Hoe gemoedelijk het was ff ttlieyend fre£Aen&ie$&iuk en b-exPioten itieïtgAaetüeiz JxfS- naait! Geven De Roman zonder *E' Grepen uit een oud scheepsjournaal De „Willem Barentsz" geankerd aan een ijsschol (Cliché welwillend afgestaan door de Redactie van het Marineblad) Het was een goede gedachte van ko lonel C. J. baron van Asbeck, den commandant van het Koninklijk Insti tuut voor de Marine alhier, om in het laatst verschenen Marineblad een oud scheepsjournaal weer te geven, geschre ven door zijn vader, die in 1884 als lui tenant ter zee 2e kl. lid was van de Etat-major der „Willem Barentsz" en daarmede een reis maakte naar de Noordpoolstreken. De „Willem Barentsz" was een hou ten schoenertje, uit particuliere fond sen gebouwd met het doel in de zomer maanden onderzoekingstochten te on dernemen in het Noordelijk IJszee- bekken. De bemanning telde 15 koppen, waar onder 3 officieren, die door de Ko ninklijke Marine werden beschikbaar gesteld. Meestal waren er nog enkele marinegasten bij, n.I. de bootsman, de timmerman en de kok, terwijl de be manning werd aangevuld met visschers van Enkhuizen, Lrk of Marken, en matrozen van het Loodswezen. Stoom werd gestookt niet voor voortstuwing, doch slechts voor het inhalen van het cornet, dat geregeld werd gebruikt bij het diepzeeonderzoek. De Etat-major bestond uit Jan Dalen, kapitein J. M. Phaff (nog in leven), M. Kluit en H. van Asbeck en C. Bakker, arts. Wij citeeren hieronder losse grepen uit dit dagboek, dat ook nu nog, meer dan een halve eeuw geleden, actueel is. 31 Mei. Verlaten ten lu30 de haven van IJmuiden en worden zeeziek. Blijven dit tot den volgenden avond. 2 Juni. Verjaardag van Phaffs meisje. Diner met saffraanpudding. Overvloed van versche visch, den lsten van een En- gelschman gekocht. De wind, die bij het uitgaan Noord was, is sedert den lsten Juni A.M. Zuid, staat goed door. 5 Juni. Voortdurend tegenwind. Ik ben zeer ongelukkig in mijn cijferen. Ontmoe ten den eersten Hollandschen ha- ringvisscher, doch worden door stil te verhinderd dien te naderen. Ka- remaker (een visscher van de be manning) vertelt mij veel van de visscherij en de smokkelarij. Stroom om de Oost van 15 mijl in het et maal. 10 Juni. Wij zien veel drijvend wrakhout en gaan met het vletje naar een mast. Wat zegt die veel! Het is vandaag stil geweest, wij wer den door den stroom weer bezuiden de 60° gedreven. De dokter leert loopen en nog heel veel anders dat men aan boord kennen moet om zich te kunnen bewegen. 12 Juni. Een etmaal van 45 mijl in den koers. Prachtige gelegenheid. Wij zijn in het volle van den Golfstroom en het prachtige azuurkleurige water doet het oog goed na de grauwe zee der laatste dagen. De wind wordt een dichtgereefde marszeils- koelte en de lucht betrekt. Het schip houdt zich uitstekend. Wij hebben een vroolijk souper; aan dek een paar voet water en beneden muziek op den Ariston. 14 Juni. Moesten gisterenavond om 10 u bij gaan liggen. Heden den geheelen dag dichtger. marszeilskoelte met storm vlagen. Op de P.V. werd het stil. Barometer daalde tot 736. Wij eten hedenavond panvisch en drinken daarbij thee. De dokter en ik maken plan om een IJszee-opera te compo- neeren. 22 Juni. De wind is aan het lapzalven en staat nu flauw'door uit het Oosten; den "-eenigen slechten hoek. Sturen recht op Bereneiland. 23 Juni. Heden een dag van emotie. Zien eerst op de D.W. een Noorschen haaienjager. Wij draaien bij en too- nen de vlag. De dokter en ik gaan naar boord. We krijgen eenige in lichtingen over het ijs, en een stuk heilbot, beter, vetter en lekkerder dan die uit de Noordzee. De schip per is een gezellige oude man, die met ons „Skaal" drinkt met een glaasje Noorsch bier. De dokter is zoo blij als een engel, dat hij weer eens menschen ziet". Wat zijn wij dan Het diepzeelooden is een sociëteit uurtje voor het volk. Heden mist, maar een goed etmaal van 17% mijl. Oostelijke wind, die niet gun stig is. 26 Juni. Wij hoorden gisterenavond een snêeuwval; het is een geluid als van den donder, maar door de groote stilte in de natuur en de doodsch- heid van het landschap maakt het meer inpressie. De dokter vangt een mooi zeemon stertje, ter groote van mijn duim. Hij klimt vandaag naar 't kraaien nest; het is een zedelijke overwin ning, die hem blijkbaar goed doet. Wij doen Bereneiland niet aan we gens aanhoudende Oostelijke winden. Het eerste doel van de reis is ge mist. 4 Juli. Zoo goed als hersteld; de dokter wil me nog slechts geen wacht laten doen. We ontmoeten Je „Grenland", een haaienjager. De kapitein is af schaffer. Zijn misthoorn (een draai orgel) is beter dan ik op eenig schip zag. Dikke mist. Wanneer deze op den A.M. optrekt, zicht van Spits bergen Zuidelijk gedeelte. Niet koud. 5 Juli. Wij zijn den geheelen dag in het zicht van Spitsbergen. Bereneiland impo neert meer. Heden vergaderen wij allen ter be schouwing van de middernachtszon. Wij drijven in doodsche stilte op 2' afstand van den wal. Het ijs geeft een knetterend geluid als van spek- pannekoeken in de pan. 12 Juli. We zijn uit het ijs en stellen koers op Vardo; krijgen zicht van Beren eiland, het bestek komt prachtig uit. Vanmorgen lichte vorst, het tuig was geheel beijzeld. Ten 10 u. was er een halo, met een bijzon. Ik be gin den dag met een biefstukje van zeehondenvleesch en om 1 u. eten wij eiergans. De dokter heeft tegen- woordig veel pleizier in zijn leven; zijn baartijd is nu ook zoowat over. Het is een goede gelegenheid, ruim in den koers en stijve bries. 21 Juli. Er gebeurt weinig. Nieuwediep wordt aan de thee eens flink over den he kel gehaald. De dokter begint net jes te worden. 24 Juli. Mist. mist en nog eens mist. Maar gelukkig voldoende opklarende om naar het pakijs te loopen. Het is gezellig varen in het ijs en een uit stekende oefening voor den roergan ger. Schieten, voor wij te kooi gaan. nog even een ijsbeer. De roerganger zag den beer het eerst. In een wip was de vlet te wa ter en wij erin, met 2 Beaumonts. Op 80 pas afstand gaven wij vuur. Beertje brulde en gilde geweldig. Wij gaven weder vuur, sprongen uit de vlet op het ijs en gaven nog een schot bout portant. Beertje lag met zijn neus in 't ijs. Wij vonden 2 wonden in de borst en in den kop. Wij sleepten hem aan een touw tot den rand van 't ijs waar de dokter met de sloep intusschen was aangekomen. Aan Boord extra oor lam ter eere van den eersten beer, die op de „Barentsz" geschoten was. 1 Auf. Wij maken goeden voortgang; van tijd tot tijd een rif je in voor har den wind en moeilijke zee, maar ver der goed weer. Wij krijgen zicht van Nova Zembla. De dokter is altijd monter wanneer hij land in de buurt heeft. 2 Aug. Verjaardag van de Koningin. De ka pitein wenscht ons geluk. De kust van Nova Zembla is moeilijk te ver kennen. Het volk moppert tegen het berenvleesch. 6 Aug. Op de D.W. zagen wij bij het bre ken van een mistwolk een reusachtig stuk gletcherijs, loodrecht uit zee oprijzend. De dokter schiet uit het kraaiennest drie parasietmeeuwen.. 19 Aug. Op de D.W. loopen wij Nova-Zem- bla in zicht en moeten opkruisen naar de Matotskin Shar, de. straat'die het eiland in tweeën deelt. Passeeren op den V.M. de Noorsche jachten „Hor- tensia" en „Mariè". 20 Aug. Zijn op de D.W. kort bij de Shar en ankeren om 10 u. in de Altglaubigen Baai, zoogenoemd naar een kolonie oud-geloovige Russen, die hier woon den. Thans stonden er 2 tenten van de bemanning der Alexeï, een Rus- sischen schoener, die op witvisschen jaagt. De wachtpost in de tent waar schuwt, als deze dieren de Shar bin nenkomen. Wij kregen spoedig be zoek van de Russen, die dien mor gen 12 rendieren hadden geschoten. Wij brachten den kapitein 2 flesschen „snaps" in ruil voor een rendier gewei, 3 stukken rendiervleesch en negen brooden, die aan boord van de Alexeï gebakken werden. Toen de kapitein 's middags een kies wilde laten trekken, verkeerde hij in kennelijken staat. Hij neemt onze brieven mee voor Varda. 11 Sept. Op de D.W. komende vind ik ons bijliggende onder dubbel-gereefde zeilen. Op den v.m. reven wij dicht. De zee loopt hoog, doch wij nemen weinig water over. De dokter en de kapitein voelen zich een beetje zee ziek. Onder het observeeren schuift Phaff buitenboord met zijn instrument in zijn handen. Hij houdt zich met de rechterhand aan het potdeksel vast, de kapitein grijpt hem bij zijn been en kan hem houden tot Kluit te hulp komt. Phaff komt binnenboord met zijn instrument nog in de hand; de nonius heeft echter de loupe ver loren en de gekleurde glazen zijn ge broken. De snert was vandaag aangebrand. 15 Sept. Het dek is een duim of vier dik met ijs bedekt; de zeilen zijn zoo stijf als planken; het touwwerk is on handelbaar. Met 't reven van de stag fok moet de boeilijn met een moker worden stukgeslagen om hem uit te scheren. Het hennegat wordt open gebroken om het roer aan boord te kunnen draaien. De snertgroenten staan bevroren op tafel. Vanmorgen was de temperatuur benedendeks 2°. Door het koken van thee water en het bakken van eieren stijgt deze tot +2°. Aan dek is het 7.5°. Zoo koud is het op de „Barents" nooit geweest. Wij nade- deren de 77° N.B. 16 Sept.. Terwijl wij om 1 u., ons bittertje drinken, wordt het water plotseling spiegelglad en neemt de deining af. Eep dikke laag jong brei-ijs drijft aan de oppervlakte. De kapitein ver liest een oogenblik zijn kalmte. Hij wordt vuurrood in zijn gezicht, hij wil het schip harder laten draaien dan het kan. „Wij vriezen in", roept hij. Toen wij er weder met een goede vaart uitliepen en in de deining kwamen, maakte hij er gekheid over. Indien wij een stoomschip waren ge weest, hadden wij misschien een bij drage aan de wetenschap kunnen leveren over de ijsvorming in open zee. Wij zetten koers op Hammerfest. 18 Sept. Vandaag wordt het kraaiennest weg genomen. De temperatuur stijgt. De ijshuid van het schip en de zware brokken van het tuig verdwijnen langzamerhand. Wij verliezen ons arctisch cachet. We zagen een prach tig Noorderlicht; lichtgroen met helle stralen plekken, uitgaande van het zenith, als een koepelgewelf zich naar de kim neerbuigend. 24 Sept. Kruisen op naar Hammerfest. 28 Sept. Wij verlaten in den vroegen morgen Hammerfest. Alles is dadelijk op dreef. 4 Oct. Wij kunnen eindelijk koers leggen. De dokter komt tot de conclusie, dat hij zich bij de Marine niet thuis zal voelen. Kluit is onder behandeling voor zijn oogen: de kapitein voor zijn keel en Phaff voor zijn rug. 6 Oct. Tegenwind, stijve bries, die aanwak kert tot storm. Ik heb verschijn selen van zeeziekte. 10 Oct. Vliegend stormweer. Wij moeten schalmen en hebben nu beneden geen licht dan een enkel kaarsje. Het grootste deel van den dag brengen we dan ook maar in kooi door. In plaats van stokvisch moeten we boo- nen eten, die niet gaar zijn. Op de D.W. passeert een bark, op den V.M. een stoomschip. 17. Oct. Weer een mooi etmaal. Vanmorgen om 8 uur een looding, waarvan niets uitkomt; er is geen zicht. Ten 9 uur krijgen we flauw zicht van den wal, het is Kamperduin. Ten 2 u. loods aan boord. Wij eten voor het laatst stokvisch en ten 4 u. sluiten de slui zen van IJmuiden zich als de deu ren eener gevangenis achter mij dicht. Enkele, niet-nautische geschoolde lezers, zul len wellicht de beteekenis niet begrepen heb ben van de afkortingen P.V., D.W., A.M. en V.M. P.V. is platvoetwacht, D.W. dagwacht, AM. de achtermiddagwacht en V.M. voormid- dagwacht. Tweede klasse kamer in een groot zieken huis. Er liggen twee patiënten, allebei vrouw tjes van tegen de dertig. Het tafeltje bij het bed van de ééne lijkt wel een stand van een bloemen- en vruchtententoonstelling, zooals de afdeelingszuster schertsend opmerkt. Een vaasje met orchideeën, een prachtig bloeiende azalia, een vaas met fluweelige, donkerroode rozen, die op hun mooist zijn nu ze morgen vermoedelijk zullen uitvallen. Een schaaltje met zes prachtige perziken, een dito met on waarschijnlijk groote peren, een étalage-achtig aandoende mand met gemengd fruit. De „ge lukkige" bezitster van dit alles heeft een zelfs nu, zorgvuldig opgemaakt gezichtje met donkere, ongelooflijk melancholieke oogen. Haar kamergenoote maakt geen gebruik van eenig kunstmiddel. Zij ziet er teer uit, men kan haar aanzien dat ze een ernstige ziekte doormaakt. Maar in haar ovaal ge zichtje glanzen twee oogen zoo blauw als saffier, die de heele wereld schijnen uit te dagen. En de trek om haar kleine mond is zacht en vriendelijk. Op het tafeltje naast haar bed staat alleen een bescheiden bosje asters en een schaaltje met twee sinaasap pels. Bovendien een eenvoudig klokje, waarop zij nu ongeveer om de halve minuut kijkt. Hèt is vijf minuten voor 2 en van 2 tot half 4 is het bezoek-uur. De zuster dreigt lachend met een vinger. „Duurt het U weer te lang? Kalm nu maar, anders krijgt U weer verhooging." Het blauw-oogige vrouwtje lacht en zucht, antwoordt dan: „nog vijf minuten, neen, r ,g maar ruim vier" Om klokslag twee uur wordt er geklopt. „Wij hoeven niet te vragen wie dat is," zegt de zuster, en opent de deur. Het is de man van het vrouwtje met de blauwe oogen. In zijn twee handen draagt hij voorzichtig en onhandig een pakje. Hij buigt zich over zijn vrouwtje en kust voorzichtig haar kleine bleeke mond. Het pakje ligt op het dek, en haar kleine handen streelen even tersluiks over zijn haar eer zij het pakje openmaakt. Er komt een tros bizonder mooie duiven uit. De blauwe oogen glanzen nog iets meer. „Han," fluisterde ze, „dat was toch niet noodig geweest. Ik maak mij al zoo'n zorg over de kosten van die 2e klasse-verpleging, ik had toch best op de zaal kurlnen liggen"'. Hij streelt haar sluike blonde haar als hij terug fluisterd: „vooral geen zorgen, lieveling. Voordat het zóóver is, kunnen nog noodig'e an- dere dingen geschrapt worden". Hun gesprek gaat door op gedempte toon. Ze zijn geheel „contact" door hun oogen die elkaar geen oogenblik loslaten, door een vluch tig bescheiden liefkozing, door hun zacht-ge- voerd gesprek. En de tengere vrouw met de treurige oo°-en in het bed daarnaast tracht niet te woelen en met te zuchten en houdt haar kunstig-bij-ge- werkte oogen strak gevestigd op een blad een tijdschrift, waarvan geen woord tot doordringt. Het bezoekuur verstrijkt. En om even half 4 komt zuster Carla binnen, met eei bloeiende Cyclaam en een schaal buitenland sche pruimen. Zij gaat naar het bed waarvoor het reeds haar vóór een volbeladen tafeltje staat. „Kijk eens Mevrouw Terweert van Uw Ik heb het maar vast voor U uitgepaw mijnheer heeft opgebeld om naar U te vra» en om te zeggen dat mijnheer het zéér dff heeft en tot zijn spijt vandaar onmogelijk v1 komen". 7* Zij spreekt alsof ze eens lesje opzegt ter Carla. En, zij richt haar blik overal v®" im Hio Hrn-ikprf» OO^Pn. "npillrvr,^ halve in die donkere oogen, peillooze mer. van leed in een beschilderd masker, waJ? een felroode mond beleefd glimlacht, en zacht antwoordt: „dank U zuster, zet maar neer' Een heel lichte zucht volgt, dan zegt ze kaïn,,' „Neemt U de andere bloemen en vruchten m» voor de zaal-patiënten, zuster. Ik heb ZOoJ Haar kamergenoot kijkt haar even aan. n» in die blauwe oogen ligt de vraag: „heb 1, zoo véél? Of heb jeniets?" J8 Dienzelfden avond van 811 heeft zuster Carla vrij. En om half negien belt zij aan bij een groote villa in een van de buitenwijken en vraagt naar mijnheer Terweert. Kort es beslist. Het dienstmeisje laat haar in een kamer waarvan de inrichting een klein kapitaal gel kost heeft. En even later verschijnt de heer Terweert. Groot, stug en ongenaakbaar, Ge. wend aan een kantoor waar dertig man per. soneel op zijn wenken vliegen. Maar zuster Carla is voor geen kleintje vervaard. Op zijn vraag: „Wie bent U?" antwoordt zij kort „Carla van Olden, een van de zusters die Uw vrouw verplegen". Het stugge gezicht van Terweert vertrekt even als hij vraagt; „er is toch niets met mijn vrouw?" Zuster Carla antwoordt onmiddellijk: „er integendeel zeer veel met Uw vrouw. Haar genezing vordert niet, omdat zij niet meewerkt en zij werkt niet mee omdat U haar verwaar loost". Terweert's wenkbrauwen rijzen. „Pardon Zuster, ik zou mijn vrouw verwaar- loozen? Ik telefoneer eiken dag met het zie. kenhuis. Ik zend eiken dag bloemen en vruch ten". Zuster Carla veroordeelt deze giften met een handgebaar, en haar lage stem zegt ver achtelijk: „U stuurt bloemen en vruchten, zeker, en U telefoneert, ja. Maar dat is niet, wat zij noodig heeft, U moet komen en haar laten voelen dat U van haar houdt. Met haaf praten, Uw aandacht geven en Uw tijd, U zélf: geven. Dan kunt U al die dure dingen achter wege laten. Stuurt U morgen eens niets maar kom om precies twee uur en blijft tot U weg. gestuurd wordt. Dat heeft zij noodig en dan zal zij beter worden. Zooals het nu is, niet licht". Het absurde van het idee, dat iemand de grootindustrieel Terweert, wiens vrouw vol-' gens hem uit een „gril" tweede klasse verkool te liggen, zou kunnen „wegsturen", ontgaall Terweert. Hij is, zijns ondanks gegrepen dooi; den eenvoudige en felle oprechtheid van dit, meisje, dat opkomt voor een patiënte, vaal wie zij houdt en wier nooden zij intuïtief aan-; voelt. En hij antwoordt, min of meer als eer, schooljongen die een welverdiend standje heeft' gehad: „dank U zuster, ik zal zorgen mor gen precies om twee uur aanwezig te zijn". Carla vult rustig aan: „en tot half 4 tijd} te hebben". „Ja, zeker zuster, er is toch geen gevaar bij mevrouw's toestand?" Zuster Carla antwoordt met een intuïtie dlil boven alle ontwikkeling gaat: „geen onmiddel-i. lijk gevaar, nog niet gelukkig". Het onderhoud is geëindigd. Terweert last; zuster Carla uit, correct en zeer stil. Bij de voordeur houdt hij een oogenblik haar klei ne stevige werkhand in de zijne en zegt zacht; „dank U zuster". Het kan voorkomen, dat een groot-industrieel op wiens wenken een talrijk 'personeel vliegt van een eenvoudig verpleegstertje moet Ieerei wat en hoe men moet geven. Want dat niet op kostscholen te leeren, noch voor ge Den volgenden dag, gedurende het uur in het ziekenhuis, stralen er op kamer - twee paar oogen. Een paar blauwe, die bijna nooit anders doen, en een paar donkerbruine die het stralen bijna verleerd hadden. Nadruk verboden. Dr. JOS. DE C0CK De Amerikaanse schrijver Ernest WrigM ging enige tijd geleden een weddenschap aan, waarin hij op zich nam om een roman te schrijven van 30.000 woorden, zonder één keer de letter e te gebruiken. Evenals in het Hollands komt ook in het Engels de ze letter heel dikwijls voor en de vriend van den schrijver was er dan ook al va» overtuigd, dat hij de weddenschap 2011 winnen. Wright ging aan het werk en om »cl1 niet te kunnen vergissen, liet hij de e-toets van zijn schrijfmachine afhalen. Hij merW( al gauw, dat het lang niet meeviel om df letter e ongebruikt te laten, maar toe1 siaagde hij er toch in om de roman schrijven zonder de letter ook maar een keer te gebruiken. En toch verloor hij de weddenschap! Da' kwam door een grote onvoorzichtigheid het allerlaatste ogenblik. Toen de roro<>" klaar was en hij tot zijn grote vreiig merkte, dat er geen in voorkwam schreef hij vol trots met inkt zijn nW onder de titel van de roman: Ernest Wflï En zo kreeg zijn roman tenslotte. i°c'1 nog tweemaal de verboden letter! 50.000 VLINDERS VOOR HET MUSEÜ'1 Het Japanse museum voor de wëtenschaF f m Uyeno heeft een waardevolle ten geschenke gekregen. 50.000 verscn"'" de soorten vlinders, die in Japan, N°° en Zuid Amerika, Europa, Afrika, r, China en andere delen van de wereW j,t. komen, werden naar het museum geör Een hooggeplaatst ambtenaar van be panse ministerie van Spoorwegverkee de vlinders verzameld. Hij is in het jaar gestorven en in zijn testament maakte hij de verzameling aan het mu

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 24