't HOEKJE
OUDERS
HET KARAKTER VAN NIEUWEDIEP
Veranderingen in de
Heldersche winkelstraten
va.teJk in JMien en ^xuntaiieJin
Over Justitie en de Politiek
De knoop van den Koning
Japansche hoffelijkheid
XoS twKüt!
Begrijpen
VOOR DE
^JUTT
Zooals wij al eens vermeldden, bevonden de
meeste winkels in het oude Nieuwediep
(1830 1880) zich aan de Hoofdgracht,
den Kanaalweg en de Binnenhaven. Dit wa
ren de wijken, waar de grootste bedrijvig
heid heerschte door de scheepvaart, terwijl
de bewoners van deze gemeente allen hun
woning min of meer in de nabijheid hadden.
Want verder dan de Koningstraat en de Kei
zerstraat strekte de bebouwing zich in dezen
tijd niet uit.
Aan de Hoofdgracht trof men o.a. zaken
aan van de fa. Bahlmann (kleeding), fa's.
Kopper en Bruinvis (galanterieën), de Bui-
sonjé (boeken), Filbri (optiek), v. Breda
(koekbakker), benevens kruideniers- en siga
renwinkels en anderen.
Aan den Kanaalweg de fa. SchagerGrün-
wald (kleeding), Manikus (goud en zilver),
Hoolwerf, thans fa. Vis (koek en banket),
Oudkerk v. Praag (manufacturen), Meyer
en Habermann (manufacturen), Boele Sr.
(sigaren), Smit (damesconfectie), T. C. Go-
vers (tapijten), Pronk en Spruit (dameshoe
den) enz. enz.
Aan de Binnenhaven: fa. Nas (manufactu
ren) thans autogarage dienst Nd.-Holland;
Metzelaar (koekbakker) en vele anderen.
De andere hoek van de Bierstraat is 10
jaar geleden gemoderniseerd. De brugwach
terswoning, waar Donkersloot, Lokkers en
Dekker op post zaten, werd toen afgebroken
om plaats te maken voor het tegenwoordige
zakengebouw. Er naast aan de Westgracht
bevond zich vroeger eeen groentenwinkeltje
van Huysing.
Zooals in deze buurt is het vrijwel in alle
drie der voorname winkelstraten gegaan.
Voor drie onooglijke perceelen van eertijds
verrees het flinke gebouw van V. en D. In
het hoekperceel was hier tot 1918 café „De
Grot" gevestigd.
(Er stond mij hiervan geen afbeelding ten
dienste om na te teekenen, zoodat er hier of
daar weleens een raam meer of minder in
gezeten kan hebben. Dogh de hoofdzaken zul
len niet veel van de voorbije werkelijkheid
verschillen.)
Men kan zich moeilijk voorstellen, dat 30
jaar geleden de Koningstraat 's avonds
aardedonker was. Er bevond zich een heel
enkel winkeltje met petroleumverlichting en
er stonden slechts twee straatlantaarns. Eén
bij de Koningdwarsstraat en één bij het Ko
ningsplein.
Ook de Keizerstraat bestond bijna geheel
uit kleine burgerhuisjes.
Het ligt voor de hand, dat het niet uitlokte
om hier 's avonds te gaan wandelen. Doch
toen in de vorige mobilisatie hier eens wat
geld kwam rollen is als een tooverslag alles
veranderd.
SieRSTRAAT Hem Wt»T6HH£HT
Later verplaatste het middelpunt van de
plaatselijke bebouwing zich langzamerhand
meer naar den omtrek van de Werfbrug, zoo
dat café ,,'t Centrum", thans Tivoli-bioscoop,
niet ten onrechte z'n naam droeg.
De hoek van de Molengracht en Bierstraat,
hierboven afgebeeld, is van oudsher een plek
geweest, waar handelaars aftrek vonden voor
hun waren. Het allereerst moet daar zoo'n
tokotje geweest zijn, waar men van alles
kon koopen. Van turf en kolen, bezems, em
mers en olie af, tot lekkernijen toe.
Later was daar café de „Leeuwerik",
daarna een slager, Bol geheeten. De koper
en blikslager had er tot 1894 zjjn winkel en
Ook kreeg Den Helder in de omgeving steeds
meer den naam, dat men er goed en voor-
deelig terecht kon in de winkels. Tot 1930 is
de groei en verbetering in snel tempo door
gegaan. Daarna kreeg men hier de loonsver
lagingen, terwijl de plattelanders somtijds in
't geheel geen inkomsten meer hadden. Deze
oorzaken hebben den bloei sterk geremd.
In de maatschappij kan men steeds een gol
ving waarnemen van voor- en tegenspoed.
Waar -wij nu een lang tijdperk van neergang
achter den rug hebben, is het niet onmogelijk
dat er nu weer een tijd van verbetering aan
zal breken.
De geweldige rijkdommen, die in den vorm
SPOORSTRAAT HOCk KEIZERSTRAAT VOOR 1918.
werkplaats. De laatste 45 jaar is de firma
H. Spruit er gevestigd, die er in 1912 de sla
gerij van Broersma bij trok. Het nieuwere
gebouw is van 1921.
Tot 1914 gingen de veranderingen en ver
beteringen der winkelstraten in een lang
zaam tempo. De soldij van de marine en de
wedden der rijksambtenaren waren van dien
aard. dat zij maar weinig konden koopen,
zoodat er voor het meerendeel der winkeliers
slechts een vrij sober bestaan was.
Van een verbouwing en moderniseering op
flinke schaal kon dus niet veel komen. (De
fa's. Troost en Herman Nypels waren uitzon
deringen op dezen regel, want zij kwamen
omstreeks 1910 reeds met behoorlijke zaken
voor den dag).
Toen in 1915 de winkelomzetten, in geld
uitgedrukt, zich verveelvuldigden, werd dat
anders. En zoodra zij er kans toe zagen kwa
men de Heldersrche middenstanders beter te
voorschijn, zoowel wat betreft hun winkels
als hun voorraden. -
van vruchtbaarheid en bodemschatten aan
ons land en zijn overzeesche gebiedsdeelen zijn
geschonken vormen een goede en breede basis
voor welvaart.
En al beteekent materieele voorspoed nog
geen werkelijk geluk; we zien toch liever iets
groeien dan aftakelen.
Laten wij eindigen met de hoop uit te spre
ken. dat in de komende jaren de Heldersche
handeldrijvende en industrieele middenstand
in staat gesteld zal worden de zaken meer en
meer uit te breiden, opdat de stad er een
voornamer aanzicht door krijgen. Tevens om
door een nog betere outilage der winkel maga
zijnen meer grage koopers te trekken.
Een goede woonstad behoort een bloei
end winkelcentrum te hebben! Dat is aan
genaam voor de inwoners en voordeelig
voor de stedelijke schatkist!
Volgende maand krijgen we twee-
maal per maand kantongerecht.
Zooiets moet tot vreugde stemmen.
Niet alleen dat het altijd aanwezige pu
bliek thans om de veertien dagen in de
legenheid gesteld wordt deze door
gaans tragi-komische klucht te aan
schouwen. daarnaast wint de kanton
nale rechtspraak niet onbeduidend aan
cachet, iets wat ons chauvinisme in niet
geringe mate streelt.
Overigens lijkt het ons sterk aanbeve
lenswaardig om in het gebouw van ]us-
titia aan de Kerkgracht eenige zeer nij
pende verbeteringen aan te brengen. Het
is ons iedere keer weer een raadsel, hoe
de Overheid de euvele moed bezit een
zoo prompt en vrijgevig betalende clien
tèle in een dergelijk miserabele neder
zetting te ontvangen. Als de waarheid
„de klant is koning" ooit met voeten ge
treden is, dart is dit hier het geval. Als
schapen wordt men door rijksveldwach
ters en conciërge de trap opgedreven,
als slachtvee stopt men de menschen in
een ontvangvertrek dat meer heeft van
een gijzelkamer, terwijl er voorts alles
mangelt aan de accommodatie van het
„schellinkie"dat zelfs de eerste behoef
ten, stoelen, mist. En het is niet alleen
het „publieke" deel wat zorgbarend is.
Telkens ook zien wij dat de gewijde
ruimte, waarin kantonrechter en ambte
naar zich betogagen en bebeffen, in feite
niets anders is dan een stukje overge
spaarde ruimte tusschen stokoude akten
en paperassen. Niets anders dan een on
ooglijk hoekje, waarin de rechtslieden
zich in bochten moeten wringen om in
Het was in de zomer van het jaar 1785.
Frans, de zoon van een officier, logeerde
bij zijn familie in Potsdam, waar het pa
leis van koning Frederik den Groote stond.
Het wa's altijd de grootste wens van Frans
geweest om den koning eens te zien en
misschien zelfs wel iets van hem mee te
kunnen nemen als aandenken.
„De koning is oud en ziek", zei zijn tarlte.
„Hij wil met rust gelaten worden en zou
heel wat te doen hebben, als iedere Prui
sische jongen bij hem wilde komen!" Frans
zei toen maar niets meer, maar hij dacht
heel lang na, wat hij zou kunnen doen. Zo
brak de tijd aan, dat hij weer naar huis
zou gaan en nog steeds had hij den koning
niet gezien. Dat vond hij toch te erg. Mid
den in de nacht kiom hij uit zijn raam en
liep naar het slot. Hij kwam niemand te
gen, maar zag in de verte de schildwachten
heen en weer lopen voor de poorten. Daar
zou hij niet door kunnen komen. Misschien
was het beter om over de muur te klim
men. De muur van het park was niet zo
erg hoog en het kostte hem niet veel moei
te om er bovenop te komen. Met een flinke
sprong stond hij aan de andere kant van
de muur in het park Toen kwam de maan
door de wolken en daar zag Frans den ko
ning zitten in een stoel op het terras. Hij
sliep. Hij sliep wel eens meer buiten als
het erg warm was. Zijn mantel was open
gevallen. De knopen van zijn uniform
schitterden.
Frans stond heel lang stil en keek naar
den koning. Misschien zou hij hem na deze
keer nooit meer zien. Hij wilde zijn gezicht
in zijn geheugen prenten en het nooit meer
vergeten. En plotseling werd hij overmoe
dig. Als hij eens één knoop van de uniform
van Frederik den Groote mee kon nemen
als aandenken! Hij dacht niet lang na en
ging zacht naar den slapende toe. Toen hij
juist een knoop in zijn hand had, werd de
koning wakker. De jongen schrok zo vre
selijk, dat hij op zijn knieën viel en wacht
te tot hij zijn straf zou krijgen. Toen hoor
de hij de koning rustig zeggen: „Wat zoek
je hier?"
Aarzelend richtte Frans zich op en ver
telde hem waarom hij gekomen was. De
koning luisterde kalm en vroeg hem naar
zijn ouders. Frans vertelde, dat zijn vader
gestorven was en dat ze daarom ook geen
geld hadden om hem officier te laten wor
den. Toen zei de koning: „Zulke jongens als
jij hebben we nodig. Meld je morgen bij de
opleidingsschool. Ik zal zorgen, dat alles in
orde is. Begrepen?"
En dat was het begin van een schitteren
de loopbaan.
De hoffelijkheid en beleefdheid van de
Japanners is algemeen bekend. Nooit zal
een Japannei een onaangenaam bericht
zomaar zonder meer overbrengen. Altijd
zoekt hij er iets op, waardoor het bericht
minder pijnlijk en onaangenaam klinkt.
Een voorbeeld daarvan is de geschiedenis
met den Amerikaan en schrijver Scherer.
Deze had een boek geschreven en in Ja
pan laten uitgeven, maar de Japanners wa
ren helemaal niet met het boek ingenomqp.
Ze vonden het zelfs zo erg, dat Scherer
wel begreep, dat er een grote kans be
stond, dat hij uit Japan zou moeten weg
gaan. Maar hij kreeg geen enkel Bevel tot
vertrek.
Pas enige tijd later ontving hij een brief
van een hooggeplaatst ambtenaar van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin
hij gevraagd werd om voor een „persoon
lijk onderhoud" te verschijnen.
Toen Scherer op het ministerie kwam,
zei de beambte hem, dat hij oprecht met
den schrijver meevoelde in het grote onge-
het pak te komen.
Het is meer dan een kwestie van ser
vice alleen: het is een verplichting die
men dient na te komen aan een zoo be
langrijk instituut als het kantongerecht,
speciaal als dit twee malen in één maand
zitting houdt. Wij zijn er van overtuigd,
dat deze bede in de betreffende kringen
weerklank zal vinden en dat het hok aan
de Kerkgracht eerlang zal overgaan in
een riant gebouw, waarvoor Justitia niet
behoeft te blozen.
E>e gemeentebégrooting nadert en dat
met rassche schreden. Wat hangt ons
boven het hoofd? Ellelange debatten?
Jaarlijksche uitverkoop van propaganda-
speechen en stokpaardjes? Zullen de
edelachtbare heeren spreken uitsluitend
en alleen in het algemeen belang of zul
len zij dat doen „voor de tribune"? Wij
weten het niet. Wij weten alleen dat er
thans sectievergaderingen gehouden zijn
tot na het middernachtelijk uur en dat er
„meerdere" leden zijn die iets op het
hart hebben. Dat stemt tot zorg. Ver
luchtend werkt het gerucht, dat de bur
gemeester, als zijnde record-opschieter,
het heele zaakje in één dag er door wil
slepen. Ook dat zal de toekomst leeren.
Het stemt overigens tot tevredenheid
dat de jongste groep met het grootste
werkprogram, zich noemende de Econo
men vrijwel ter ziele is. Slechts een kort,
doch hevig leven was dit driemanschap
beschoren. Helaas, het ensemble spatte
als een zeepbel uiteen en her- en der
waarts verstrooiden zich de pijlers der
groep.
Een stukje politieke tragiek, dat weer
eens bewijst hoe ongewis de wegen der
gemeentelijke politiek kunnen zijn.
luk, dat over zijn familie gekomen was.
Hij had er al van gehoord en het speet
hem heel erg, dat het dochtertje van den
schrijver zo ziek was, dat Scherers vrouw
haar man gevraagd had om naar Amerika
te komen.
Scherer bedankte voor de deelneming
en zei, dat hij direct een biljet zou kopen
en zo gauw mogelijk naar Amerika zou
gaan.
Op zichzelf lijkt dit niets bijzonders.
Maar het geval wil nu, dat Scherer onge
trouwd is en dus geen vrouw en ook geen
kind heeft. Dat was op het Ministerie van
Buitenlandsche Zaken ook wel bekend,
maar het leek den minister de zachtste ma
nier om Scherer naar Amerika te „ver
bannen". De schrijver is inderdaad zo
gauw mogelijk naar zijn geboorteland te
ruggekeerd. Hij had de zachte wenk be
grepen.
„Zooiets kan ik mij eenvoudig nipt v
pen". Hoe dikwijls hooren wij deze
king en... hoe dikwijls maken wii hao0pllle,,
Tn ipripr» o-Pxral ollznn
ua tel*,
maakt word!, ligt er iets misprijzend?-
Degene, die verkondigt de situatie of v
delwijze niet te begrijpen, geeft hiermeri
kennen, dat hij of zij deze afkeurt
Ik heb eens een scherp, maar zeer
antwoord op deze opmerking: „ik h
zooiets niet", gehoord en dat luidde-
keert er iets aan die gedragslijn omd'S8"'
die niet begrijpt, of mankeert er iet3
j°U'9 °mdat jij je zooiets niet kunt voorstal
Wij, d.w.z. 90 van de menschen
gewoon om onmiddellijk alles, wat zii
begrijpen te veroordeelen. Toch is ditov^
haaste oordeelen bekrompen en verkeerd
in de eerste plaats verkeerd tegenover óiT
zelf. Het houdt ons af van dieper leven
inzicht en grooter zelfkennis. En dat a
twee dingen, die ook aan de besten omS f
ons ten goede komen. I
Wanneer wij eens probeerden het ande I
te doen. Wanneer wij eens begonnen niet
den eerstvolgenden keer, dat wij iets
iemand niet begrijpen, te zwijgen. En
vervolgens over na te denken, d.w.z. zood™
daartoe gelegenheid is. Men kan bezwaarlijk'
nadenken in een kamer vol pratende men.
schen. Men kan zelfs uiterst zelden naden!
ken in gezelschap van een mensch. Het jj
een zeldzaam-voorkomend contact tusschen
twee uiterst fijn op elkaar ingestelden men
schen, dat hen in staat stelt In elkanderj
gezelschap te zwijgen en na te denken.
Wanneer U zoo'n contact niet heeft
wacht dan tot U alleen is. Waarschijnlijk
zal dit nadenken U in elk geval tot gedW|.
telijk begrijpen brengen. En mocht dit niet
het geval zijn, laat dan nóg Uw laatdun-
kende houding. Uw veroordeeling varen.
Gaat eens terug in Uw gedachten, hoe-
veel is er in ons eigen verleden, dat wij niet
begrijpen? Hoe tallooze malen denkt een
mensch: „Hoe heb ik destijds zoo kunnen
handelen? Hoe kon ik zoo hard, zoo blind
of zoo eenzijdig zijn?"
Dat zijn dingen, die wij zelden of nooit
zullen uitlaten tegenover een ander, maat
die wij daarom toch voelen.
Ieder mensch maakt fouten in het leven,
dat is tenslotte niet erg, mits wij maar het
besef hebben, dat wij onze fouten moeten
leeren. Een mensch met levenservaring en
neiging tot zelfkennis zegt niet zoo gauw:
„Dat begrijp ik niet". Hij zwijgt stil en
denkt na.
Wij moeten veel nadenken om tot een
rijper blik op het leven te komen en naden
ken en praten gaan eenmaal niet samen,
Een waarlijk levenswijs mensch (ntet
degene die daarvoor gaarne willen door
gaan) zal altijd opvallen door teruggetrok»
kenheid en zwijgzaamheid. Eerst wanneer
er noodzaak bestaat, of zelfs de mogelijk
heid eene die minder rijp is te helpen, zal
hij die zwijgzaamheid verbreken en op be
scheiden wijze blijk geven van zijn grootere
ervaring, zijn dieper inzicht. Vandaar wel
licht de uitdrukking: „Stille wateren heb
ben diepe gronden." Dr. JOS DE COCK.
IETS OVER HET METEN VAN DE
VERSTANDELIJKE ONTWIKKELING.
De eerste grootscheepsche meting van de
verstandelijke ontwikkeling van schoolkin
deren is in Amerika gedaan. Voor dien tijd
hadden we al metingen gehad en werd er
in paedagogische kringen wel over intelli
gentieschalen gesporken, doch practisch ge
schiedde dit op beperkte schaal.
In 1916 stelde de Amerikaansche vereeni-
ging een bedrag van 25.000 ter beschik
king om methodes te ontwerpen voor het
bepalen van de intelligentie van schoolkin
deren. Een aantal professoren verrichtte de
voorbereidende werkzaamheden. Na talrijke
proefnemingen en onderzoekingen vonden
zij tenslotte een aantal geschikte opgaven,
tests genaamd, welke voortaan gebruikt
zullen worden voor het bepalen van de ver
standelijke ontwikkeling van schoolgaande
kinderen.
In ons land hebben deze tests vooral be
kendheid verworven door den arbeid van
Dr. Luning Prak, die in samenwerking met
Mej. J. L. F. H. Meertens de Amerikaansche
tests bewerkte voor de Nederlandsche
schoolkinderen. Wie uitvoerig kennis wil
nemen van deze tests schaffe zich een com
pleet stel aan. Uitgave J. B. Wolters Gro
ningen.
Wanneer een onderwijzer zijn leerlingen
wil gaan testen, heeft hij daarvoor een aan
tal zaken noodig, n.1. een handleiding, welke
volledige aanwijzingen geeft, een t e s t-
boekje voor de leerlingen en voorts een
schema voor het corrigeeren der proeven
De resultaten worden vastgelegd op de ze
klassestaat, die bij elk stel testboekjes'is
ingesloten.
Bij het testen zijn de volgende punten
van belang:
De leerkracht moet volmaakte orde be-
zitten.
Hij moet duidelijk spreken, niet te snel
en met te vlug en luid genoeg.
wo^eret stipte gehoorzaamheid geëischt
Aanwijzingen moeten letterlijk opgevolgd
^en-fC'n in g6en geval ma^ de onderwijzer
gaan uitleggen. J
Alle storingen van buiten bijv. moeten
tegengegaan worden.
Van elke proef moet uitsluitend het aan
gegeven aantal minuten gebruikt worden
Overschrijding van dit aantal is niet ge
oorloofd. &e
Een stop-watch is welhaast onmisbaar.
Afkijken moet streng geweerd worden.
Voorts moet gezorgd worden, dat het ma
teriaal in orde is, de leerlingen de beschik
king hebben over een paar gepunte pot-
looden.
Aan ieder onderzoek gaat eerst een vuur
proef vooraf, om de leerlingen eenigszins
vertrouwd te maken met hetgeen volgt.
Uitvoerige aanwijzingen vindt men in dit
verband in de handleiding.
Waaruit bestaan nu de opgaven?
Daar zijn:
A. Sommen. Van zeer gemakkelijke tot
moeilijke.
B. Het aanvullen van onvolledige zinnen.
C. het bepalen van het juiste woord, De
logische keuze.
D. Het kiezen van tegenstellingen.
E. De zg. „sleutelproef".
Deze bestaat uit een groot aantal ver
schillende figuren. Onder iedere figuur staat
een cijfer. Voor de rij staat de sleutel.
De bedoeling is, dat de kinderen nu het
juiste cijfer onder de figuren zetten. Gelet
wordt op het goede aantal in een bepaalden
tijd.
Wanneer de opgaven gemaakt zijn, gaat
de onderwijzer de zaak corrigeeren. Voor de
correctie gelden weer allerlei bepalingen.
Aan de hand dezer gegevens kan dan de
onderwijzer dan tenslotte de norm.
Voorts zijn er nog enkele tabellen, niet
behulp waarvan de onderwijezr het intelU"
gentie-quotient vindt.
Het zou mij te ver voeren, dit alles hief
uiteen te zetten, van belang is alleen, dat d
gevonden resultaten kunnen dienen om een
overzicht te krijgen van de verstandelijke
ontwikkeling van de leerlingen in een be
paalde klas.
Aand e hand dezer gegevens kan dan
ouders advies verstrekt worden.
Na lezing van het bovenstaande zal h
duidelijk zijn, dat testen niet ieders weIA n
en dat onbevoegden of ongeroutineer
geen zuivere of onbetrouwbare resulta
vinden. Dit ter waarschuwing.
Wat zijn nu de voordeelen en de nade
van dit testen?
Laat ik nu reeds opmerken, dat men
hierover nog lang niet eens is en
bepaalde kringen het besten zelfs
keurd wordt. -
Doch hierover weer in een volgend hoekj
OVEEKA-