Jan Zeedijk in Amerika
Het litteken
in de hand
De Avonturen van
Nieuw Raadsel
Wie kan goed schatten
Met pijl en boog
door R. j. VAN NEER VOORT
IB-eAie jongzivi en meiwei!
Het is te hopen, dat het vanmiddag weer
niet zo regent als de vorige week Zaterdag
want toen is de hele optocht van de Zondags
schooljongens en meisjes in het water ge
vallen, en er waren geloof ik verscheidene
vriendjes en vriendinnetjes,die meegestapt
zouden zijn, IVel duizend kinderen zouden er
bij elkaar geweest zijn. Als het nu goed weer
is, gaat die wandeling vanmiddag door, zoals
jullie gisteren gelezen hebt. Ik hoop dus, dat
Jan de wind z'n grote mond een beetje houdt
en dat de regenwolken hun overtollige wa
terlast maar ergens anders deponeren.
Van de week was de verloting van de taart
aan de beurt en ik zal dus maar gauw de
naam van de gelukkige noemen. Hier staat
hij
NEELTJE COSTER,
Wachtstraat 26.
Annie Zeedijk. 't Is leuk, dat het eerste
briefje van deze week voor jou is, Annie, om
dat jij het eerste nieuwe vriendinnetje bent,
dat ik in de briefjes tegenkom, Ik heb trou
wens een idéé, dat er heel wat „nieuw goed"
bij is, als ik de grote stapel voor me zie
liggen.
Corrie Laféber. Ja, het is een gezellige
en nuttige vereniging, die van de padvin
ders, Corrie, en ik kan me begrijpen, dat jij
er heel wat fijne uurtjes doorbrengt. Je zal
aan die tijd altijd prettige herinneringen be
waren en dat is wat waard, want dat neem
je je leven lang gratis mee.
Rie en Tinie Groothuis. Wat een ver
rukkelijke vacantie heb jij gehad, Rie. Je
bent bijna het hele land doorgereisd, wat zal
je genoten hebben en wat zal je nu nog vaak
terugdenken aan die tijd. Toch mogen jullie
Mok niet klagen over de herfstvacantie, want
er zijn een paar fijne zonnige dagen bij ge
weest.
Ida Laféber. Ik begrijp, dat jij een zusje
van Corrie bent, Ida, niet alleen aan je
naam, maar jullie wonen in hetzelfde huis
en het zou dus wel heel toevallig zijn, als je
een nichtje was. Het spreekt vanzelf, dat je
inee mag doen.
Piet Doezie, Ja, dat is vorige week een
goede Zaterdag voor jou geweest, Piet, ook
al regende het buiten pijpestelen en joeg de
wind bijna door de dikke stenen muur van
je huis heen. Een boek gewonnen, een fijn
cadeau voor zo'n storm en regenmiddag. Nu
nog een taart, dan ben je helemaal een ge
luksvogel.
Willy Battem. Jij hebt vast een goed
cijfer voor je opstellen, die je op school
maakt, Willy, want je schrijft zó gezellig,
dat ik denk, dat je ook wel eens een ver
haaltje voor 't Juttertje in kan sturen. Zou
het gaan?
Tonny Pottinga. Pas op Tonny, je
moet niet alleen met de raadsels meedoen
als je je verveelt, want dan ben ik bang, dat
ik niet veel briefjes en oplossingen van je
krijg. Je verveelt je toch niet vaak? Na
tuurlijk alleen als je binnen moet blijven en
je hebt geen mooi boek. Nu, die moet je
zien te winnen door de raadsels. Afgespro
ken?
Henny Rebel. Al kun je misschien niet
goed rekenen, Henny, je kan wel gezellig
schrijven en dat is ook wat waard. Rekenen
zal je ook nog wel goed leren, als je je best
doet. Je bent welkom in onze vriendenkring,
hoor.
Anton Rebel. Het raadsel van de vo
rige week was bepaald erg gemakkelijk,
Anton, want ik heb zoveel oplossingen en
briefjes gekregen, dat ik denk de laatste
niet eens allemaal te kunnen beantwoorden.
Jullie mogen natuurlijk de oplossingen in
een envelop doen en je maakt met z'n vier
tjes ook alle vier een kans voor het boek
of de taart, hoor.
Adri Rebel. Wat een rebelletjes krijg
ik nu. Jij bent derde en nummer vier
wacht nog op antwoord. Dus zal ik hier
maar stoppen.
Grietje Rebel. Ook jij nog een woordje,
Grietje. Je vraag beantwoordde ik al aan
Anton. Daag, hoor, tot volgende week.
Rozenknopje. Ja., jij bentveertien,
dus mag je een schuilnaam gebruiken, als
je dat leuk vindt. Ik ben benieuwd of jij
lang mee zal doen. Wat denk je?
Jan Post. Je bent niet de enige, die
graag een mooi boek wil winnen, Jan. Al
m'n vriendjes en vriendinnetjes kijken er
Zaterdags het eerst naar uit.
De Bengeltjes. Ja, op zijn manier kan
Ebbo praten, Bengeltjes, maar dat verstaat
denk ik alleen de poes, want die zit om hem
heen te spinnen, terwijl die kleine peuter
hem wijs zit aan te kijken en allerlei ge
luidjes tegen hem zegt. Dan slaat die poes
z'n pootjes om z'n arm of soms springt ze
hem in zijn nek, maar dat vindt hij niet
leuk, dat begrijp je.
Theo de Kok. Best, Theo, doe mee en
Win wat.
Jeanne Orijnus. Het begin van de va-
cantie was niet goed, Jeanne, maar het
middenstuk wel en het slot was ook niet
slecht. Dus is er geen reden tot klagen,
vind je wel?
Winterkoninginnetje. Ja. ^at is een
goede schuilnaam voor deze tijd. De winter
heeft nu heus zijn intrede gedaan, niet
alleen met regen en storm, maar ook met
kou. Wat was het van de week een paar
dagen venijnig weer. Maar gezeliig is deze
tijd toch ook. kijk maar eens hoe de étala
ges al klaar gemaakt worden voor de
feesten.
Ida Kok, Den Hoorn (T.). Hat be
grijp ik niet, Ida, dat je broertje nu niet
geschreven heeft. Ook al zou zijn naam nu
vorige week niet bij de goede oplossers ge
staan hebben, dan kan dat toch nog wel
altijd de oorzaak zijn, dat het raadsel mis
schien toch fout was. Nu heeft hij deze
week helemaal geen kans gemaakt. Vol
gende week weer zenden, hoor.
Jan Boekei. 't Zijn net grappige dier
tjes, die konijnen, Jan. Pas maar goed op ze.
Jongens en meisjes, ik moet heel wat
vriendjes en vriendinnetjes vandaag teleur
stellen. ik moet stoppen met de beantwoor
ding van de briefjes. De krant moet weg.
Volgende week zal ik dus de jongens en
meisjes schrijven, die vandaag geen ant
woord kregen. Zenden jullie dus deze week
geen briefjes, alleen de oplossingen van de
raadsels.
Oplossingen raadsels vorige week
1. Het raadselhoekje gaaT WEEr begin
nen! Doet allen meê!
2. Los zELF dit raadsel op wACHT niet,
tot anderen je helpen.
3. Hou moeD RIEp de redder en sprong
den drenkeling na!
Goede oplossingen ontvangen vant
Hennie, Sientje en Beppie Korbee; Hen-
nie de Werker; Jaap Toes; Jan Boekei;
Gerard Kremer; Ria de Jong; Maria, Theo-
dora Hirsch; Corrie Koningstem; Joh. Dek
ker; Bep v. Rijswijk; Wijnand Kerstens;
Ida de Kok, Den Hoorn, Texel; M. Verbeek;
Ieke de Langen; Nellie de Langen; Tini v.
Brederode; Loekie en Annie Janssen; Jan
Wever; Greetje Westra; Henk en Jeantje
Westra; Nelli Rotgans; Jan Koomen; J.
Riedeman; Jac. F. M. Berkhout; Jac. Doe
zie; Rie Cramer; Corrie- Orijnus; Neeltje,
Fritsje, Tinie en Coentje Coster; Joop
Buschman; Jan Driese; Beppie Vink; Sien
tje Hooiveld; Eillie en Tilly Bisschop; Bali,
Annie en Cor v. Bijn^n; Loekl en Leon v.
d. Wal; Annie en Jantje te Brüggen; Willie
Battem; Piet Doezie; Lenie v. d. Maas;
Henny, Antoon, Adri, Greetje Rebel; Ro
zenknop; Jeanne Orijnus; Jan Post; Theo
de Kok.
INVULRAADSEL.
X wintersport-artikel.
X voedsel.
X plaats in Drente.
X opzichter in Ned.-Indië.
X vogel.
X uurwerk.
t X klap in 't gezicht.
s X overlevering (sprookje).
.X roofdier.
De laatste letters van boven naar onder
gelezen, vormen de naam van een groot be
drijf, dat in ons land kort geleden zijn 100-
jarig bestaan vierde.
„Dat heb ik nu toch al een millioen keer
gezegd!" zei Robbie, die wel van een beetje
overdrijven hield. Oom Hans, die dat hoor
de, begon te lachen en zei: „Jongetje, heb
jij wel eens idee, wat je daar zegt? Weet
jij wel. hoeveel een millioen is?"
„O, ja, een millioen is duizend maal dui
zend!" antwoordde Bobbie meteen.
„Ja, dat is waar, maar kan je je een beet
je voorstellen, hoeveel dat is?"
Robbie keek zijn oom verwonderd aan en
zei toen: „Ja, 'k weet niet, heel veel in
ieder geval."
„Als je nu eens eer, gewone haar neemt.
Bijvoorbeeld een haar vanjezelf. En als je
die haar nu een millioen keer zo dik kon
maken, hoe dik zou die dan ongeveer zijn?"
Robbie dacht even na en zei toen: „Zo
dik als een arm, of misschien zelfs wel als
een flinke boom!" Nu begon oom te lachen.
Ik dacht wel, dat je zoiets zou zeggen. Nee,
Rob, dan stel je het je toch nog helemaal
niet goed voor. Als je een haar millioen
keer kon verdikken, zou hij ongeveer 100
meter dik zijn!"
Nu was Robbie toch wel verwonderd,
maar toen oom zei, dat je bij die bereke
ning aannam, dat een haar 1/10 m.m. dik
was en toen hij het hem voorrekende, zag
hij in, dat oom gelijk had. Nee, dat had hij
zich toch werkelijk niet voorgesteld.
„En nu eens iets anders. Als je tot
1000 000 wilt tellen, hoelang denk je dat
je daarvoor noodig hebt?"
Robbie dacht lang na. „Ja", zei oom, „als
jij 's avonds niet kunt inslapen en dan tot
duizend telt, dank je natuurlijk, dat je al
heel ver bent. Maar hoelang zou je nu moe
ten tellen, tot je bij een millioen bent ge
komen. We zullen aannemen, dat je een tel
per seconde doet."
„Ik denk, dat ik dan de hele nacht zou
moeten doortellen", zei Robbie nu.
„Mis", lachte oom. „Je zou dan 30 dagen
lang elke dag bijna 10 uur achter elkaar
moeten tellen en dan was je bij een milli
oen aangekomen! Reken het straks zelf
maar eens uit. Je weet, dat een uur 3600
seconden heeft en je zou dus 3600 tellen in
een uur doen."
Oom lachte over het verbouwereerde ge
zicht van zijn neefje. Ja, hij had wei ge
dacht, dat Robbie een verkeerd begrip had
van een millioen.
„Nu zal ik je nog één ding vragen", zei
hij lachend. „Als je een gewone vlieg
neemt, die ongeveer 7 m.m. lang is en je
zou die een millioen maal vergroten, hoe
lang denk je dan, dat hij werd?"
Weer dacht Robbie na en zei toen: „On
geveer zo groot als een boot, die naar In-
dië vaart. Zo'n hele grote, dan ik wel eens
bij Amsterdam heb gezien!"
„Alweer mis, jongen, die vlieg zou 7 km.
lang worden! Dus als je langs dit beestje
wilde lopen en je stapte flink door zou je
er ongeveer 1 uur en 20 minuten over dien,
voor je van zijn kop bij zijn achtereind
was! Als we nu ook eens bedenken, dat we
een normaal mens een millioen maal lan
ger konden maken, zouden we een man
krijgen, die.... 1700 k.m. lang was!" En
toen Rob heel ongelovig keek, rekende oom
Hans het precies voor. Robbie werd draaie
rig /an zulke grote getallen. Maar oom
streek hem over zijn haar en zei: „Nu
jong, ik denk, dat je nu niet zo gauw meer
zult zeggen, dat je iets al een millioen keer
hebt gezegd! Want als het een hele zin is,
zou je er maandenlang werk mee hebben!"
Er zijn verschillende manieren om op
visvangst te gaan, zoals allen weten. Een
van de grappigste manieren is misschien
wel, diegene, die langs de Malaberkust in
Voor Indië wordt toegepast. Hier trekken
de vissers er met pijl en boog op uit en
schieten de vissen dood, als ze langs zwem
men.
De gewoonte, om verschillende dranken
met rietjes te drinken, stamt niet uit de
laatste tijd. Al voor onze jaartelling wer
den voor een Egyptische koningin „rietjes"
van goud gemaakt. Pas veel later werden
echte rietstengels voor dit doel gebruikt.
door Jan van Leeuwen.
Het was een drukte van belang in de
werkplaats van den slotenmaker Varens.
Zes knechts waren aan het werk en de leer
jongen. Tom liep van den een naar den
ander en deed allerlei kleine werkjes. Zijn
vaste plaats was bij het raam, van waaruit
hij het pleintje kon overzien. Telkens keek
hij naar het fruitkraampje van juffrouw
Was, waar de meeste mensen uit het dorp
hun fruit kwamen kopen.
De zagen en boren snerpten en zoemden
en je moest hard roepen om elkaar te kun
nen verstaan. Het geluid van de zagen
klonk alvertrouwd in Toms oren. Hij was
nu een paar maanden bij Varens in dienst.
Wat was zijn moeder blij geweest, dat hij
eindelijk een baantje had gekregen. Hij
was haar oudste zoon. Na hem kwamen nog
drie kleine kinderen. Zijn vader was ge
storven en zijn moeder moest dag en nacht
werken om voldoende geld voor haar gezin
te kunnen verdienen. Daarom was ze zo
blij, dat Tom leerjongen mocht worden bij
baas Varens. Als hij daar flink wat geleerd
had, kon hij misschien meteen knecht wor
den en dat zou een heel stuk helpen. Dan
zou Tom elke week wat geld aan zijn moe
der kunnen geven en hoefde zij op de
duur niet meer zo hard te werken.
Freek en de appels.
Maar aan al die dingen dacht hij nu niet.
Hij keek naar buiten en zag juist, dat
Freek, zijn aartsvijand, een zak appels
kocht bij juffrouw Was. Jaloers keek hij
hoe Freek betaalde en daarna meteen be
gon te eten. Waarom kon die nare Freek
nu wel appels kopen? Vanaf de eerste klas
had Tom ruzie met Freek gehad. Altijd
zaten ze elkaar in de haren en het zag er
niet naar uit of dat ooit beter zou worden.
Nu ergerde Toch zich alweer-omdat Freek
lekkere appels kon kopen, en hijzelf niet.
Natuurlijk was dat wel een beetje kinder
achtig van hem.
Hij had niet gehoord, dat baas Varens in
de werkplaats kwam. Pas toen deze naast
hem was komen staan, schrok Tom uit zijn
overpeinzingen op.
„Tom, breng jij dit even naar buurman
én zeg maar, dat ik zelf strakjes kom om
alles in orde te maken!" Baas Varens gaf
hem een pakje en Tom liep vlug weg. Hij
moest door de huiskamer. Er was niemand
en toen Tom largs het buffet liep, zag hij,
dat er geld op lag. Ineens schoot het door
Toms hoofd, dat hij appels zou kunnen ko
pen, als hij daar één dubbeltje van weg
nam. Hij keek snel achter zich naar de
werkplaats, nam vlug een dubbeltje weg en
ging naar buiten.
Een oneerlijke jongen.
Hij kon zelf niet zeggen, hoe hij er zo
ineens toe gekomen was. Hij had nog nooit
gestolen, maar plotseling werd de verlei
ding te groot. Misschien kwam het alleen
uit jaloezie. Eerst bracht hij het pakje bij
de buren, daarna kocht hij vruchten en
toen kwam juist Freek aan, die een lelijk
woord riep. Een ogenblik later rolden de
jongens ovQr elkaar op de grond. Pas een
kwartier later kwam Tom weer terug. In
de huisdeur stond baas Varens en hij keek
hem ernstig aan en zei: „Ik zag je vechten
buiten, waarom was dat?
Tom kreeg een kleur en mompelde: „Om
dat, omdat hijhij heeft me beledigd en
ik moest.
„En toen heb jij hem een pak slaag ge
geven", vulde de baas aan.
Tom knikte. „Nu, daar zal ik niets van
zeggen", ging baas Varens verder. „Wij
slotenmakers zijn eerlijke mensen en we
hoeven ons niet te laten uitschelden. Ik zei
.we zijn e e r 1 ij k e mensen. Maar jij",
hier ging de stem van den baas omhoog van
woede: „Jij, aap van een jongen bent niet
eerlijk! Hebben de appels je goed ge
smaakt? Ik weet, dat je geld hebt weggeno
men. Je bent betrapt! Je moest een flink
pak voor je broek krijgen. Dat zal je moe
der wel erg prettig vinden, dat haar zoon
een dief is! Ik heb medelijden met je moe
der, maar je gaat eruit! Vooruit, naar de
werkplaats, je kunt je boeltje pakken en
weggaan! Ik wil je niet meer zien."
Doodsbleek stond Tom nu voor zijn baas.
Dikke tranen rolden over zijn wangen en
hij zei alleen maar: „Mijn moeder.." toen
draaide hij zich om en sloop weg, naar de
werkplaats.
Tom bedenkt zelf een straf.
Een paar minuten laten ging baas Va
rens achter hem aan. Midden in de werk
plaats stond Tom. Om zijn rechterhand was
een grote lap gewikkeld. De jongen zag
eruit of hij flauw zou vallen. „Wat is er?"
riep baas Varens streng. „Wat heeft die
vlegel nu weer geda-.n?"
„Ik weet niet baas," zei een van de
knechts. „Het is heel gek, maar hij kwam
binnen, ging naar de oven, nam er een
witgloeiend stuk ijzer uit en hield dat in
zijn hand. Voor we het hem konden be
letten, had hij al een lelijke brandwond."
„Wat?" riep de baas. „Hoe kom je daar
bij? Vooruit, wat is dat voor onzin?"
Tom snikte een paar maal en stotterde
toen: „Ikhet is om mealtijd te
herinneren.ik.ik wil het nooit ver
geten. Zegt u mijn moeder niets.ik
zal nooit, nooit meer zoiets doen!" En hij
barstte in huilen uit.
Verbaasd had baas Varens geluisterd. Nu
keek hij den jongen eens aan en de harde
trek verdween van zijn gezicht. Hij legde
zijn hand op Toms hoofd en zei: „Je hoeft
je boeltje niet te pakken. Ik geloof niet, dat
je ooit nog zoiets zult doen. We zullen niets
aan je moeder zeggen. En ga nu direct
naar den dokter en laat je verbinden! Ik
denk, dat je teveel Indianenboeken hebt
gelezen? Is dat zo?" Hij lichtte Toms ge
zicht op. Tom knikte door zijn tranen heen.
„Ik weet niet.ik lees wel veel, baas!" en
een ogenblik later was hij verdwenen.
Deze leerjongen werd later een bekende,
zeer geziene fabrikant, waar iedereen
graag mee omging en die eerlijk was tot op
een halve cent. Maar niemand wist, waar
het grote litteken in zijn rechter hand van
kwam, waar de fabrikant dikwijls peinzend
naar keek.
13.
„Maar de leden van de bende leven allemaal
nog", herinnerde Zeedijk hem. „En als de
Schorpioenbende het geheim van Warburton
bezit, dan moeten wij het zien te bemach
tigen!"
„Bedoel je, dat je van plan bent om op deze
boodschap te antwoorden?" vroeg Drake.
„Natuurlijk wel!" zei Zeedijk beslist.
HOOFSTUK 2.
De Valstrik.
14.
De volgende middag lag het oorlogsschip
..Kentueky" rustig voor anker in de marine
haven te New-York. Op de signaalbrug stond
een matroos, die op bevel van Jan Zeedijk met
zijn gezicht naar de stad langzaam een bood
schap seinde met vlagsignale*\
,15-
Beneden op het dek gaf Zeedijk den matroos
woord voor woord op.
„Bereid tot onderhandelen met
u geef orders!"
„Hm! dat zal zijn uitwerking wel niet mis
sen," mompelde Jan Zeedijk.
Op datzelfde oogenblik stond een jonge
vrouw met zwart haar voor een van de ven
sters hoog op een Manhattan wolkenkrabber
en glimlachte toen ze door de verrekijker ,die
op de signaalbrug van de „Kentueky" was
gericht, de boodschap opving.
16.
Om één uur ontving Jan Zeedijk een tele
gram, waarin hem werd meegedeeld, precies
om drie uur bij het standbeeld van Grant te
zijn. Het telegram was onderteekend met:
,,J15
„J—lo", dacht Jan. „Eigenaardig, dat was
wLhnIïrr Va? ,he^ vlieStuig van Admiraal
Warburton hetzelfde, dat door de Schor
pioenen vernield werd. Dat is de proef op de
som. Ik ben op het spoor van de bende der
Schorpioenen! Misschien is het een valstrik,
maar ik doorzie het spel gelukkig!"