IVOREN SCHAT
Rusland's nieuwe
Hei legioen der
Bakfietsen geschaduwd
Een wond als
bewijs van onschuld
Het geheim van de
m^deetorCeieïn. d°°rdro^ d^
En J. n," WB,,gr™vKnS "O*
ra-rafsay*™*
vensters op de Oostzee
Het Meisje
uit den
exprestreiri
VALSCHE GULDENS
Clandestien
jenever stoken
De ontgoocheling
te Berlijn
doorA. PANDOR
LIBAU EN WINDAU STEUNPUN
TEN VOOR DE SOVJETVLOOT.
IJSVRIJE HAVENS MET VLIEG
VELDEN ER NAAST.
De Sowjet-Unie heeft het aantal van
haar „vensters op de Oostzee" op
nieuw weten te vermeerderen door
een verdrag met Letland, dat haar
het reeht toekent steunpunten voor
haar vloot en vliegvelden aan te leg
gen bij de beide havensteden Libau
en Windau, ziedaar de persberich
ten, welke in de laatste dagen de we
reld deden opschrikken.
Na Estland moet Letland thans tol beta-
}en aan den machtigen nabuur, in den vorm
van een voorloopig bescheiden afstand
van gebied, zonder (lat daardoor, naar het
heet, de onafhankelijkheid des lands wordt
aangetast.. Over dit laatste kan men denken,
zooals men wel. Het onomstootelijke feit
blijft evenwel bestaan, dat het juist gesloten
verdrag aan Rusland twee belangrijke steun
punten aan de Oostzee verschaft, naast die
welke het reeds in Estland had bedongen.
Reeds voor den wereldoorlog speelden de bei
de Letlandsche havensteden Libau en Win
dau een belangrijke rol onder de, wat men
zou kunnen noemen: vensters op de Oostzee.
Enkele bijzonderheden zijn voldoende, om
dit aan te toonen. Libau neemt daarbij de
eerste plaats in. Zoowel uit economisch en
militair als uit cultureel oogpunt staat Li
bau ver boven het ongeveer 100 kilometer
yerder Noordwaarts gelegen Windau. Dit
blijkt ook reeds uit het aantal inwoners;
voor Libau bedraagt dit namelijk 60.000, voor
Windau echter niet meer dan 18.000. Libau
is op één na de grootste stad van Letland
en na Riga het voornaamste handelscentrum.
Als eindpunt van verschillende spoorlijnen
neemt het ook ten opzichte van den binnen-
landschen handel een belangrijke plaats in.
De via de haven van Libau ingevoerde goe
deren, als steenkolen, koloniale waren, kunst
mest en machines voor den landbouw'gaan
per spoor naar het binnenland, alsook naar
Rusland en Litauen. Ook Polen had, voor de
ineenstorting van dit rijk, een belangrijk
aandeel in dezen doorvoerhandel. Voor den
uitvoer komen in hoofdzaak in aanmerking
hout, graan, lijnzaad, vlas, lijnkoeken en
Spiritus.
Slechts zelden vriest de haven
dicht.
De oude haven heeft het groote voordeel,
dat zij in den winter bijna geheel ijsvrij is.
Alleen in zeer strenge winters kan het voor
komen, dat zij dichtvriest. Dit behoort echter
tot de zeldzaamheden. Deze voor een haven
in het Noorden buitengewoon gunstige om
standigheid had reeds onder het Tsaristische
regime de aandacht getrokken, zoodat Rus
land in 1890 ten Noorden van de handelsha
ven een oorlogshaven liet aanleggen, de Kei
zer Alexander Ill-haven, welke belangrijke
baggerwerken noodzakelijk maakte. Door een
ruim drie en een halven kilometer lang ka
naal werd deze oorlogshaven verbonden met
de handelshaven. Hiernaast valt nog te ver
melden dat Libau zich in den zomer in een
vrij druk vreemdelingenverkeer verheugt,
daar het als Oostzee-badplaats en kuuroord
pen zeer goeden naam heeft.
Windau is van veel minder beteekenis.
Deze havenplaats ligt aan den mond van de
Windau-rivier, welke zich hier in de Oost
zee stort. Ook in Windau zijn het scheep
vaart- en spoorwegverkeer, waaraan de stad
haar beteekenis ontleent, door middel van
in-, uit- en doorvoerhandel. Omstreeks 1900
nam Windau een grootere vlucht, toen de
Russische regeering zich het lot der haven
aantrok en deze aanmerkelijk liet verdiepen
en vergrooten, terwijl ook de outillage werd
gemoderniseerd. De gevolgen van deze maat
regelen lieten zich niet wachten: de uitvoer
vermeerderde met 900 de invoer zelfs met
2000 Ook deze haven is bijna, geheel ijs
vrij, zoodat zij zeer geschikt is als vloot-
basis. Rusland had dus zeker geen betere
keuze kunnen doen, dan hiervoor het oog
te laten vallen op Libau en Windau.
feuilleton.
Naar het Engelsch
bewerkt dooi
J« van der Sluys
30.
XXXIII. De Valstrik.
De man in het bruine pak, anders hekend
a'a Trant, zat op een uitstekende pluk STas
«n wachtte. Hij kon niet weggaan voorüa
zijn zending vervuld w. s, of voordat lemanü
hem kwam aflossen. Dit verwonderde
hem ook. De afspraak was immers geweest,
dat Freddy Reeve van uit Holt versterking
z°u laten aanrukken.
Hij voelde zich erg duizelig. Zelfs de
geharde man kan niet uit den trein valle
zonder daarvan eenige nadeelige gevolgen^
ondervinden. Z'n geest was niet zoo nemer
f13 hij geweest was. Als de vijand er"fn
hwam, zou hij niet in de conditie zrjn van
*°°r de ontmoeting. t
..Ik zou wel eens willen weten hoe laat net
J®?" schoot hem door Ue gedacht. Zijn
h>ge was verscheidene uren geleden verp
terd bij den val in den tunnel. Toen 0
ter naar boven keek, begon de lucht zp
Jh-aag te beantwoorden. Boven een gr°ePJ
hoornen in oostelijke richting was een licht
pöze plek. Die kroop langzaam omhoog,
langer hoe meer terrein winnend op
hacht. Maar de schemering was somber en
houd; geesten, tot n" toe veilig v g
Hadderden thans als angstige sP°kfn „e.
Set groepje boomen, dat in de duisternis ge
®'apen had, huiverde bij dit ontwa e
ogel, verrassend dichtbij, maakte in zijn
maap een kirrend geluid.
zon gaat al haast op," mompelde
Op een onbewaakt oogenblik
sloeg de bende haar slag.Drie
jaar tegen den „uitkijk" ge-
eischt.
De leider van het complot, dat zich in
anuari j.i. bezig hield met het wegkapen
van goederen uit bssteldwagens, die een
oogenblik onbeheerd stonden, stond gisteren
voor het gerechtshof terecht. De rechtbank
had den man, die zelf meestal den rol
Jan uitkijk had vervuld, tot drie jaar ge
vangenisstraf veroordeeld.
De bende ging als volgt te werk: Zag
men een bakfiets met goederen, dan werd
deze door het drietal geschaduwd, verwij
derde de begeleider zich even, dan sloegen
de dieven hun slag.
Eindelijk liepen zij tegen de lamp en
huiszoekingen brachten de politie op het
spoor van andere diefstallen, o.a. van een
pak voering, pakken tandenborstels, zak-
kammen en j>akken met 10 jassen.
De hoofddader was sedert 1925 vrijwel her-
naaldelijk veroordeeld en hij was juist
ontslagen, toen hij met de pakjesdiefstallen
begon.
De procureur-generaal mr. J. Versteeg
requireerde wegens medeplichtigheid aan
diefstal drie jaar gevangenisstraf met af
trek van vijf maanden voorloopige hechte
nis.
Geef hem een kans!
De verdediger achtte het niet onmogelijk
den verd. te reclasseeren en verzocht zijn
cliënt een kans te geven, door hem een
niet te hooge straf op te leggen
Uitspraak 25 Oetober.
Arrestant in vrijheid gesteld.
De vorige week arresteerde de politie een
43-jarigen Amsterdamschen koopman, om
dat zij hem er van verdacht, dat hij in
Weesperkarspel een inbraak had gepleegd.
Tijdens de achtervolging van de vluchten
den dader door de politie werd op den
vluchteling geschoten. De recherche had
kort daarop een anoniemen brief ontvan
gen, waarin de koopman als dader werd
aangewezen. Hij werd gearresteerd en het
bleek, dat hij een wond aan het rechterbeen
had, zoodat men vermoedde, dat hij deze
blessure bij de inbraak had opgeloopen.
Verd. is jaren geleden meermalen ver
oordeeld, maar gedurende dertien jaar is
hij niet met de justitie in aanraking ge
weest. Hij hield zijn onschuld vol, doch hij
werd in het Huis van Bewaring ingesloten.
Zijn verdediger bepleitte in raadkamer de
invrijheidstelling van verdachte, daar aan
de anonieme brief geen enkele waarde
mag worden gehecht omdat dit duidelijk een
wraakneming is. De wond aan het been
is ruim drie jaar oud en het gevolg
van een motorongeluk. De verdediger legde
hiervan bewijzen over en de rechtbank stel
de den verdachte op vrije voeten.
„Grapjes" van oud-militair.
De rechtbank te Amsterdam veroordeelde
een oud-Indisch militair, die drie valsche
guldens had uitgegeven, tot een voorwaar
delijke gevangenisstraf van acht maanden
met een proeftijd van drie jaar. De officier
had dezelfde straf geëischt.
De guldens waren zeer slecht nagemaakt
en gemakkelijk te herkennen.
Verd. zeide, dat hij het valsche geld bij
wijze van „grapje" had uitgegeven.
De straffen van twee mannen
verzacht.
De Rotterdamsche rechtbank heeft den
22-jarigen arbeider C. J. van G. wegens het
clandestien stoken van jenever, veroordeeld
tot vijf maal drie maanden gevangenisstraf,
welke straf het Haagsche gerechtshof ver
minderde tot vijf gevangenisstraffen van
één maand.
De 22-jarige A. de R-, die aan den eersten
verdachte een destilleer-ketel had geleverd
was veroordeeld tot vier maanden gevan
genisstraf, welke straf het hof terugbracht
tot drie maanden.
Na een uitbundige viering van
den „vrede".
De Berlijnsche correspondent van de
„Neue Zuercher Zeitung" beschrijft de too-
neelen van vreugde, welke zich deze week
in Berlijn afspeelden, toen de geruchten
over een wapenstilstand aan het Westelij
ke front en den val der Britsche regeering,
zich in de stad verspreidden.
De correspondent schrijft, dat „het nieuws
een geweldige sensatie verwekte en snel
van mond tot mond ging. Steeds aangroei
ende groepjes menschen bespraken deze
jongste ontwikkeling en op vele plaatsen
begon men uitbundig pieizier te maken.
Café-eigenaars verstrekten gratis consump
ties en vele winkeliers gaven hun klanten
een geschenk om het feit te vieren. Daarna
kwam de bittere ontgoocheling, toen de
avondbladen op straat versohenen, welke
de geruchten in groote opschriften tegen
spraken.
DE OUDEREN VOOR DE JONGEREN
(Van onzen Parijschen correspondent)
Een voormalig officier der infanterie van
het Fransche leger, Jacques Péricard, die
reeds 62 lentes telt, heeft, zooals onlangs
gemeld, een oproep gericht tot alle Fran
sche mannen van ongeveer gelijken leeftijd,
om zich aan te melden, ten einde een „Vrij
willigerscorps des Doods" te vormen, welks
leden bereid moeten zijn, hun leven voor
het vaderland te offeren.
De man, die het denkbeeld propa
geert, zijn leven onvoorwaardelijk
voor het vaderland op te offeren,
grondt zich daarbij op het voor
beeld van de „levende torpedo's" in
Japan en soortgelijke opofferings
gezinde helden in Duitschland en
Polen. In deze laatste gevallen zijn
het in den regel jonge menschen,
die dit besluit nemen; doch hij stelt
zich daarentegen op het standpunt,
dat deze taak ten deel dient te val
len aan mannen, die niet meer in
aanmerking komen voor actieven
dienst in het leger.
Hij wendt zich in zijn oproep dan ook tot
alle zieken, invaliden of „te oud geworden"
Franschen, die niets liever zouden doen,
dan zich op eenigerlei wijze nuttig te ma
ken voor hun land.
„Het tijdperk van uw actieve leven is
voor u afgesloten," roept Péricard uit,
„doch hier opent zich voor u een nieuw ver
schiet, rijker, ruimer, grootscher dan gij
ooit hebt kunnen droomen. Gij waart aan
kant gezet, nutteloos, zwak niemand ver
wachtte meer iets van u. Indien gij dit
echter wenscht, kunt gij vandaag of morgen
behooren tot de moedigste en roemruchtig-
ste verdedigers van het Fransche vader
land!"
Slechts één kans op de tien,
om het leven er af te brengen.
Zijn voorstel bestaat hierin, dat de leden
van het „Vrijwilligerscorps des Doods" zich
zullen belasten met het uitvoeren van zoo
gevaarvolle zendingen, dat zij hoogstens
10 kans zullen hebben, om het er levend
af te brengen. Soldaten in de volle kracht
van hun leven, die bestand zijn tegen de
vermoeienissen en ontberingen in de loop
graven, betoogt hij, mogen daarvoor niet
worden gebruikt, want dat zou verspilling
van nuttige krachten beteekenen. Mannen
daarentegen, die nog juist over voldoende
kracht beschikken om zich met het vol
voeren van een dergelijke taak te belasten
en daarbij het leven te laten, vormen ide
aal materiaal voor het oprichten van het
Doodslegioen.
Het bezit van één arm is voldoende, gaat
hij verder, om den hefboom over
te halen ten einde een bom te laten
vallen, wanneer men een vliegtuig bestuurt
dat zich zoo ver van zijn basis moet verwij
deren, dat 't niet voldoende brandstof voor
zijn motor kan meenemen, om de terugreis
geheel te volbrengen. Een ander voorbeeld:
tien lijders aan t.b.c. kunnen een prikkel
draadversperring vernielen, welke de Fran-
Een avontuurlijke reis naar de ontoegan
kelijke oerwouden van Afrika, op zoek naar
de plaats, waar de olifanten hun laatste le
vensdagen slijten.
145.
„Zij oud", legde Kazimoto uit, „gaan dood".
Op dit gezegde fronste Boo-loo-la zijn voor
hoofd.
,,Ik ga naar de olifanten," zei hij. „Ik kom
vannacht terug, Bwana Roho!" Zonder te
wachten op eenig antwoord rende Boo-loo-la
naar de groote dieren toe, die juist in een
boschje waren verdwenen.
„Luister, we moeten hem achterna," riep
Koen uit. „Die oude olifanten gaan misschien
naar het dal, dat wij zoeken."
146.
René schudde zijn hoofd. „Misschien heb je
gelijk, wat het olifantendal betreft, Koen,"
zei hij. „Maar ik geloof, dat we beter kun
nen wachten, totdat Boo-loo-la vanavond
terug is. Ik weet zeker, dat hij zijn woord zal
houden."
„Ik sluit mij bij deze meening aan," zei
Koens vader, „achteraf hebben we nog nooit
werkelijk vastgesteld, dat Boo-loo-la ons mis
leidde. Wij begrijpen misschien niet alles wat
hij doet,, maar dat zullen we later wel."
147.
Zo trokken ze verder. Na een afmattende
tocht langs de met rotsblokken bezaaide
weg, langs ravijnen en afgronden van de
Elgon bereikte de vermoeide groep tenslotte
het kamp van Sheik Mohammed.
De Sheik heette hen hartelijk welkom. Hij
was een man op leeftijd, maar nog zo recht
als een boom. Hij was ekleed in een wit ge
waad en hij had een .torte, goed verzorgde
puntbaard. Ze mochten hem allemaal dadelijk
graag. Mijnheer Hendriks vertelde van het
verlies van de auto en de sheik zond een kaf
fer-renner naar Kisumu om bij den officieelen
regeeringsvertegenwoordig -- den heer Tim-
mers, aangifte te doen van de diefstal.
148.
„Ik heb ook nieuws, mijn vrienden", zei
Mohammed, terwijl hij tegen mijnheer Hen
driks lachte. „Een oud vriend van me een
vriend ook van den onfortuinlijken Tippoo
Tib, die zijn leven liet bij het zoeken naar
ivoor gaf me een kleine kaart met precies
uitgewerkte gegevens over de richting,, hoe
men „het kasteel, dat roept", kan bereiken".
Het gezelschap ontving deze mededeling
met uitroepen van "errassing.
sche loopgraaf scheidt van de vijandelijke
loopgraaf aan de overzijde. De eersten man
gelukt het wellicht, een of twee draden door
te knippen, den tweeden man nog een, den
derden evenens een of twee, enz. Zij zullen
het allen met den dood bekoopen, doch den
weg hebben zij vrij gemaakt!
Waar een wil is, is een weg.
Honderd manen, die den middelbaren leef
tijd ver hebben overschreden, doch nog over
goede beenen beschikken, kunnen evengoed
storm loopen tegen een versterkte stelling
en deze ovenneesteren, als twintig jonge
soldaten en daardoor bereiken, dat 't leven
van deze laatsten gespaard wordt. „Er be
staat geen grootere kracht op aarde," roept
Péricard geestdriftig uit, „dan de mensche-
lijke wil; en een man, die bereid is om zijn
leven te geven, kan het aangezicht der we
reld veranderen!"
Het „Vrijwilligerscorps des Doods" zal
niet in een romantische uniform gestoken
moeten worden, zich niet op den voorgrond
dringen. Péricard vat de zaak op met groo
te ernst. Wie bereid is, zijn leven op te
offeren, kan z.i. afstand doen van een stra
lenkrans. De duur van de verbintenis wordt
Trant, .verduiveld een kop thee zou een
weldaad zijn!" Hij bekeek aandachtig ae
grooter wordende grijze vlek boven de boo-
mengroep. Toen bewoog zich weer iets. Die
vogel weer?... Neen, ditmaal was het met
depiotgs6eling verstijfde Trant. Zijn instinct
waarschuwde hem, dat de ritselende onbe
kende hem niet vriendschappelijk-gezind was.
Maar het vond hem voorbereid; hg had die
lange uren van wachten niet heelemaal ver-
SP'a1„ mijn hoofd maar helder was!" zuchtte
TTat was het eenige zwakke punt in zijn
nositie dat bonzende hoofd van hem. Zijn
plannen waren gesmeed, en goed gesmeed.
Als hii zich nu maar staande kon houden...
Er kraakte een twijg. Hallo - daar ging
een an zijn mooie plannen al naar de weer-
ur.hU De vijand naderde niet door de hoofd
poort maar door een heg. De heg was erg
dicht.' Verdorie! Trant sloop van zijn gras-
nluk naar een boschje.
Fr vervloog een minuut. Toen drong door
den -alen ochtendschemer een stem, nauwe
lijks meer dan een gefluister.
Weer verging een minuut. Toen klonk de
fluister weer.
Rarlow!"
be vijand volgde zijn voorwaartsche bewe
ging Een onduidelijke marsa verscheen op
nog geen tien voet afstand en was een oogen
blik later weer verdwenen. De vijand sloop
"^anf stond onbeweeglijk. Hij liet den
vijmd ongehinderd tot het huis naderen. Hg
hoorde het zwake geluid van 'n sleutel, die
omgedraaid wordt. Toen glipte hij weg. Hij
bereikte de portiek, net toen de voordeur
dichtsloeg.
Dat hinderde niet. Da*- was geheel volgens
het plan. Barlow was niet in het huis en de
vijand zou er weldra uit komen en beginnen
den tuin af te zoeken. Er was niets anders in
het huis, dat hem kon ophouden...
„Tenminste", vroeg "kant zich af, „ik
neem aan dat er niets is".
De vijana bleef lang binnen! Of misschien
leek het lang? Vervelend als je geen horloge
hebt. En nog vervelender als je hoofd je in
den steek laat...
„Idioot, dat ik ben!" gromde Trant plotse
ling. „De achterdeur natuurlijk!"
De vijand zou waarschijnlijk van daaruit
gaan werken! En hij stond hier als 'n gek bij
de portiek. Woedend op zichzelf worstelde hij
met het bonzen in zijn hoofd.
Hij rende om het huis... Ja - daar was
de kerel! Ds achtertuin afzoekend, zijn neus
in uitbouwtjes en struiken stekend. Aha, nu
was hij bij den afgrond! Trant's hart sloeg
wat sneller.
Vanuit d. beschermende schadu ven be
loerde hij den voortkruipende vijand.
„Hallo, wat doet hij nu!" dacht Trant.
De vijand scheen de "acht op te geven. Hij
had den rand van den afgrond bereikt, even
naar beneden gekeken, en ging nu weer weg.
In de richting van Tant:
„Dat zal niet gaan", besliste de detectieve
..Als de vijand hem bereikte, dan "-as er "een
hoop. De vijand zou gewapend zijn. hij was
ongewapend. Zelfs als de vijand niet gewa
pend was een belachelijke veronderstelling
in dit geval zou hij nog sterk zijn, terwijl
hij zwak was. Daarom moest de vijand hem
niet vinden.
Was het zijn instinct tot zelfbehoud, dat
Trant plotseling een steen deed vinden? Als
hij den steen niet gevonden had, zou hg er
niet in geslaagd zijn den verderen loop der
gebeurtenissen met zijn wil te beïnvloeden.
Trant gooide den steen niet naar den vijand.
Dat zou slechts zijn aanwezigheid verraden
hebben. Neen, hij gooide den steen in de
lucht, zoodat hij over het hoofd van den
vijand zeilde en in den afgrond belandde, met
veel gesuis e_. gekraak neerkomend
De vijand gooide zi-h met een ruk om.
„Moo""' c-acht Trant. „Eénnul voor mij!"
Zijn juichkreet bleek gerechtvaardigd, de
aandacht van den vijand was weer op het
ravijn gevestigd. Na een oogenblik te hebben
stilgestaan, ging de vijand snel terug naar
den rand van den afgrond en keek nu beter
naar beneden. De bodem was half verscholen
en nog in diepe schaduw gehuld. Hij tuurde,
nog eenigen tijd naar beneden, en toen hij
keek, lichtte er iets glinsterends in zijn hand.
..Barlow!" riep de vijand opnieuw.
Stüte.
„Wie is daar?"
Weer stilte. Toen begon de vijand langs
den -and van het ravijn te loopen.
Er was maar één weg naar beneden Toen
hij dien bereikt had, s<ond de vijand stil en
tuura-? andermaal. Hij herhaalde zijn vraag,
maar slechts zijn stem kwam naar hem
terug „Drommels!" mompelde hij en begon
af te '.'alen.
Zijn beenen verdwenen, zijn romp, zijn
hoofd, xrant wipte van uit .zijn beschutting
op zes maanden gesteld. Men houdt er na
melijk rekening mede, dat van een man en
zijn gezin en bloedverwanten niet kan wor
den verlangd, dat zij de zenuwachtige span
ning, waarin zij natuurlijk verkeeren, lan
ger dan een half jaar kunnen uithouden.
Van eiken Vrijwilliger wordt nauwkeurig
vastgesteld, welke speciale bekwaamheden
hij bezit. Het lot beslist er over, wie een
gevaarlijke zending te vervullen zai krijgen.
Voor zichzelf eischt Péricard evenwel een
uitzondering op dezen regel: hij wil als el-
lercerste uitgezonden worden, „zooals het
den man betaamt, die dezen oproep heeft
gelanceerd."
te voorschijn en kroop naar de plek. Hij
kwam zoo dichtbij ais hij maar kon, zonder
gezien te worden, en wachtte, op den grond
gehurkt in scherp luisteren.
Li zijn geest stelde hij zich dat afdalen
voor, probeerend den tijd te bepalen. Hij zag
m zijn verbeelding de voorzichtige gestalte
naar beneden klimmen, van tijd tot tijd stil
staand en rondkijkend. Onderwijl trachtend
de duisternis beneden te doorboren, zijn re
volver omklemd, en tot onmiddellijk handelen
gereed. Het laatste stuk van de afdaling tee-
kende zich voor zijn geestesoog af, de aan
komst op den bodem, het angstvallig rond
kijken... tot dat...
„Verduiveld!"
Trant hield den adem in. Hf behoefde nu
hlÜs 6 glSSen' Die scherpe uitroep van
beneden verried het bereikte punt. Het kostte
hem al zijn zelfbeheersching om niet overeind
naa lren 0ver den rand van het ravijn
naar bevestiging te spieden. Maar de tucht
won het pleit. Hf bewoog niet. Hij berustte
erm nog een paar minuten geduld te moeten
hebben. Intusschen moest hij voortgaan met
nog wat te wachten. ""gaan met
dekking^te^LMf6'1611' T* de =ruwelÜke ont-
aekking te hebben gedaan, onderzocht nu
Barlow s lijk. Weer stelde Trant zich voor
oogen, hoe twee zenuwachtig trillende han
stietér en T*™ een SLS
^u leeg ziin6onPepndenn de ^efeuille
eeö op een half velletie rmnw
het meenam naar den rand van het ra,'™
door revolvers bewaakt „tL J°°rtdurend
(Wordt vervolgd.)