Nederlands neutraliteit IVOREN SCHAT De zin van Belastingcommies meldt zich zelf aan Sybrigje krijgt twee jaar Het geheim van de Radioprogramma 11. door: A. PANDOR een groote mate van bur gerlijke vrijheid mogelijk. De vijand staat in het kamp van het extremisme. Het October-nummer van „Het Filter", uit gave van de „Nederlandsche Jongeren Pers Commissie", is bijna geheel gewijd aan het onderwerp: „neutraliteit" en, in verband hiermede, aan de bestrijding der nat.-socialis- tische perspraktijken. Het zou ons te ver voe ren, alle passages, waarop de redactie van „Het Filter" haar bewering, dat de N.S..B.- kranten onze neutraliteit schenden, baseeren, over te nemen, doch iets uit de inleiding van het nummer, dat bijna een brochure-vorm heeft aangenomen, willen wij onzen lezers niet onthouden. De Ned. Jongeren Pers Commissie begint met haar houding in dezen tijd te kenschet sen. Zij onderschrijft hierbij geheel de mee ning van mr. .T. J. Schokking, in zijn boekje: „In de klem der verdeeldheid", uiteengezet en neemt uit dit.'boekske o.m. het volgende over: „Nederland moet vertrouwen stellen in zijn neutraliteit. Op twee manieren. Nederland moet vertrouwen in de mogelijkheid zijn neutraliteit vol te houden: het moet, vervol gens, van ganscher harte de overtuiging zijn toegedaan, dat de neutraliteit niet slechts voor Nederland een diepen zin heeft, maar ook in het verband van Europa en van de heele wereld een eigen, onvervangbare waarde bezit. Deze waarde ontleent de neutraliteit niet aan zichzelf. Op zichzelf gesteld, zou de neutraliteit een lafheid wor den; zij zou getuigen van de neiging om tegenover het historische gebeu ren onzer dagen passief te blijven. Een neutraliteitspolitiek zonder diep te ware de openbaring van slapte in een volk, dat afzijdig wil blijven en levensrust en stoffelijk bezit boven alles doet gaan. Zoo staat Neder- land's neutraliteit er ondertusschen niet voor. Zij vertegenwoordigt een eigen waarde, voor Nederland zelf en voor de wereld, die Nederland omringt. Nederland's neutraliteit maakt het mogelijk op ons grondgebied een groote mate van burgerlijke vrijheid te ver wezenlijken. Niet alleen in onze instituten, maar ook in de sociale en politieke werkelijk heid. Door neutraal te blijven, kan Neder land deze vrijheden voor de toekomst behou den. Slechts een Nederland, dat aan zijn bur gers de gelegenheid biedt in vrijheid te leven, kan voor Europa nuttig zijn. Slechts zulk een Nederland kan aan het geheel der menschheid terzake van den socialen op bouw, terzake van recht en vrede de bijdra gen verschaffen, waartoe het krachtens zijn verleden en krachtens de hoedanigheden van zijn bevolking in staat is. Neutraliteit en zelfstandigheid. Onze binnenlandsche politiek moet er op zijn toegespitst iederen zweem van een ge dachte aan interventie, welke in het Oosten of in het Westen mocht opkomen, op de meest afdoende wijze naar het rijk der lucht- kasteelen te verbannen. Het buitenlandsch beleid is gericht op het handhaven der neutraliteit in tijd van oor log, wanneer en zoolang dit maar eenigszins kan. Deze politiek vindt haar aanvulling in een tweede richtsnoer: dat der zelfstandig heid. In tijd van vrede, als er van neutra liteit of niet-neutraliteit geen sprake is, wenscht Nederland, volgens zijn eigen maat staf, zijn houding vast te stellen en zich niet te begeven in eenige alliantie, waarvan de gevblgen op het tijdstip, waarop zij wordt aangegaan, niet zijn te voorzien. In tijd van feuilleton oorlog als onze neutraliteit onverhoopt zou worden geschonden, begeert Nederland zich zoo vrij mogelijk te houden in zijn oordeel over zijn eigen zaken en niet blindelings te worden gespannen achter de oorlogsdoelein den van het kamp, waarin het tegen zijn wil zal zijn terechtgekomen." Tot zoover mr. Schokking. Het Filter voegt hier aan toe: Het levensbelang en de taak der Nederlan den verlangen de neutraliteitspolitiek der Reg.: zij is een axioma geworden. Geen enkele regeering is echter in staat te leven zonder het voortdurende vertrouwen der Ge- regeerden. Juist in dezen tijd behoort derhal ve het Nederlandsche volk zijn Regeering zoo intens mogelijk te steunen. Daarbij legge het dan voor de zooveelste maal getuigenis af van het feit, dat zin voor de werkelijkheid en bereidheid tot noodzakelijke offers hchoo- ren tot zijn onvergankelijke deugden. Het is verheugend te kunnen constateeren, dat de overgroote meerderheid van ons volk dit al les beseft en er naar handelt. De vijand. Eenige groepeeringen blijken echter ook thans nog niet bereid te erkennen, dat ook zij de plicht bezitten Nederland als Neder landers en op Nederlandsche wijze te dienen Aan hen en een gedeelte van hun actie wil onze commissie dit nummer van haar uit gave besteden: niet alleen om hun werk zaamheden aan de kaak te stellen, doch om het goedwillende en goedhandelende deel van ons volk te doen beseffen, dat een vijand niet persé aan de grenzen be hoeft te staan. Deze vijand staat in het kamp van het extremisme. Tot zijn wapenen behooren het zaaien van defaitisme, volksverdeeldheid en onderdanige oogendienarij van een buitenland- sche macht om zijn „wereldbeschou wing" te dienen. Het aankweeken van een mentaliteit, die steeds wenscht te doen schijnen, dat Neder land toch niet in staat is en kan worden geacht zelfstandig te beschikken over zijn gedrag, is een deel van de tactiek en stra tegie van dezen vijand. Weerloosheid inden geest is voor hem immers een belangrijke „terreinwinst." Een bibberende hand kan, aldus het blad, een revolver niet hantee- ren; zij schept zelfs het gevaar, dat de loop in het gezichtsveld van het eigen volk ver schijnt. De geestesgesteldheid, wier eigena ren in hun vaandel willen schrijven „dat gebeurt hier niet" is van gelijk fabrikaat. Ook deze leidt tot een grove verwaarloozing van de defensieve krachten, waarover ons volk, wil het Nederland behouden als Ne derland, moet beschikken. Het „je main- tiendrai" beteekent niet „laat maar waaien" Andere wapens. Het belagen van de volkseenheid door al tijd maar weer te wijzen op scherpe tegen stellingen van politieken, godsdienstigen en maatschappelijken aard past al even zeer in het kader der activiteiten van het extremisme. Katholiekenhaat, socialisten- of liberalenhaat, jodenhaat en producten van soortgelijke makelij moeten hier worden ge noemd. De verscheidenheid, die de kracht is van een vrij volk, omdat het spel der verschillende overtuigingen de waarachtige cultuur voortbrengt, wordt hier aangewend ,om, natuurlijk via haar caricatuur de Nederlandsche waarden te devaluecren. En om, hetgeen ernstiger is, aan het buiten land, het doet er niet toe welk, te doen blijken wat voor een ontzaggelijke „pan" het in ons huishouden is. De slang met de negen koppen. Vrees voor uitbreiding van het kwaad doordat er aandacht aan geschonken wordt mag een krachtig optreden niet beletten. Men heeft hier wellicht de hydra van Ler- na uit de godenwereld voor oogen: werd één kop van deze waterslang met negen koppen, waarvan de middelste onsterfelijk was, afgeslagen, dan kwamen er twee nieu we voor in de plaats. Toch werd dit mon ster verslagen door den dapperen Hercules, die zijn enorme krachten wel wist te ge bruiken. Door een vriend liet hij, telkens wanneer een kop was afgehouwen, de won de dichtschroeien met een gloeiend ijzer en Naar 't Engelsch van A. Marchmont „Ik zou het gemakkelijk met een blikopener kunnen klaarspelen, als het slot niet met een krommen spijker opengaat", concludeerde hij met een minachtend lachje, nadat hij de kast onderzocht had en binnen eenkwartier was hij er in geslaagd het slot te forceeren. Hij begon onmiddellijk den inhoud overhoop te halen en na te snuffelen. Wat hij vond in teresseerde hem buitengewoon en meer dan eens liet hij een zelfvoldaan gegrom hooren bij het doorlezen van sommige papieren. Hij was geheel verdiept in zijn werk en ont stelde dan ook heftig toen er plotseling op de deur geklopt werd. „Kan dit het meisje zijn, of, verdraaid misschien die Cheriton?" schoot het verschrikt door zijn hersens. „Als dét zoo is, dan vallen er klappen!" Inmiddels handelde hij snel. Hij gooide alle onbelangrijke papieren in de brandkast terug en sloot de deur; een paar brieven stopte hij in den zak van zijn jas, die hij haastig aantrok, verwijderde zoo goed mogelijk de sporen van 2Ün clandestiene bezigheid, ging toen in een stoel zitten en wachtte tot er weer geklopt zou borden. Na den tweeden klap op de deur, gaapte hij zeer luid, stond op en opende met het gezicht van iemand die juist wakker geworden is, ter- wijl hij de hand voor zijn mond hield als om een nieuwen geeuw te verbergen. „Neemt u mij niet kwalijk. Ik hoop, dat u hier niet lang hebt gestaan. Ik werd een beetje slaperig van het wachten en was even onder zeil". Terwijl hij sprak, keek hij vol belangstel ling naar den kwieken, onberispe'ük gekleeden jongeman op het portaal, die wel eenigszins verwonderd leek bij deze ontvangst. op den onsterfelijken kop wierp hij een ge weldig rotsblok. Met het giftige gal van de hydra zelve bestreek hij zijn wapenen, waar door de wonden, die déze maakten, onge neeslijk werden. Wij kunnen niet aanvaarden, aldus Het Filter, dat de autoriteiten des lands over minder vitaliteit beschikken dan Hercules en wij weigerden te gelooven, dat hun vrien den niet in staat zijn een gloeiend *izer te hanteeren. Bekent, ruim elfduizend gulden te hebben verduisterd. De oproep tot aanhouding van den adjunct commies der directe belastingen, den 43-ja- rigen P. M. M. te Leiden, die Maandag j.1. was verdwenen, met medeneming van'een bedrag van vijfhonderd gulden uit de kas, heeft tot gevolg gehad, dat de man zich Woensdagmorgen vrijwillig bij de Leidsche politie heeft aangemeld. Het ontvreemde bedrag is grootendccls door hem weer aangezuiverd. Van ernstiger aard was evenwel zijn medcdeeling aan dc politie, dat hij in den loop van verscheidene jaren het Rijk voor aanzienlijke bedragen heeft benadeeld, door meermalen gelden uit de kas te verduisteren. Hij zelf raamde het bedrag der aldus gestolen gelden op ruim elfduizend gulden. De Rijksaccountantsdienst stelt een uitge breid onderzoek in naar de wijze, waarop M. daartoe kans heeft gezien, zoomede naar den omvang der gepleegde malversaties. Reeds is komen vast te staan, dat M. op zeldzaam geraffineerde wijze te werk is ge gaan. De oneerlijke ambtenaar is ter beschikking van den officier van Justitie gesteld. En de oude heer zijn geld terug Het Amsterdamsche Gerechtshof wees gisteren arrest in de strafzaak tegen Sybrigje V. uit Groningen, verdacht van diefstal van 45.000 gulden ten nadeele van haar be jaarden vriend, den Groningschen heereboer P. Het Hof veroordeelde haar tot twee jaar gevangenisstraf, waar door de straf, die de Rechtbank had opgelegd, met een half jaar werd verhoogd. Ter terechtzitting had de Procu reur-Generaal twee-en-een-half jaar gerequireerd. Het geld, dat in de Bank te Ou de Pekela door de politie in beslag werd genomen, is den eigenaar te ruggegeven. Zooals men zich herinneren zal, hield Sybrigje tegenover haar rech ters vol, dat zij het geld, dat zij uit een safe had weggenomen, van haar ouden minnaar gekregen had. Een avontuurlijke reis naar de ontoeqan- keliike oerwouden van Afrika, op zoek, naar de plaats, waar de olifanten hun laatste le- vensdaqen slijten. 189. Toen Kazimoto hem verteld had, dat Bwana Roho en de anderen in het olifanten dal waren, verdween Boo-loo-la om hem te zoeken. Hij keerde terug en zei, dat Bwana Roho veilig was en dat hij vanochtend naar hem toe zou gaan. „Ik volgde hem", zei Kazimoto trots. Op de vraag hoe de trouwe bediende den man had kunnen volgen, vertelde hij, dat terwijl Boo-loo-la sliep, hij een beetje van de zalf van den olifantsman die Kazimoto heel voorzichtig uit de z. k van leeuwenhuid had gehaald, op diens rug had gesmeerd. 190. Toen nu Boo-loo-la bij I et aanbreken van de dag op weg ging naar de reizigers, was Ka zimoto hem gevolgd, had hij steeds de rug van den man in het oog kunnen houden, hoe nauw de doorgangen soms ook waren. „Ge bruikte hem om de weg te wijzen", vervolgde Kazimoto, terwijl hij er aan toevoegde, dat hij hier en daar wat van de lichtgelende zalf op de muren van de spelonken had gesmeerd om de terugweg te vinden. ZATERDAG 28 OCTOBER 1939. Hilversum I. 1875 en 414,4 m. KRO-uitzei ding. 8.00 Berichten ANP. 8.059.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 11.30 Godsdienstig halfuurtje. 12.00 Berichten. 12.15 Het KRO-Orkest (Van 12.45—1.10 Be richten ANP en gramofoonplaten). 2.00 Voor de rijpere jeugd. 2.30 Gramofoonplaten. 2.45 Kinderuurtje. 4.00 Gramofoonplaten. 4.30 Het KRO-Orkrest. 5.15 Filmpraatje. 5.30 Gramofoonplaten. 5.45 De KRO-Nachtegaaltjes. 6.15 Gramofoonplaten. 7.00 Berichten. 7.15: Causerie: „Huisgezin en Maatschappij". 7.35 Actueele aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP. 8.15 Meditatie met muzikale omlijsting. 8.35 Gramofoonplaten. 8.45 Gevarieerd programma. 10.30 Berichten ANP. 191. Opnieuw begreep René 1. oe t-ouw Kazi moto was. Hij had ter wille van zijn jongen meester zijn angst voor den olifantsman over wonnen. Boo-loo-la herhaalde zijn voorstel. Hij wilde hen alleen den weg wijzen, als ze beloofden hier nooit meer terug te komen. „Dit i~ een geheime olifantsplek" vervolg de hij. „Boo-loo-ia toegang afgesloten. Na- wisha! Feenish! Olifanten kunnen niet ko men! U kunnen niet meer gaan, Oeh! Oeh!" 192. „Maar je begrijpt het niet, luister", pro testeerde Renè. „Luister Het gedreun van en zware motor verbrak de stilte boven hen. „Een vliegmachine!" riep Bep. „De Zil veren Albatros", voegde Koen er aan toe, „we zijn gered". „Nog niet," antwoordde René, „kom vlug, we moeten Kazimoto naar buiten volgen en rooksignalen geven, dan weet de piloot waar we zijn!" Zonder nog iets te vrage volgden de anderen René en zijn trouwen Kazimoto. 10.40 Causerie „Het onvergankelijke rijk", met muzikale omlijsting. 11.1012.00 Gramofoonplaten. Hilversum II. 301,5 m. VAR A-uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.30 —8.00 VPRO. 8.00 Berichten ANP, gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor arbeiders in de continubedrijven, 12.00 Gramofoonplaten (Om 12.45 Ber! ANP). 2.00 ïrilmpraatje. 2.15 Orgel, zang en mandoline. 3.00 Reportage. 3.30 VARA-orkest. 4.15 Causerie: „Een wandeling door de Herfotnatuur." 4.30 Residentie-orkest. 5.30 Filmland. 5.50 Orgelspel. 6.15 Uit de roode jeugdbeweging. 6.45 Kinderleesclub. 7.00 V AR A-Kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Politiek radiojournaal. 7.30 Cyclus: „Hoe werkt de kerk?" „Wie zou die vent zijn?" vroeg de Montalt zich af. En hardop vroeg hij: „Wilt u niet bin nenkomen?" „Ben ik hier niet op de flat van miss Mer- rion?" informeerde de bezoeker. „Cheriton is het in ieder geval niet", stelde de graaf opgelucht vast en hij antwoordde: „Zeker zijn dit de kamers van miss Merrion. Ze zal zoo wel thuiskomen. Komt u binnen. U bent zeker de heer dien zfj verwachtte". Hij stak de hand uit naar het kaartje, dat de ander vast hield. „O, Landale sir Edmund Landale. Was dat de naam dien zij noemde?" Hij deed alsof hij even zijn geheugen raadpleegde. ,,0 ja, Landale, natuurlijk", en iets wat hij zooeven in de papieren had gelezen, flitste door zijn brein. „Ik heb haar geschreven, dat ik haar van morgen zou opzoeken". „Nou, dan zal ze niet veel lust hebben terug te komen om je te ontvangen", dacht hjj. Maar tegen den keurigen jongeman zei hij wat an ders. „Ja, dat is me bekend. Nu, ik ben een goede vriend van haar, sir Edmund, en wat u haar hebt te zeggen, kunt u mij gerust toever trouwen". De landjonker keek hem lichtelijk verbijsterd aan en hernam: „Bedoelt u dat miss Merrion u den inhoud van mijn brief heeft meegedeeld, mr.mr... ik heb uw naam niet goed gehoord..." „Neen, dien heb ik niet genoemd. De Montalt is mijn naam een bekende naam in Frank rijk. U kent dien misschien wel". „Neen, nooit van gehoord. Maar mag ik vra gen in welke betrekking u tot miss Merrion staat?" „Er zal straks ongetwijfeld gelegenheid zijn dat uit te leggen dat is niets om op den drempel te bespreken", klonk het ontwijkende antwoord en hjj ging voort: „Uit het feit, dat ik hier alleen op haar kamers op haar wacht, blijkt voldoende, dat we niet bepaald vreemden zijn, zou ik zeggen. Ik verzeker u, dat u geheel vrijuit spreken kunt". „Bent u op de hoogte van het doel van mijn bezoek?" „Neen, dat zou ik niet mogen beweren, maar ik ben natuurlijk op de hoogte van uw vroegere vriendschap". „Dus u weet van onze verloving destijds?" „Natuurlijk!" Hij had brutaalweg een slag geslagen naai aanleiding van iets, dat hij daarnet vluchtig in haar papieren gelezen had. „En u weet waarom het engagement afge broken werd?" vroeg de ander gretig verder. „Ja, daar heb ik wel iets over gehoord, maar ik kan het me niet meer precies herinneren. Wel weet ik, dat u niet bepaald hoog in haar achting staat aangeschreven". Dit was ook maar lukraak gezegd, doch listig psycholoog als hij was, meende hij, dat uit haar nieuwe verloving te mogen afleiden. „Bedoelt u, dat zij nog bitter gestemd is ten opzichte van mij?" „Hoe zou het anders kunnen? U kent haar toch", klonk het en de Montalts woorden gin gen vergezeld van een veelbeteekenend lachje. „Als goeden vriend van haar kan ik tegen over u toch wel openhartig zijn?" wilde Lan dale weten. Het was duidelijk, dat hij in hevige spanning verkeerde, anders zou hij een wild vreemde, dien hij voor den eersten keer zag en die nogal vaag deed over de relatie waarin hij tot het jonge meisje stond, niet direct op die manier in den arm hebben genomen. „Kijk eens hier", verklaarde de Montalt op een toon alsof hij zich een beetje gekrenkt voelde. „Ik vraag geen vertrouwen tegen iemands zin. TT en ik zijn vree^den en *k uw motieven niet, maar als ze niet zuiver zijn, wil ik liever niets hooren. Natuurlijk bent u mij bij name bekend; ik ben vrij goed van miss Merrions zaken op de hoogte, maar wat zij zou goed vinden dat ik u omtrent haar vertel, is een andere kwestie". „Om u de waarheid te zeggen", bekende de bezoeker, na even te hebben nagedacht en ter wijl hij ging zitten", er zjjn verscheidene dingen die ik eigenlijk liever aan u vraag dan aan haar". „A.ls ik u helpen kan, met genoegen. Maar ik verbind mij niet om elke vraag te beantwoor den". „Ik zou graag willen weten of miss Mer rion... een of andere liefdesgeschiedenis aan de hand heeft?" Landale kreeg een kleur onder de scherpe blikken van den graaf. „Die vraag kan ik niet beantwoorden als ik uw beweegredenen niet ken", weerde de andei af, alsof hij argwaan koesterde. „Die is eenvoudig genoeg", gaf de jongeman ten antwoord. Zijn gastheer scheen hem ver trouwen in te boezemen; hij sprak vrijer uit, nu het ijs gebroken was. „Ik zou de oude betrek king graag weer aanknoopen". „Zoo, zoo!" De Montalt floot zachtjes voor zich heen. „Maar waarom hebt u die dan ver broken?" „In de eerste plaats omdat ik een idioot was en in de tweede plaats omdat ik dacht, dat de smet van Marlows misdaad misschien op zijn dochter zou blijven kleven". „Wét zegt u?" riep de ander, opspringend en den bezoeker in sprakelooze verbazing* en met groote oogen aanstarend. Toen, na zich met moeite beheerscht te hebben, liet hij een ver- wenschmg hooren en riep in geveinsde ver- on waardiging: „Hebt u u werkelijk zoo mis- "bjv geclre-en?" En direct daarop: Och neemt u mij niet kwalijk, het zijn mijn zaken 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.15 Vraag en antwoord. 8.30 De Ramblers. 9.00 Toespraak. 9.05 Radiotooneel. 9.40 Vragenbus. 10.00 En nu... Oké! 11.00 Berichten ANP. 11.10 Radiotooneel. 11.30—12.00 VARA-Strijkorkest. niet; ik vergat mijzelf even". Het was een voortreffelijk gespeelde comedie, die diende om voor den ander de hevige opwinding, welke zijn woorden veroorzaakt hadden, te verbergen. „U kunt mijn vragen beantwoorden of niet, al naar het u goeddunkt, meneer", riep sir Ed mund Landale boos, „maar ik verzoek u in beide gevallen u van op- en aanmerkingen te onthouden". „Zooals u wilt", antwoordde de graaf. On danks zijn inwendige spanning sprak hij weer op normalen toon. Bliksemsnel had hij een prachtkans gezien en hij besloot die onmiddel lijk met beide handen aan te grijpen. „Ik moet mij verontschuldigen", sprak hij. „maar ik laat me nu eenmaal gauw door mijn gevoel mee slepen en dan flap ik er alles uit wat mij voor den mond komt. Maar om terug te komen op het doel van uw bezoek, ik kan u weinig hoop geven dat miss Merrion de relatie met u zal willen vernieuwen. Miss Merrion is verloofd met een zekeren mr. Tom Cheriton, een jong advo caat en ze zijn van plan binnenkort te trouwen. Maar eerlijk gezegd, ik mag hem niet en als ik daarom iets kan doen om het huwelijk te ver hinderen, dan kunt u over mjj beschikken. Ik weet niet of u..." Hjj wachtte om het effect van zijn woorden na te gaan en een kind kon zien, dat de slag hard was aangekomen. „Bent u..." begon sir Edmund aarzelend. De Montalt begreep de strekking van de niet ten einde gebrachte vraag onmiddellijk. „Ik ben verloofd met miss Merrions beste vriendin, mrs. Markham, van Edgecumbe square, waar miss Merrion op het oogenblik logeert. Zooals gezegd, als ik u op de een of andere manier kan helpen, dan graag en ik geloof ook dat ik dat kan, maar..." Hij zweeg en keek heel ernstig „Maar wdt?" „Is er voor u zóóveel aan gelegen?" „Ik heb al meer dan een jaar naar miss Mer- ze woonde"1' maar k°n ni6t ontdekken waar „Ik vroeg het", vervolgde de Montalt, „om dat de manier, die ik in mijn gedachten heb met zoo heel plezierig is en u schrikt er mis schien voor terug. Maar ik geloof niet, dat die Cheriton het goed met haar meent en ik wil alles doen om te verhinderen dat zij trouwen" „Wat wilt u dan doen?" De ander aarzeide even. Wordt vervolqd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 15