IVOREN SCHAT Rusland's nieuwe Hei legioen der Bakfietsen geschaduwd Een wond als bewijs van onschuld Het geheim van de m^deetorCeieïn. d°°rdro^ d^ En J. n," WB,,gr™vKnS "O* ra-rafsay*™* vensters op de Oostzee Het Meisje uit den exprestreiri VALSCHE GULDENS Clandestien jenever stoken De ontgoocheling te Berlijn doorA. PANDOR LIBAU EN WINDAU STEUNPUN TEN VOOR DE SOVJETVLOOT. IJSVRIJE HAVENS MET VLIEG VELDEN ER NAAST. De Sowjet-Unie heeft het aantal van haar „vensters op de Oostzee" op nieuw weten te vermeerderen door een verdrag met Letland, dat haar het reeht toekent steunpunten voor haar vloot en vliegvelden aan te leg gen bij de beide havensteden Libau en Windau, ziedaar de persberich ten, welke in de laatste dagen de we reld deden opschrikken. Na Estland moet Letland thans tol beta- }en aan den machtigen nabuur, in den vorm van een voorloopig bescheiden afstand van gebied, zonder (lat daardoor, naar het heet, de onafhankelijkheid des lands wordt aangetast.. Over dit laatste kan men denken, zooals men wel. Het onomstootelijke feit blijft evenwel bestaan, dat het juist gesloten verdrag aan Rusland twee belangrijke steun punten aan de Oostzee verschaft, naast die welke het reeds in Estland had bedongen. Reeds voor den wereldoorlog speelden de bei de Letlandsche havensteden Libau en Win dau een belangrijke rol onder de, wat men zou kunnen noemen: vensters op de Oostzee. Enkele bijzonderheden zijn voldoende, om dit aan te toonen. Libau neemt daarbij de eerste plaats in. Zoowel uit economisch en militair als uit cultureel oogpunt staat Li bau ver boven het ongeveer 100 kilometer yerder Noordwaarts gelegen Windau. Dit blijkt ook reeds uit het aantal inwoners; voor Libau bedraagt dit namelijk 60.000, voor Windau echter niet meer dan 18.000. Libau is op één na de grootste stad van Letland en na Riga het voornaamste handelscentrum. Als eindpunt van verschillende spoorlijnen neemt het ook ten opzichte van den binnen- landschen handel een belangrijke plaats in. De via de haven van Libau ingevoerde goe deren, als steenkolen, koloniale waren, kunst mest en machines voor den landbouw'gaan per spoor naar het binnenland, alsook naar Rusland en Litauen. Ook Polen had, voor de ineenstorting van dit rijk, een belangrijk aandeel in dezen doorvoerhandel. Voor den uitvoer komen in hoofdzaak in aanmerking hout, graan, lijnzaad, vlas, lijnkoeken en Spiritus. Slechts zelden vriest de haven dicht. De oude haven heeft het groote voordeel, dat zij in den winter bijna geheel ijsvrij is. Alleen in zeer strenge winters kan het voor komen, dat zij dichtvriest. Dit behoort echter tot de zeldzaamheden. Deze voor een haven in het Noorden buitengewoon gunstige om standigheid had reeds onder het Tsaristische regime de aandacht getrokken, zoodat Rus land in 1890 ten Noorden van de handelsha ven een oorlogshaven liet aanleggen, de Kei zer Alexander Ill-haven, welke belangrijke baggerwerken noodzakelijk maakte. Door een ruim drie en een halven kilometer lang ka naal werd deze oorlogshaven verbonden met de handelshaven. Hiernaast valt nog te ver melden dat Libau zich in den zomer in een vrij druk vreemdelingenverkeer verheugt, daar het als Oostzee-badplaats en kuuroord pen zeer goeden naam heeft. Windau is van veel minder beteekenis. Deze havenplaats ligt aan den mond van de Windau-rivier, welke zich hier in de Oost zee stort. Ook in Windau zijn het scheep vaart- en spoorwegverkeer, waaraan de stad haar beteekenis ontleent, door middel van in-, uit- en doorvoerhandel. Omstreeks 1900 nam Windau een grootere vlucht, toen de Russische regeering zich het lot der haven aantrok en deze aanmerkelijk liet verdiepen en vergrooten, terwijl ook de outillage werd gemoderniseerd. De gevolgen van deze maat regelen lieten zich niet wachten: de uitvoer vermeerderde met 900 de invoer zelfs met 2000 Ook deze haven is bijna, geheel ijs vrij, zoodat zij zeer geschikt is als vloot- basis. Rusland had dus zeker geen betere keuze kunnen doen, dan hiervoor het oog te laten vallen op Libau en Windau. feuilleton. Naar het Engelsch bewerkt dooi J« van der Sluys 30. XXXIII. De Valstrik. De man in het bruine pak, anders hekend a'a Trant, zat op een uitstekende pluk STas «n wachtte. Hij kon niet weggaan voorüa zijn zending vervuld w. s, of voordat lemanü hem kwam aflossen. Dit verwonderde hem ook. De afspraak was immers geweest, dat Freddy Reeve van uit Holt versterking z°u laten aanrukken. Hij voelde zich erg duizelig. Zelfs de geharde man kan niet uit den trein valle zonder daarvan eenige nadeelige gevolgen^ ondervinden. Z'n geest was niet zoo nemer f13 hij geweest was. Als de vijand er"fn hwam, zou hij niet in de conditie zrjn van *°°r de ontmoeting. t ..Ik zou wel eens willen weten hoe laat net J®?" schoot hem door Ue gedacht. Zijn h>ge was verscheidene uren geleden verp terd bij den val in den tunnel. Toen 0 ter naar boven keek, begon de lucht zp Jh-aag te beantwoorden. Boven een gr°ePJ hoornen in oostelijke richting was een licht pöze plek. Die kroop langzaam omhoog, langer hoe meer terrein winnend op hacht. Maar de schemering was somber en houd; geesten, tot n" toe veilig v g Hadderden thans als angstige sP°kfn „e. Set groepje boomen, dat in de duisternis ge ®'apen had, huiverde bij dit ontwa e ogel, verrassend dichtbij, maakte in zijn maap een kirrend geluid. zon gaat al haast op," mompelde Op een onbewaakt oogenblik sloeg de bende haar slag.Drie jaar tegen den „uitkijk" ge- eischt. De leider van het complot, dat zich in anuari j.i. bezig hield met het wegkapen van goederen uit bssteldwagens, die een oogenblik onbeheerd stonden, stond gisteren voor het gerechtshof terecht. De rechtbank had den man, die zelf meestal den rol Jan uitkijk had vervuld, tot drie jaar ge vangenisstraf veroordeeld. De bende ging als volgt te werk: Zag men een bakfiets met goederen, dan werd deze door het drietal geschaduwd, verwij derde de begeleider zich even, dan sloegen de dieven hun slag. Eindelijk liepen zij tegen de lamp en huiszoekingen brachten de politie op het spoor van andere diefstallen, o.a. van een pak voering, pakken tandenborstels, zak- kammen en j>akken met 10 jassen. De hoofddader was sedert 1925 vrijwel her- naaldelijk veroordeeld en hij was juist ontslagen, toen hij met de pakjesdiefstallen begon. De procureur-generaal mr. J. Versteeg requireerde wegens medeplichtigheid aan diefstal drie jaar gevangenisstraf met af trek van vijf maanden voorloopige hechte nis. Geef hem een kans! De verdediger achtte het niet onmogelijk den verd. te reclasseeren en verzocht zijn cliënt een kans te geven, door hem een niet te hooge straf op te leggen Uitspraak 25 Oetober. Arrestant in vrijheid gesteld. De vorige week arresteerde de politie een 43-jarigen Amsterdamschen koopman, om dat zij hem er van verdacht, dat hij in Weesperkarspel een inbraak had gepleegd. Tijdens de achtervolging van de vluchten den dader door de politie werd op den vluchteling geschoten. De recherche had kort daarop een anoniemen brief ontvan gen, waarin de koopman als dader werd aangewezen. Hij werd gearresteerd en het bleek, dat hij een wond aan het rechterbeen had, zoodat men vermoedde, dat hij deze blessure bij de inbraak had opgeloopen. Verd. is jaren geleden meermalen ver oordeeld, maar gedurende dertien jaar is hij niet met de justitie in aanraking ge weest. Hij hield zijn onschuld vol, doch hij werd in het Huis van Bewaring ingesloten. Zijn verdediger bepleitte in raadkamer de invrijheidstelling van verdachte, daar aan de anonieme brief geen enkele waarde mag worden gehecht omdat dit duidelijk een wraakneming is. De wond aan het been is ruim drie jaar oud en het gevolg van een motorongeluk. De verdediger legde hiervan bewijzen over en de rechtbank stel de den verdachte op vrije voeten. „Grapjes" van oud-militair. De rechtbank te Amsterdam veroordeelde een oud-Indisch militair, die drie valsche guldens had uitgegeven, tot een voorwaar delijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van drie jaar. De officier had dezelfde straf geëischt. De guldens waren zeer slecht nagemaakt en gemakkelijk te herkennen. Verd. zeide, dat hij het valsche geld bij wijze van „grapje" had uitgegeven. De straffen van twee mannen verzacht. De Rotterdamsche rechtbank heeft den 22-jarigen arbeider C. J. van G. wegens het clandestien stoken van jenever, veroordeeld tot vijf maal drie maanden gevangenisstraf, welke straf het Haagsche gerechtshof ver minderde tot vijf gevangenisstraffen van één maand. De 22-jarige A. de R-, die aan den eersten verdachte een destilleer-ketel had geleverd was veroordeeld tot vier maanden gevan genisstraf, welke straf het hof terugbracht tot drie maanden. Na een uitbundige viering van den „vrede". De Berlijnsche correspondent van de „Neue Zuercher Zeitung" beschrijft de too- neelen van vreugde, welke zich deze week in Berlijn afspeelden, toen de geruchten over een wapenstilstand aan het Westelij ke front en den val der Britsche regeering, zich in de stad verspreidden. De correspondent schrijft, dat „het nieuws een geweldige sensatie verwekte en snel van mond tot mond ging. Steeds aangroei ende groepjes menschen bespraken deze jongste ontwikkeling en op vele plaatsen begon men uitbundig pieizier te maken. Café-eigenaars verstrekten gratis consump ties en vele winkeliers gaven hun klanten een geschenk om het feit te vieren. Daarna kwam de bittere ontgoocheling, toen de avondbladen op straat versohenen, welke de geruchten in groote opschriften tegen spraken. DE OUDEREN VOOR DE JONGEREN (Van onzen Parijschen correspondent) Een voormalig officier der infanterie van het Fransche leger, Jacques Péricard, die reeds 62 lentes telt, heeft, zooals onlangs gemeld, een oproep gericht tot alle Fran sche mannen van ongeveer gelijken leeftijd, om zich aan te melden, ten einde een „Vrij willigerscorps des Doods" te vormen, welks leden bereid moeten zijn, hun leven voor het vaderland te offeren. De man, die het denkbeeld propa geert, zijn leven onvoorwaardelijk voor het vaderland op te offeren, grondt zich daarbij op het voor beeld van de „levende torpedo's" in Japan en soortgelijke opofferings gezinde helden in Duitschland en Polen. In deze laatste gevallen zijn het in den regel jonge menschen, die dit besluit nemen; doch hij stelt zich daarentegen op het standpunt, dat deze taak ten deel dient te val len aan mannen, die niet meer in aanmerking komen voor actieven dienst in het leger. Hij wendt zich in zijn oproep dan ook tot alle zieken, invaliden of „te oud geworden" Franschen, die niets liever zouden doen, dan zich op eenigerlei wijze nuttig te ma ken voor hun land. „Het tijdperk van uw actieve leven is voor u afgesloten," roept Péricard uit, „doch hier opent zich voor u een nieuw ver schiet, rijker, ruimer, grootscher dan gij ooit hebt kunnen droomen. Gij waart aan kant gezet, nutteloos, zwak niemand ver wachtte meer iets van u. Indien gij dit echter wenscht, kunt gij vandaag of morgen behooren tot de moedigste en roemruchtig- ste verdedigers van het Fransche vader land!" Slechts één kans op de tien, om het leven er af te brengen. Zijn voorstel bestaat hierin, dat de leden van het „Vrijwilligerscorps des Doods" zich zullen belasten met het uitvoeren van zoo gevaarvolle zendingen, dat zij hoogstens 10 kans zullen hebben, om het er levend af te brengen. Soldaten in de volle kracht van hun leven, die bestand zijn tegen de vermoeienissen en ontberingen in de loop graven, betoogt hij, mogen daarvoor niet worden gebruikt, want dat zou verspilling van nuttige krachten beteekenen. Mannen daarentegen, die nog juist over voldoende kracht beschikken om zich met het vol voeren van een dergelijke taak te belasten en daarbij het leven te laten, vormen ide aal materiaal voor het oprichten van het Doodslegioen. Het bezit van één arm is voldoende, gaat hij verder, om den hefboom over te halen ten einde een bom te laten vallen, wanneer men een vliegtuig bestuurt dat zich zoo ver van zijn basis moet verwij deren, dat 't niet voldoende brandstof voor zijn motor kan meenemen, om de terugreis geheel te volbrengen. Een ander voorbeeld: tien lijders aan t.b.c. kunnen een prikkel draadversperring vernielen, welke de Fran- Een avontuurlijke reis naar de ontoegan kelijke oerwouden van Afrika, op zoek naar de plaats, waar de olifanten hun laatste le vensdagen slijten. 145. „Zij oud", legde Kazimoto uit, „gaan dood". Op dit gezegde fronste Boo-loo-la zijn voor hoofd. ,,Ik ga naar de olifanten," zei hij. „Ik kom vannacht terug, Bwana Roho!" Zonder te wachten op eenig antwoord rende Boo-loo-la naar de groote dieren toe, die juist in een boschje waren verdwenen. „Luister, we moeten hem achterna," riep Koen uit. „Die oude olifanten gaan misschien naar het dal, dat wij zoeken." 146. René schudde zijn hoofd. „Misschien heb je gelijk, wat het olifantendal betreft, Koen," zei hij. „Maar ik geloof, dat we beter kun nen wachten, totdat Boo-loo-la vanavond terug is. Ik weet zeker, dat hij zijn woord zal houden." „Ik sluit mij bij deze meening aan," zei Koens vader, „achteraf hebben we nog nooit werkelijk vastgesteld, dat Boo-loo-la ons mis leidde. Wij begrijpen misschien niet alles wat hij doet,, maar dat zullen we later wel." 147. Zo trokken ze verder. Na een afmattende tocht langs de met rotsblokken bezaaide weg, langs ravijnen en afgronden van de Elgon bereikte de vermoeide groep tenslotte het kamp van Sheik Mohammed. De Sheik heette hen hartelijk welkom. Hij was een man op leeftijd, maar nog zo recht als een boom. Hij was ekleed in een wit ge waad en hij had een .torte, goed verzorgde puntbaard. Ze mochten hem allemaal dadelijk graag. Mijnheer Hendriks vertelde van het verlies van de auto en de sheik zond een kaf fer-renner naar Kisumu om bij den officieelen regeeringsvertegenwoordig -- den heer Tim- mers, aangifte te doen van de diefstal. 148. „Ik heb ook nieuws, mijn vrienden", zei Mohammed, terwijl hij tegen mijnheer Hen driks lachte. „Een oud vriend van me een vriend ook van den onfortuinlijken Tippoo Tib, die zijn leven liet bij het zoeken naar ivoor gaf me een kleine kaart met precies uitgewerkte gegevens over de richting,, hoe men „het kasteel, dat roept", kan bereiken". Het gezelschap ontving deze mededeling met uitroepen van "errassing. sche loopgraaf scheidt van de vijandelijke loopgraaf aan de overzijde. De eersten man gelukt het wellicht, een of twee draden door te knippen, den tweeden man nog een, den derden evenens een of twee, enz. Zij zullen het allen met den dood bekoopen, doch den weg hebben zij vrij gemaakt! Waar een wil is, is een weg. Honderd manen, die den middelbaren leef tijd ver hebben overschreden, doch nog over goede beenen beschikken, kunnen evengoed storm loopen tegen een versterkte stelling en deze ovenneesteren, als twintig jonge soldaten en daardoor bereiken, dat 't leven van deze laatsten gespaard wordt. „Er be staat geen grootere kracht op aarde," roept Péricard geestdriftig uit, „dan de mensche- lijke wil; en een man, die bereid is om zijn leven te geven, kan het aangezicht der we reld veranderen!" Het „Vrijwilligerscorps des Doods" zal niet in een romantische uniform gestoken moeten worden, zich niet op den voorgrond dringen. Péricard vat de zaak op met groo te ernst. Wie bereid is, zijn leven op te offeren, kan z.i. afstand doen van een stra lenkrans. De duur van de verbintenis wordt Trant, .verduiveld een kop thee zou een weldaad zijn!" Hij bekeek aandachtig ae grooter wordende grijze vlek boven de boo- mengroep. Toen bewoog zich weer iets. Die vogel weer?... Neen, ditmaal was het met depiotgs6eling verstijfde Trant. Zijn instinct waarschuwde hem, dat de ritselende onbe kende hem niet vriendschappelijk-gezind was. Maar het vond hem voorbereid; hg had die lange uren van wachten niet heelemaal ver- SP'a1„ mijn hoofd maar helder was!" zuchtte TTat was het eenige zwakke punt in zijn nositie dat bonzende hoofd van hem. Zijn plannen waren gesmeed, en goed gesmeed. Als hii zich nu maar staande kon houden... Er kraakte een twijg. Hallo - daar ging een an zijn mooie plannen al naar de weer- ur.hU De vijand naderde niet door de hoofd poort maar door een heg. De heg was erg dicht.' Verdorie! Trant sloop van zijn gras- nluk naar een boschje. Fr vervloog een minuut. Toen drong door den -alen ochtendschemer een stem, nauwe lijks meer dan een gefluister. Weer verging een minuut. Toen klonk de fluister weer. Rarlow!" be vijand volgde zijn voorwaartsche bewe ging Een onduidelijke marsa verscheen op nog geen tien voet afstand en was een oogen blik later weer verdwenen. De vijand sloop "^anf stond onbeweeglijk. Hij liet den vijmd ongehinderd tot het huis naderen. Hg hoorde het zwake geluid van 'n sleutel, die omgedraaid wordt. Toen glipte hij weg. Hij bereikte de portiek, net toen de voordeur dichtsloeg. Dat hinderde niet. Da*- was geheel volgens het plan. Barlow was niet in het huis en de vijand zou er weldra uit komen en beginnen den tuin af te zoeken. Er was niets anders in het huis, dat hem kon ophouden... „Tenminste", vroeg "kant zich af, „ik neem aan dat er niets is". De vijana bleef lang binnen! Of misschien leek het lang? Vervelend als je geen horloge hebt. En nog vervelender als je hoofd je in den steek laat... „Idioot, dat ik ben!" gromde Trant plotse ling. „De achterdeur natuurlijk!" De vijand zou waarschijnlijk van daaruit gaan werken! En hij stond hier als 'n gek bij de portiek. Woedend op zichzelf worstelde hij met het bonzen in zijn hoofd. Hij rende om het huis... Ja - daar was de kerel! Ds achtertuin afzoekend, zijn neus in uitbouwtjes en struiken stekend. Aha, nu was hij bij den afgrond! Trant's hart sloeg wat sneller. Vanuit d. beschermende schadu ven be loerde hij den voortkruipende vijand. „Hallo, wat doet hij nu!" dacht Trant. De vijand scheen de "acht op te geven. Hij had den rand van den afgrond bereikt, even naar beneden gekeken, en ging nu weer weg. In de richting van Tant: „Dat zal niet gaan", besliste de detectieve ..Als de vijand hem bereikte, dan "-as er "een hoop. De vijand zou gewapend zijn. hij was ongewapend. Zelfs als de vijand niet gewa pend was een belachelijke veronderstelling in dit geval zou hij nog sterk zijn, terwijl hij zwak was. Daarom moest de vijand hem niet vinden. Was het zijn instinct tot zelfbehoud, dat Trant plotseling een steen deed vinden? Als hij den steen niet gevonden had, zou hg er niet in geslaagd zijn den verderen loop der gebeurtenissen met zijn wil te beïnvloeden. Trant gooide den steen niet naar den vijand. Dat zou slechts zijn aanwezigheid verraden hebben. Neen, hij gooide den steen in de lucht, zoodat hij over het hoofd van den vijand zeilde en in den afgrond belandde, met veel gesuis e_. gekraak neerkomend De vijand gooide zi-h met een ruk om. „Moo""' c-acht Trant. „Eénnul voor mij!" Zijn juichkreet bleek gerechtvaardigd, de aandacht van den vijand was weer op het ravijn gevestigd. Na een oogenblik te hebben stilgestaan, ging de vijand snel terug naar den rand van den afgrond en keek nu beter naar beneden. De bodem was half verscholen en nog in diepe schaduw gehuld. Hij tuurde, nog eenigen tijd naar beneden, en toen hij keek, lichtte er iets glinsterends in zijn hand. ..Barlow!" riep de vijand opnieuw. Stüte. „Wie is daar?" Weer stilte. Toen begon de vijand langs den -and van het ravijn te loopen. Er was maar één weg naar beneden Toen hij dien bereikt had, s<ond de vijand stil en tuura-? andermaal. Hij herhaalde zijn vraag, maar slechts zijn stem kwam naar hem terug „Drommels!" mompelde hij en begon af te '.'alen. Zijn beenen verdwenen, zijn romp, zijn hoofd, xrant wipte van uit .zijn beschutting op zes maanden gesteld. Men houdt er na melijk rekening mede, dat van een man en zijn gezin en bloedverwanten niet kan wor den verlangd, dat zij de zenuwachtige span ning, waarin zij natuurlijk verkeeren, lan ger dan een half jaar kunnen uithouden. Van eiken Vrijwilliger wordt nauwkeurig vastgesteld, welke speciale bekwaamheden hij bezit. Het lot beslist er over, wie een gevaarlijke zending te vervullen zai krijgen. Voor zichzelf eischt Péricard evenwel een uitzondering op dezen regel: hij wil als el- lercerste uitgezonden worden, „zooals het den man betaamt, die dezen oproep heeft gelanceerd." te voorschijn en kroop naar de plek. Hij kwam zoo dichtbij ais hij maar kon, zonder gezien te worden, en wachtte, op den grond gehurkt in scherp luisteren. Li zijn geest stelde hij zich dat afdalen voor, probeerend den tijd te bepalen. Hij zag m zijn verbeelding de voorzichtige gestalte naar beneden klimmen, van tijd tot tijd stil staand en rondkijkend. Onderwijl trachtend de duisternis beneden te doorboren, zijn re volver omklemd, en tot onmiddellijk handelen gereed. Het laatste stuk van de afdaling tee- kende zich voor zijn geestesoog af, de aan komst op den bodem, het angstvallig rond kijken... tot dat... „Verduiveld!" Trant hield den adem in. Hf behoefde nu hlÜs 6 glSSen' Die scherpe uitroep van beneden verried het bereikte punt. Het kostte hem al zijn zelfbeheersching om niet overeind naa lren 0ver den rand van het ravijn naar bevestiging te spieden. Maar de tucht won het pleit. Hf bewoog niet. Hij berustte erm nog een paar minuten geduld te moeten hebben. Intusschen moest hij voortgaan met nog wat te wachten. ""gaan met dekking^te^LMf6'1611' T* de =ruwelÜke ont- aekking te hebben gedaan, onderzocht nu Barlow s lijk. Weer stelde Trant zich voor oogen, hoe twee zenuwachtig trillende han stietér en T*™ een SLS ^u leeg ziin6onPepndenn de ^efeuille eeö op een half velletie rmnw het meenam naar den rand van het ra,'™ door revolvers bewaakt „tL J°°rtdurend (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 23