HITLER stelt internationale conferentie De Brabantsche Briet rrvksr w^rr^ r* van Dré voor In Oost-Europa moeten volksverschuivingen plaats vinden Z 32A**»- Zaterdag 7 October 1939 Derde blad ^Het Joodsche vraagstuk dient opgelost^ Geen enkel geschil met Nederland „het hoogste soldatendom". hitler bood wapen schorsing aan. f)e wapens verheerlijkt. Hawaii vlootcentrum Een daverend „Sieg Heil" begroette den Duitschen Rijkskanse lier Adolf Hitier, toen hij gisteren het spreekgestoelte in de Kroll- opera te Berlijn betrad voor het houden van zijn groote Rijksdag rede. Goering leidde den Fuehrer in met een toespraak, waarin hij de in den oorlog gevallen Duitsche soldaten herdacht; en toen weer klonk des leidersstem. „Onder klokgelui viert het Duitsche volk, een groote, naar zijn aard slechts één keer in de geschiedenis voorgekomen overwinning", aldus de Fuehrer, die vervolgens het verloop van den strijd tegen Polen schetste en er op wees, dat een staat van 36 millioen men- schen, een leger van ongeveer 50 infanterie- en cavaleriedivisies te genover de Duitschers stond aangetreden. Het koene gebouw van het strate gisch offensieve Polen tegen het Duitsche rijksgebied stortte reeds in de eerste 48 uur van dezen veldtocht ineen, zoo zeide Hitier. Wanneer ook een aantal bijzonder geestige strategen van de dagbla den in de andere wereld het tem po van dezen veldtocht als voor Duitschland teleurstellend wilden voorstellen, dan weten wij toch allen, dat in de krijgsgeschiedenis tot nu toe toch nauwelijks een grootere prestatie van 't hoogste soldatendom is voorgekomen. Dat de laatste overblijfselen van de Poolsche legers in Warschau, Modlin en Hela zich tot 1 October vermochten staan de te houden, was slechts het gevolg van onze koele kloekheid en aan ons verant- woordelijkheidsbewustzijn toe te schrijven. Ik heb verboden meer menschen op te Solferen dan strikt noodzakelijk was. De Führer zeide, dat hij, uit medelijden met de vrouwen en kinderen den macht hebbers te Warschau had aangeboden, ten minste de burgerbevolking te laten weg trekken en een wapenschorsing liet in treden. Met „Poolsche verachting" beant woordde Warschau echter dit aanbod en de Duitschers hebben juist zoo vergeefs op een Poolschen onderhandelaar gewacht als zij einde Augustus deden. Op het voorstel, het stadsdeel Praga niet te beschieten, op dat de bevolking daarheen zou kunnen evacueeren, ging de trotsch Poolsche com mandant evenmin in. Op gewetenlooze wijze heeft men op 25 Sept., toen de aanval begon, een groote stad aan vernietiging prijsgegeven en dan na 48 uur ge capituleerd. De Poolsche soldaat heeft individueel op vele plaatsen dapper gevochten, de legerleiding tan van bovenaan te beginnen slechts als onverantwoordelijk, ge wetenloos en onbekwaam worden betiteld, aldus de Rijkskanselier, Hitier verheerlijkte vervolgens de kracht (van het Duitsche pantserwapen, dat in idrieste vastbeslotenheid steeds opnieuw aan viel en huldigde de mannen van het duik- jbootwapen. De Duitsche soldaten hebben be wijzen afgelegd van een zeer hooge scho ling, zeer goede leiding en dapperheid tot In den dood. De Führer illustreerde deze episode van zijn rede met het relaas van «de kri.jgsgebeurtenis.sen te Ix>dz, waar men Op een Poolsche overmacht stiet en tc Gdingen, waar de Duitschers elité troepen ivan den vijand tegenover zich zagen ge plaatst. Daar ik U thans, aldus Adolf Hitier, het taantal onzer dooden en gewonden wonsch Snede te deelen, verzoek ik U op te staan. Gevallen duitschers. Allen verhieven zich van hun zeiels en onder doodsche stilte deelde de Führer mede. dat er in totaal 10.572 Duitsche soldaten gevallen waren, 30,322 gewond en 3409 man vermist. Het resultaat van den strijd is de vernietiging van alle Poolsche le gers. De onthinding van dezen staat was het gevolg. 694.000 man gevan genen zijn den marsch naar Berlijn begonnen. De buit aan materiaal is nog niet te overzien, Het Duitsche staatshoofd betoogd? uit voerig, dat het Polen van Versailles toch vroeg of laat de oorzaak van een ernstige crisis had moeten worden. De niet-Pool- sche volken werden in 't land barbaarsch mishandeld en er regeerde een minderheid van grootgrondbeziters en vermogende in- tellectueelen, voor wie het eigen Poolsche volk slechts in het gunstigste geval een massa werkkrachten beteekende. Steden en dorpen werden verwaarloosd. DANTZIG. Spr. roerde vervolgens de kwestie Dant- zig aan en zeide in dit verband: Wanneer iemand beweert, dat de voorstellen in Maart 1939 aan de Poolsche regeering ge daan, ultimatieve eischen waren, dan is dat een leugen, want deze voorstellen waren niets anders dan de door mij per soonlijk met den minister van buitcnland- schc zaken Beek zelve reeds lang tevo ren besproken ideeën en gedachten. De Poolsche regeering wilde ech ter niet met Berlijn over de kwes- tie-Dantzig onderhandelen, omdat het niet haar bedoeling was deze kwestie op te lossen, maar omdat zij ook Pommeren en Silezië wilde annexeeren, ja, ten slotte werd zelfs de Elbe als de natuurlijke scheidingslijn tusschen Duitsch land en Polen aangewezen. Deze actie werd gestimuleerd door den „militairen- dilettant" Smigly Rydz. Een tweede reden voor de Poolsche wei gering tot onderhandelen noemde Hitier de „onzalige garantiebelofte" van Engeland, waardoor Polen meende een groote mogendheid ongestraft te kunnen provo- DE DUITSCH—RUSSISCHE TAAK. Sprekende over de DuitschRussische samenwerking en de verdeeling van Polen, zeide Hitier, dat, wat de Duitsche belangen sfeer betreft, het volgende in de bedoeling ligt.: 1. De vaststelling van een rijksgrens, welke aan de historische, ethnografische en economische voorwaarden recht doet we dervaren. 2. De pacificatie van het geheele gebied in den zin van het tot stand brengen van een dragelijke rust en orde. 3. -De absolute garantie van de veilig heid, niet alleen van het rijksgebied, doch van de geheele belangenzone. 4. De nieuwe ordening, nieuwe op bouw van hot economische leven, van het verkeer en daarmede ook van de cultu- reele en beschavingsontwikkeling. 5. Als belangrijkste laak evenwel: een nieuwe ordening van de ethno grafische toestanden, d.w.z. een ver huizing der nationaliteiten, zóó, dat zich aan het slot van de ontwikke ling betere scheidingslijnen voor doen dan thans het geval is. Het geheele Oosten en Zuidoosten van Europa is ten deele vol van een onhoud bare versnippering van de Duitsche volks groepen. Juist hierin ligt een reden en oorzaak van voortdurende stoornissen tus schen de staten. DAT GAAT Zóó MAAR NIET! In het tijdvak van het nationaliteitenbe ginsel en de rassengedachte is het een uto pie te gelooven, dat men deze leden van een volk van hooge waarde zonder meer zou kunnen assimileeren. Daarom behoort het tot de taken van een vérziende orde ning van het Europeesche leven hier ver huizingen te organiseeren, teneinde op deze wijze althans een deel van de Euro peesche conflictst' - weg te nemen. Duitschland en de Unie der Sovjet- Republieken zijn overeengekomen, elkander hierbij wederzijds 1e steu nen. De regeering van het Duitsche rijk zal daarbij nimmer toegeven, dat de daarbij ontstaande rompstaat op eenigerlei wijze een element zou kunnen worden voor het rijk zelf of zelfs ook maar een bron van verstoringen tusschen het Duitsche Rijk en Sovjet Rusland. Met nadruk verdedigde spr. het Duitsche recht op „levensruimte". Duitschland is op dit punt, verklaarde hij, zelfs bescheiden en streeft geenszins naar de wereldheerschap pij. Doch spr. moest zijn belofte, zijn land van Versailles te bevrijden, gestand doen. DE VERHOUDING TOT NEDERLAND Hitier behandelde in het vervolg van zijn rede zijn houding tegenover de Baltische staten, Scandinavië, Nederland, België, Zwitserland, Zuid-Slavië en Hongarije, wel ke verhouding hij vriendschappelijk noemde Met betrekking tot Nederland zei de de Fuehrer speciaal: Het Derde Rijk heeft geprobeerd, de traditionee- le vriendschap roet Nederland voort te zetten. Duitschland heeft bij het aan het bewind komen van ons regi me geen geschil tusschen de beide landen van de vorige regeering over genomen en ook geen nieuwe ge schillen geschapen. FRANKRIJK Slowakije's zelfstandigheid wordt door 't Rijk erkend, ging de leider van het Duitsche volk verder. Ten aanzien van Frankrijk ver klaarde hij: „Ik heb besloten het probleem Elzas Lotharingen niet meer ter sprake te brengen. Ik heb de beslissing van het jaar 1919 aanvaard en zal niet vroeger of later wederom een bloedigen oorlog aanvaarden voor een vraagstuk, dat in geen verhouding staat tot de Duitsche levensnoodzakelijkheid, doch dat wel in staat is iedere tweede ge neratie in een onzalige strijd te wikkelen. Ik heb Frankrijk steeds gevraagd, de oude vijandschap voor altijd te begraven en de beide volken met hun groot historisch verleden den weg tot elkaar te laten vinden. Mijn pogin gen een overeenstemming tusschen Engeland en Duitschland tot stand te brengen, waren zeker niet minder. Ik geloof thans nog, dat een werkelijke vrede in Europa en de wereld kan bestaan, wanneer Duitschland en Engeland tot over eenstemming komen. Met kracht verwierp Hitier de opvatting, dat zijn vredesvoorstellen waren ingegeven door vrees voor de ineenstorting van Duitsch land en hij slechts uit lafheid of uit een slecht geweten handelde. Het is echter be lachelijk, wanneer een staatsman of een jour nalist in gloeiende bewoordingen eischt, dat het regime in een ander land in naam van de democratie of iets dergelijks vernietigd moet worden. WAAROM? Waarom zou in het Westen oorlog worden gevoerd? vroeg de Führer zich af. Om Polen te herstellen? Het Polen van het Verdrag van Versailles zal nooit meer opstaan. Rusland en Duitschland zullen de Poolsche kwestie regelen. De Rijksregeering heeft ten doel den Poolschen Staat dusdanig te herstellen, dat het geen nieuwe haard vormt tegen Duitschland. Voorts moet ere ennieuwe orde komen m Zuidoost Europa en ook dient het Joodsche vraagstuk te worden opgelost. De Europeesche veiligheid moet hersteld en daartoe is noodig dat alle Europeesche staten hun politiek duidelijk verklaren. Duitschland wil hierin de eerste zijn en zegt in dit verband, dat het geen verdere eischen heeft te stellen dan de koloniale. Als tweede voorwaarde voor den opbloei van Europa noemde Hitier het verzachten van de wijze van oorlogvoeren. Het moet gelukken het toepassen van het luchtwapen van gas en van duikbooten en ook het begrip contra bande zoo vast te stellen, dat de oorlog het vreeselijke karakter van een strijd tegen vrouwen en kinde ren en in het geheel tegen niet-st.rij- ders ontnomen wordt. Om dit groote doel te bereiken zullen toch eens de groote landen samen moeten ko men, teneinde een internationaal sta tuut uit te werken. Het is echfer onmogelijk, dat een dergelijke conferentie werkt onder het gedonder van de kanonnen en onder druk van gemobiliseerde le gers. Men zoeke deze oplossing vóórdat mil- lioenen menschen worden geofferd; de toe stand in het Westen kan niet zoo blijven. Eéns zal mischien Frankrijk Saarbrücken vernietigen en de wederzij dsche verwoestin gen zullen steeds verder gaan. Mocht Churchill, zoo zeide hei Duitsche staatshoofd, niet op mijn voorstel van een conferentie ingaan dan zal deze verklaring mijn laatste zijn geweest. Dan zullen wij strij den! Aan het slot van zijn rede dankte Hitier God, voor de wonderbaarlijke zegen in den eersten grooten strijd. Ik bid Hem, zoo eindigde de Führer, dat Hij ons en alle anderen den juisten weg laat vinden opdat niet slechts het Duitsche volk, doch geheel Europa een nieuw geluk van den vrede ten deel zal vallen. Tientallen Amerika arische oor logsbodems naar het eiland ver trokken. 29 oorlogsbodems der Vereenigde Staten met 106 vliegtuigen en de meeste jagers van de vloot zijn naar Hawaii vertrokken onder bevel van vice-admiraal Andrews. Hun aankomst te Pearl Harbour zal tot gevolg hebben, dat in Hawaii de grootste concentratie van vlootstrijdkrachten zal zijn met uitzondering van den tijd, dat de jaarlijksch vlootmanoeuvres worden ge houden. Naar officieel wordt medegedeeld, was deze vlootbewéging reeds eenige maan den in studie en dient zij als training. Ulvenhout, 5 October 1939. Amico, „Doet gewoon!" da's den raad, die al gemeen gegeven wordt in deus ónge wone tijen, die 't menschdom mot deur staan. „Doet ge woon", da's 't slag woord, da's de leu: van 1939. En ik mot zegger maar ik ben boer den raad is goed! Ge zult denken „maar ik ben -boer"! Wat hee dat er mee te maken? Alles, jonk,! 'Nen boer, die perbeeren zou om ongewoon te doen, was al rap gin boer meer. Die gong op de flesch. Want den buiten doet altij gé- woon en dieën buiten, de Natuur, is 't uur werk waarop den boer leeft en werkt. De stad kan alle torenklokken, reclameklokken, pendules, horloges-in-vestzak en aan pols verzetten, kan in 't Voorjaar 'nen z.g. „Zo mertijd", in 't Najaar 'nen z.g. „Wintertijd" invoeren, veur den boer bestaat alle 365 dagen van het jaar alleen maar Zonnetijd. Want den buiten doet altij gewoon en den boer doet dus mee! Als de bommen om z'n woning en in z'n velden zouwen slaan, dan zou ie na de „bui" gaan zien naar... neeë, nie naar de gaten in de eerste plek, maar naar z'n gewas, dat ge spaard bleef veur die „ongewone" putten, granaattrechters, veur die onbegrijpelijke beschavingsteekens daar in zijnen ónbe- schaafd-vruchtkrachtigen akker. Sterker: in deuze Wijn- en Zaaimaand, nou de knolge wassen gerooid worden, zou ie onder die bornputten er wellicht 'nen doelmatige be speuren om er z'n eerpel of winterpeeën in te kuilen. Ge gelooft me nie...? Ik neem 't oe nie kwalijk. Onder lichtgeloovigheid gaat deus menschdom niet gebukt. Wantrouwen is den mensch van deuze dagen beter gelegen! Maar ditte mot ik oe dan toch wèl onder 't oog brengen: onderwijl de vernielende en verdel gende legers oprukten deur Polen, kwamen de boeren daar, achter die oprukkende legers, huilie hofstee uit en ze bewerkten den ver trapten akker...!! Vaneigens! Op den buiten gong alles ge woon deur. En dan kunde toch de vrucht in den akker nie laten verrotten! Ge kunt toch oew beesten nie ongemolken laten crepeeren! Ge kunt toch de van God opgelegde taak nie in den steek laten, omdat... menschen oe die taak zoo moeilijk maken! „Doet gewoon". Deus wijze advies is in den grond 'nén boe- renraad eigenlijk. Gewoondoen is den boer zijn reactie op 'n ijzeren Natuurwet, op 'n Schep- pingswet, waaraan ook 't nietigste madelie- veke of peerdebloem gehoorzaamt, wanneer 't, na 'nen onbehouwen trap van den koeien- hoef, z'n eigen weer opricht naar de zon, tot 't leven. Zoo is dat dapper blomke. Mennigt „groo ten" mensch, zoo... eh... dapper in goeie tijen, kan aan zo'n madeliefke, zo'n simpel veld- sterreke, 'n lichtend veurbeeld nemen, in da gen dat zo'nen mensch 't teugenzit en zijn dapperheid vergaat lijk sneeuw in de zon. Ja, wij doen gewoon, wij-van-den-buiten. Daarbij: er is veul te doen. October is de leste drukke maand van 't jaar. En de dagen zijn veul kort. Zondag gaat de lamp veur zessen op. De dagen worden kort. Den win- tereerpel, den juin, (ui), de kroten, de winter peeën en zulk knolgewas, 't mot gerooid en gekuild worden. Daarbij komt de suikerpeaën- campagne! 'k Heb extra volk aangenomen veur den rooi, 't peeënrijen doe 'k eigens mee m'nen compagnon! want veur 't wegen en afrekenen op de fabriek ben 'k liever eigens bij. 't Is heen-en-weer mee volle wagens. Peeën naar de suikerfabriek, pulp verom naar den erf. Deus beestenvoeier zullen we komen den winter hard noodig hebben, want mee 't meel zullen we zuinig genog motten omsprin gen. September was nie overdadig nat. 'Nen derden grasoogst is daarom verkeken, zoo dat van gras-kuilen veur den stal nie veul komt! Jammer van eenen kant. 't Is plazierig den beesten in 't hartje wintertij nou een dan 'nen erm gras te kunnen voeiëren. 't Doet deugd aan de runders, deugd aan den melk vaneigens. Maar allee, van den anderen kant was de Herfstmaand mee 'n scherke ge knipt om 't oogsten. Krakensdroog is den grooten oogst binnengerejen en wat wil den boer meer verlangen! Den uitzaai van den terw, den garst en den rog is begonnen. Veur 'n deel tenminste, want 't winterkoren kan laat gezaaid worden, tot t'ende December in de vrijgekomen suiker- peeënvelden. Maar ge. ziet wel: daar valt op den hof zooiets te schaften mee deus korte dagen en t kost ons gin moeite om... „gewoon" te doen! Wij hebben op den dag gin tijd om aan iets anders te denken dan aan arbeid. En 's avonds Allee, dan is er onder de lamp nog genogt te doen! 't Uitzoeken en ontsmet ten van de zaailingen, is 'n sjecuur werk. Goed gezaaid, goed geoogst. Da's 'n wet waarop ge staat kunt maken! En nie den boer alleen, dunkt me. Zie maar over den weareldakker, die in vollen rijpdom staat van den haat, waarmee ie jaren bezaaid wierd. Meer zal ik daar nie van zeggen. Want stuk veur 9tuk' aan die rinneweerende cultuur zijn wij allemaal... doodonschuldig! Schoone maand, deus van de druif Schoon veural in d'uitersten. Ik bedoel in de lange, kouwe nachten, waarin somtijen al vriest; en in de zomersche dagen, waarin 't rossig Oc- toberzonneke gouwen poeier strooit over t kleurend geblaart. Den wilden wingerd teugen onzen achter gevel staat aan te gloeien in peers vuur. Den notenleer z'n straffe blad verkleurt van oranje tot brons. En als de namiddagzon deur zrjnen kroon woelt, dan vlamt daarboven den erf n kleurenvuur, amico, waarvan oew oogen nie kunnen afblijven. Hij draagt kostelijk vrucht, lederen mergen, veural na 'nen1 kouwen nacht, ligt den erf dik onder d#, afgevallen steelbla- ren, waartusschen de gespleten groene noten- basten, groot als eiers. Maar daar is veul van deus gerei deus Najaar! Hazelnootjes, beuke- nootjes, eekels, de boschpajen liggen er vol van. Dat wijst op 'nen strengen winter zeggen de weerprofeten. Maar geloof er niks van, jonk! 't Wijst op 'nen goeien Zomer, vooral op 'n malsch Voorjaar en da's veur- bij! Daarbij: hebt ge al éenen Winter in heel oew leven meegemokt, die van te voren nie als „streng" wierd aangekondigd? Klets. De Schepping is ginnen politiek, die ge in de kaart kunt kijken! Den boer, die heel z'n leven van de lochten z'n studie mokt, is al veul content als ie 's avonds kan zeggen: ,,'k heb 't van mergen goed gerajen, mee 't weer". 'Nen enkeling kan soms twee, drie dagen veuruit „iets" zeggen, maar den boerhof den wetenschappelijken sterrenkijker, die in Sep tember vertellen kan wat er veur 'nen soor tement van Winter veur de deur staat, dieën „wonderdokter" mot nog altij geboren wor den. Neeë, hoe geren we dikkels in den boek van ons leven 'ns veuruit zouwen blajen, om te zien of er misschien wel 'n gelukkig end aan den roman is, deus kunstje is ons nie gegeven. We perbeeren 't mee 'n oud wijf mee 'nen zwarten kater op heuren schouwer, mee koffiedrab, kaarten, dansende tafeltjes en mee 'nen glazen bal; we perbeeren 't mee onwijze en mee geleerde nonsens, maar we kunnen gin dagbladzij veuruit zien. Ginnen... regel! We weten deuze minuut nie wat er de vol* gende boven ons hoofd hangt en deus men- schelijk onvermogen is wel 'nen heel bezon- deren zegen, dien we deelen meugen mee de dikkels benijde veugeltjes! Maar ik dwaal van m'n champiter. Octobermaand. Ik heb de eerste bonte kraai al gezien. Zijn- edele zat op den' eigensten paal, daar langs de koeienwei, als verlejen winter, 't Zal dus wel deneigensten astranterik zijn, die al en- nigte jaren zijnen wintebivak in Ulvenhout opslaat. Als ik 'm veromzag, tikte-n-ik aan m'n petje en zee: „Content oe weer in goeie con ditie verom te zien, seigneur, maar ge flod dert deuzen winter nie op m'nen Zondagsche pet! Hoe wat 't in 't Noorden?" Verwaand snukte-n-ie mee z'nen deftigen kop. En als d'avondzon 'm bescheen was 't of ie 'n goud lorgnetje op had. Dan zwikte-n-ie mee den steuvigen steert, trok zijnen kolo- nelskop efkes in, spreidde de lompe vlerken en daar wieke-n-ie traag weg, 'nen meter boven de wei, op zoek naar veldmuizen, die teugen donker geren te veurschijn komen. Allee, 'k heb graag zo'n paar van die kraai- roofridders op m'nen grond. Als ze maar van m'nen garst afblijven enne... daar is Dré III bij mee 'nen gèèven klont eerde, dan laat ik dieën wintergast rustig zijnen gank gaan. Hij nestelt in 't bosch, in 't hooge hout, maar nieverans zit ie liever, dan op dieën paal. Daar kunt ge 'm heel den winter zien tronen. En als er sneeuw ligt, heel den buiten wit ge dekt, dan is 't deuzen donkeren veugel, dien ge altij duidelijk zitten ziet, daar op dieën paal, in de endelooze, witte verte van den winterschen buiten. En slim! Als Dré m 'n ennigte keeren uit den garstakker hee gejaagd mee 'nen klont eerde, geloof dan maar nie, dat ie in 't ver volg op dat „schot" wacht. Als ie Dré in ziet, zee-t-ie „saluut", d.w.z.: dan smeert ie 'm naar den paal waar,... dat wit ie, nie mand 'm iets in den weg zal leggen, 't Minst respect hee-t-ie veur mij! Hij kent me te goed. Beseft da'k leut in 'h heb. En mee 'nen schuinschen kop, deftigstrak, kan ie me soms zitten aangapen tot ik er 'nen dubbeltje veur over zou hebben om te weten wat ie van me denkt! Teugen den avond gaat ie „uit". Naar z'n kameraads. Dan vliegen ze 'n uur of zoo om den kerketoren. En in den winter, als 't zoo krakend stil is op den buiten, dan hoort ge van verre t klappen van de wieken teugen de sterke veugellijven. Onder den eten, als ik goed en wel thuisgerejen ben mee den groentenwagel, hooren we 't krakend en scheu rend „ke-raai"ke-raai. „krraaij" daar daar om den toren, deur de stilte van den winterschemer die over 't durp werrelt. Hah, 't is plazierig toch, dat deuze veu- gels trouw veromkomen deus tij. Want kwik- steert, roodborstje, zanglijster en kwartel zijn al naar 't Zuien getrokken. Spreeuw, leeuwe rik en kievit trekken veur November nog we" Vluchten wilde ganzen scheerden al langs den kerketoren, wijer en wijer weg, ook den weg den' kim ;011 °P' Steeds ziakende naar Zoo verandert veul deuze maand. De ak- knolo-f^a v Zwart^ePloegd. Die van de waHes Tn ggen als uitgestrekte rinne- waties in den koperen dag. Den lesten bloei is mee den vroegen nacht vorst leeggevallen. Alleen den klimop die bloeit volop. Witte blossemranken wemelen vonkel6' r6hV ai!' in den zonrienbloei daar vonken m lichtend gewerrel. En vol is den buiten mee de gloeikleurige bottels in den rozenleer, de vurige trossels lijsterbes de bloedrooie en sneeuwblanke bolvruchtiés in hL n fnde hee9ters' waaruit 't nljLvZ eerde. 'P Weg te ValIen in de" wachtlS ook genoemd^61"' ^nmaand, Zaaimaand Den buiten gaat zrjnen rustigen gank Twe gewoon en den boer doet met S. er op de weareld ook ga^de Poot' fa fi? wordt mee de wapens vlT'stZTen den honger! en dle van... »n<l,r „OT, och «rek™1fn' ziet ge! neei, heel gewóón, Maar nou schei 'k er af DRé,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 21