't HOEKJE
OUDERS
HET KARAKTER VAN NIEUWEDIEP
De week
tio-ait!
Herfst in het Park
A oordholl.
Noordwesthoek
Het test-onderzoek
in feiten en fantasieën
Cameleon
Bij de Indianen
VROEGERE WAPOieONTiscRi VCSTIN.CrKUUR OP KAAP HOOFD*
Al wandelend naar den uitersten Noord-
West-punt van Noordholland, komt men aan
een merkwaardige plek, n.1. waar de eeuwen
door een harden strijd gestreden is tegen het
water en tevens de plaats, waar zich de
historische ringmuur bevond. Een bouwwerk,
waar de herinnering aan Keizer Napoleon
mee verbonden was. Van Napoleon, als Con
sul van Frankrijk, de „Redder des lands" ge
noemd; later vooral bij de overheerschte vol
keren heimelijk „1'ogre", de menscheneter ge-
•heeten.
Deze muur was het buitenste deel van een
der fortificaties, die de Keizer deed aanleg
gen en was gemetseld van forsche roode stee-
nen. Hij was van boven voorzien van ijzeren
punten en scherven glas, die met cement be
vestigd waren. In den muur waren voorts
schietgaten, en het geheel had nu niet be
paald een vredelievend uiterlijk.
doorsnede. ZD-ND
VAN OE RINOtlUUR*
Het was een van de steunpunten in de
eindelooze rij, die langs de kust van Neder
land, België en Frankrijk waren aangelegd,
ter verdediging van het Keizerrijk tegen En
geland. De burgers van het in dien tijd juist
nog al vooruitgaande oude Den Helder moes
ten aan de kosten van deze forten meebetalen.
Soms in wekelijksche termijnen. En als men
niet in staat tot betalen was, moest men mee
arbeiden als in een soort heerendienst. (Be
wijzen hiervan zijn in 't Heldersche gemeente
archief aanwezig).
In 1811 kwam de Keizer, die toen op het
hoogtepunt van zijn macht stond, hier naar
toe om de gereedgekomen sterkten te inspec-
teeren. Hij wilde immers in 1812 den Rus-
sischen Czaar gaan onderwerpen en moest
overtuigd zijn, dat zijn „Westwal" in orde
was.
Hoe zullen ook achter de dikke muren van
dit bastion de Fransche douaniers gezeten
hebben, al loerend op smokkelaars, We weten
immers, dat het continentaal stelsel de han
del met Engeland geheel verbood.
Als we het bijgaande situatiekaartje be
kijken, dan zien wij onmiddellijk, dat dit
bastion een goede uitkijkpost was. En als het
op verdedigen aan kwam, dat het de zee en
den weg op den dijk naar beide kanten ge
heel bestreek.
hielden is wel bekend, en dat is niet zoo
moeilijk te begrijpen. Er was hier groote be
hoefte aan koloniale waren, waardoor de
sluikhandel met Engeland, bij goeden afloop,
zeer loonend was. Daarbij kwam nog, dat
onze vrijheidslievende landgenooten zich met
tegenzin schikten onder den ijzeren scepter
van den overheerscher. Er kwam dus nog een
Dat de Hollanders niettegenstaande de con
trole zich flink met den smokkelhandel bezig
sportief element bij. Ook de arme bewoners
van deze contreien zullen zich wel met dezen
avontuurlijken handel hebben bezig gehouden.
Een andere herinnering aan den tijd van
de overheersching zijn de vele Fransche
familienamen, die men hier nog aantreft:
Trousselot, Frangois, Collier, le Mahieu
(waarschijnlijk een verbastering van le Meil-
leur, Mallet, Lorette, Guillard, Couvreur, Limo-
nard en vele anderen, waarvan de overgroot
vaders hier veelal in 't land zijn gekomen als
soldaat, officier of douanier van Napoleon).
Te zeggen, dat deze- en vele andere families
van Franschen oorsprong hier altijd na 1810
gewoond hebben, is niet de bedoeling, maar
er is een aantal onder, waarvan dit vast
staat. Het zou wel aardig zijn dit eens na te
pluizen. Wellicht, dat het gemeentelijk archief
hiertoe eens opengesteld kan worden.
Ook waterstaatkundig is „Kaap Hoofd"
altijd door een belangrijk punt geweest.
In den loop der jaren is de kust hier velé
honderden meters teruggedrongen. Op kaar
ten vanaf pl.m. 1400 kan men den voortduren-
den teruggang opmerken. (Het Historisch
Genootschap „De Kop van N. Holland" heeft
er verschillende ter bezichtiging).
De laatste anderhalve eeuw heeft men hier
de vlag echter niet meer behoeven te strijken
in den strijd tegen de stormvloeden.
Wel zijn op deze plaats om het onderzeesch
beloop tegen uitschuring te beschermen groote
zinkstukken neergelaten van gevlochten rijs
hout. Deze werden dan met stortsteen tot zin
ken gebracht op de gewenschte plekken. Ze
zijn een goed beschermingsmiddel gebleken.
De laatste jaren althans heeft men hier deze
voorzieningen niet meer behoeven te treffen,
naar ik meen. Wel moet het steenstorten bij
gehouden worden.
De oude ringmuur, die in de latere jaren
ingelascht was in den gordel tot afwering van
de golven, is gedurende eenigen tijd een
zwakke stee in deze zeewering geweest.
Ten Zuiden en ten Oosten ervan had men
den zeedijk met een vrij hoogen zanddijk extra
opgehoogd. Dit was niet gebeurd vlak achter
den ringmuur, waar zich de geul bevond,
waarin vroeger de schutters moesten post
vatten. Dit schiep een gevaarlijke situatie bij
storm, vanwege het over den muur- en door
de schietgaten komende water.
Thans is de oude vestingmuur in den groo-
ten keermuur opgenomen. Alleen een enkel
stuk in het Noord-Oostelijk deel is nog te zien
aan den binnenkant van den dijk.
Het zou wel aardig zijn, als dit stukje
„Westwal 1811" gespaard zou kunnen blijven
in den loop van de jaren.
Vooral in een gemeente als Den Helder met
zoo weinig historische overblijfselen, is het
zaak om niet alles, dat eenige geschiedkun
dige waarde krijg, bij de minste aanleiding,
dadelijk maar te verwijderen.
Want als men dit zou blijven doen, dan zou
onze jonge stad en omgeving altijd dat nieuw-
bakkene houden, dat hier o. i. nog te veel
kenmerkend is.
VOOR DE
In het vorig artikeltje sprak ik reeds
over de wijze, waarop sedert de laatste ja
ren getracht wordt een onderzoek in te stel
len naar de intelligentie van het schoolkind.
(Terloops zij opgemerkt, dat het onderzoek
zich ook richt op kleuters). Het groote
voordeel van dergelijke onderzoekingen zou
zijn, dat men aan de hand van de uitslagen
de ouders zou kunnen adviseeren hun kind
verder te laten leeren of het na afloop van
den schoolleeftijd in een of ander bedrijf te
laten opnemen, enz.
Ik gebruik hier met opzet de woorden
zou zou, omdat ik nog niet zoo heel zeker
ben, dat de gevonden resultaten van test-
onderzoek volkomen betrouwbaar zijn. Wan
neer een ongeroutineerd of ondeskundig per
soon gaat testen, geef ik voor de resultaten
niets en indien ze gevonden worden door
een volkomen deskundig en geroutineerd
onderzoeker, dan stel ik nog de vraag, of
wel met alle factoren rekening gehouden
wordt en werd!
In het maandblad: „Paedagogische Stu
diën" vinden we een uiterst belangrijk arti
kel van de hand van de H.H. P. Bronkhorst,
leeraar aan het Lorentz-lyceum te Eind
hoven en F. Evers, Hoofd eener Nutsschool
te Eindhoven, in welke bijdrage genoemde
heeren uiteen zetten, dat zelfs de meest
accurate gegeven ons kunnen bedriegen.
De door genoemde heeren nagegane leer
lingen waren indertijd getest door Dr. Lu-
ning Prak, zeker wel een autoriteit op dit
terrein
Dr. Luning Prak huldigt de meening, dat
leerlingen met een intelligentie-coefficiënt
van 120130 desnoods naar een 3-jarige
H.B.S., maar niet naar het gymnasium
mogen.
Genoemde heeren hebben nu gevonden,
dat van de 20 gymnasiumleerlingen met een
I. Q beneden 130 er 11 volkomen, 4 matig
en 5 ongeschikt waren. Van 12 leerlingen
met I. Q. 130 bleken er 11 geschikt te zijn
en 1 matig geschikt.
Soortelijke gegevens vonden zij voor leer
lingen, die de H.B.S. bezochten, ondanks
het feit, dat hun I. Q beneden 130 lag.
Ouders met belangstelling voor deze ma
terie verwijs ik gaarne naar dit belangwek
kend veslag. Het is te vinden in Paedagogi
sche Studiën Februari 1939.
Het bewijst overduidelijk, dat men toch
altijd zeer voorzichtig moet zijn met de on
derzoekingen naar de intelligentie van leer
lingen en dat er tijdens zoo'n onderzoek
wellicht factoren invloed uitoefenen, welke
nadeelig zijn voor den uitslag of wel, dat
er eenmaal op de school plaatsgenomen,
leerlingen zijn, die plots uit „de kluiten
wassen".
In dit verband wil ik nog eens wijzen op
de belangrijke beteekenis van den wil. Ik
ken een collega, die heusch niet tot de slim-
sten gerekend kan worden, doch dank zij
een onverzettelijken wil toch in staat was
onderwijzersacte, hoofdakte en een lagere
akte voor een moderne taal te verwerven.
Erkend moet worden, dat deze collega tel
kens eenige malen „zakte", maar zijn wil
was zoo sterk, dat hij voortging en het doel
bereikte.
Ik wil dus maar zeggen: laten we wel op
passen met onze conclusies, dat een bepaal
de leerling ongeschikt is voor verdere studie.
Ook op dit terrein zijn de wonderen de we
reld nog niet uit.
Natuurlijk moeten dergelijke wonderen
enorm hard werken, een groot doorzettings
vermogen hebben en zullen zij tijdens hun
studie het zeer zwaar hebben.
Wie na lezing van het bovenstaande zou
meenen, dat ik geen waarde hecht aan het
test onderzoek, vergist zich. M.i. is dit on
derzoek van veel waarde, mits men maar
rekening houdt met onverwachte omstan
digheden en er niet de kracht van de Wet
van Meden en Perzen aan toekent.
In zeer vele gevallen is gebleken, dat de
gevonden resultaten werkelijk een betrouw
baren aanwijzer vormen voor de latere stu
diekansen van de leerlingen.
Doch nogmaals: men wage zich alleen
dan aan advies wanneer men met de groot
ste stelligheid advies kan geven.
Gedurende eenige weken heeft men
doen. Doe gewoon dan gaat alles
in de dag-, week- en maandbladen die
beroemde advertentie kunnen lezen,
waarin stond, dat we gewoon moesten
weer gewoon"aldus was het criterium
van dit streven, dat beoogde de men-
schen weer wat rustiger te maken, zoo
dat het gewone leven weer gewoon z'n
gang kon gaan.
Het was trouwens de hoogste tijd, dat
men er een stokje voor ging steken,
want wij hebben verschrikkelijk ONge-
woon gedaan. Die eerste dagen van Sep
tember leek het er veel op, dat ook Ne
derland al midden in den oorlog zat. Of
er al geen vet en kleeren meer te krij
gen waren en of we den volgenden dag
reeds aan de eenheidsworst en 't andere
mobilisatievoedsel toe zouden zijn.
Langzamerhand kwam het verstand
weder terug.
Maar nu loopt alles dan weer ge
smeerd. Er zijn weer feest- en filmavon
den. Er zijn weer kunst- en cabaretuit
voeringen. Mondorgelclubs, konijnen-
houdersvereenigingen en de speeltuinen
vieren feest of maken plannen om dat
te doen. De scholen zijn weer aan de
gang, Casino is avond aan avond bezet
en we denken niet meer aan den oorlog.
Nu ja. we lezen de krant, schudden
het hoofd en zeggen dat het toch maar
heel erg is. Maar het is héélemaal over
de grenzen en dus ver van huis. Abes-
synië was nog verder van huis, zij het
niet zoo ver als Spanje, maar wie maalt
er nog om de Spaansche generaals en
om de Abessynsche Rassen? En laat
ons stille zwijgen over Oostenrijk, over
Tschecho-Slowakije. Nee, laat ons er
niet aan denken. Laat onze toch al niet
bijster stabiele rust in tact blijven, en
gun ons een zekere mate van vergetel
heid. In Den Helder merk je niet veel
meer van den oorlog. Men kegelt weer.
men biljart, men kaart en brengt den
winter zoek. Het is alles weer recht ge
noeglijk en als er geen kranten waren....
wel dan leefden we in Abrahams schoot.
„Zij is net een cameleon; ze schijnt overal
waar zij komt, dadelijk thuis. Hetzij aan
een ziekbed of in een danszaal, bij rijk en
arm, bij hooggeplaatste familie's en in een
zeer eenvoudig milieu, -op een feest of
aan een sterfbed. En toch is zij overal zich
zelf. Merkwaardig die Erna."
Het werd gezegd met verwondering, met
een lichte afgunst en met schoorvoetende
bewondering.
Er n a is merkwaardig, in zooverre dat
zij blijk geeft van een zeer sterke persoon
lijkheid en van een tact, door vele en veel
zijdige ervaringen verkregen.
Er behoort een sterke persoondijkheid toe,
om zich aan ieder mensch en aan alle om
standigheden snel en volkomen aan te pas
sen.
Er behoort eerlijkheid toe om overal thuis
te schijnen, want de huichelaar schijnt
nergens „thuis", al doet hij nog zoo zijn
best voor het tegendeel.
En tenslotte heeft men de tact, die alleen
door ervaring te verkrijgen is, noodig, om
een dergelijk veelomvattend en elastisch
aanpassingsvermogen te verwerven.
Want men moet zich velerlei types en
velerlei situaties kunnen voorstellen om
zich overal te kunnen aanpassen. En men
kan zich slechts volkomen datgene voor
stellen, hetgeen men zelf reeds heeft mee
gemaakt.
Wat is tenslotte een „persoonlijkheid?"
Een combinatie van elkaar tegengestelde
eigenschappen met als heerschende eigen
schappen: Zelfkennis en naastenliefde.
Ieder menschelijk karakter heeft verschei
dene aspecten, is als een prisma met ver
schillende vlakken.
De mensch, die een persoonlijkheid is heeft
ernst in zich en vroolijkheid.
Aan een sterfbed komt de ernstige kant
naar voren, in een feestzaal de vroolijkheid,
en aan een ziekbed een mengsel van ernst
(die rust geeft) en vroolijkheid (die de pa
tiënt opbeurt).
En al!es is echt omdat de bestanddeelen
van elk prisma in w e r k e 1 ij k h e i d deel
uitmaken van de persoon, die deze prima's
toont.
Een persoonlijkheid behoeft zich nimmer te
wringen, maar tact geeft aan, welke zijde
van zijn wezen de betreffende situatie van
de betreffende persoon momenteel vereischt
wordt.
Een persoonlijkheid zal men zelden over
zichzelf hooren spreken, en zeer zeker zal
men haar of hem nooit hooren zeggen: „Ik
ben een persoonlijkheid".
Want persoonlijkheden geven te veel tijd
aan het tekort en de stemming van anderen,
om veel met zichzelf bezig te zijn. Daarnaast
bestaat het psychologisch feit, dat elk
mensch zich meer bezig houdt met hetgeen hij
zou w 11 e n zijn, dan met hetgeen hij i s.
Vandaar dat een persoonlijkheid geen moeite
meer doet om zich als zoodanig aan te kon-
üigen.
Slechts weinigen worden als persoonlijkheid
geboren. Men kan zich tot een persoonlijk
heid opwerken door het eigen „ik" en da
weinigen waaraan men door en door gewend
is, niet langer als maatstaf te laten gelden,
maar zich open te stellen voor anderen,
en voor anders dat men gewend is.
Wanneer u in een situatie geplaatst wordt
waarvan U geen ervaring heeft, begint dan
met Uzelf af te vragen: „Wat is hier ge
beurd? Wat moeten deze menschen voelen?
Wat zou ik zelf voelen onder dergelijke om
standigheden?"
Na beantwoording van deze vragen kunt u
bij benadering vaststellen, wat de betreffende
personen nooig hebben, en dit trachten te
geven. Want dit is de eerste stap op den weg
naar persoonlijkheid: toegankelijk zijn voor
anderen en anders dan men gewend is, en
onmiddellijk putten in de reserves van Uw
eigen wezen naar het aspect, dat het meeste
aan het doel beantwoordt.
Wie dit ernstig doet, zal aspecten van het
eigen wezen ontdekken, waarvan hij het be
staan tevoren nooit vermoedde!
Dr. JOS DE COCK.
Haast?haast nooit
hebben gewone bestellingen
haast 1 Laat de bestelauto
van uw winkelier dus geen
extra-ritten maken: helpt
mee, om Neerlands benzine
verbruik te beperken: het
is een eisch des tijds! Haast
u, om die ,,geen-haast-ge-
woonte" tot de uwe te maken 1
De Senika-Indianen, die in Zuid-Amerika
wonen, hebben een heel bijzondere ge
woonte, wanneer iemand gestorven is. Die
gewoonte stamt al van heel vroeger. Ieder
v/eet, dat sommige Indianenstammen nog
heel bijgelovig zijn en daaraan is ook deze
eigenaardigheid te danken. Als een jong
meisje van de stam sterft, worden een aan
tal jonge vogels in kooien opgesloten en
moeten daarin blijven, tot ze voor het eerst
beginnen te zingen. Daarna worden ze naar
het graf van het meisje gedragen en daar
boven losgelaten. Nu geloven de Indianen,
dat de dieren niet eerder ophouden te vlie
gen en hun ogen niet eerder sluiten dan
dat ze „het rijk van de Zalige Geesten" be
reikt hebben en daar hun boodschap heb
ben overgebracht. Omdat ieder familielid
en iedere vriend van dit middel om een
boodschap aan de gestorvene over te bren
gen, gebruik maakt, vliegen soms honder
den gevleugelde zangers boven het graf
van een Indianenmeisje op.