internationale
conferentie
De Brabantsche Brief
P
HITLER stelt
van Dré
voor
In Oost-Europa moeten
volksverschuivingen plaats vinden
Zaterdag 7 October 1939
^Hct Joodsche vraagstuk dient opgelost^
Geen enkel geschil met Nederland
„het hoogste soldatendom".
hitler bood wapen
schorsing aan.
de wapens verheerlijkt.
«evallen duitschers.
Hawaii vlootcentrum
Derde blad
Een daverend „Sieg Heil" begroette den Duitschen Rijkskanse
lier Adolf Hitier, toen hij gisteren het spreekgestoelte in de Kroll-
opera te Berlijn betrad voor het houden van zijn groote Rijksdag
rede. Goering leidde den Fuehrer in met een toespraak, waarin hij
de in den oorlog gevallen Duitsche soldaten herdacht; en toen weer
klonk des leidersstem.
„Onder klokgelui viert het Duitsche volk, een groote, naar zijn
aard slechts één keer in de geschiedenis voorgekomen overwinning",
aldus de Fuehrer, die vervolgens het verloop van den strijd tegen
Polen schetste en er op wees, dat een staat van 36 millioen men-
schen, een leger van ongeveer 50 infanterie- en cavaleriedivisies te
genover de Duitschers stond aangetreden.
Het koene gebouw van het strate
gisch offensieve Polen tegen het
Duitsche rijksgebied stortte reeds
in de eerste 48 uur van dezen
veldtocht ineen, zoo zeide Hitier.
Wanneer ook een aantal bijzonder
geestige strategen van de dagbla
den in de andere wereld het tem
po van dezen veldtocht als voor
Duitschland teleurstellend wilden
voorstellen, dan weten wij toch
allen, dat in de krijgsgeschiedenis
tot nu toe toch nauwelijks een
grootere prestatie van 't hoogste
soldatendom is voorgekomen.
Dat de laatste overblijfselen van de
Poolsche legers in Warschau, Modlin en
Hela zich tot 1 October vermochten staan
de te houden, was slechts het gevolg van
onze koele kloekheid en aan ons verant
woordelij kheidsbewust zijn toe te schrijven.
Ik heb verboden meer menschen op te
SDfferen dan strikt noodzakelijk was.
De Führer zeide, dat hij, uit medelijden
ïnet de vrouwen en kinderen den macht
hebbers te Warschau had aangeboden, ten
minste de burgerbevolking te laten weg
trekken en een wapenschorsing liet in
treden. Met „Poolsche verachting" beant
woordde Warschau echter dit aanbod en de
Duitschers hebben juist zoo vergeefs op een
Poolschen onderhandelaar gewacht als zij
einde Augustus deden. Op het voorstel,
het stadsdeel Praga niet te beschieten, op
dat de bevolking daarheen zou kunnen
evacueeren, ging de trotsch Poolsche com
mandant evenmin in.
Op gewetenlooze wijze heeft men
op 25 Sept., toen de aanval begon,
een groote stad aan vernietiging
prijsgegeven en dan na 48 uur ge
capituleerd. De Poolsche soldaat
heeft individueel op vele plaatsen
dapper gevochten, de legerleiding
kan van bovenaan te beginnen
slechts als onverantwoordelijk, ge
wetenloos en onbekwaam worden
betiteld, aldus de Rijkskanselier.
Hitier verheerlijkte vervolgens de kracht
(fan het Duitsche pantserwapen, dat in
«drieste vastbeslotenheid steeds opnieuw aan
viel en huldigde de mannen van het duik-
ibootwapen. De Duitsche soldaten hebben be
wijzen afgelegd van een zeer hooge scho
ling, zeer goede leiding en dapperheid tot
In den dood. De Führer illustreerde deze
episode van zijn rede met het relaas van
«de krijgsgebeurtenissen te Lodz, waar men
«op een Poolsche overmacht stiet en te
«Gdingen, waar de Duitschers elité troepen
tvan den vijand tegenover zich zagen ge
plaatst.
Daar ik U thans, aldus Adolf Hitier, het
aantal onzer dooden en gewonden wensch
Snede te deelen, verzoek ik U op te staan.
Allen verhieven zich van hun zetels
en onder doodsche stilte deelde de
Führer mede. dat er in totaal
10.572 Duitsche soldaten gevallen
waren, 30,322 gewond en 3400 man
vermist.
Het resultaat van den strijd is de
vernietiging van alle Poolsche le
gers. De onthindinq van dezen staat
was het gevolg. 694.000 man gevan
genen zijn den marsch naar Berlijn
begonnen. De buit aan materiaal
is nog niet te overzien»
Het Duitsche staatshoofd betoogd? uit
voerig, dat het Polen van Versailles toch
vroeg of laat de oorzaak van een ernstige
crisis had moeten worden. De niet-Pool-
sche volken werden in 't land barbaarsch
mishandeld en er regeerde een minderheid
van grootgrondbeziters en vermogende in-
tellectueelen, voor wie het eigen Poolsche
volk slechts in het gunstigste geval een
massa werkkrachten beteekende. Steden en
dorpen werden verwaarloosd.
DANTZIG.
Spr. roerde vervolgens de kwestie Dant-
zig aan en zeide in dit verband: Wanneer
iemand beweert, dat de voorstellen in
Maart 1939 aan de Poolsche regecring ge
daan, ultimatieve eischen waren, dan is
dat een leugen, want deze voorstellen
waren niets anders dan de door mij per
soonlijk met den minister van buitenland-
sche zaken Beek zelve reeds lang tevo
ren besproken ideeën en gedachten.
De Poolsche regeering wilde ech
ter niet met Berlijn over de kwes-
tie-Dantzig onderhandelen, omdat
het niet haar bedoeling was deze
kwestie op te lossen, maar omdat
zij ook Pommeren en Silezië wilde
annexeeren, ja, ten slotte werd
zelfs de Elbe als de natuurlijke
scheidingslijn tusschen Duitsch
land en Polen aangewezen. Deze
actie werd gestimuleerd door den
„militairen- dilettant" Smigly Rydz.
Een tweede reden voor de Poolsche wei
gering tot onderhandelen noemde Hitier
de „onzalige garantiebelofte" van Engeland,
waardoor Polen meende een groote
mogendheid ongestraft te kunnen provo-
ceeren.
DE DUITSCH—RUSSISCHE TAAK.
Sprekende over de DuitschRussische
samenwerking en de verdeeling van Polen,
zeide Hitier, dat, wat de Duitsche belangen
sfeer betreft, het volgende in de bedoeling
ligt:
1. De vaststelling van een rijksgrens,
welke aan de historische, ethnografische en
economische voorwaarden recht doet we
dervaren.
2. De pacificatie van het geheele gebied
in den zin van het tot stand brengen van
een dragelijke rust en orde.
3. -De absolute garantie van de veilig
heid, niet alleen van het rijksgebied, doch
van do geheele belangenzone.
4. De nieuwe ordening, nieuwe op
bouw van het economische leven, van het
verkeer en daarmede ook van de cultu-
reele en beschavingsontwikkeling.
5. Als belangrijkste taak evenwel:
een nieuwe ordening van de ethno
grafische toestanden, d.w.z. een ver
huizing der nationaliteiten, zóó, dat
zich aan het slot van de ontwikke
ling betere scheidingslijnen voor
doen dan thans het geval is.
Het geheele Oosten en Zuidoosten van
Europa is ten deele vol van een onhoud
bare versnippering van de Duitsche volks
groepen. Juist hierin ligt een reden en
oorzaak van voortdurende stoornissen tus
schen de staten.
DAT GAAT Zóó MAAR NIET!
In het tijdvak van het nationaliteitenbe
ginsel en de rassengedachte is het een uto
pie te gelooven, dat men deze lederr van
een volk van hooge waarde zonder meer
zou kunnen assimileeren. Daarom behoort
bet tot de taken van een vérziende orde
ning van het Europeesche leven hier ver
huizingen te organiseeren, teneinde op
deze wijze althans een deel van de Euro
peesche conflictst' r - weg te nemen.
Duitschland en de Unie der Sovjet-
Republieken zijn overeengekomen,
elkander hierbij wederzijds te steu
nen. De regeering van het Duitsche
rijk zal daarbij nimmer toegeven,
dat de daarbij ontstaande
rompstaat op eenigerled wij-ze een
element zou kunnen worden voor
het rijk zelf of zelfs ook maar een
bron van verstoringen tusschen het
Duitsche Rijk en Sovjet Rusland.
Met nadruk verdedigde spr. het Duitsche
recht op „levensruimte". Duitschland is op
dit punt, verklaarde hij, zelfs bescheiden en
streeft geenszins naar de wereldheerschap
pij. Doch spr. moest zijn belofte, zijn land
van Versailles te bevrijden, gestand doen.
DE VERHOUDING TOT
NEDERLAND
Hitier behandelde in het vervolg van zijn
rede zijn houding tegenover de Baltische
staten, Scandinavië, Nederland, België,
Zwitserland, Zuid-Slavië en Hongarije, wel
ke verhouding hij vriendschappelijk noemde
Met betrekking tot Nederland zei
de de Fuehrer speciaal: Het Derde
Rijk heeft geprobeerd, de traditionee-
le vriendschap met Nederland voort
te zetten. Duitschland heeft bij het
aan het bewind komen van ons regi
me geen geschil tusschen de beide
landen van de vorige regeering over
genomen en ook geen nieuwe ge
schillen geschapen.
FRANKRIJK...
Slowakije's zelfstandigheid wordt door 't
Rijk erkend, ging de leider van het Duitsche
volk verder. Ten aanzien van Frankrijk ver
klaarde hij: „Ik heb besloten het probleem
Elzas Lotharingen niet meer ter sprake te
brengen. Ik heb de beslissing van het jaar
1919 aanvaard en zal niet vroeger of later
wederom een bloedigen oorlog aanvaarden
voor een vraagstuk, dat in geen verhouding
staat tot de Duitsche levensnoodzakelijkheid,
doch dat wel in staat is iedere tweede ge
neratie in een onzalige strijd te wikkelen.
Ik heb Frankrijk steeds gevraagd,
de oude vijandschap voor altijd te
begraven en de beide volken met hun
groot historisch verleden den weg tot
elkaar te laten vinden. Mijn pogin
gen een overeenstemming tusschen
Engeland en Duitschland tot stand
te brengen, waren zeker niet minder.
Ik geloof thans nog, dat een werkelijke
vrede in Europa en de wereld kan bestaan,
wanneer Duitschland en Engeland tot over
eenstemming komen.
Met kracht verwierp Hitler de opvatting,
dat zijn vredesvoorstellen waren ingegeven
door vrees voor de ineenstorting van Duitsch
land en hij slechts uit lafheid of uit een
slecht geweten handelde. Het is echter be
lachelijk, wanneer een staatsman of een jour
nalist in gloeiende bewoordingen eischt, dat
het regime in een ander land in naam van
de democratie of iets dergelijks vernietigd
moet worden.
WAAROM?
Waarom zou in het Westen oorlog worden
gevoerd? vroeg de Führer zich af. Om Polen
te herstellen? Het Polen van het Verdrag van
Versailles zal nooit meer opstaan. Rusland
en Duitschland zullen de Poolsche kwestie
regelen. De Rijksregeering heeft ten doel
den Poolschen Staat dusdanig te herstellen,
dat het geen nieuwe haard vormt tegen
Duitschland.
Voorts moet ere ennieuwe orde komen in
Zuidoost Europa en ook dient het Joodsche
vraagstuk te worden opgelost.
De Europeesche veiligheid moet hersteld
en daartoe is noodig dat alle Europeesche
staten hun politiek duidelijk verklaren.
Duitschland wil hierin de eerste zijn en
zegt in dit verband, dat het geen verdere
eischen heeft te stellen dan de koloniale.
Als tweede voorwaarde voor den opbloei
van Europa noemde Hitler het verzachten
van de wijze van oorlogvoeren.
Het moet gelukken het toepassen
van het luchtwapen van gas en van
duikbooten en ook het begrip contra
bande zoo vast te stellen, dat de
oorlog het vreeselijke karakter van
een strijd tegen vrouwen en kinde
ren en in het geheel tegen niet-strij-
ders ontnomen wordt. Om dit groote
doel te bereiken zullen toch eens de
groote landen samen moeten ko
men, teneinde een internationaal sta
tuut uit te werken.
Het is echfer onmogelijk, dat een
dergelijke conferentie werkt onder
het gedonder van de kanonnen en
onder druk van gemobiliseerde le
gers.
Men zoeke deze oplossing vóórdat mil-
lioenen menschen worden geofferd; de toe
stand in het Westen kan niet zoo blijven.
Eéns zal mischien Frankrijk Saarbrücken
vernietigen en de wederzijdsche verwoestin
gen zullen steeds verder gaan.
Mocht Churchill, zoo zeide he«t
Duitsche staatshoofd, niet op mijn
voorstel van een conferentie ingaan
dan zal deze verklaring mijn laatste
zijn geweest. Dan zullen wij strij
den!
Aan het slot van zijn rede dankte Hitler
God, voor de wonderbaarlijke zegen in den
eersten grooten strijd.
Ik bid Hem, zoo eindigde de Führer, dat
Hij ons en alle anderen den, juisten weg
laat vinden opdat niet slechts het Duitsche
volk, doch geheel Europa een nieuw geluk
van den vrede ten deel zal vallen.
Tientallen Ameri kaansche oor
logsbodems naar het eiland ver
trokken.
29 oorlogsbodems der Vereenigde Staten
met 106 vliegtuigen en de meeste jagers
van de vloot zijn naar Hawaii vertrokken
onder bevel van vice-admiraal Andrews.
Hun aankomst te Pearl Harbour zal tot
gevolg hebben, dat in Hawaii de grootste
concentratie van vlootstrijdkrachten zal
zijn met uitzondering van den tijd, dat de
jaarlijksch vlootmanoeuvres worden ge
houden. Naar officieel wordt medegedeeld,
was deze vlootbeweging reeds eenige maan
den in studie en dient zij als training.
Ulvenhout, 5 October 1939.
Amico,
„Doet gewoon!"
da's den raad, die al
gemeen gegeven
wordt in deus ónge
wone tijen, die 't
menschdom mot deur-
staan. „Doet ge
woon", da's 't slag
woord, da's de leur
van 1939.
En ik mot zegger
maar ik ben boer
den raad is goed!
Ge zult denken:
„maar ik ben boer"! Wat hee dat er
mee te maken?
Alles, jonk,!
'Nen boer, die perbeeren zou om ongewoon
te doen, was al rap gin boer meer. Die gong
op de flesch. Want den buiten doet altij ge
woon en dieën buiten, de Natuur, is 't uur
werk waarop den boer leeft en werkt. De
stad kan alle torenklokken, reclameklokken,
pendules, horloges-in-vestzak en aan pols
verzetten, kan in 't Voorjaar 'nen z.g. „Zo
mertijd", in 't Najaar 'nen z.g. „Wintertijd"
invoeren, veur den boer bestaat alle 365
dagen van het jaar alleen maar Zonnetijd.
Want den buiten doet altij gewoon en den
boer doet dus mee!
Als de bommen om z'n woning en in z'n
velden zouwen slaan, dan zou ie na de „bui"
gaan zien naar... neeë, nie naar de gaten in
de eerste plek, maar naar z'n gewas, dat ge
spaard bleef veur die „ongewone" putten,
granaattrechters, veur die onbegrijpelijke
beschavingsteekens daar in rijnen onbe
schaafd-vruchtkrachtigen akker. Sterker: in
deuze Wijn- en Zaaimaand, nou de knolge
wassen gerooid worden, zou ie onder die
bornputten er wellicht 'nen doelmatige be
speuren om er z'n eerpel of winterpeeën in te
kuilen.
Ge gelooft me nie...? Ik neem 't oe nie
kwalijk. Onder lichtgeloovigheid gaat deus
menschdom niet gebukt. Wantrouwen is den
mensch van deuze dagen beter gelegen! Maar
ditte mot ik oe dan toch wèl onder 't oog
brengen: onderwijl de vernielende en verdel
gende legers oprukten deur Polen, kwamen
de boeren daar, achter die oprukkende legers,
huilie- hofstee uit en ze bewerkten den ver
trapten akker...!!
Vaneigens! Op den buiten gong alles ge
woon deur. En dan kunde toch de vrucht in
den akker nie laten verrotten! Ge kunt toch
oew beesten nie ongemolken laten crepeeren!
Ge kunt toch de van God opgelegde taak nie
in den steek laten, omdat... menschen oe
die taak zoo moeilijk maken!
„Doet gewoon".
Deus wijze advies is in den grond 'nén boe-
renraad eigenlijk. Gewoondoen is den boer rijn
reactie op 'n ijzeren Natuurwet, op 'n Sehep-
pingswet, waaraan ook 't nietigste mudelie-
veke of peerdebloem gehoorzaamt, wanneer
't, na 'nen onbehouwen trap van den koeien-
hoef, z'n eigen weer opricht naar de zon, tot
't leven.
Zoo is dat dapper blomke. Mennigt „groo
ten" mensch, zoo... eh... dapper in goeie tijen,
kan aan zo'n madeliefke, zo'n simpel veld-
sterreke, 'n lichtend veurbeeld nemen, in da
gen dat zo'nen mensch 't teugenzit en zijn
dapperheid vergaat lijk sneeuw in de zon.
Ja, wij doen gewoon, wij-van-den-buiten.
Daarbij: er is veul te doen. October is de leste
drukke maand van 't jaar. En de dagen
zijn veul kort. Zondag gaat de lamp veur
zessen op. De dagen worden kort. Den win-
tereerpel, den juin, (ui), de kroten, de winter
peeën en zulk knolgewas, 't mot gerooid en
gekuild worden. Daarbij komt de suikerpeaen-
campagne! 'k Heb extra volk aangenomen
veur den rooi, 't peeënnjen doe 'k eigens
mee m'nen compagnon! want veur 't wegen
en afrekenen op de fabriek ben 'k liever eigens
bij. 't Is heen-en-weer mee volle wagens.
Peeën naar de suikerfabriek, pulp verom naar
den erf. Deus beestenvoeier zullen we komen
den winter hard noodig hebben, want mee 't
meel zullen we zuinig genog motten omsprin
gen. September was nie overdadig nat. 'Nen
derden grasoogst is daarom verkeken, zoo
dat van gras-kuilen veur den stal nie veul
komt! Jammer van eenen kant. 't Is plazierig
den beesten in 't hartje wintertij nou een dan
'nen erm gras te kunnen voeiëren. 't Doet
deugd aan de runders, deugd aan den melk
vaneigens. Maar allee, van den anderen
kant was de Herfstmaand mee 'n scherke ge
knipt om 't oogsten. Krakensdroog is den
grooten oogst binnengerejen en wat wil den
boer meer verlangen!
Den uitzaai van den terw, den garst en den
rog is begonnen. Veur 'n deel tenminste, want
't winterkoren kan laat gezaaid worden, tot
t'ende December in de vrijgekomen suiker-
peeënvelden.
Maar ge. riet wel: daar valt op den hof
zooiets te schaften mee deus korte dagen en
t kost ons gin moeite om... „gewoon" te
doen! Wij hebben op den dag gin tijd om aan
iets anders te denken dan aan arbeid. En
's avonds? Allee, dan is er onder de lamp
nog genogt te doen! 't Uitzoeken en ontsmet
ten van de zaailingen, is 'n sjecuur werk.
Goed gezaaid, goed geoogst. Da's 'n wet
waarop ge staat kunt maken! En nie den
boer alleen, dunkt me. Zie maar over den
weareldakker, die in vollen rijpdom staat van
den haat, waarmee ie jaren bezaaid wierd.
Meer zal ik daar nie van zeggen. Want stuk
veur stuk, aan die rinneweerende cultuur
zijn wij allemaal... doodonschuldig!
Schoone maand, deus van de druif Schoon
veur al in d'uitersten. Ik bedoel in de lange,
kouwe nachten, waarin somtijen al vriest; en
in de zomersche dagen, waarin 't rossig Oc-
toberzonneke gouwen poeier strooit over
kleurend geblaart.
Den wilden wingerd teugen onzen achter
gevel staat aan te gloeien in peers vuur. Den
notenleer z'n straffe blad verkleurt van oranje
tot brons. En als de namiddagzon deur zijnen
kroon woelt, dan vlamt daarboven den erf n
kleurenvuur, amico, waarvan oew oogen nie
kunnen afblijven. Hij draagt kostelijk vrucht,
lederen mergen, veural na 'nen kouwen nacht,
ligt den erf dik onder d$- afgevallen steelbla-
ren, waartusschen de gespleten groene noten-
basten groot als eiers. Maar daar is veul van
deus gerei deus Najaar! Hazelnootjes, beuke-
nootjes, eekels, de boschpajen liggen er
vol van. Dat wijst op 'nen strengen winter
zeggen de weerprofeten. Maar geloof er niks
van, jonk! 't Wijst op 'nen goeien Zomer,
vooral op 'n malsch Voorjaar en das veur-
bij! Daarbij: hebt ge al éenen Winter in heel
oew leven meegemokt, die van te voren nie
als „streng" wierd aangekondigd? Klets. De
Schepping is ginnen politiek, die ge in de
kaart kunt kijken! Den boer, die heel z'n
leven van de lochten z'n studie mokt, is al
veul content als ie 's avonds kan zeggen: ,,'k
heb 't van mergen goed gerajen, mee 't weer".
'Nen enkeling kan soms twee, drie dagen
veuruit „iets" zeggen, maar den boerhof den
wetenschappelijken sterrenkijker, die in Sep
tember vertellen kan wat er veur 'nen soor
tement van Winter veur de deur staat, dieën
„wonderdokter" mot nog altij geboren wor
den. Neeë, hoe geren we dikkels in den
boek van ons leven 'ns veuruit zouwen blajen,
om te zien of er misschien wel 'n gelukkig
end aan den roman is, deus kunstje is ons
nie gegeven. We perbeeren 't mee 'n oud wijf
mee 'nen zwarten kater op heuren schouwer,
mee koffiedrab, kaarten, dansende tafeltjes
en mee 'nen glazen bal; we perbeeren 't mee
onwijze en mee geleerde nonsens, maar we
kunnen gin dagbladrij veuruit zien. Ginnen...
regel!
We weten deuze minuut nie wat er de vol
gende boven ons hoofd hangt en deus men-
schelijk onvermogen is wel 'nen heel bezon-
deren zegen, dien we deelen meugen mee de
dikkels benijde veugeltjes!
Maar ik dwaal van m'n champiter.
Oetobermaand.
Ik heb de eerste bonte kraai al gezien. Zijn-
edele zat op deri eigensten paal, daar langs
de koeienwei, als verlejen winter, 't Zal dus
wel deneigensten astranterik rijn, die al en-
nigte jaren rijnen wintebivak in Ulvenhout
opslaat.
Als ik 'm veromzag, tikte-n-ik aan m'n
petje en zee: „Content oe weer in goeie con
ditie verom te zien, seigneur, maar ge flod
dert deuzen winter nie op m'nen Zondagsche
pet! Hoe wat 't in 't Noorden?"
Verwaand snukte-n-ie mee z'nen deftigen
kop. En als d'avondzon 'm bescheen was 't of
ie 'n goud lorgnetje op had. Dan zwikte-n-ie
mee den steuvigen steert, trok zijnen kolo-
nelskop efkes in, spreidde de lompe vlerken
en daar wieke-n-ie traag weg, 'nen meter
boven de wei, op zoek naar veldmuizen, die
teugen donker geren te veurschijn komen.
Allee, 'k heb graag zo'n paar van die kraai-
roofridders op m'nen grond. Als ze maar van
m'nen garst afblijven enne... daar is Dré III
bij mee 'nen gèèven klont eerde, dan laat ik
dieën wintergast rustig zijnen gank gaan. Hij
nestelt in 't bosch, in 't hooge hout, maar
nieverans zit ie liever, dan op dieën paal. Daar
kunt ge 'm heel den winter zien tronen. En
als er sneeuw ligt, heel den buiten wit ge
dekt, dan is 't deuzen donkeren veugel, dien
ge altij duidelijk zitten riet, daar op dieën
paal, in de endelooze, witte verte van den
winterschen buiten.
En slim! Als Dré m 'n ennigte keeren uit
den garstakker hee gejaagd mee 'nen klont
eerde, geloof dan maar nie, dat ie in 't ver
volg op dat „schot" wacht. Als ie Dré III
ziet, zee-t-ie „saluut", d.w.z.: dan smeert ie
'm naar den paal waar,... dat wit ie, nie
mand 'm iets in den weg zal leggen, 't Minst
respect hee-t-ie veur mij! Hij kent me te
goed. Beseft da'k leut in 'h heb. En mee 'nen
schumschen kop, deftigstrak, kan ie me soms
zitten aangapen tot ik er 'nen dubbeltje veur
over zou hebben om te weten wat ie van me
denkt! Teugen den avond gaat ie „uit"-. Naar
z'n kameraads. Dan vliegen ze 'n uur of zoo
om den kerketoren. En in den winter, als 't
zoo krakend stil is op den buiten, dan hoort
ge van verre t klappen van de "wieken teugen
de sterke veugellijven. Onder den eten, als
ik goed en wel thuisgerejen ben mee den
groentenwagel, hooren we 't krakend en scheu
rend „ke-raai"..., „ke-raai.krraaij" daar
daar om den toren, deur de stilte van den
winterschemer die over 't durp werrelt.
Hah, 't is plazierig toch, dat deuze veu-
gels trouw veromkomen deus tij. Want kwik-
steert, roodborstje, zanglijster en kwartel zijn
al naar 't Zuien getrokken. Spreeuw, leeuwe
rik en kievit trekken veur November nog we».
Vluchten wilde ganzen scheerden al langs den
kerket oren, wij er en wijer weg, ook den weg
naar t Zuien op, steeds wijer, zinkende naar
den kim...!
Zoo verandert veul deuze maand. De ak
kers zijn kaal. Zwartgeploegd. Die van de
knolgewassen liggen als uitgestrekte rinne-
waties in den koperen dag.
Den lesten bloei is mee den vroegen nacht-
mlu f»eva;1Ien- Alleen den klimop, die
loeit volop. Witte blossemranken wemelen
van insectekes die, in den zonnenbl^l
vonken in lichtend gewerrel. En vol is den
ro^ me!, d® rioeikleurige bottels in den
huw? - vunge trossels lijsterbes de
di kni?/6 6t! speeuwblanke bolvruchtjès in
f heesters' waaruit 't najaars-
^rde. P11 W6g te Vallen den wachtenden
ook genoemd^6"' Wflnmaand' Zaaimaand
Den buiten gaat zijnen rustigen gank Doet
g-ewoon"; en den boer doet met '^mee" \^It
er op de weareld ook gaande is'
ooot' i7 iflfS ïf® Trui de bl°mbonen al ge-
poot in heur blommenhoveke od
sneeuwklokskes en crocuW wLt
riet ge! heel gewóón,
Maar nou schei Tc er af
en
DRé.