mogelijkheid van een onge dachte verzachting ze in de kiem vertrap pen, daar denken ze niet aan. Een groot ver lies of een knauwende teleurstelling kan een heel harde klap zijn, waarvan men duizelt. Maar wie of wat is er geoaat met het zich- laten-gaan in een vlaag van wanhoop? U- zelf allerminst! Wij hebben genoeg kennis van de mensche- lijke natuur, om geen nederige berusting te prediken voor allen die het leven verwondt. Sommigen naturen kunnen dat eenmaal niet. Het eenige wat wij aangeven is: „doet niets zoolang ge nog duizelt onder de juist ontvangen klap. Wacht tot ge weer vast op Uw beenen staat, - zij het dan ook diep be droefd of bitter gegriefd, en dan is er nog maar één levenshouding die eenig goed kan doen: tanden op elkaar en hoofd in den nek. Het doel van de menschelijke ziel is vol making, geen vernietiging. Door Uw leven door het slijk te sleuren vertraagt U slechts Uw eigen evolutie in den Kosmos. Het is nuttelooze en roekelooze benadeeling van Uzelf en van allen die U oprecht zijn toe gedaan. Lijden onder een groot verlies is na tuurlijk- maar onschuldigen eronder laten ljjden is zwak en wreede beide. Men kan lij den en toch werken, ontberen en toch ge ven, bedroefd worden zonder ten gronde te gaan aan verdwazing en zelfbeklag. Bedenk vooral hoe onredelijk het is om menschen te laten boeten voor leed dat door geen men- schenhand werd opgelegd. En even onrede lijk is het, om de een te laten lijden voor wat een ander U misdeed. Bovenal, hebt geen medelijden met Uzelf. Zelfbeklag is altrjd valsch pathos, is het uit bijten van een gevoel, dat U voor Uzelf op schroeft. Onder een waarachtig leed lijdt men on bewust van eenige gedachte als: „wat ben ik toch een stumper". Er zijn er duizenden geweest, met een niet meer dan normaal vermogen om te dragen, die onder een groot en waarachtig leed toch gewerkt hebben, die de wanhoop overwon nen hebben al was hun levenszon dan groo- tendeels verduisterd, die toch nog voor hun omgeving geweest zijn, wat ze eenigs zins konden. Wilt U minder zijn dan hen? De opvatting „tanden op elkaar en dóór zetten" geeft ten laatste altijd een compen satie in den vorm van vervagning van het verlorene. Alleen reeds het besef dat men de destructieve machten van het leven over wonnen heeft en dat men werkt aan de op bouw, al is het opbouw in algemeenen zin, verzacht het leed. Nadruk verboden. Dr. Jos. de Cock. HET POOLSCHE LOURDES. De Amerikaansche journalist L. P. Lochner van de Amerikaansche Associated Press is door de Duitsche legerleiding in staat gesteld om per vliegtuig naar Czenstochau te gaan en zich te overtuigen, dat de berichten als zou het be roemde klooster op den Jasna Gora (Lichten Berg) bij Czenstochau met het dusgenaamde wonderdoende beeld van de zwarte Madonna verwoest of beschadigd zijn, geheel en al uit de lucht gegrepen zijn. Het zal onze Roomsch- Katholieke landgenooten genoegen doen, dat, al betreurde de Fransche kardinaal Verdier deze verwoesting reeds in felle bewoordingen, het vermaarde Poolsche „Lourdes" volgens dezen uiteraard wel als onpartijdig te beschouwen Amerikaanschen journalist die jarenlang voorzitter van de Vereeniging der Buitenland- sche Pers te Berlijn was), er ter plaatse zoowel aan het klooster als aan het beeld totaal niets beschadigd is en de diensten op den Lichten Berg gewoon doorgaan. HET CHRISTENDOM IN JAPAN. De secretaresse van Kagawa, miss Helen F. Topping, die in 1937 ons land bezocht, vertoeft thans in Australië. In een brief van Zj Juli 1939 schrijft zij uit Melbourne, dat Kagawa dezen zomer een nieuwe groote evangelisatie campagne door het geheele Japansche rijk is begonnen. De omstandigheden in Japan schijnen thans voor het Christendom weer iets gunstiger te zijn dan eenigen tijd geleden. In ieder geval blijken aan het evangelisatiewerk geen moei lijkheden in den weg te worden gelegd. Hoe de toestanden zich verder ontwikkelen, is na tuurlijk nog zeer onzeker. Er zijn echter in Japan groote kansen voor het Christendom. En de Japansche Christelijke kerk blijft van die kansen gebruik te maken. OEGSTGEEST. Het Zndingsbureau te Oegstgeest meldt ons het volgende: De gevolgen van den oorlogstoestand doen zich vanzelfsprekend ook in den zendingsarbeid gevoelen: Het zendingsbureau en de zendings school zijn gedeeltelijk in beslag genomen door den geneeskundigen dienst, deels van het leger, deels van de plaatselijke luchtbescherming te Oegstgeest. Alles is zoo geregeld, dat het bu reau, dat zich in andere lokalen moest inrich ten, geregeld door kan werken. Daar echter voor de zendingsschool nog verschillende voor zieningen getroffen moeten worden, is de ope ning van den nieuwen cursus tot nader bericht uitgesteld. Een bijzonder groote zorg geven de financiën. Is het reeds ieder jaar moeilijk om de vacantie- maanden door te komen, nu worden de inkom sten nog bijzonder gedrukt door de tijdsomstan digheden. Tot eind Augustus kon nog dank zij de bankiers, aan de verplichtingen in Indië en Nederland worden voldaan, maar voor dadelijke behoeften is f 65.000 noodig en slechts 3000 beschikbaar. Dit werk des vredes moet voort gezet worden, ook temidden van den strijd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7