Van een tooverhoren naar de harde werkelijkheid Radioprogramma „Indië is als een bord snert: erg groen en erg h$et" Tuinhoekje W armivatergebruik door den oor log beperkt Afscheid van Portugal De Portugeesche boer maakt het zich gemakkelijk! Voor ik afscheid nam van Portugal, bracht ik nog een bezoek aan het beeldige plaatsje Sintra, Beneden in het dorp ligt het oude Moorsche kasteel, dat later paleis der Portu geesche koningen was en waarvan allereerst de twee geweldige keuken- schoorsteenen opvallen, als een paar kalkbranderijen zoo groot en waiar- onder vroeger zeker wel heele ossen werden gebraden. Maar wij reden eerst de berg op naar de ruïne van een ander Moorsch kasteel, van waar men de heele omgeving overziet tot aan den Oceaan. En van daar reden we naar Montserrate, een groot park, waar door een Engelschman nagenoeg alle soorten boomen en planten zijn samengebracht, die er in de subtropische streken der wereld groeien, ter wijl men er ook een groote verscheidenheid kan vinden die uit de tropen naar hier zijn overgebracht. Een tooverhoren. We werden rondgeleid door een heer die alle gewassen in dezen lusthof bij name ken de, alsmede hun land van oorsprong, terwijl hij als een soort toovernaar optrad en aller lei verrassingen uit den grond stampte. Toen ik b.v. dorst kreeg, blies hij op een koperen horentje en meteen kwam uit het bosch een knecht te voorschijn, die mij een glas helder bronwater bracht; werd ik bijna moe (want in Montserrate kun je urenlang rondloopen) dan bracht een ander hoornsignaal een of ander voertuig naderbij en reden we verder. En overal stonden op zijn getoeterde bevelen dienaren klaar met sleutels om de vele broei kassen voor ons te openen en daarmee een nieuw wonder van bloemen, varens en an dere planten. Het was alles zoo wonderlijk mooi, dat we al weer bijna bij Lissabon wa ren, voor we ontdekten dat we nu heelemaal vergeten hadden het Moorenkasteel beneden in Sintra te bekijken. Ontgoocheling. Uit het Montserrate-sprookje werd ik in een zeer onaangename werkelijkheid terugge bracht, want dienzelfden avond vernam ik zoo alarmeerende internationale berichten, dat ik besloot reeds den volgenden dag met de „Dempo", die dien dag Lissabon zou aan doen, te vertrekken en ik moest me dus haasten. Ik weifelde of ik weer 3e klasse zou gaan, zooals op de heenreis van Bor deaux op die Fransche boot. De herinnering aan de ijzeren kooi, de slechte wasehgelegen- heid en het oncomfortabele dek dook weer op. „Is de 3de klasse een beetje behoorlijk?" vroeg ik. „Maar natuurlijk dame!" Dat gaf den doorslag, ik wilde dan ook wel eens ver gelijken. Wat ik vanaf toen tot den volgenden mor gen 10 uur heb gedaan, weet ik niet meer, alleen dat ik 't heel druk had en op 't laat ste nippertje buiten-adem weer op 't bureau kwam, om te hooren dat de Dempo nog bui tengaats lag en tengevolge van mist niet kon binnenvaren. Eerst den volgenden dag kwam de boot breed en statig de rivier op glijden. We waren 't er roerend over eens, dat het onzinnig lang duurde voor het schip was gemeerd en de loopplank uitgelegd, maar eindelijk konden we dan tpch aan boord gaan. Een piekfijne hut. Wat aarzelend liep ik met den hofmeester mee naar een piekfijne 2-persoons hut, waar alles glom en blonk, zoodat ik eens vroeg, of dit wel 3de klasse was? Dat was het in derdaad en ik viel van de eene verbazing in de andere, over de 2 keurig opgemaakte bed den, de waschtafels, hangkasten, groot spie gels, centrale verwarming en ventilator, maar ook over het ruime dek met tafels, stoelen en deksnelen, de gezellige rookkamer en aardige eetsalon, waar een lange rij In dische bedienden onhoorbaar met Holiand- sche gerechten rondliepen. Volkomen on merkbaar en als bij tooverslag verschenen en verdwenen borden, couverts en glazen. Ik ontdekte onder m'n medepassagiers een paar jongens, die ik op een tuinfeest aan het Hollandsche Gezantschap in Lissabon had getroffen en die zooals ik wist, zoons waren van buitenlandsche diplomaten, maar ik verwonderde me er niet meer over dat ook die jongelui 3de klasse reisden, want 3de klasse Dempo is om zoo te zeggen 1ste klas. Verwonderlijk, hoe gauw je elkaar aan boord van een schip kent. In het Engelsche kamp had ik al gezworen kameraden gekre gen tijdens het wachten in Lissabon, want gezamenlijk lijden binclt; maar ook met m'n landgenooten had ik na één maaltijd reeds vriendschap gesloten. Het was ook maar een klein groepje, daar de meeste passa giers in Marseille van boord waren gegaan. Stof tot praten hadden we genoeg, Indië „een bord snert". Ik vertelde over Portugal en zij over Indië, dat volgens hun net een bord snert was; erg groen en erg Mej. Boekei besluit haar serie reisbrieven uit Por tugal met een artikelwaarin zij o.a. haar terugreis naar Nederland te midden van oorlogsgevaren be schrijft. Onze journaliste kan tevreden zijn over de vorste lijke manier, waarop men haar in Portugal bejegen de: een heel visschersdorp stak zich voor haar in zijn kleederdracht; in een bergdorp werd een volksdans avond voor haar gearrangeerd; een mavine comman dant tooide zich met al zijn medailles en eereteekens toen hij haar zag... heet. Ik vormde meteen de schakel tusschen de Nederlanders en de En- gelschen, zooals b.v. den avond toen wij muziek hadden in den rooksalon en de geestige cellist op iedere op merking reageerde door een Hot- landsch liedje te strijken. Toen heb ik die steeds zoo goed mogelijk in het Engelsch vertaald, omdat ik uit ervaring weet hoe akelig het is als ieder lacht en grappig is in een taal waarvan je zelf geen syllabe ver staat. Maar toen er iemand binnen- holde en riep; „We passeeren de „Sibajak" en die boot ons met hel verlichte patrijspoorten voorbij schoof, op weg naar Indië, toen voel de ik me heelemaal aan den kant der Nederlanders, die de Britten maar een beetje dom vonden, om dat ze niet snapten dat de Sibajak, nou ja de Sibajak was. Geroutineerde Indiëgangers somden met een de voordeelen van de Sibajak op en be gonnen een beetje af te geven op onze fijne Dempo waarop b.v. je niet kon rondwande len en waarop maar zulke kleine hutten waren! Toen heb ik ze toch even moeten vertellen van mijn ervaringen op een Fran- schen oceaanstoomer en ze gezegd, dat ze precies verwende kinderen waren. „Holland mobiliseert" Onze reis was heel prettig, maar we scho ten niet hard op, want 't was weer mistig en we moesten heel langzaam varen. Ikzelf vond dat best, ik amuseerde me en had geen haast. Maar voor de Indisch gasten die met popelende harten aan Nederland dachten, was ieder uur en iedere dag op onthoud een teleurstelling. Tenslotte kwa men we toch in de buurt van Frankrijk en Engeland en kregen af en toe oorlogssche pen te zien. We verdrongen elkaar voor de scheepskrant, die twee maal per dag werd aangeslagen „Holland mobiliseert!" „Nou ja, natuurlijk", zeiden we. „Dat beteekent niets", en leefden onbezorgd verder. Tot op een middag Het heele ge zelschap lag in 't zonnetje aan dek; ikzelf zat in den rooksalon, waar ook de zes musici een kaartje legden, toen plotseling vlak naast onze boot een kanonschot losbulderde. Even bleef het stil, toen draafden allen naar den kant vanwaar het schot klonk; ook de muzikanten verdwe nen; ik bleef alleen zitten en voelde me als verstijfd: was het dan toch al oorlog? Meteen ging een tweede schot af. De geestige cellist, nu zeer bleek, kwam weer binnen: ,,'t is een Engelsche kruiser, waarom komt u niet naar buiten?" Toen werd ik in m'n schrik kribbig en zei: „dacht U dan dat 'ie er van door ging als i k buiten kwam?" Tegelijk klonk er bui ten geruststellend geroep: „Ze zijn aan het oefenen. Zie maar, daar ginds ligt'n schijf" Natuurlijk, ze waren aan 't oefenen; maar niemand had dat zoo gauw gezien of be grepen. Donkere schimmen schuiven voorbij Deze schoten brachten ons ineens in de werkelijkheid, 's Avonds kwamen we voor de Engelsche kust, waar ons regelmatig onver lichte schepen als donkere schimmen voor bijschoven. In den nacht bereikten we Southampton, waar de Engelschen van boord gingen en er weer een honderdtal Neder landers bijkwamen, die hun vacantie in En geland hadden moeten afbreken en per Dempo terug wilden varen, omdat de ge wone dagelijksche lijnen stillagen. Het wa ren meerendeels menschen met veel drukte, die ketterend en branieachtig (zooals Hol landers op reis jammer genoeg zoo vaak zijn) nu plotseling het anders zoo rustige schip doorkruisten, s Nachts om half drie moest de hofmeester nog een aanmaning geven om nu op te houden met zingen en rekening te houden met de andere passagiers. Zeemanshoop... Onze hofmeester was toch ook al een tikje van de wijs, want op deze 100 man extra was zijn etensvoorraad niet berekend, beweerde hij, vooral ook, omdat we vanaf Lissabon ook reeds twee dagen te lang onderweg wa- ïen. „Iloe moest dat dan wel?" vroegen wij zeer geïnteresseerd, waarop hij met heime lijke hoop naar de lucht keek en antwoordde „Als t nou maar een beetje gaat schomme len... dan kom ik er wel." De laatste dag aan boord was niet de pret tigste. De verlofgangers werden nu ook on rustig; ze waren den heelen dag onzichtbaar om te pakken en hoe verder we den ater- weg opkwamen, hoe meer geagiteerd ze wer den. Al deze menschen, die een tijdlang el- kaars gezelschap hadden gezocht en geno ten, dreven in gedachten al weer uit elkaar, ieder naar het hoekje Nederland waar hij thuishoorde. Het afscheid was dan ook vluch tig: honderden wuifende handen op de wal hadden meer belangstelling: „Zie je al ie mand?,' daar, daar, Moeder! Waar? Ja, hoe kun je dan ook nog aandacht hebben voor een kennis van vijf dagen? En zoo liep ik te midden van bekenden, maar toch volkomen vergeten menschen de loopplank af en was weer „thuis". HEESTERS, DIE DES WINTERS IN DEN TUIN ONZE AANDACHT DOOR HUN VRUCHTEN VRAGEN. Wanneer de meeste planten in het late na jaar verdwenen zijn, kan de tuin ons toch nog wel boeien. Er zijn immers heesters, die door hun vruchten opvallen. Daarom willen wij, nu het December is, deze eens nader bekijken. Het zijn de besdragende heesters, die wij op het oog hebben. Men onderscheidt hier twee groote groepen, n.1. de groenblijvende heesters en die hun blad in den winter verliezen. Oogenschijn- lijk lijken de eersten het aardigste, omdat meri er het geheele jaar iets aan heeft. Toch moet men niet uit het oog verliezen, dat de groen blijvende in lente en zomer zeer donker zijn en daarom in den tuin niet mogen domineeren. Wel zet men soms eenige groenblijvende hees ters naast elkaar en daarvoor een rand van bloeiende vaste planten. Deze laatste trekken de aandacht in den zomer, terwijl de heesters in den winter nog aardig zijn. Welke zijn de meest geschiktste besheesters in den tuin? Wij noemen allereerst de Hulst of de Ilex Aquifolium. Aan te bevelen is de variëteit pyramidalis, die door zijn vorm reeds een seiraad voor den tuin is. Daar Aqui folium naaldblad beteekent, verwondert het ons niet, dat de glanzige bladeren ook stekelig zijn. Soms ziet men een hulst zonder bessen. Dit komt doordat in de bloem der hulst of meeldraden of stampers voorkomen, terwijl bovendien op één struik slechts bloemen van één soort voorkomen. De hulst is daarom tweehuizig. Heeft men een hulst, die nooit bessen draagt, dan is dit waarschijnlijk een mannelijk exemplaar. De leverancier behoort den kooper daarover in te lichten. Een tweede besdrager is de groenblijvende Berberis of Mahonia Aquifolium. Ze heeft in het voorjaar mooie gele trossen. De blauw berijpte bessen zijn, in tegenstelling wat men wel eens meent, niet vergiftig. De bladeren kleuren zich in den winter vaak roodbruin. Een derde heester de Skimmia Japo- n i c a blijft betrekkelijk laag. Zij kan rijk bloeien met roode bessen. Deze heester draagt slechts vrouwelijke bloemen. Wil men zeker zijn van bessen, dan plant men er de Skim mia o b 1 a t a naast. Deze is mannelijk. Skimmia Japonica is niet volkomen winter hard. Bij deze heesters mag ook genoemd worden de Pernettia mucronata. Zij is laag- blijvend en behoort tot dezelfde familie als de heide. Een hoogte van 50 cm overschrijdt zij niet. Een veel grootere heester is de Coto- neaster of Dwergmispel. Zij wordt vaak geplant in rotstuintjes of tegen muurtjes, waar ze ook wel op haar plaats is. C o t o- neaster salicifolia en Cotoneas- ter horizontalis zfjn bekende vertegen woordigers. Ook Cotoneaster adpres- s a is aan te bevelen. De glanzende bladeren, de bloemen, die tij dens den bloei door tal van bijen bezocht wor den en later de prachtig gekleurde bessen, trek ken altijd de aandacht. De Sneeuwbes of Symphoricarpus heeft groote witte bes sen. VRIJDAG 8 DECEMBER 1989. Hilversum I. 1875 en 414.4 m. Algemeen programma, verzorgd door den KRO. 8.00 Berichten ANP. 8.05—915 en 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Bijbelsche causerie. 12.00 Berichtent. 12.15 Rococo-octet. 12.45 Berichten ANP, gramofoonmuziek. I.10 KRO-Melodisten en solist. 2.00 Orgelconcert en gramofoonmuziek, 3.00 Cellovoordracht en zang met pianobege- leiding en gramofoonmuziek. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.30 KRO-Melodisten en soilst. 5.00 Gramofoonmuziek. 5.15 KRO-Melodisten en solist. 6.15 KRO-orkest. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie: „De eerste vlucht om de w». reld". 7.35 Spaansche muziek (gr.pl.) met verbin- denden tekst. 8.00 Berichten ANP. 8.15 Stedelijk orkest van Maastricht en solist» 9.40 KRO-Kamerorkest en soliste. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Gramofoonmuziek. 10.50—11.15 Paul Goldwin en zijn Tzigan». orkest. II.1512.00 Gramofoonmuizek. Hilversum n. 301.5 m. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA, 12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO 8 00 VARA, 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA. 8.00 Berichten ANP, gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Gramofoonmuziek. 10.40 Declamatie. 11.00 VARA-orkest. 12.00 De Palladians. 12.45 Berichten ANP, gramofoonmuziek. I.00 AVRO-Amusementsorkest. 2.00 Voor de huisvrouw. 2.10 Schrammel-trio. 2.40 „Een wereldreis, die ontijdig eindigde" vraaggesprek. 3.00 Gramofoonmuziek. 3.30 AVRO-Dansorkest. 4.00 Gramofoonmuziek met toelichting. 5.00 Voor de kinderen, 5.30 VARA-orkest. 6.006.25 Orgelspel. 6.30 Letterkundig overzicht. 6.50 Liedjes met pianobegeleiding. 7.00 Cyclus: „Het beginselprogramma der S.D.A.P." 7.18 Berichten ANP. 7.30 Berichten. 7.35 Cyclus: „De boeken van den Bijbel". 8.00 Pianovoordracht. 8.30 Cyclus: „Het ontwaken van het platte land". 9.00 De Ramblers. '-«*■ 9.30 Grammofoonmuziek. 10.00 Puzzle-uitzending. 10.15 Fragmenten uit de operette „Rose Ma- rie". 10.40 Avondwijding. II.00 Berichten ANP. 11.10 Jazzmuziek (gr.pl.)'. 11.3012.00 Orgelspel en zang. De vruchten der botanische rozen de bottels zijn eveneens overbekend. Wij weten, dat bessen veel door vogels gegeten worden. Toch mijden ze de bottels eerst angst vallig. Dit komt doordat het vruchtvleesch en de zaden beide te hard zijn. Na een strenge vorst wordt dit vleesch en ook het zaad spoe dig week als de dooi is ingevallen. Dan wordt het met graagte door de vogels genuttigd. De sage zegt, dat wie in den Oudejaarsnacht deze bottels eet, het geheele jaar niet ziek wordt. Dit is dus spoedig eens te onderzeoken. A. v. d. Lijn. SARDIENTJES-IN-OLIJFOLIE-NOOD. (Bijzondere correspondentie). Laat de Nederlander niet moppe ren over den terugslag, dien hij ondervindt van den oorlog! Als hij zich plotseling in Noorwegen zag verplaatst, zou hij spoedig on dervinden, dat men in Nederland zeker niet te klagen heeft in ver gelijking met dit Scandinavische rijk. Wanneer men Oslo bij avond ziet, stra lend in een zee van electrisch licht, is men geneigd te meenen dat het met de ontberingen niet zoo erg gesteld is. Waar zoo royaal wordt omgesprongen met de electriciteit, moet men wel veel kolen hébben... Doch de Noor helpt den vreem deling spoedig uit den droom: de Noorsche electriciteit wordt bijna uitsluitend ont leend aan de talrijke watervallen! Hoe het met de kolen is gesteld, ondervindt men spoedig genoeg. In de hotels hangt boven de badkuip een mededeeling, volgens welke de directie zich tot haar spijt genoodzaakt ziet om, als gevolg van de kolenschaarschte het verstrekken van warm water te beper ken tot enkele uren pe rdag, n.1. 710 's morgens en 710 's avonds. In de parti culiere woningen is het nog veel erger; daar wordt warm water voor het b.td slechts ééns per week beschikbaar ge steld, en wel des Vrijdags... Vrijdag is dus in geheel Noorwegen de nationale wasch- en verschoondag... TOEGANG TOT DE HAVENS VERBODEN VOOR ONBEVOEGDEN. Op onze wandeling door de stad tus schen twee haakjes: de hoofdstedeling spreekt niet van Oslo, maar van Oeslo of zeis van Oesjlo kwamen wij in de na bijheid van de haven; en hier werd het ons al heel duidelijk, wat de oorlog voor Noorwegen 'beteekent. Men kan zich hier bijna aan het front wanen, want de toe gang tot het havencomplex is afgesloten met piikkeldraad of schuttingen* en over al waarschuwen grimmige bordjes, dat de toegang verboden is voor „onbevoegden". Deze maatregel is natuurlijk genomen met het oog op de z.g. havenspionnage. OOK RANTSOENEERING. De buitenlandsche oorlogstoestand open- baalt zich hier ook in de rantsoeneering van verschillende artikelen, als koffie, suiker en meel. Ook met de benzine moet zuinig worden omgesprongen, hoewel hier in langzamerhand verbetering komt, omdat de Noren thans met hun tankschepen zelf dit kostbare vocht uit Amerika gaan ha len. Het moet evenwel tot eer der Noren worden gezegd, dat zij zich over het al gemeen zonder sputteren voegen naar de ambtelijke voorschriften. Ook van hamste ren schijnt hier weinig sprake te zijn ge weest. Dit is een gevolg van het volkska rakter. Men stelt er een eer in, de moeilij ke omstandigheden, waarin het land ver keert, niet nog te vergrooten door te trach ten, zich aan de regeeringsmaat regel en te onttrekken. EET MEER VISCH TE VééL VAN HET GOEDE. F.cn der onaangename gevolgen van den oorlog is, dat er thans zooveel visch aan de markt komt, dat men niet weet, wgar men er mede moet blijven. Ook hier kent NOORSCH KERKJE. men de leuze: „Eet meer visch!" doclï op het oogenblik kan men spreken van te veel van het goede. De regeering doet alle mogelijke moeite om het eten van visch in de hand te werken, ten einde op deze wijze het tekort aan vleesch te ondervan gen; doch men kan moeilijk van een ge heel volk verlangen, dat het zich bijna uitsluitend zal instellen op een visch- dieet. Daar komt zelfs de maag van den meest overtuigden patriot tegen op. Handel en industrie hebben hier, zoowel als in andere landen, sterk te lijden onder den bestaanden toestand, doch klagen hoort men niet veel. De Noor heeft een ge sloten karakter en laat zich niet gemak kelijk uit tegenover vreemden. Ook over zijn sympathieën en antipathieën blijft men in het onzekere verkeeren. Het volk schijnt zijn plichten als neutraal ernstig op te vatten en onthoudt zich er in den regel van, openlijk partij te kiezen voor of tegen Duitschiand of de geallieerden. Of zouden zij werkelijk voor beide zijden onverschillig zijn? WELKOM. VREEMDELINGI Om in het land te worden toegelaten, moet men een Noorsoh visum in zijn pas hebben. Dit staat echter geen langer ver blijf foe dan vier en twintig uur, het geen zeker niet bovenmatig lang kan worden genoemd. Na verloop van dezen korten tijd moet men het land dus weder verlaten, of bij de polit.ie een aanvraag indienen tot verlenging. Zoodra men voet op Noorschen bodem zet, onverschillig of men per schip, vliegtuig of trein aan komt, krijgit elke vreemdeling een lange vragenlijst, die hij nauwkeurig moet in vullen. Bij de vreemdelingenpolitie wordt hem dan opnieuw een „verhoor" afgeno men. Ja, zoo eenvoudig gaat het tegen woordig niet, een bezoek te brengen aan het land der fjorden en sardines in olijfolie. Van olijfolie gesproken de sardine-indu strie zal er ernstig over moeten denken, om olijfolie 1e vervangen door iets anders, want de importeurs van dit artikel kla gen er over, dat de olie, die zij natuurlijk uit Zuidelijke landen moeten betrekken, veelal bij bet Engelsche onderzoek in be slag wordt genomen, omdat ze wel eens zou kunnen worden doorgevoerd naar Duitschiand! Zoo staat het te vreezen, dat men hier binnenkort, naast den kolen- nood, ook nog een sardientjes-in-olijfolie- nood zal krijgen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 8