Het voetbalmenu
Dc Brabantsche Brief:
K.fl.U.B.
In ons district
u-cmjA tno-kg,e.ti
ÏÏ.ÜM.B.
van Dré
2),e teMit (LtaóöeM
AFDEELING I.
Aller belangstelling is hier gericht op de
kranige Blauw Wit-ploeg, die kans zag uit
5 wedstrijden den vollen buit te behalen. Mor
gen spelen de Zebra's hun zesden wedstrijd
en waar deze op eigen veld tegen KFC gaat,
welke precies aan den anderen kant van de
ranglijst „prijkt", lijdt het geen twijfel of de
Amsterdammers zullen opnieuw zegevieren.
Een moeilijker opgave krijgt de runner-up,
ADO, te vervullen, maar ook deze goed spe
lende ploeg kan winnen, al zal 't Gooi zich
op eigen terrein geducht te weer stellen. De
nummers drie en vier, c.q. Stormvogels en
Ajax, ontmoeten elkaar in IJmuiden; het
komt ons voor, dat het Gevogelte er in zal
slagen de Landkampioen de tweede nederlaag
toe te dienen. Haarlem, dat nog maar één ge
wonnen wedstrijd op haar debet heeft staan,
krijgt bezoek van VSV en dus zal het den
roodbroeken niet meevallen hun puntenrijk-
dom te vergrooten. Bij DOSDWS zal het
geducht spannen, met als resultaat waar
schijnlijk een draw.
AFDEELING II.
De leider van deze afdeeling, DFC, gaat op
Houtrust probeeren haar fraaie positie te
handhaven. Hiertoe is een gelijk spel voldoen
de en zeer waarschijnlijk zullen de Dortena-
ren het ook niet verder brengen. Van de
twee grootste concurrenten van DFC gaat
Sparta al een zeer zwaren wedstrijd tege
moet, n.1. uit tegen VUC: de roodwitten zul
len hier o.i. zeker een veer laten. DHC daar
entegen heeft een grootere kans om den uit
wedstrijd tegen Hermes-DVS er zonder kleer
scheuren af te brengen. Feijenoord heeft de
goede vorm nog niet te pakken, maar van
CVV, dat bijna onderaan staat, hebben deze
roodwitten toch weinig te vreezen. Xerxes
zal RFC vaster op de laatste plaats drukken.
AFDEELING III.
De belangrijkste wedstrijd is hier Go Ahead
Enschede, welke als reeds zoo vele jaren
het geval was, weer een spannend verloop
zal hebben. Als Hengelo van Quick wint, kan
zij waarschijnlijk ook uit eerder aangestip-
ten wedstrijd zijde spinnen, in den vorm van
het overnemen van de leiding.
De andere wedstrijden zijn:
Enschedesche BoysAGOWNECWa-
geningen en HeraclesTubantia.
AFDEELING IV.
Willem II zal morgen ervaren of Juliana
werkelijk haar leidende positie verdient. Win
nen de tricolores en brengt PSV den uitwed
strijd tegen MW niet voor 100 pet. tot een
goed einde, dan nemen eerstgenoemden de
leiding over. Daar bestaat wel kans op!
De andere wedstrijden zijn:
NO AD—BW; N AC—Helmond; Eindhoven
—Roermond en LimburgiaLonga.
AFDEELING V.
De ploeg, die hier aan het hoofd gaat,
krijgt bezoek van een der concurrenten, n.1.
Sneek, welke na een uitstekend begin inmid
dels weer wat afgezakt is. Reden waarom
wij GVAV wederom zien zegevieren. Num
mer 2, Heereveen, zal evenwel zorgen „bij" te
blijven door Leeuwarden op eigen terrein te
kloppen. Verder wordt hier gespeeld:
VelocitasAchilles; HSCWW en Veen-
dam—Be Quick.
AFDEELING B.
Nu het bezwaar der tweede klassers tegen
de huidige indeeling „weggestemd" is, kun
nen we gevoegelijk aannemen, dat de samen
stelling van deze afdeeling wel geen wijzi-
FEUILLETON
Naar 't Engelsch van A. W, Marchmont
12.
„Tja, alleen oprechte bezorgdheid voor haar
welzijn kan een dergelijken stap rechtvaardigen.
Maar ik ben een van die menschen die meer
het oog hebben gericht op het resultaat dan op
het middel. Ik wil miss Merrion redden uit de
handen van een man, die haar niet waard is
en in zoo'n geval kan men niet al te scrupuleus
zijn. U houdt er echter misschien andere prin
cipes op na en voor geen geld ter wereld zou
ik u er tegen uw wil inhalen".
Er was een zweem van ironie in de laatste
woorden, die den jongen landheer niet ont
ging. Hij zei niets en beet zich op de lippen.
„U zegt, dat ze gauw gaan trouwen?" vroeg
hij tenslotte weifelend.
„Ja, dat is het hem juist. Als er tijd genoeg
was, zouden haar oogen misschien nog open
gaan. Maar vóór iemand iets kan doen, is ze
zijn vrouw".
„U hebt me nog steeds niet precies verteld
wat uw plan is".
„Eenvoudig een oordeelkundig gebruik
maken van hetgeen we van haar verleden
weten. Ik kan mijn kennis zoo aanwenden, dat
aan die verloving een eind komt, maar dan
moet ik alle details tot mijn beschikking heb
ben en ik geloof niet, dat die mij alle bekend
zijn. U komt pas later op het tapijt en ik be
loof u, dat ik de feiten zoo gebruiken kan, dat
ze u als een ouden vriend zal verwelkomen. Ze
heeft veel van u gehouden, dét weet ik wel en
haar liefde zal zeker weer opbloeien als die
Cheriton maar eenmaal uit den weg is".
„Wat moet ik dan doen?" viel sir Edmund
vlug in.
„U hoeft alleen maar de gapingen in te vul
len in wat ik van die zaak-Marlow weet. Dan
zal ik wel voor de rest zorgen tot ik u 'n sein
ging meer zal ondergaan. We kunnen dus
rustig voortgaan met onze beschouwingen en
zien, dat het leidende HRC een bezoek moet
afsteken bij een oude bekende, n.1. WFC De
door beide behaalde resultaten in dit seizoen
steken wel zeer ten gunste van de Racers
af: schopten immers zij 8 punten uit 5 wed
strijden bijeen, de blauwwitten konden het in
3 wedstrijden nog tot geen enkel winstpunt
brengen! Dat riekt dus sterk naar een nieuw
succes voor de Helderschen, dat wij dan ook
verwachten, al moet men zich ernstig voor
oogen houden, dat het in Wormerveer altijd
moeilijk winnen geweest is.
Voor de derde maal moet Helder het op
nemen tegen een „tweede klasser", n.1. West
Frisia, dat naar de Marinestad komt Tot
nu toe is het de withemden nog niet gelukt
een der met haar ingedeelde tweede klassers
te verslaan, maar de mogelijkheid daartoe
achten wij morgen wel aanwezig. Wel zal
men het zonder Spierenburg moeten stellen,
waardoor de stootkracht van de voorhoede
aanmerkelijk verminderd is, maar toch ach
ten wij de ploeg, mits verder volledig, in
staat voor een succes (je) te zorgen. De heer
C. J. Mol komt uit Alkmaar over om dit
partijtje in zijn geboortstad te leiden.
Voor Succes zal er ook morgen wel geen
„succes"- weggelegd zijn, want om dat op de
Alkmaarsche Boys aan den Westerweg te be
halen, vereischt een sterkere combinatie, dan
die, welke de Wieringers momenteel in het
veld brengen. Niettemin probeeren er het
beste van te maken!
OSV zal in Hoorn na veel moeite van Hol-
landia winnen, maar of Alcmaria daar ook
in zal slagen tegen Zaandijk in de „stad" van
dien naam, is nog aan twijfel onderhevig. De
zesde en laatste wedstrijd is ZFCPurmer-
steyn, welke de Zaankanters de gelegenheid
biedt om een paar plaatsen op de ranglijst te
stijgen.
AFDEELING C.
KinheimZVV; ZeeburgiaRCH; De Ken-
nemersQSC; EDOAFC; HFCBloemen-
daalDWVBeverwij k.
AFDEELING E.
BKC kan Zondag in een klap 2 vliegen
slaan nu Oudesluis bij haar op bezoek komt.
Door te winnen zal zij de eerste plaats van
Watervogels, dat vrij is, overnemen en te
vens zal de eenige die evenals zijzelf, nog on
geslagen is, van dit eervolle record berooven.
De Oudesluizers zullen zich evenwel niet voet
stoots gewonnen geven al vreezen we dat de
zwarthemden toch het veld voor de thuisclub
zal moeten ruimen. Schagen krijgt Helder 2
op visite. De Schagers mogen zich noodig
rehabiliteeren van de zware nederlaag in den
Polder. Helder 2 is er echter allerminst de
ploeg voor om zich te laten inmaken, zoodat
de Schagers terdege moeten aanpakken wil
len ze de punten thuis houden.
Atlas speelt op eigen veld tegen Wieringer-
waard. Is de flinke nederlaag van vorige week
tegen Helder 2 slechts een tijdelijke inzin
king van de roodbroeken dan geven we hen
wel een kansje op gelijk spel. In alle andere
gevallen achten we de Heldersche ploeg ech
ter favoriet.
HRC 2 ontmoet HRC 3. Zooals beiden zich
tot nu toe weren is het nog niet zoo heel ze
ker of Racing 2 wel zal winnen.
AFDEELING F.
StrandvogelsWest Frisia 2; MFCAndijk;
SportersHollandia 2.
AFDEELING G.
DTS toert naar Uitgeest en moet daar min
stens gelijk spelen. Bergen ontvangt Alcma
ria 3. Als het de Bergenaren niet te zeer te
genzit blijven de punten thuis. Nieuwe Nie-
dorp zal haar uiterste best moeten doen in
Alkmaar tegen Alcmaria 2, wil ze er niet
geslagen vandaan komen. Alkm. Boys 2CSV
is uitgesteld.
AFDEELING E.
Aangezien Watervogels 1 vrij is, kan het
tweede zoo sterk mogelijk naar Petten rei
zen. Eriks c.s. zullen er dan ook goed aan
doen niet te verwachten, dat de Vogels zich
zoo maar zullen laten kloppen, zooals vorige
week door JVC. Succes 2 gaat alweer een
nederlaag tegemoet nu HRC 4 op bezoek
komt. Als deze wedstrijd eindelijk eens het
eerste winstpuntje zou brengen, zou ons dat
van de Wieringers geweldig meevallen. JVC
ontvangt Helder 3. Door te winnen kunnen
de Dorpers hun positie aan den kop zeer ver
stevigen. Een gemakkelijke zege zal Helder
3 intusschen niet op zich laten behalen.
AFDEELING K.
Wat Schagen 2 thuis tegen Helder 4 pres
teerde moet zij Zondag „uit" tegen Helder 5
zeker kunnen herhalen (10 uur).
Watervogels 3 wint thuis van JVC 2 (10 u).
Atlas 2BKC 2 is al gespeeld en staat dus
per abuis uitgeschreven.
AFDEELING R.
Oudesluis moet thuis oppassen voor Barsin-
gerhorn (2 uur), wil ze niet opnieuw punten
verliezen. W.waard 2 kan op eigen veld baas
blijven over Winkel 2. BKC 3St. Maar-
tensvlotbrug zal een spannende partij wor
den, waarvan de uitslag zich niet laat raden
(10 uur).
ADSPIRANTEN.
Afd. Helder b—HRC b (10 u).
Afd. P.Oudesluis aHelder c (12 uur);
HRC e—BKC a (11.11); HRC d—Schagen a
(10 uur).
Afd. R.: HRC f—HRC d (12.30).
Ulvenhout, 26 October 1939.
Moei en triest stond
den ouwen buiten te
peinzen in roerlooze
berusting. Gin blaai-
ke bewoog onder de
glanslooze locht, die
gansch zonder kleur,
zonder beweeg zoo
maar somber neer-
hong over den zuren
Herfstdag.
En als ik veromree
uit stad, deur den
grijzen middag, dan
huiverde 'nen vroe
gen schemer zulverzwart achter de gedunde
boomkruinen. Staag douwde-n-ik m'nen wa-
gel deur de stilte, die iever op de weareld
stond. Den vroegen doom, 't avondzwartsel,
wemelde weemoed over de verlaten velden, die
gunderwijd vernevelden teugen den donkeren
boschkant.
In d'huizekes, hier en daar langs den kei
weg, stond 't lat van de rolgordijnen d,wars
teugen 't raamhout; zoo vongen de menschen
daarbinnen nog 'n vleugske licht uit den
schrielen dag. Want onze boerkes motten
zuinig zijn. En als ik langs ree, hier en daar
'ns binnenkijkend naar 'n bekend gezicht, dan
gloorde in den schemer binnenshuis 't vuur in
de laai van de plattebuis, gloeide 'n rooi
sterreke, al karbonkelend, veur 't heilig beeld
daar op de „mooie" kast.
De veurhovekes lagen stille, overstrooid
mee herfstgeblaar, dat tot in de dorre eiken
haag hong vastgehaakt.
'n Kraai wiekte krijschen deur de lange
locht. En als den veugel uit m'n oog was, dan
woog den triesten dag zwaar op m'nen nek.
Ik klakte mee m'n tong. Vort, Blekske, de
vrouw wacht!"
Verlangend gromde den goeien beest, daar
onder den wagel. Hij had me verstaan. En
sneller en vinniger nog kretsten zijn zwaar
genagelde pooten over de kouwe keien. Den
beest snakte naar zijnen wermen schottel. Net
als den baas.
Toen we den erf oprejen, werlde den vroe
gen avond uit den notenleer. Kil golfde den
duister uit de peerse velden gunder achter
't struweel langs den sloot. De kiepen scherl-
den naar binnen, klokkend, teutend lijk 'n
gezelschap ouwe wefkes, dat nog nie goed
scheien kan van den theekrans. Maar Baas
Haan stond lijk 'nen bovenmeester bij 't poortje
van 't binnenhok, fier rekkend mee zijnen
groen-peerlmoerigen veerennek, schokkend
den vurigen baard, nou en dan ongeduldig
schrapend in z'n raspige keel, rustend van
den eenen klaauwpoot op den anderen, zóó z'n
ongeduld verbijtend over dat vrouwvolk, dat
altij maar tijd genogt heet! Trui kan 'm nie
uitstaan, dieën „protsmakert" „Want da lee
maar gin eiers en hee 'n verbeelding as 'nen
burgemeester van 'n afgebrand durp." En als
zij zoo wijd is mee heuren critiek op den
„bovenmeester", dan doet Zijnedele verstan
dig, mee fier weg te stappen, want om de
teuten van Trui's klompen zitten gin watjes
géwindeld
Ik mag 't wel, deuzen zelfbewusten pauwen-
trots in dieën fieren veugel: ge zijt kearel of
ge zijt 't nie! Marsch!
Daar kwamen Dré III en den Eeker van
't land. De klok in huiliën buik loopt pront
op tijd, amico!
„Opa!"
HcLSLS I"
"Middag, jongens! Kou?"
„Niks, horre!"
Gelach. „Ik ruuk den krippot (haché), Opa,
Gij pi
„We zullen 'h *n opkajer geven, jonk!"
En in dat vooruitzicht hielpen ze ,J"aP
mee, de bennen van den wagel in t stallek
te tasten, onderwijl als ik Blek uitspande die
mee drie sprongen naar binnen schoot, naar
zijn werm maal onder de plattebuis.
kwam niet te voorschijn. Heb ik nie geren.
„Allee, wefke, lot oew eigen 'ns^ zien, nep
ik. ,,'t Gerij is binnen, toeteloeris!"
„Ze is stillekes vandaag," vezelde den klei
nen Dré mee 'nen seerjeuzen toet. Ik keek m
'ns vragend aan, zag naar den Eeker. Die
knikte. Maar daar stond m'n trouwe wijf a
in 't deurgat, 'nen pin haar op 't voorhoofd,
vochtig van de kokerij daar bij die werme
plattebuis.
„Goed verkocht, Dré?" Allee, die stem was
'n bietje anders dan gewoon. Dat merkt ge
zoo gauw bij 'n gewoontevraag, ee?
„Jazekers, Truieh
,,'t Sta-d-opgeschept, horre!"
„We komen, wijf! Vort jongens aan den
bak!"
't Viel me toch op, dat Trui heur kruiske
wat plechtiger sloeg dan anders. Want
somsdan ze 'r oets van maken, horre!
Zoo in deuzen trant: O. L. H. wit nou onder
hand wel wa'k bedoel!
Ook trok ze minder plazierig aan 't eten.
„En... Trui...? Is 'r... iets?"
Efkes keek ze me aan. Ochèrm, wat ston
den heur oogen dof. Oud! Ze voelde dat ik
't bespeurde. Dan zee ze, den vurk neerleg
gend, de handen in den schoot: „ja, Dré...,
daar is... iets."
Ik schee onwillekeurig ok uit mee eten.
Staarde Trui strak aan, zonder den moed te
hebben 't nuuws uit haren mond te trekken.
Wijd weg hoorde-n-ik den tik van m'n steert-
klok, wijdweg!
Dan: ,,'k had 't oe liever na den eten wil
len zeggen, Dré, maar
Haar lippen trilden, d'oogen wierden rood.
„Maarmeneer Zonneveld is van den
mergen hier gewist."
Den vurk viel uit m'n handen. Ik voelde
m'n eigen in malkaar krimpen, maar toch, ge
loof ik wel, bleef ik gewoon zitten. Maar de
steertklok klonk nou veul nadrukkelijker. Den
duister kringelde dichter om ons henen.
„JaaTruivroeg ik zachtjes. En
dan laf: „toch... eh... toch nie 't ergste...?"
Maar ik wist allank van wel!
Trui knipkte. 'k Dee m'n oogen efkens
toe. Want alles was te veul. De witte tafel, 't
gloeilicht van de plattebuis, ja, den sma-
kelijken kruiengeur van de krippot stond me
teugen. En zoo, mee m'n oogen toe, zag ik
weer den Vic zitten, verlejen week Zondag
in zijnen atelier, ge wit waar ie den slag
te wachten zat, daar midden in 't herfst-
bosch, in den gouwen regen van blarenval, die
ruischte om den houten atelierbouw.
,,'k Ben er heel den dag al broerd van,
hoorde-n-ik Trui zeggen: „hij was er kapot
van, dieën vent."
„Wanneer is ie gewist?"
„Gij was ten goeie weg. Kwart over achten
omtrent."
„Zoo... vroeg... al."
„Ja. Mevrouw is vannacht om drie uur gestor
ven. Van half vier af heet-t-ie rondgeloopen,
rondgeloopen deur de bosschen. Hij mot 'n
paar keer gevallen zijn, dunkt me. Hij zag er
uit as 'nen landlooper; gedroogde bloeddrup
pels kleefden aan z'n gezicht. Sjuust of ie ge
vochten had. En wit, wit as 'nen doek. En
akelige oogen, Dré?! Rood, hard wanhopig;
net gek."
„Wat zee-t-ie?"
„Niks."
„Daar hee-t-ie gezeten," wees Trui. 'n Uur
lank. Doodmoei, 'k Heb 'm 'n tas koffie gege
ven."
„Bestig, Truike, bestigü"
„Ineens vloog ie op. Hij schrok.
„Hanneke," snikte-n-ie. Toen liep ie op
'nen draf weer weg.
,,'I Gaai er dadelijk naar toe, Trui"
„Da's goed, jongen, maar eet nou eerst 'n
paar hapkes. Ge zijt 'nen heelen dag onder-
weuge gewist,"
„Mensch, ik kan gin eten, zién. Dré geef
m'nen stok 'ns aan. 't is nou hardstikke-
donker in 't bosch.
'k Was content weer buiten te zijn. 't Ase
men gong hier gemakkelijker. Lijk ik gezeed
had: 't bosch was nachtzwart. Alleen, hier
en daar, 'nen witten maneglinster in 'nen
boordevollen boschgrëppel.
Ik weet hier goed den weg. Van, kindsbeen
af. 'k Weet sjuust waar zware wortelteenen
boven den eerde uitpuilen, waar onverwachte
greppels liggen, waar ge bukken mot veur
'nen lagen tak. 'k Weet blindelings waar den
bojem hard, waar ie drassig is. En toch
Ik sperde m'n oogen deur den dikken bosch-
donker, sloeg mee m'nen stok al controlee
rend teugen boomen, die ik wist. En ik
deurgrondde den tocht, den kruisweg van den
Vic, die vannacht z'n eigen hier deur den
strengelenden donker gevochten had, om de
pijn van die eerste smarte-uren te verdooven.
Ik besefte hoe ie hier geworsteld had teugen
kan geven. Het meisje zal u haar leven lang
dankbaar blijven als haar eerste teleurstelling
voor bij is".
Daarop schoof de Montalt zijn stoel vlak bij
dien van den onverwachten bezoeker en luister
de hongerig naar wat hij zoo zielsgraag wilde
weten.
En terwijl hij daar zoo zat en toehoorde, zag
hjj reeds in gedachten, hoe hij het net langzaam
zou dichttrekken om het meisje, dat zich ver
stout had, zijn plannen te dwarsboomen.
HOOFDSTUK IX.
„Uw heele levensloop is mij bekend."
Toen het verhaal uitverteld was en het
vertellen ervan duurde niet lang liet de
Montalt sir Edmund Landale heengaan met de
belofte, dat hij direct verbinding met hem zou
zoeken als er nieuws was en toen de jongeman
de trap afging, keek de ander hem na met een
gelaatsuitdrukking waarin een mengeling lag
van triomf om het succes dat hjj had bereikt
en van minachting voor den man, dien hij te
slim af was geweest.
Daarop keerde hij naar de kamer terug en
plaatste met de grootste zorgvuldigheid alles,
zooals hij zich herinnerde het te hebben gevon
den. De brandkast alleen bezorgde hem hoofd
brekens, daar hij deze niet meer op slot kon
doen.
Hij was nu al zoo lang in de kamers, dat hij
overtuigd was, dat hij niet bang hoefde te zijn
voor een onverwacht verschijnen van Dessie;
hij schoof daarom zijn stoel aan de tafel om
snel een paar aanteekeningen te maken van
zijn gesprek met den landjonker. Toen hij klaar
was, vergeleek hij ze met de papieren die hij
uit de brandkast had genomen en bleef zitten
nadenken over zijn verder plan de campagne.
Hij was in een beste stemming. Het geluk
was met hem en als oude speler was zijn stel
regel er alles op te zetten om er uit te halen
wat er uit te halen viel.
„Ik zie niet in hoe ik zou kunnen verliezen",
zei hij bij zichzelf, achteroverleunend in zijn
stoel. „Zoover ik de menschelijke natuur ken,
is dit meisje zoo trouw als een vrouwelijk wezen
maar kan zijn en ze zal liever door vuur en
water gaan, dan iemand verraden. Verdraaid,
wat een zegen, dat sommige menschen zoo dek
sels eerlijk zijn, dat als ze eenmaal een belofte
geven, ze die houden, wat het ook kost. Maar
nu is er één ding, waar het vóór alles op aan
komt ze moet Cheriton niet spreken voor
mijn kaarten op tafel liggen! En dan zal ze
het misschien niet eens meer verlangen. Ik ga
nu naar South Kensington om gewaar te wor
den of hij daar is of komt. Jandorie, het spel
is het spelen waard om niet te spreken van
den inzet én van den buit!"
Hij glimlachte meer dan eens bij het over
peinzen van deze laatste woorden en maakte
zich gereed om te gaan.
Hij wilde juist een taxi aanroepen, toen hi'
bedacht, dat hij nog niet geluncht had en daai
het zijn gewoonte was nimmer eenig persoon
lijk comfort te verwaarloozen, keerde hij zich
om en begaf zich op weg naar een restaurant,
dat aan zijn verfijnde eischen zou voldoen.
Hij liet zich den voortreffelijken maaltijd
goed smaken, dronk een paar glazen wijn, stak
een sigagr aan het duurste merk dat in het
restaurant voorhanden was en stond met een
behaaglijk en zelfvoldaan gevoel op om zich
even daarna naar buiten te begeven. Daar riep
hij een taxi aan, die hem naar Edgecumbe
Square moest brengen.
Het eenige dat hij zich niet zonder angst af
vroeg was of Cheriton op Dessie's telegram zou
zijn komen opdagen. „Als dat zoo is, kan het
een mooie boel worden", overwoog hij, „en ik
weet nog niet wat ik in dat geval het beste kan
doen. Als ik maar niet te lang gewacht heb
het was misschien beter geweest als ik niet
eerst was gaan lunchen", en hij keek in het
voorbijrijden op een klok, die bijna drie uur
wees. Toch wierp hij met een schouderophalen
alle bezorgdheid van zich af. „Tenslotte hoef ik
mij met wat ik weet niet benauwd te maken'
Onder het rijden broedde hij zijn plannen ver
der uit.
Hij was een man met een onverzettelijken wil
en als hij eenmaal een doel voor oogen had.
zocht hij dat te bereiken zooals het hem impuL
sief ingegeven werd en niet zoozeer door be
zadigde, weloverdachte methoden en bereke
ning. In de eerste opwelling was hij tot de
meest gedurfde misdaad in staat en slaagde
dikwqls dóór puren bluf en brutaliteit, waar
een ander, met zeer doelbewust vasthouden van
een bepaald systeem, zou falen.
Hij was een veel gevaarlijker tegenstander
dan iemand die een weloverwogen plan uit
stippelde, omdat het onmogelijk was om te
voorzien wat zijn volgende stap zou zijn. Hij
bezat een zeldzame soepelheid en snelheid van
geest, die hem zijn kans op het juiste moment
deed aangrijpen en hij schrok voor geen mid
del terug om die kans zoo grondig uit te bui
ten als hij maar kon.
Zijn aanstaand huwelijk was het gevolg van
een toevallige ontmoeting. Hij had gezien hoe
George Vezey Dora's aanbidder en een
vriend van dezen, in het nauw waren gebracht
door een troepje dronken Belgische matrozen
't verschrikkelijke zwarte Niks, dat 'm e
gen had mee zwiepende takken, de beT
onder 'm uit gesleurd, hum had laten n?®5
sakken in doornen en teugen eikstronken
M'n oogen begosten te pieken van den diev
ten donker. M'n vel zwitte koud over heel Cr
lijf. M'n beenen beefden in den zuigenden k*"
jem 't asemen wierd zwaar als thuis.
Den Vicvrimd, maar ineens zag
m'n eigen teugenover 'm zitten in den **3
kenden trein, toen ik m wegbrocht naar
boot op Amerika, als ie, na zooveul iarf,„
z'n vrouw gong opzoeken, daar in 't verre zi£
kenhuis, aan den overkant van den Oceaan
waar Hanneke toen al was. ***0,
Ik zag 'mweer twijfelen, daar dicht bij d
haven, als we 't water roken en den vi!
heimwee kreeg naar z'n boschhuis, waar zw
moeilijken maar onmiskenbaren arbeid
stilgeleed.
'k Zag 'm, deur de ramen, zitten tobben on
'nen Zondagmergen, daar aan zijnen rolbureaJ
de lamp nog brandend van den afgeiooPen
nacht, den heerd vol asch van pampieren
Hier in dieën dikken, dieën smoordichte»
donker filmden verschillende beelden, mee des
witen Vic temidden, helder op veur m'n
geest. Beelden oers-en-dwars deur malkaar
maar scherp lijk den dag. Ik zag 'm vedelend
staan bidden veur ons Kerststalleke. snakkend
naar geluk, dat buiten menschelijk bereik
scheen te liggen.
Hij had 't tóch achterhaald, deuzen witten
toovenéér, die alle wonders put uit zijn rijke
hart, waaruit ie schildert, waaruit ie leeft
waaruit ie geluk rondstrooit mee volle hap.
den.
'k Schrok. Stond bij zn deur. Nog ruischt»
den blarenval rondomme; manezulver loover.
de teugen 't donkere sterfhuis, hier midden bi
't zwarte herfstbosch, waar „Allerzielen" ge.
vezeld wierd in den tik van neveldruppen, di«
traanden op den blarenbojem.
„Allerzielen", 't wierd gefluisterd hier
binnen deus heimelijke bosch, dat volstond van
de dikke stilte, die zwart om me henen
plooide.
Ik klopte. Zaohtjes maar, doch hard klonk
't in de leege holte achter de deur. Zoo hard,
zoo wreed hard, da'k den knokkel van m'nen
vinger „proper" vreef aan m'nen jas.
Maar ik moest nog drie keer kloppen,
tij harder, altij holler veur 'n schriel lichtje
deur 't bovenlicht gloorde.
Zachtekens, voorzichtig, wijfelend gong eln-
delijk de deur los.
Den Vic.
Gebogen lijk 'nen stokouwen man. Den wit.
ten kop mee de groote, doode oogen wat
schuins als 'n te zware blom op teeren, ran
ken stengel.
„Vic,"
„Dré."
Dan zwegen we, de handen in malkaar. En
heel, heel diep, uit 'n diepte van peilloos ver-
driet, kwam heesch: „Lien... is..."
„Ik weet, Vic."
Hij knikte moei den zwaren lastkop. Dan,
dan richtte de geteisterden kop z'n eigen
efkes krachtig op, de oogen begosten te leven,
te glanzen van dikke tranen; en mee beven-
den mond, waar langs werendig 'n vleug van
fier geluk: „Dré, wat 'n troost, dat ik haar
voor anderhalf jaar gelejen teruggehaald heb
van den anderen kant der weareld. Ik... ik..,
ik mag nou... ik kén nou m'n arme, arme
vrouw betreuren."
Triestig schudde-n-ie den kop. „Kom maar
mee, Dré," sprak ie heescht.
Zachtens kwamen we in de sterfkamer,
't Ouwe mevrouwke lag, nietig als 'n omge
vallen blom, in 't wit van beddegoed. 't Ge
zichtje verjongd in den dood, omkranst mes
't zijen rag van heur sneeuwwitte haar.
Fel kneep den Vic in m'nen arm. En
snikte: „wat is zij mooi, hé Dré, m'n vrouw-
de." Dan: „zij kón toch nooittoen
zakte-n-ie in elkaar en 'k vong nog op: slecht
zijn?"
Hanneke, die star te turen zat mee leege
oogen, vol verwondering om 't groote ver
driet, dat overnuuw in heur jonge leven was
gekomen, knielde neer bij den Vic.
„Vader, Vadertje, bedankt voor deze woor
den." Toen ook, Goddank, brak 't verdriet
Hanneke kapot. Daar op den vloer, onder
't doode Mevrouwke.
Ik ben stil weggegaan.
Weet niet hoe 'k uit 't zwarte bosch geko
men ben. Meen, dat 'k uren heb gezeten op 'n
natte bank, daar midden in den blarenval..
die fluisterde van „Allerzielen".
God, wa 'n triest tij.
Dré.
en had, met zijn zesde zintuig gezien dat deze
kennismaking hem geen windeieren zou leg
gen.
Zoo was hij toegeschoten, zonder een oogen-
blik aan persoonlijk gevaar te denken. En daar
na, overwegend hoe hij het tweetal het best kon
laten betalen voor zijn dienst, was hij hen naar
Ostende gevolgd. Daar had hij mrs. Markham
leeren kennen hij peilde haar met één oog
opslag, en gefascineerd door de magische aan
trekkingskracht van haar fortuin, besloot hjj
al zijn verfijnden charmeurskunst aan te wen
den om de knappe jonge weduwe tot zijn vrouw
te maken. Zooals hij verwacht had, had hij da
delijk succes en alles ging van een leien dakje,
tot Dessie Merrion op het tooneel verscheen
en dreigde een spaak in het wiel te zullen
steken.
Dat had den duivel in hem ontketend. Zjjn
eerste gedachte was geweest haar om te koo-
pen, doch dit had ze met verontwaardiging van
de hand gewezen. Intusschen had haar aarze
len bij zijn voorstel, tijdens hun eerste onder
houd, om direct naar Tem Cheritons kantoor
te gaan, de gedachte bij hem doen opkomen,
dat er ook in héér verleden wel eens iets kon
zijn, dat ze liever met den mantel der ver
getelheid bedekt had het was juist iets voor
een man met zijn verdorven geestesgesteldheid
en geraffineerd combinatievermogen om direct
een dergelijken argwaan te koesteren. Zijn ver
moeden was een aanleiding voor hem geweest
om tijdens haar afwezigheid in de kamer waar
ze logeerde, een onderzoek in haar koffer in te
stellen en daar zij, behalve de dingen die ze
noodig had, ook eenige belangrijke papieren
die ze liever onder haar hoede hield, had mee
genomen, viel den boosaardigen geluksvogel die
de Montalt was, als een rijpe vrucht het bewijs
in den schoot, dat zij het meisje was, dat, op
den dag, dat hij in Birmingham gearresteerd
was, de juweelen in handen had gekregen! Het
hoeft wel niet te worden gezegd, dat deze
wetenschap hem een grimmige voldoening
schonk, en nu het geluk zich hem eenmaal zóó
gunstig gezind had betoond, besloot hjj nog
dieper in haar geheimen door te dringen en
daarom een strooptocht naar haar kamers te
ondernemen.
Na de resultaten die dit bezoek had opge*
leverd en de inlichtingen die hij van sir Ed
mund Landale gekregen had alweer zoon
buitenkans vond hij, dat hij boven verwach
ting was geslaagd. Wat hij te weten was ge
komen, gaf hem de aangename overtuiging t
zullen winnen.
(Wordt vervolgd.)