Naar het hart van de Compagnie ZAL DE ZEEOORLOG BRENGEN? Wij lazen voor U De consequenties van de hongerblokkade De moderne keukenwagen Waarheen? Lach en vergeet Het oorlogsjaar 1939 Bedreiging der Engelsche voedseltoevoer - wegen Modern Zijn zestigste inbraak Druivenoogst in Moezelgebied In een drietal artikelen zullen we de mogelijkheden nagaan, die zich ter zee in den huidigen oorlog zullen kunnen voordoen. De sterkte van de Engelsch- Fransche vloot, en haar positie ten op zichte van de Duitsche en de blokkade die het gevolg is van de Britsche supe rioriteit ter zee en de ligging der ver schillende mijnen-velden rechtvaardigen het vermoeden, dat de oorlog zich zal beperken tot duikbootaanvallen en de bestrijding daarvan. Tenzij Duitschland (misschien met behulp van de Rus sische Oostzeevloot) een tweede slag bij Jutland forceeren zal Wat zal de oorlog brengen, en voor welke verrassingen zal hjj ons plaatsen, dat is een vraag, die herhaalde malen ge steld wordt en talloos vele zijn de gissin gen over het verloop van den krjjg, vooral nu we nog steeds in de periode van af wachten schijnen te zjjn en offensieven nog niet in volle verschrikking worden Ingezet. Niet alleen wat betreft den landoorlog, maar ook aangaande den zeeoorlog blijft het bij gissingen, temeer, daar schijnbaar een treffen wordt vermeden en men zich van Engelsche zijde schijnt te beperken tot het bewaken van de toegangen tot de Noordzee en de controle over dit water. Om op deze vraag een antwoord te geven moet men zich rekenschap geven van de vlootsterkten der in het conflict betrokken mogendheden, de posities hun ner vloten en de daaruit voortvloeiende mogelijkheden. Een blik op de kaart doet zien, dat de Duitsche vlooteenheden, die te Kiel zijn gestationneerd en door het Kieler Kanaal de Noordzee bereiken kunnen, volkomen door Engelsche mijnenvelden en de Brit sche vloot zijn ingesloten. Een groot mijnenveld ligt ten Zuiden van 56° N.B. en ten Oosten van 5° O.L., dus ge heel Duitsch Oost-Friesland en voor een ge deelte der Deensche kust. Hierdoor zijn de monden van den Wezer en de Elbe, waaraan de groote handelssteden Bremen, Wesermunde, Hamburg, Altona, Cuxhaven liggen, volkomen van de zee afgesloten. Ook vanuit Emden is de open zee moeilijk meer te bereiken. Voor het Skagerak bevinden zich weliswaar geen mijnenvelden, maar hoogstwaarschijnlijk wordt deze uitgang door de Britsche strijdkrachten, die eenige dagen voor het uitbreken van den krijg in de Noordzee waren geconcentreerd, beheerscht. Wel doen geregeld geruchten de ronde over een treffen in dit deel van de Noordzee en voor de Noorsche kust, maar deze geruchten zijn in het geheel niet te controleeren, temeer daar van Engelsche zijde steeds weer dementies volgen. Een ander mijnenveld ligt voor de kust van Midden-Engeland om de industriecentra en havenplaatsen van Midden-Engeland tegen een beschieting vahuit zee te beschermen. Door Duitschland zijn de toegangen tot de Oostzee met mijnen versperd, en gedeeltelijk ook door de Deensche regeering voor Kopen hagen, zoodat de Oostzee hermetisch gesloten is en zal blijven. Hoewel over de ligging der diverse vloten het diepste stilzwijgen wordt bewaard, is het vrij logisch, dat zij deze posities hebben inge nomen; de Engelsche op de Noordzee als be waker van de Duitsche toegangswegen tot deze zee, de Duitsche gedeeltelijk in de Noord zeehavens tot werkloosheid gedoemd, gedeelte lijk in de Oostzee, waar zij ongehinderd, zeer waarschijnlijk gesteund door de Russische vloot de hegemonie uitoefent, wat duidelijk blijkt uit het opbrengen van Finsche en vooral Zweedsche schepen, die zich in deze zee wagen. Het zal de Duitschers waarschijnlijk nooit gelukken de afsluiting te doorbreken, om dat zij kwantitatief steeds in de minderheid zijn. Sedert Japan zich van Berlijn heeft afge keerd, is voor Engeland de mogelijkheid ge schapen om een grooter deel van zijn vloot in de Europeesche wateren te concentreeren. Was voor het bondgenootschap met Rusland het democratische bloc, wat vlootsterkte be trof in de minderheid ten opzichte van de as Rome-Berlijn-Tokio, nu is de situatie geheel veranderd. Zelfs bij een eventueele deelname van Italië, wat steeds twijfelachtiger wordt, daar de Italiaansche pers heftig ageert tegen een samengaan met de Sovjets en waar waar schijnlijk de Koning en de Paus al hun invloed aanwenden om dit samengaan te verhinderen, zal de Duitsch-Italiaansche vloot numeriek in de minderheid zijn. Want Engeland beschikt op het oogen- blik over twee oude slagkruisers en tien oude slagschepen, terwijl Frankrijk be schikt over twee nieuwe en drie oude slag schepen. In 1940 zullen deze aantallen respectievelijk voor Engeland bedragen twee slagschepen, drie oude slagkruisers (in dit jaar zal de moderniseering van de „Renown" voltooid zijn) en tien oude slag schepen, voor Frankrijk in 1940 drie slag schepen en drie oude slagschepen. Daartegenover kan Duitschland plaatsen: twee slagschepen en drie pantserschepen in 1939, vier slagschepen en drie pantser- schepen in 1940. Italië heeft in beide jaren twee slagschepen en vier oude slag schepen. Blijft Duitschland alleen in dezen krijg, dan ziet het tegenover zijn vijf (eventueel 1940 7) slagschepen 12 plus 5 Engelsche en Fransche bodems (in 1940 15 plus 6). Voorwaar een al te ongelijke strijd. Zal Italië nog toetreden, dan beschik ken de asgenooten tezamen over 11 slag schepen in 1939 en 13 slagschepen in het jaar 1940, zoodat het overwicht in dat geval aan de zijde der democratieën blijft. (Verg. Marineblad Augustusnum mer). Zou dus het laatste geval zich voordoen, dan zal een deel der vloot door het ageeren der Italiaansche strijdkrachten gebonden worden aan de Middellandsche Zee, maar ook dan nog zal Engeland zijn superioriteit t.o.v. de Duit schers in de Noordzee kunnen handhaven. De slagschepen en de pantserkruisers der Duitschers zullen zich dus voorloopig niet in den strijd wagen, want met de vernietiging van het slagschip, als kern van de vloot, zal zij voor een groot deel haar beteekenis hebben verloren. Pas in het uiterste geval, als het gaat om erop of eronder, zullen slagschepen worden in gezet. Hetzelfde zien we in den vorigen oor log. Pas als Duitschland den toegang tot de Noordzee wil forceeren, brengt het al zijn groot materiaal in het vuur en ont wikkelt zich de gigantische slag in het Skagerak. Hoe deze oorlog zich zal ontwikkelen is natuurlijk niet te zeggen, maar wat den zee- krijg aangaat is dit wel zeer waarschijnlijk, dat deze zich zal beperken tot schermut selingen tusschen kleinere schepen, kruisers en torpedobootjagers, die er op uit zijn om de handelsvloot van den vijand zooveel moge lijk schade te berokkenen, of van de andere zijde om deze te beschermen. Geruchten die op waarheid schijnen te berusten doen de ronde, dat de Duitsche kruiser in zakformaat, „Admi raal Scheer" opereert in het Ziudelijk deel der Atlantische Oceaan en als een tweede Emden de schrik is der koopvaardijschepen. Niet alleen deze schepen, maar meer nog de duikboot, het bij uitstek geschikte wapen om handelsschepen en kleinere oorlogsschepen met succes aan te vallen, aal zich ver op zee wagen om zooveel mogelijk materieele schade te veroorzaken. Het bewijs daarvan ligt reeds in de tallooze aanvallen de laatste dagen op Britsche en Fransche schepen in den Atlantischen Oceaan. Hoever deze schepen zich op zee kunnen wagen blijkt wel uit het feit, dat zij reeds in het Zuidelijk deel van den Atlantischen Oceaan zijn gesignaleerd en vrij dicht onder de Ameri- kaansche kust. Het groote mijnenveld, dat voor de Duitsche havens ligt, de sterke Britsche en wellicht ook Fransche vloot, die de Noordzee beheerscht, zal het echter zelfs aan kleinere kaperschepen der Duitsche marine zooals bijv. het vlieg- kampschip „Graf Zeppelin", dat met zijn sterke bewapening van 16 kanonnen van 15 cm, 10 kanonnen van 10.5 cm en 22 lichtere kanonnen, zijn zware bepantsering en groote snelheid (32 kn.), bijzonder geschikt is voor zelfstandige operaties op den Atlantischen Oceaan, onmogelijk maken om zich buiten de havens te wagen. Duitsche kapers op Engeiands voedsel toevoerwegen. Het doel van de Duitsche kaperschepen, voornamelijk dus de duikbooten en een enkele kruiser, die er in zal slagen de Engelsche om singeling te doorbreken, zal zijn Engeland op de wegen, waarlangs zijn voedseltoevoer plaats heeft, zooveel mogelijk te kwetsen. Een drietal wegen kunnen dan met name worden genoemd. Allereerst, die, waarlangs de graantoevoer uit de Vereenigde Staten plaats heeft over het Noordelijk gedeelte van den Atlantischen Oceaan, die naar West-Indië, vanwaar Brittannië olie en diverse soorten voedsel betrekt, en die naar de verschillende Zuid-Amerikaansche havens. Ook van de Kaap, uit Nieuw-Zeeland en uit Australië worden groote hoeveelheden grondstoffen betrokken. De plaatsen waar schepen getorpedeerd zijn bewijzen, dat Duitschland inderdaad het op Engelands voedseltoevoer heeft voorzien. Tegen het dnikbootgevaar zal Engeland zich zooveel mogel\jk trachten te bescher men, door haar koopvaardijschepen in convooien te laten varen, begeleid door kruisers en andere oorlogsschepen. Bijna onmiddellijk na het torpedeeren van de „Athenia" verklaarde Winston Churchill, de Britsche minister van Marine, dat aan het systeem van con- voyeeren hard werd gewerkt en dat bin nen enkeie dagen dit systeem geperfec- tionneerd zou zijn en in werking zou treden. Op het oogenblik worden weinig schepen meer getroffen, wat de doeltref fendheid van het systeem bewijst. Deze maatregelen toonen wel duidelijk, dat de Engelsche regeering het gevaar der duikbootaanvallen niet onderschat- Vooral de laatste tijd, na het bekend wor den van steeds betere middelen om duikbooten op te sporen en te vernietigen, bestond er een neiging om het duikbootgevaar te onder schatten. Er moet echter niet vergeten worden, dat de techniek der onderwater-aanvallen in de zelfde mate is verbeterd en dat van 1914 tot 1918 3000 Britsche koopvaardijschepen, gelijk staande met een tonneninhoud van 7.500.000, werden vernietigd door datzelfde wapen. Eevenwel, de onloochenbare resultaten der Britsche en Fransche anti-duikbootaanvallen bewijzen, dat dit wapen minder fataal is dan 1914—'18. De maatregelen der Britsche regeering zijn de winst van den vorigen oorlog. Zij heeft er nu meteen voor gezorgd, dat geen enkel groot Duitsch schip haar basis kon verlaten, zonder door een overmachtigen Britschen tegenstan der te worden opgewacht, zij heeft er voor gezorgd, dat de schade die duikbooten, nog door de mazen van het net heengeglipt, zou den kunnen veroorzaken, tot een minimum wordt beperkt. Wat de bescherming van haar handelsvloot, d.i. wat de bescherming van haar vitale be langen, n.m. de voedsel-toevoer betreft, staat Engeland er dus heel wat gunstiger voor dan in de eerste jaren van den vorigen oorlog. (Wordt vervolgd). VISSCHERS VERDACHT GEMAAKT. In het arbeidersorgaan Het Volk lezen wij het volgende stukje; „De Scheveningers voelen er niets voor om het rustige leventje van nietsdoen en steuntrekken te verwisselen voor een leven van gewoon werken en goed geld verdie nen". Het is „Het Vaderland," dat in een beschouwing over de geringe animo der visschers om onder de huidige omstandig heden de visscherij te hervatten, in zijn Vri.jdagavondblad deze verdachtmaking aan het adres der Scheveningsche visschers richt. Gevaar? Ach, wat, zegt „Het Vader land", er worden zóveel voorzorgsmaatre gelen getroffen! Het liberale blad vergeet, dat bij de rege ling. die voor de hervatting van de vissche rij is getroffen, alle betrokken instanties, niet alleen de vakorganisaties der visschers maar ook de reeders, ook de Vissclierij- Centrale. ook het departement van Econo- miche Zaken, ook de regeering tenslotte, voorop hebben gesteld, dat het uitvaren ge heel vrijwillig zou geschieden, en dat er geenerlei dwang op de visschers zou mogen worden uitgeoefend. Nu het zonder dwang niet gaat zal „Het Vaderland" den indirecten dwang toepassen door verdachtma king. Een verachtelijk middel, ge bruikt zonder eenigen grond. Niet alleen de Scheveningsche visschers leggen weinig animo aan den dag. Langs de gehcele kust is hetzelfde verschijnsel waar te nemen. IJmuider-, Vlaardinger- en Katwijker schippers trachten in Schevcnin- gen bemanningen aan te monsteren. In den kring der belanghebbenden bij het visscherijbcdrijf heeft niemand er aan ge dacht het gevaar te kleineeren. „Het Vader land" durft niettemin dc verantwoordelijk heid aan om de visschers aan te sporen naar zee te gaan en dan nog wel met een aansporing, die verdachtmaking is. Het visschen op zee onder oorlogsomstandighe den is een gevaarlijk bedrijf. In den wereldoorlog heeft dc visschersbe- volking van ons land zware offers ge bracht bij het uitoefenen van de zeevissche- rij. Tijdens de oorlogsjaren zijn 1022 men- schen omgekomen 6Ó6 weduwen bleven achter en 1858 weezen. Aan materiaal gingen 50 stoomtrawlers, 113 zeilloggers. 6 motor- loggers en 22 kleinere vaartuigen verloren. Weduwen en weezen van slachtoffers der visscherij tijdens den oorlog, zijn er nog op Scheveningen. VARIATIE IN DE VACANTIE. Uit de Telegraaf: De directie der Ned. Spoorwegen is voor nemens zich in verbinding te stellen met autoriteiten op verschillend gebied, ten ein de deze het denkbeeld voor te leggen, of het niet wenschelijk zou zijn het volgend jaar de vacanties anders in te deelen dan tot dusverre gebruikelijk was. Tot de autoriteiten, die over dit idee hun woordje mee te sprekein zullen hebben, be- hooren in de eerste plaats die van de on derwijzerswereld. De meeste menschen be palen hun vacantie in overeenstemming met die van hun kinderen. Zoodoende heeft het meerendeel der bevolking vacantie ge durende de schoolvacanties Indien het mogelijk ware de schoolvacanties over een ruimere periode te verdeelen dan alleen over de maand Augustus (met een voorspel in Juli en een kort naspel in September), maar de schoolvacanties reeds in Juni te laten beginnen, zouden ook veel ouders hun vacanties vroeger nemen. Men zou dit bijvoorbeeld districtsgewijs kunnen doen; la'on we zeggen de Noorde- li^e provincies in Juni, de Zuidelijke in Juli, de Westelijke in Augustus. Het belang, dat de spoorwegen daarbij hebben, is, dat het vacantieverkeer, dat vooral in tijden als deze. nu zooveel materiaal is opgevorderd en de meeste menschen. indien de oorlogs toestand het volgend jaar nog voortduurt, hun vacanties in eigen land zullen moeten doorbrengen, niet in enkele weken is samengeperst, maar over een ruimer tijds bestek wordt verdeeld. Behalve de spoorwegen zouden ook de hotels van zulk een verruiming van het vacantieseizoen kunnen profiteeren. NOGMAALS: NEDERLAND EN HET VATICAAN. De Maasbode (r.k.) bepleit wederom een Nederlandsch gezantschap bij den H. Stoel. Twee dingen moet men echter vastnagelen, aldus het blad. Vooreerst dient het gezant schap dadelijk als een blijvend, normaal ge zantschap ingesteld; vervolgens dient even eens gestipuleerd, dat dit geen katholieke, maar nationale aangelegenheid is. Want het gehaspel, dat wij nu eenige keeren beleefd hebben en dat ons land een mal figuur deed slaan, moet zich niet herhalen. Het „Handelsblad" schreef, „dat men uit een oogpunt van algemeen Nederlandsch be lang de vraag onder het oog zal moeten zien, of een diplomatieke vertegenwoordiger van ons land bij het Vaticaan in de huidige Eu ropeesche crisis niet een voordeel zou zijn". Wij wenschen die woorden goed te ver- Toen in 1937 gedurende de groote vierdaagsche manoen. vre's welke in September van dat jaar in de omgevin» van Deventer werden gehouden, de troep voor de eersu maal sedert de mobilisatie 1914—1918 door den étapp^ dienst zou worden gevoed en verpleegd, had niemand kim. nen of durven denken dat reedis 2 jaar daarna de ver dien dienst in dat jaar veronderstelde „oorlogstoestand" reeds zoo spoedig werkelijkheid zou zijn. Met ingang van 3 September (den 6den mobiüsatiedaitï werd de Intendance ingeschakeld voor de levensmiddelen, voorziening van de gemobiliseerden. Uitgezonderd eenige genotmiddelen wordt dagelijks één van de zeven vastgestelde étappen rantsoen en voor elk W geronderdeel gefourageerd op de aanvullingsplaatsen voor levensmiddelen. ingerichte keu kenwagen met trekker met daarvoor de te luitenant van de militair re administra tie de verple- (fingsofficier D. Breebaart, menagemees ter en koksper- soneel. Dagelijks rijden goederentreinen van één punt uit, dat „achter het front" is gelegen, naar de diverse aanvul- lingsplaatsen. Op die plaatsen vervoegen zich iederen dag de verplegingsofficier of één van het hem toegevoegde personeel (de menagemeesters), om het brood, vleesch, de aardappelen, groenten, het vet, de suiker, koffie, thee' het zout, de boter e.d., alles aangevoerd in normale een' heidsverpakking, in ontvangst te nemen. Dat de liefde van den soldaat via de maag gaat, is reeds een oude wijsheid, die veel grond van waarheid be vat. Reeds vroeg in den ochtend is het kokspersoneël dan ook in de keukenwagen present, om te zorgen dat bii het ochtendappèl de thee is gezet en aan de soldaten "kan worden uitgereikt. Voor het ontbijt wordt de kuch geser veerd, voorzien van een portie boter en een of ander be- leggingsartikel, als kaas, worst, ontbijtspek e.d. Is de och tendmaaltijd achter den rug, dan moet weer aandacht geschonken worden aan de koffie voor de „lunch". In. tusschen worden de aangevoerde aardappelen geschild en de groenten gewasschen. De sergeant-menagemeester zwaait, den scepter en zorgt dat het incnue Van den das op tijd gereed is. Sedert de inwerkingtreding van de ver lofsregeling wordt dagelijks zorggedragen dat de verlof gangers vroegtijdig genoeg nog den warmen maaltijd kun nen nuttigen bij de keukenwagen. staan. De redactie bedoelt natuurlijk niet, dat men een gezantschap instelt alléénmet het oog op eenzijdig voordeel. Wij lezen haar uiting zoo, dat de huidige omstandigheden het voordeel van wederzijdsch contact veel sterker accentuceren. Dat gelooven wij ook, aldus de Msb. Maar men kan bij den oudsten Souverein ter we reld, na wat er nn tweemaal gebeurd is, niet een gezant sturen met de boodschap: „Sire, daar zijn wij, want er is nog al wat aan de hand, waar u iets van weet; luwt het weer, dan verhuizen wij weer". Laat ons daar niet meer aan beginnen. Wij maken dan ons land belachelijk buiten de grens en stoken in het binnenland noode- loos gevaarlijke vuurtjes. „SIRE, DAAR ZIJN WIJ". Haagsche traagheid. De Telegraaf vraagt, waarom er bij het uit breken van den oorlog in Nederland geen distributieregeling voor benzine gereed lag. Het kost thans groote moeite en veel extra- werk om zoo'n regeling te maken. Al dit werk had enkele maanden geleden verricht kunnen worden, omdat toen do kansen op een eventueele mobilisatie toch ook reeds groot waren. Het niet autorijden op Zondag met een groote schade voor verscheidene menschen daaraan verbonden, is 't gevolg van deze Haagsche traagheid. Internationaal misdadiger te Ede gevat. Zondagmiddag is ingebroken in café „Het Planken Wambuis" aan den Rijksstraatweg tusschen Arnhem en Ede. De eigenaar, de heer Pors, was afwezig. Het café was gesloten in verband met den autoloozen Zondag. Omstreeks vijf uur kwam de heer Pors thuis en ontdekte de inbraak. Hij waar schuwde onmiddellijk de politie. Onder leiding van den adjunct-inspecteur werd het onderzoek ingesteld, dat tot resul taat had, dat de dader in Utrecht werd ge vat. Verschillende voorwerpen waren nog in zijn bezit, waaronder een gouden horloge, een gouden tientje, een platina collier en eenig geld. De aangehoudene, G. B„ die staten- loos is, is een internationale inbre ker. Dit zou zijn 60e inbraak zijn. Nader vernemen wij, dat B. wordt ver dacht van diefstal met braak in verschillen de gemeenten, o.a. Zeist, Driebergen, Hil versum, Ede, Aerdenhout, 's-Gravenhage en Bergen op Zoom. 35000 Duitschers nit Riga. Er zullen 35.000 Duitschers uit Ri ga (Letland) vertrekken. Er bevin den zich thans 10 schepen in de ha ven, terwijl nog twintig schepen worden verwacht. Geen der te evacu- eeren personen weet waar hij naar toe gaat Luxemburgers keeren naar hu dorpen terug. Uit Luxemburg wordt gemeld, dat met het oog op de betrekkelijke kalmte, welke sinds een week in de onmiddellijke nabij heid van den Moezel tegenover Schengen en Wintrange heerscht, dc meeste bewoners die deze plaatsen hadden verlaten, zijn terug gekeerd voor den oogst van druiven, aard appelen en suikerbieten. Zij houden zich evenwel gereed ieder oogenblik opnieuw hun dorpen te verlaten, indien de militaire ge beurtenissen daartoe zouden nopen. De Prins van Luxemburg heeft opnieuw een bezoek gebracht aan de verschillende plaatsen, welke het dichtst bij het strijdge bied liggen en er zich met de autoriteik® en de bewoners onderhouden. Maar de Hooge Raad is tegen gebruik van lachgas door een tandarts. De tandarts J. F. M. S. te Bloemendaal is door de rechtbank te Haarlem veroordeeld tot een geldboete van f 6, omdat hij een pa tiënte tijdens het trekken van kiezen een rublier kapje over de neus heeft geplaatst welk kapje door middel van een slang was verbonden met een z.g. Minnits lachgasap paraat. De rechtbank was van oordeel dat de tand arts daarbij buiten noodzaak de grenzen zij ner bevoegdheid had overschreden, oordeel blijkens zijn gisteren genomen coa clusie wordt gedeeld door den advocaat-ge neraal hij den Hoogen Baad, Mr. Rombacn- Deze was van meening, dat een tandar slechts bevoegd is tot plaatselijke behande ling van de ziekten van tanden cn niet t aanwending van middelen, die op het g heele lichaam werken en die alleen om o reden indirect ook invloed hebben op tanden. Mr. Rombach concludeerde dan o° tot verwerping van het ingestelde cassat beroep. De Hooge Raad zal op 13 November arre wijzen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 8