Een paradijs Mobilisatie- XoS no-o-il! 't HOEKJE OUDERS voor liefhebbers van Klippers fttilóen Het Maritiem Museum te Rotterdam biedt groote verscheidenheid van klipper schepen in alle soorten c H T Belofte maakt schuld Sommige adverteerders VOOR DE Het vraagstuk der tucht IL In ons artikel van Zaterdag j.1. hebben wfl een overzicht gegeven van de geschie denis het ontstaan, de bloei en de on dergang der klipperschepen, dit mede ln verband met de belangwekkende expo sitie, welke van 21 December4 Februari 1940 in het Maritiem Museum werd ge houden. \V\] hebben aan deze tentoonstel ling een bezoek gebracht en w\j hebben geconstateerd, dat de slagzin „een para- di^ voor klipper-liethebbers" geenszins een holle phrase was. Behalve een groot aantal modellen van kBpperschepen, biedt de expositie eveneens een aantal afbeeldingen van klippers van de bekende schepen-schilder J. Spin en een aantal voorwerpen, welke tot de uitrusting van beroemde Hollandsche klippers hebben behoord. Bovendien treft men een aantal bouwteekeningen aan, door reederijen en scheepswerven gebruikt, die vooral de aandacht der scheepsbouwers en kenners zullen trekken. Opmerking verdient nog, dat alle geëxposeerde schepen Holland sche z\jn. Het groote publiek weet meestal niet, indien het dan al Iets van klip pers af weet! dat ook veie Holland sche klippers vroeger op de wereldzeeën grooten roem hebben geoogst. De.expositie is in drie afdeelingen ver- Beeld, welke te zamen de geschiedenis der klippers in beeld brengen. De eerste afdeeling omvat schepsmodellen van vóór den klipper- ttjd; de tweede afdeeling toont schepen, die reeds den invloed van de klippers (in het bui tenland) hebben ondergaan, doch in wezen nog geen klippers zijn, terwijl in de derde af- ideeling de echte klippers zijn opgesteld. De Kosmopoliet. Van de Kosmopoliet, waarvan wij in het eerste artikel het een en ander hebben ver teld, is aanwezig een olieverfschilderij door Van Brakel, een halfmodel en een foto, in bruikleen gegeven door mr. Blusé van Oud- Alblas te Rotterdam. Voorts een zij-aanzicht van den romp en het plan der verblijven en hutten en de reederijcedul. Op deze cedul vindt men de handteekening van minister Thor- becke, die zooals men weet het initiatief tot den bouw van dezen klipper heeft genomen. Tenslotte treft men nog aan het facsimile van een advertentie uit het Algemeen Handels blad van 3 April 1855, waarin deze klipper ter sprake komt. Het klipperfregat (een fregat is een drie mastschip met raas) Kosmopoliet I werd in de jaren 1853—1854 bij Corn. Gips te Dord recht gebouwd voor de reederij Gebr. Blussé aldaar en werd in tegenwoordigheid van mi nister Thorbecke te water gelaten. Het schip had een inhoud van 398 last of 753 ton en had aan den achtersteven, wanneer het was geladen een diepgang van 18 voet. In 1871 werd het naar Engeland verkocht voor i 35.600. De Califormé. Van de Californië Is een bouwteekening aanwezig. Het ijzeren klipperfregat werd in 1853 te Kinderdijk door Fop Smit gebouwd voor den Amsterdamschen reeder L Bienfait. Het schip had een inhoud van 334 last of 633 ton en had, wanneeer het was geladen aan den achtersteven een diepgang van 177 voet. Ook de masten van de Californië waren van ijzer, een uitvinding van Fop Smit. In 1878 werd het schip, uit de hand verkocht aan Aug Kopeke te Rotterdam. Thans verkreeg het barkstuig (een bark is een driemastschip waarvan de twee voorste masten raas hebben, terwijl de achterste mast een bezaan, een zeil, voert). De Californië was een lang leven beschoren. Tot 1895 bleef deze klipper onder de reederijvlag van Kopeke in de vaart. In dat jaar werd hij voor 9000 verkocht aan de firma Sunderland te Dordrecht om te wor den gesloopt. De Argo. De viermastschoener (een schoener is een schip met twee masten, waarvan alleen de voorste dwarsscheepsche zeilen voert) „Argo van 284 last of 537 ton, werd in 18531854 op de werf Rotterdams Welvaren" door P. N. Kortlandt voor de reeders A. van Hoboken en Zonen gebouwd. Het was het eerste vier- mastschip, dat onder Nederlandsche vlag voer. Het was .geheel op zeylagie" gebouwd en had de volgende afmetingen: lang over steven 44.50 m, wijd binnen de huid 9.30 m, hol in het ruim aan den bovenkant der kiel 4.10 m, hoog tusschen de deks 2.06 m. Het achterschip was uitstekend ingericht voor het Vervoer van passagiers. De „Argo" was bestemd voor de Chinee- Sche wateren, moest vlug kunnen manoeu vreeren en tevens vast liggen. Het schoener- tuig was gemakkelijker te hanteeren dan de zware onder- en marseraas van het fregats- tuig. Het lichte boventuig kon bij zwaar weer spoedig worden weggenomen. Dan was Be „Argo" tegen de felste buien bestand. In 1870 werd de „Argo" tet Rotterdam voor 19400 verkocht aan den reeder Murk Leis te Alblasserdam. Nog eenigen tijd bleef het schip in de Japansche wateren dienst Boen. Twee jaar later werd het voor 26000 naar het buitenland verkocht. Van dezen klipper is aanwezig een half model en een olieverfschilderij van J. San- derse. Kosmopoliet n en m. Het succes, met de Kosmopoliet I behaald, leidde er toe. dat spoedig na den bouw van het eerste schip, twee zusterschepen, de Kos mopoliet II en III werden gebouwd, natuurijk bij denzelfden bouwer, Gorn. Gips Zonen te Dordrecht. Van de Kosmopoliet II is aan wezig een olieverfschilderij van Van Brakel, een halfmodel, een tuigteekening, een foto en een lithografie met kajuitinrichting van de Kosmopoliet I en II. Van de Kosmopoliet m is alleen aanwezig een plattegrond, die het bestudeeren evenwel dubbel waard is. De Kosmopliet II werd in 1865 gebouwd. Het schip had een inhoud van 569 last of 1077 ton en bij geladen toestand een diepgang van 19 voet. In 1876 werd de klipper te Rotter dam voor 35000 verkocht aan Van Overzee Co., waarna hij uit de hand voor 45000 naar Bremen werd verkocht. De Kosmopoliet III werd in 1871 gebouwd. Het schip had een inhoud van 818 last of 1548 ton. Ijl 1879 werd het uit de hand ver kocht voor 60000 aan den reeder W. A. J. Wittkampf te Schiedam en werd het een bark. In 1886 werd de Kosmopoliet III te Ba tavia verkocht, de romp voor 2550 en de inventaris voor 6300. De Noach-serle. Van de beroemde Noach-klippers (Noach I t/m VI) is veel materiaal aanwezig. Het eerste schip van deze serie, het klipperfregat „Noach I" werd in 1857 bij Fop Smit te Kin derdijk voor eigen reederij gebouwd. Het had een inhoud van 472 last of 982 ton en had in geladen toestand een diepgang van 19 voet. Het was de eerste des zes Noachs, welke ieder op hun beurt verschillende snelle reizen heb ben gemaakt. Op haar vierde thuisreis naar Brouwershaven in 1863 en op haar zesde uit reis naar Batavia wist de Noach I het traject zelfs in 71 dagen te volbrengen. Vierentwin tig verschilende uit- en thuisreizen legde zij gemiddeld in 85 en een derde dag af, hetgeen een enorme vooruitgang beteekende in verge lijking met de reizen der niet-klippers, die in 1858 een gemiddelde van ongeveer 129 dagen hadden! Wat ruimte, ventilatie en fraaie uitvoering betrof, was de Noach I een novum. Boven dien was zij het eerste schip in Nederland, dat met een geheel ijzeren staand want uit de Engelsche fabriek van Nerwall Co. was getuigd. In 1877 keeg zij barkstuig. In 1884 werd de klipper voor 12800 verkocht aan den scheepsbouwmeester en reeder A. H. Meursing te Amsterdam. Deze sloopte het schip aan zijn werf. Van de Noach I zijn aanwezig een aquarel van J. Spin (1859), een halfmodel, een bouw teekening en een tuigteekening. De Noach II is op de expositie vertegen woordigd door een halfmodel, een bouwteeke ning, een lithografie met kajuitsinrichting en ex aquarel van J. Spin (1871). Dit klipper fregat werd in 1867 bij Jan Smit te Slikker veer gebouwd voor Fop Smit Jr., te Rotter dam. In inhoud was 503 last of 951 ton en wanneer zij was geladen had zij een diepgang van 20 voet. In 1861 werd het schip een bark. In 1887 werd het naar Engeland verkocht voor 9600. Spoedig daarna is het op zee gebleven. Van de Noach III is eveneens een half model en een olieverfschilderen van F. T. Car- lebur (1873) aanwezig. De Noach II is het eenige schip, dat 590 last of 1117 ton mat, is in 1890 naar Noorwegen verkocht voor R.M. 50000. Het zou te ver voeren, alle aanwezige mo dellen uitvoerig te bespreken. Van zeer vele klippers zijn nog modellen aanwezig. Wij tref fen aan modellen en teekeningen van de Ter- nate, de Jason, de Ocaan, de Medea, de India Packet, de Lichtstraal, de Dordrecht I, de Koffyboon, de 's-Gravenhage, de Nestor, de Aëoliet, de Utrecht, de Voorlichter, de Indu strie, de Liberaal, de Batavier, de Lotos, de Nederland. Bovendien een halfmodel, zes mo dellen van verschillende klipperfregatten, een kaart met reederijvlaggen een afbeelding van den Kinderdijk in 1841, ten schilderij van de „Red Jacket", een Amerikaansch klipperfre gat in 1853 gebouwd en een tuigteekening van een klipperfregat. vJ Nooit mag de naald van den snelheids meter nu boven de 70 komenSneller en dan 70 K.M. uur wil zeggen: s verspillen en de in- voerinc^van distri butie bespoedigen 1 De 21e. Het is donker om me heen. stikdonker. Ik kan haast geen hand voor oogen zien, als alleen voor me een lichte vlakte, waar groote rjsschotsen op drijven, de zee. Steeds rondturende over de woelige zee naar drijvende mijnen, loop ik voorzichtig en langzaam, als schildwacht-uitkijk over den dijk. Opeens zie ik vlak voor me een zwak lichtpuntje, .wat bij nadere beschouwing het vuur van een brandende cigaret blijkt te zijn, want plotseling doemt er vlak voor me een zwarte schaduw op, hetgeen ook een speuren de „uitkijk" blijkt te zijn. Bonjour collega, ook nog zoo laat op pad? Och jao, wat zal ik zeggen, plicht geet voor 't meissie hè, en dus zal 't wel motten, maar wat ik zeggen wilde, als je d'r niks op tegen hebt, gaan we samen verder man, dat is ook wat gezelliger, vind je niet? Wel ja kerel, waarom alleen verder ge strompeld, als we gezellig met z'n tweeën kunnen loopen op zoek naar ronde „Edammer kaasjes". Mag ik me dan even voorstellen, mijn naam is Horn, maar noem me maar Ted. Mooi Ted, nou ik heet Barger van mien van, maar ze noemt mien altied „bul", schijn baar omdat ik niet tot een der magersten be hoor. Hoe bevalt het je anders hier, Barger? Och, bessies, ik zeg maar zoo, je went aan alles en ik zit hier noe al 9 maanden, ik ben nameljjk al met April opgeroepen bie de voor mobilisatie. Nou, dat is een wonder, dat ik je dan niet eerder ontmoet heb bul, want ik zit ook al zoo lang hier. Ja man, 't kan verkeeren, zei Brederode en hij kon 't weten. Ik heb het hier anders bessies Ted, want om je de waarheid te zeggen, ik heb hier een meisje ontdekt, die geheel aan mijn ver wachtingen beantwoord heeft. Ze is verkoop ster in een lingerie-zaak, een verduveld aor- dig, lief meisje, met een joviaal, en zacht karakter. We zijn van plan ons de volgende maond te verloven, de 21e, dat is ons geluks-; nummer, want zij, zoowel als ik zijn op de 21e jaorig en we hebben elkander de 21e ge vonden, dus vanzelfsprekend zol ik zo zeg gen, dat we ons ook de 21 verloven, wat ie? Ja Bul, dat lijkt me een gelukkig gesternte. Je komt zeker uit den Achterhoek, niet bul? Jao, ik kom van de Veluwe en vandaor, dat ik het hier best naor mien zin heb, zoolang ik nu al onder de mobilisatie ben, want die zee man, die is iederen dag opnieuw een openbaring voor mien. Dat ruischen en bul deren der golven doet mien altdied denken aon de bosschen van de Veluwe. D© Natuur, Ted, man dietis zoo enorm mooi. Dat ben ik Volkomen met je eens, bul. Maar kijk daar eens bul, daar drijft er één, geloof ik, als ik me niet vergis. Jao, ie hebt geliek, hier scheiden onze we gen, welke door het toeval tot elkander ge komen zijn zich weer, want noe mot ik de eene kant op en jij de andere, is 't niet? Ja 't spijt me wel bul, maar ik hoop je toch nog 's weer te ontmoeten. Jao Ted, tot ziens en 't beste heur. Twee weken later ontmoette ik bul weer, terwijl hij op zijn meisje stond te wachten, 't Liep tegen achten en dus zou ze zoo komen. Even later zag ik ze samen stevig gearmd wegloopen, naar de buitenwijken van de stad. Dat was werkelijk innige liefde zoo te zien. zoo geheel als die twee in hun „alleen-zijn" opgingen. Zij, blij zijnde nog enkele uurtjes van den avond met hem te kunnen zijn, alleen met z'n tweetjes en alleen hun gedachten en gevoelens voor elkander... Het was echt, zoo als Bul terecht opmerkte: „Knap ben ik niet, maar onze wederzijdsche gevoelens voor elkander kloppen als een bus." Daar gingen ze, het geluk, hun ideaal, hun liefde en ge voelens tot één vereenigd... Horn, of je naar het hospitaal toe wilt gaan, van sectie X. Waarvoor sergeant? Daar is iemand, die je graag even zou willen spreken. Wie kon dat zijn? Een hospitaalsoldaat bracht me, zonder een woord te spreken, naar een afgezonderd ka mertje. Toen ik binnentrad zag ik tot mijn groote ontsteltenis, Bul Barger in een bed liggen. Zijn gelaat was zoo vaal-wit, als dat van een doode, hetgeen nog meer tot uiting kwam door de witte lakens, welke zijn hoofd omringden. Bul... bul, wat is er? Ted... Ted, man, ik heb zoo lang op je gewacht... ik... ik ga deze wereld verlaten... Ons huisje zal nooit meer gebouwd worden... ons geluk is ten einde... jongen, Ted... denk aan me, aan m'n meisje... Maar Bul, wat is er dan? Hij sloot de oogen en antwoordde niet meer, er kleefde bloed om zijn mondhoeken, zijn ilchaam sidderde... De hosiptaaisoldaat gaf tekst en uitleg... Er was een mijn gesprongen en Barger was er te dicht bij geweest, zijn lichaam was van binnen kapot geslagenHij de eenvoudige, stille natuuï-vriend zou de morgen niet meer beleven. Plotseling werd de deur heel voorzichtig opengeduwd en verscheen zijn meisje in het kamertje Ik verwijderde me, diep weggedoken in een hoek, na eerst zijn lijkwitte klamme hand nog even ten afscheid gedrukt te hebben. Daar was zij, zijn ideaalZe viel op de knieën voor zijn bed en kuste zijn oogen Ik kon dit niet langer aanzien en verdween stil uit het kamertje. Toen ik buiten stond zag ik vaag een dok ter en de garnizoenspredikant langs me heen naar binnen gaan. God, waarom moest dit geluk vernietigd wordenOnbekende we gen Hij, bul Barger mijn mijnenvriend lag op sterven, hij was gevallen by de uitoefening van zijn plicht, welke ging vóór zijn meisje Waarom...... Een paar weken later zag ik haar weer in de lingeriezaak staan, evenzoo als voorheen, haar klanten bedienende. Doch er was een groot verschil bij het donkere meisje van thans en dat van een maand geleden. Zij had iets verloren...... Ook haar leven was kapot ge slagenDie donkere schaduwen onder haar oogendie trillende lippenHaar geluk, haar ideaal was ook dood „Over een maand gaan we ons verloven". Ik keek in mijn zakagendahet was de 21ste... Dick. „Ik beloof het je." Hoe dikwjjls en hoe ge- makkelijk worden die woorden uitgesproken enhoe dikwijls even snel en gemakkelijk weer vergeten. We „beloven" aan een kennis een jong hondje uit het nest en als de kennis een paar weken later op onze toezegging terugkomt, zijn alle hondjes weggegeven aan anderen. We „beloven" een zieke spoedig te bezoe ken en het bezoek wordt uitgesteld of ver geten tot de zieke weer lang hersteld is. We „beloven" een brief te zullen posten, en drie dagen later vinden wij den brief in onzen zak of in ons taschje. Kortom, wij beloven veel en doen weinig. Hoe komt dat? Omdat de mensch van nature geneigd is om snel te vergeten en de licht vaardig „ja" te zeggen. Het valt de meesten onzer, die geen geboren nurkschen zijn, ge makkelijker om „ja" te zeggen dan „neen". En toch doen wij beter een hem te zetten voor dat al te spontane „ja", en even te over wegen: „Kan ik het nakomen", wat ik nu wil beloven?" „Heb ik tijd en heb ik voor denzelfden dag en hetzelfde uur niet anders afgesproken?" De menschen, die anderen het minst teleur stellen zijn zij, die niet zoo gemakkelijk te bewegen zijn tot een volmondige toezegging; van hen zal men veelal het antwoord hooren: „ik kan het je niet vast beloven, maar ik zal mijn best doen". Men heeft meer kans dat zoo iemand een zelfs maar ten halve gedane belofte nakomt, dan op de stellige verzeke ring van de luchthartigen, die dadelijk voluit en onnadenkend „ja" zeggen. Zij méénen het goed en het is geenszins hun opzet om ons teleur te stellen, maar: „maar vele mijlen lig gen tusschen doen en zeggen". Laat ons bij onszelf beginnen; laat ons trachten om onszelf op te voeden tot menschen op wier eenmaal gegeven woord men onver anderlijk staat kan maken. En daarvoor is het noodig, ook in kleinigheden nauwkeurig te zijn. Het gaat er niet om of het betreft eenvou dig een brief te posten, of een gewichtige zen ding te vervullen, waarbij groote belangen op het spel staan. Het gaat erom, welke waarde men zelf toekent aan het gegeven woord. „In het kleine getrouw te zrjn kost soms den zwaarsten strijd". Gewen Uzelf, om ge trouw te zijn in het kleine en U vormt een door en door betrouwbaar karakter, waaraan U zelf en anderen veel geluk zullen beleven. Dr. JOS DE COCK. zitten uren ep een pakkende tekst te „broeden" Verspil geen tijd! Laat ons U voorlichten Het kost niets extra fFeegt zuinig met benzine! m. Geen enkel probleem komt tot oplossing wanneer niet van te voren is nagegaan, welke factoren invloed hebben gehad op het tot stand komen van de moeilijke kwestie. Sterk geldt dit t.a. opvoedkundige vraagstukken. Het vaststellen van de factoren, die tot de moeilijkheden leidden is dikwijls zoo niet altijd reeds het bestrijden van het euvel. Nu weet ik zeker wel, dat vele menschen maar liefst dadelijk concrete adviezen hebben, doch men vergeet, dat men dan in een enkel geval mogelijk iets heeft aan een advies, in de mees te gevallen zal men juist voor dingen kómen te staan, welke buiten het algemeene advies va.- len. Het is daarom veel en veel beter, dat men langzamerhand opvoedkundig leert denken, als ik het zoo eens noemen mag. Dat men lang zamerhand gewend raakt de moeilijkheden te ontleden opdat men aldus tot een eigen ge fundeerd oordeel kan komen en zelf kan be palen, hoe men in de steeds wisselende geval len het best kan handelen. Ik trachtte in deze rubriek daar steeds op aan te sturen. Ik moet bij de behandeling van het onder havige probleem de lezers dan ook nog een paar malen mee voeren op het terrein van de diagnostiek, het bepalen van het „ziekte beeld". Hierbij moet ik ook wijzen op fouten, welke zoo vaak bij ons opvoeders schuilen en wier vorkoming herhaaldelijk moeilijkheden in de opvoeding onzer kinderen buiten sluiten. In de vorige bijdrage gaf ik als een ziens wijze weer, dat verschillende ouders veel te jong in het huwelijksbootje stappen en eigen lijk zelf nog kinderen zijn. Meisjes van zes tien en zeventien jaren zijn, wanneer men ze in de meisjesvereenigingen zoo eens mee maakt. nog zoo dikwijls kinderen. Hoe kan men van haar dan opvoedsters verwachten? Er is bij haar nog zoo'n groot tekort aan opvoedkundig inzicht. Doch... niet alleen de veel te jong gehuwde ouders mankeert het aan dit inzicht, ook de andere groepen ver- toonen dikwijls een sterk tekort aan inzicht in de taak, welke zij als oudersopvoeders dragen ten aanzien van hun kinderen. Men heeft deze eeuw wel eens de eeuw van het kind genoemd, maar noch de eene noch de andere uitspraak kan zich handhaven, wanneer we zien, hoe juist in deze eeuw met de rechten van het kind wordt omgesprongen. In haar onvolpre zen werk „Het geheim van het Kinderleven" teekent Dr. Maria Montessori ons het juiste beeld van de plaats van het kind in de sa menleving. Hierbg schroomt zij niet ouders en opvoeders te wy'zen op hun groote en ernstige tekortkomingen en wie eerlijk en onbevoor oordeeld haar geschrift leest, komt tot de conclusie, dat haar klachten gerechtvaardigd zijn. Het zou mij te ver voeren dit met voor beelden aan te toonen, maar een raad om dit werk te lezen mag niet achterwege blijven. Het is onbillijk en onjuist om de oorzaken der ongehoorzaamheid uitsluitend te willen zoeken bij de ouders, de kinderen en de tijds omstandigheden. Ook de onderwijzers, of be ter nog, de school, treft in vele gevallen schuld. Het boetekleed siert den mensch. De school moet durven erkennen, dat haar methoden, haar optreden tegenover de jeugd, haar leer stof enz. enz. dikwijls aanleiding is, dat het kind ongehoorzaam wordt en de eerbied uit overtuiging tegenover het gezag, gaat verlie zen. Er is in onzen tijd een groote belangstel ling voor paedagogiek, maar zoolang deze be langstelling zich manifesteert in het houden en bijwonen van geleerde congressen, het schrijven van artikelen handboeken, enz. enz. het houden van lezingen en causerieën, zonder de daadwerkelijke toepassing en de radicale ombuiging naar het betere, mist men het recht gehoorzaamheid en eerbied bij het kind te eischen. Wanneer men zelf zijn beter Ik niet gehoorzaamt zich overgeeft aan hetgeen men in anaeren afkeurt en veroordeelt, kan men geen aanspraak maken op gehoorzaamheid en eerbied! Ik behoef op deze zaak niet verder in te gaan. daar Dr. Haamker er uitvoerig over handelde. De aard van mijn onderwerp, het probleem der ongehoorzaamheid, enz. in verband met de taak der school, moet ik echter op enkele din gen wijzen, welke Dr. H. onbesproken liet, of althans niet illustreerde. Naar mijn meening moeten de volgende te kortkomingen. fouten, enz., van de school, be sproken worden: a. scheeve verhoudingen op school tusschen de leerkrachten. b. bedriegelijke houding tegenover het schooltoezicht schoolhoofd, ouders, kinderen, enz. c. gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel. d. tekort aan paedagogische kennis (waar onder ook begrepen de z.g. didactische kennis). e. oneerlijke strijd om het kind (getal leer lingen). f. gebrek aan sociaal voelen. De scheeve verhoudingen op school tusschen de leerkrachten. De in den aanvang van zjjn behandeling ge maakte opmerkingen over het teloor gaan van gezag en de veranderingen in de opvattingen der opvoeders krijgen beteekenis, wanneer men zich bezighoudt met de vraag, hoe het toch mogelijk is, dat in de school de leerkrachten dikwijls vijandig tegenover elkaar staan. Het doet altijd pijnlijk aan, te bemerken, dat op voeders onderling elkaar niet begrijpen, vijan dig staan, elkaar niet groeten, kortom de grondbeginselen van waarachtige beschaving met voeten treden. Het behoort niet tot de zeldzaamheden dat in een school verschillende leden van het personeel het hoofd of een der collega's jaren achtereen onheusch behande len. De schuldvraag kan hier niet achterwege blijven, maar feiten als deze er komen nog erger toestanden voor maken het onmoge lijk, dat de betrokken leerkrachten hun taak als opvoeders der kinderen behoorlijk vervul len. De invloed van dergelijke verhoudingen gaat verder dan menigeen vermoedt. De kin deren hebben het vlug in de gaten, dat er „ruzie" is op school en zij zullen niet nalaten, daar thuis met elkaar over te spreken. De oorzaken van dergelijke meeningsver- schillen kunnen velerlei zijn en niet altijd treft de onderwijzer schuld. „De bevrijding van de persoonlijkheid van alles wat haar vroeger aan banden lei, en met name van alle uitsluitend op overgeleverde opvattingen en op gewoonte berustend gezag", gaat dikwijls, zoo niet al tijd gepaard met strijd. Dit verklaart in vele gevallen het ontstaan van scheeve verhoudin gen tusschen hoofd en personeel en personeel onderling. Hetgeen Dr. Hamaker hierover heeft opgemerkt geldt volkomen voor de on derwijzers-opvoeders. Er moet in school gezag zijn, maar het recht van de persoonlijkheid, als ik het zoo eens noemen mag, moet be schermd blijven. In dit opzicht wordt er vtej gevergd van de onderwijskrachten en in hét bijzonder van het hoofd der school. Tact en waardeering voor eikaars werk en besef van de verantwoordelijkheid van allen ter. aan zien van de gemeenschappelijke taak kan hier veel moeilijkheden voorkomen en oplossen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 11