Een paradijs
Mobilisatie-
XoS no-o-il!
't HOEKJE
OUDERS
voor liefhebbers van Klippers
fttilóen
Het Maritiem Museum te Rotterdam biedt groote
verscheidenheid van klipper schepen in alle soorten
c H T
Belofte maakt schuld
Sommige adverteerders
VOOR DE
Het vraagstuk der tucht
IL
In ons artikel van Zaterdag j.1. hebben
wfl een overzicht gegeven van de geschie
denis het ontstaan, de bloei en de on
dergang der klipperschepen, dit mede
ln verband met de belangwekkende expo
sitie, welke van 21 December4 Februari
1940 in het Maritiem Museum werd ge
houden. \V\] hebben aan deze tentoonstel
ling een bezoek gebracht en w\j hebben
geconstateerd, dat de slagzin „een para-
di^ voor klipper-liethebbers" geenszins
een holle phrase was. Behalve een groot
aantal modellen van kBpperschepen,
biedt de expositie eveneens een aantal
afbeeldingen van klippers van de bekende
schepen-schilder J. Spin en een aantal
voorwerpen, welke tot de uitrusting van
beroemde Hollandsche klippers hebben
behoord. Bovendien treft men een aantal
bouwteekeningen aan, door reederijen en
scheepswerven gebruikt, die vooral de
aandacht der scheepsbouwers en kenners
zullen trekken. Opmerking verdient nog,
dat alle geëxposeerde schepen Holland
sche z\jn. Het groote publiek weet meestal
niet, indien het dan al Iets van klip
pers af weet! dat ook veie Holland
sche klippers vroeger op de wereldzeeën
grooten roem hebben geoogst.
De.expositie is in drie afdeelingen ver-
Beeld, welke te zamen de geschiedenis der
klippers in beeld brengen. De eerste afdeeling
omvat schepsmodellen van vóór den klipper-
ttjd; de tweede afdeeling toont schepen, die
reeds den invloed van de klippers (in het bui
tenland) hebben ondergaan, doch in wezen
nog geen klippers zijn, terwijl in de derde af-
ideeling de echte klippers zijn opgesteld.
De Kosmopoliet.
Van de Kosmopoliet, waarvan wij in het
eerste artikel het een en ander hebben ver
teld, is aanwezig een olieverfschilderij door
Van Brakel, een halfmodel en een foto, in
bruikleen gegeven door mr. Blusé van Oud-
Alblas te Rotterdam. Voorts een zij-aanzicht
van den romp en het plan der verblijven en
hutten en de reederijcedul. Op deze cedul vindt
men de handteekening van minister Thor-
becke, die zooals men weet het initiatief tot
den bouw van dezen klipper heeft genomen.
Tenslotte treft men nog aan het facsimile van
een advertentie uit het Algemeen Handels
blad van 3 April 1855, waarin deze klipper ter
sprake komt.
Het klipperfregat (een fregat is een drie
mastschip met raas) Kosmopoliet I werd in
de jaren 1853—1854 bij Corn. Gips te Dord
recht gebouwd voor de reederij Gebr. Blussé
aldaar en werd in tegenwoordigheid van mi
nister Thorbecke te water gelaten. Het schip
had een inhoud van 398 last of 753 ton en
had aan den achtersteven, wanneer het was
geladen een diepgang van 18 voet. In 1871
werd het naar Engeland verkocht voor
i 35.600.
De Califormé.
Van de Californië Is een bouwteekening
aanwezig. Het ijzeren klipperfregat werd in
1853 te Kinderdijk door Fop Smit gebouwd
voor den Amsterdamschen reeder L Bienfait.
Het schip had een inhoud van 334 last of 633
ton en had, wanneeer het was geladen aan den
achtersteven een diepgang van 177 voet. Ook
de masten van de Californië waren van ijzer,
een uitvinding van Fop Smit. In 1878 werd
het schip, uit de hand verkocht aan Aug
Kopeke te Rotterdam. Thans verkreeg het
barkstuig (een bark is een driemastschip
waarvan de twee voorste masten raas hebben,
terwijl de achterste mast een bezaan, een
zeil, voert). De Californië was een lang leven
beschoren. Tot 1895 bleef deze klipper onder
de reederijvlag van Kopeke in de vaart. In
dat jaar werd hij voor 9000 verkocht aan
de firma Sunderland te Dordrecht om te wor
den gesloopt.
De Argo.
De viermastschoener (een schoener is een
schip met twee masten, waarvan alleen de
voorste dwarsscheepsche zeilen voert) „Argo
van 284 last of 537 ton, werd in 18531854
op de werf Rotterdams Welvaren" door P. N.
Kortlandt voor de reeders A. van Hoboken
en Zonen gebouwd. Het was het eerste vier-
mastschip, dat onder Nederlandsche vlag
voer. Het was .geheel op zeylagie" gebouwd
en had de volgende afmetingen: lang over
steven 44.50 m, wijd binnen de huid 9.30 m,
hol in het ruim aan den bovenkant der kiel
4.10 m, hoog tusschen de deks 2.06 m. Het
achterschip was uitstekend ingericht voor het
Vervoer van passagiers.
De „Argo" was bestemd voor de Chinee-
Sche wateren, moest vlug kunnen manoeu
vreeren en tevens vast liggen. Het schoener-
tuig was gemakkelijker te hanteeren dan de
zware onder- en marseraas van het fregats-
tuig. Het lichte boventuig kon bij zwaar
weer spoedig worden weggenomen. Dan was
Be „Argo" tegen de felste buien bestand.
In 1870 werd de „Argo" tet Rotterdam
voor 19400 verkocht aan den reeder Murk
Leis te Alblasserdam. Nog eenigen tijd bleef
het schip in de Japansche wateren dienst
Boen. Twee jaar later werd het voor 26000
naar het buitenland verkocht.
Van dezen klipper is aanwezig een half
model en een olieverfschilderij van J. San-
derse.
Kosmopoliet n en m.
Het succes, met de Kosmopoliet I behaald,
leidde er toe. dat spoedig na den bouw van
het eerste schip, twee zusterschepen, de Kos
mopoliet II en III werden gebouwd, natuurijk
bij denzelfden bouwer, Gorn. Gips Zonen
te Dordrecht. Van de Kosmopoliet II is aan
wezig een olieverfschilderij van Van Brakel,
een halfmodel, een tuigteekening, een foto
en een lithografie met kajuitinrichting van
de Kosmopoliet I en II. Van de Kosmopoliet
m is alleen aanwezig een plattegrond, die
het bestudeeren evenwel dubbel waard is.
De Kosmopliet II werd in 1865 gebouwd.
Het schip had een inhoud van 569 last of 1077
ton en bij geladen toestand een diepgang van
19 voet. In 1876 werd de klipper te Rotter
dam voor 35000 verkocht aan Van Overzee
Co., waarna hij uit de hand voor 45000
naar Bremen werd verkocht.
De Kosmopoliet III werd in 1871 gebouwd.
Het schip had een inhoud van 818 last of
1548 ton. Ijl 1879 werd het uit de hand ver
kocht voor 60000 aan den reeder W. A. J.
Wittkampf te Schiedam en werd het een
bark. In 1886 werd de Kosmopoliet III te Ba
tavia verkocht, de romp voor 2550 en de
inventaris voor 6300.
De Noach-serle.
Van de beroemde Noach-klippers (Noach
I t/m VI) is veel materiaal aanwezig. Het
eerste schip van deze serie, het klipperfregat
„Noach I" werd in 1857 bij Fop Smit te Kin
derdijk voor eigen reederij gebouwd. Het had
een inhoud van 472 last of 982 ton en had in
geladen toestand een diepgang van 19 voet.
Het was de eerste des zes Noachs, welke ieder
op hun beurt verschillende snelle reizen heb
ben gemaakt. Op haar vierde thuisreis naar
Brouwershaven in 1863 en op haar zesde uit
reis naar Batavia wist de Noach I het traject
zelfs in 71 dagen te volbrengen. Vierentwin
tig verschilende uit- en thuisreizen legde zij
gemiddeld in 85 en een derde dag af, hetgeen
een enorme vooruitgang beteekende in verge
lijking met de reizen der niet-klippers, die in
1858 een gemiddelde van ongeveer 129 dagen
hadden!
Wat ruimte, ventilatie en fraaie uitvoering
betrof, was de Noach I een novum. Boven
dien was zij het eerste schip in Nederland,
dat met een geheel ijzeren staand want uit
de Engelsche fabriek van Nerwall Co. was
getuigd. In 1877 keeg zij barkstuig. In 1884
werd de klipper voor 12800 verkocht aan
den scheepsbouwmeester en reeder A. H.
Meursing te Amsterdam. Deze sloopte het
schip aan zijn werf.
Van de Noach I zijn aanwezig een aquarel
van J. Spin (1859), een halfmodel, een bouw
teekening en een tuigteekening.
De Noach II is op de expositie vertegen
woordigd door een halfmodel, een bouwteeke
ning, een lithografie met kajuitsinrichting en
ex aquarel van J. Spin (1871). Dit klipper
fregat werd in 1867 bij Jan Smit te Slikker
veer gebouwd voor Fop Smit Jr., te Rotter
dam. In inhoud was 503 last of 951 ton en
wanneer zij was geladen had zij een diepgang
van 20 voet. In 1861 werd het schip een bark.
In 1887 werd het naar Engeland verkocht
voor 9600. Spoedig daarna is het op zee
gebleven.
Van de Noach III is eveneens een half
model en een olieverfschilderen van F. T. Car-
lebur (1873) aanwezig. De Noach II is het
eenige schip, dat 590 last of 1117 ton mat, is
in 1890 naar Noorwegen verkocht voor
R.M. 50000.
Het zou te ver voeren, alle aanwezige mo
dellen uitvoerig te bespreken. Van zeer vele
klippers zijn nog modellen aanwezig. Wij tref
fen aan modellen en teekeningen van de Ter-
nate, de Jason, de Ocaan, de Medea, de India
Packet, de Lichtstraal, de Dordrecht I, de
Koffyboon, de 's-Gravenhage, de Nestor, de
Aëoliet, de Utrecht, de Voorlichter, de Indu
strie, de Liberaal, de Batavier, de Lotos, de
Nederland. Bovendien een halfmodel, zes mo
dellen van verschillende klipperfregatten, een
kaart met reederijvlaggen een afbeelding van
den Kinderdijk in 1841, ten schilderij van de
„Red Jacket", een Amerikaansch klipperfre
gat in 1853 gebouwd en een tuigteekening van
een klipperfregat.
vJ
Nooit mag de naald
van den snelheids
meter nu boven de
70 komenSneller
en dan 70 K.M.
uur wil zeggen:
s verspillen en
de in-
voerinc^van distri
butie bespoedigen 1
De 21e.
Het is donker om me heen. stikdonker. Ik
kan haast geen hand voor oogen zien, als
alleen voor me een lichte vlakte, waar groote
rjsschotsen op drijven, de zee.
Steeds rondturende over de woelige zee
naar drijvende mijnen, loop ik voorzichtig en
langzaam, als schildwacht-uitkijk over den
dijk. Opeens zie ik vlak voor me een zwak
lichtpuntje, .wat bij nadere beschouwing het
vuur van een brandende cigaret blijkt te zijn,
want plotseling doemt er vlak voor me een
zwarte schaduw op, hetgeen ook een speuren
de „uitkijk" blijkt te zijn.
Bonjour collega, ook nog zoo laat op pad?
Och jao, wat zal ik zeggen, plicht geet voor
't meissie hè, en dus zal 't wel motten, maar
wat ik zeggen wilde, als je d'r niks op tegen
hebt, gaan we samen verder man, dat is ook
wat gezelliger, vind je niet?
Wel ja kerel, waarom alleen verder ge
strompeld, als we gezellig met z'n tweeën
kunnen loopen op zoek naar ronde „Edammer
kaasjes". Mag ik me dan even voorstellen,
mijn naam is Horn, maar noem me maar
Ted.
Mooi Ted, nou ik heet Barger van mien
van, maar ze noemt mien altied „bul", schijn
baar omdat ik niet tot een der magersten be
hoor.
Hoe bevalt het je anders hier, Barger?
Och, bessies, ik zeg maar zoo, je went aan
alles en ik zit hier noe al 9 maanden, ik ben
nameljjk al met April opgeroepen bie de voor
mobilisatie.
Nou, dat is een wonder, dat ik je dan niet
eerder ontmoet heb bul, want ik zit ook al
zoo lang hier.
Ja man, 't kan verkeeren, zei Brederode en
hij kon 't weten.
Ik heb het hier anders bessies Ted, want
om je de waarheid te zeggen, ik heb hier
een meisje ontdekt, die geheel aan mijn ver
wachtingen beantwoord heeft. Ze is verkoop
ster in een lingerie-zaak, een verduveld aor-
dig, lief meisje, met een joviaal, en zacht
karakter. We zijn van plan ons de volgende
maond te verloven, de 21e, dat is ons geluks-;
nummer, want zij, zoowel als ik zijn op de
21e jaorig en we hebben elkander de 21e ge
vonden, dus vanzelfsprekend zol ik zo zeg
gen, dat we ons ook de 21 verloven, wat ie?
Ja Bul, dat lijkt me een gelukkig gesternte.
Je komt zeker uit den Achterhoek, niet bul?
Jao, ik kom van de Veluwe en vandaor, dat
ik het hier best naor mien zin heb, zoolang
ik nu al onder de mobilisatie ben, want die
zee man, die is iederen dag opnieuw een
openbaring voor mien. Dat ruischen en bul
deren der golven doet mien altdied denken
aon de bosschen van de Veluwe. D© Natuur,
Ted, man dietis zoo enorm mooi.
Dat ben ik Volkomen met je eens, bul.
Maar kijk daar eens bul, daar drijft er één,
geloof ik, als ik me niet vergis.
Jao, ie hebt geliek, hier scheiden onze we
gen, welke door het toeval tot elkander ge
komen zijn zich weer, want noe mot ik de
eene kant op en jij de andere, is 't niet?
Ja 't spijt me wel bul, maar ik hoop je
toch nog 's weer te ontmoeten.
Jao Ted, tot ziens en 't beste heur.
Twee weken later ontmoette ik bul weer,
terwijl hij op zijn meisje stond te wachten,
't Liep tegen achten en dus zou ze zoo komen.
Even later zag ik ze samen stevig gearmd
wegloopen, naar de buitenwijken van de stad.
Dat was werkelijk innige liefde zoo te zien.
zoo geheel als die twee in hun „alleen-zijn"
opgingen. Zij, blij zijnde nog enkele uurtjes
van den avond met hem te kunnen zijn, alleen
met z'n tweetjes en alleen hun gedachten en
gevoelens voor elkander... Het was echt, zoo
als Bul terecht opmerkte: „Knap ben ik niet,
maar onze wederzijdsche gevoelens voor
elkander kloppen als een bus." Daar gingen
ze, het geluk, hun ideaal, hun liefde en ge
voelens tot één vereenigd...
Horn, of je naar het hospitaal toe wilt
gaan, van sectie X.
Waarvoor sergeant?
Daar is iemand, die je graag even zou
willen spreken.
Wie kon dat zijn?
Een hospitaalsoldaat bracht me, zonder een
woord te spreken, naar een afgezonderd ka
mertje. Toen ik binnentrad zag ik tot mijn
groote ontsteltenis, Bul Barger in een bed
liggen. Zijn gelaat was zoo vaal-wit, als dat
van een doode, hetgeen nog meer tot uiting
kwam door de witte lakens, welke zijn hoofd
omringden.
Bul... bul, wat is er?
Ted... Ted, man, ik heb zoo lang op je
gewacht... ik... ik ga deze wereld verlaten...
Ons huisje zal nooit meer gebouwd worden...
ons geluk is ten einde... jongen, Ted... denk
aan me, aan m'n meisje...
Maar Bul, wat is er dan?
Hij sloot de oogen en antwoordde niet meer,
er kleefde bloed om zijn mondhoeken, zijn
ilchaam sidderde...
De hosiptaaisoldaat gaf tekst en uitleg...
Er was een mijn gesprongen en Barger was
er te dicht bij geweest, zijn lichaam was van
binnen kapot geslagenHij de eenvoudige,
stille natuuï-vriend zou de morgen niet meer
beleven.
Plotseling werd de deur heel voorzichtig
opengeduwd en verscheen zijn meisje in het
kamertje
Ik verwijderde me, diep weggedoken in een
hoek, na eerst zijn lijkwitte klamme hand nog
even ten afscheid gedrukt te hebben.
Daar was zij, zijn ideaalZe viel op de
knieën voor zijn bed en kuste zijn oogen
Ik kon dit niet langer aanzien en verdween stil
uit het kamertje.
Toen ik buiten stond zag ik vaag een dok
ter en de garnizoenspredikant langs me heen
naar binnen gaan. God, waarom moest dit
geluk vernietigd wordenOnbekende we
gen
Hij, bul Barger mijn mijnenvriend lag op
sterven, hij was gevallen by de uitoefening van
zijn plicht, welke ging vóór zijn meisje
Waarom......
Een paar weken later zag ik haar weer in
de lingeriezaak staan, evenzoo als voorheen,
haar klanten bedienende. Doch er was een
groot verschil bij het donkere meisje van thans
en dat van een maand geleden. Zij had iets
verloren...... Ook haar leven was kapot ge
slagenDie donkere schaduwen onder haar
oogendie trillende lippenHaar geluk,
haar ideaal was ook dood
„Over een maand gaan we ons verloven". Ik
keek in mijn zakagendahet was de 21ste...
Dick.
„Ik beloof het je." Hoe dikwjjls en hoe ge-
makkelijk worden die woorden uitgesproken
enhoe dikwijls even snel en gemakkelijk
weer vergeten.
We „beloven" aan een kennis een jong
hondje uit het nest en als de kennis een paar
weken later op onze toezegging terugkomt,
zijn alle hondjes weggegeven aan anderen.
We „beloven" een zieke spoedig te bezoe
ken en het bezoek wordt uitgesteld of ver
geten tot de zieke weer lang hersteld is.
We „beloven" een brief te zullen posten,
en drie dagen later vinden wij den brief in
onzen zak of in ons taschje.
Kortom, wij beloven veel en doen weinig.
Hoe komt dat? Omdat de mensch van nature
geneigd is om snel te vergeten en de licht
vaardig „ja" te zeggen. Het valt de meesten
onzer, die geen geboren nurkschen zijn, ge
makkelijker om „ja" te zeggen dan „neen".
En toch doen wij beter een hem te zetten
voor dat al te spontane „ja", en even te over
wegen: „Kan ik het nakomen", wat ik nu
wil beloven?" „Heb ik tijd en heb ik voor
denzelfden dag en hetzelfde uur niet anders
afgesproken?"
De menschen, die anderen het minst teleur
stellen zijn zij, die niet zoo gemakkelijk te
bewegen zijn tot een volmondige toezegging;
van hen zal men veelal het antwoord hooren:
„ik kan het je niet vast beloven, maar ik zal
mijn best doen". Men heeft meer kans dat
zoo iemand een zelfs maar ten halve gedane
belofte nakomt, dan op de stellige verzeke
ring van de luchthartigen, die dadelijk voluit
en onnadenkend „ja" zeggen. Zij méénen het
goed en het is geenszins hun opzet om ons
teleur te stellen, maar: „maar vele mijlen lig
gen tusschen doen en zeggen".
Laat ons bij onszelf beginnen; laat ons
trachten om onszelf op te voeden tot menschen
op wier eenmaal gegeven woord men onver
anderlijk staat kan maken. En daarvoor is
het noodig, ook in kleinigheden nauwkeurig
te zijn.
Het gaat er niet om of het betreft eenvou
dig een brief te posten, of een gewichtige zen
ding te vervullen, waarbij groote belangen op
het spel staan. Het gaat erom, welke waarde
men zelf toekent aan het gegeven woord.
„In het kleine getrouw te zrjn kost soms
den zwaarsten strijd". Gewen Uzelf, om ge
trouw te zijn in het kleine en U vormt een
door en door betrouwbaar karakter, waaraan
U zelf en anderen veel geluk zullen beleven.
Dr. JOS DE COCK.
zitten uren ep een
pakkende tekst te „broeden"
Verspil geen tijd!
Laat
ons
U voorlichten
Het kost niets extra
fFeegt zuinig
met benzine!
m.
Geen enkel probleem komt tot oplossing
wanneer niet van te voren is nagegaan, welke
factoren invloed hebben gehad op het tot
stand komen van de moeilijke kwestie. Sterk
geldt dit t.a. opvoedkundige vraagstukken.
Het vaststellen van de factoren, die tot de
moeilijkheden leidden is dikwijls zoo niet
altijd reeds het bestrijden van het euvel. Nu
weet ik zeker wel, dat vele menschen maar
liefst dadelijk concrete adviezen hebben, doch
men vergeet, dat men dan in een enkel geval
mogelijk iets heeft aan een advies, in de mees
te gevallen zal men juist voor dingen kómen te
staan, welke buiten het algemeene advies va.-
len. Het is daarom veel en veel beter, dat men
langzamerhand opvoedkundig leert denken, als
ik het zoo eens noemen mag. Dat men lang
zamerhand gewend raakt de moeilijkheden te
ontleden opdat men aldus tot een eigen ge
fundeerd oordeel kan komen en zelf kan be
palen, hoe men in de steeds wisselende geval
len het best kan handelen.
Ik trachtte in deze rubriek daar steeds op
aan te sturen.
Ik moet bij de behandeling van het onder
havige probleem de lezers dan ook nog een
paar malen mee voeren op het terrein van
de diagnostiek, het bepalen van het „ziekte
beeld".
Hierbij moet ik ook wijzen op fouten, welke
zoo vaak bij ons opvoeders schuilen en wier
vorkoming herhaaldelijk moeilijkheden in de
opvoeding onzer kinderen buiten sluiten.
In de vorige bijdrage gaf ik als een ziens
wijze weer, dat verschillende ouders veel te
jong in het huwelijksbootje stappen en eigen
lijk zelf nog kinderen zijn. Meisjes van zes
tien en zeventien jaren zijn, wanneer men ze
in de meisjesvereenigingen zoo eens mee
maakt. nog zoo dikwijls kinderen. Hoe kan
men van haar dan opvoedsters verwachten?
Er is bij haar nog zoo'n groot tekort aan
opvoedkundig inzicht. Doch... niet alleen
de veel te jong gehuwde ouders mankeert het
aan dit inzicht, ook de andere groepen ver-
toonen dikwijls een sterk tekort aan inzicht in
de taak, welke zij als oudersopvoeders dragen
ten aanzien van hun kinderen. Men heeft deze
eeuw wel eens de eeuw van het kind genoemd,
maar noch de eene noch de andere uitspraak
kan zich handhaven, wanneer we zien, hoe
juist in deze eeuw met de rechten van het
kind wordt omgesprongen. In haar onvolpre
zen werk „Het geheim van het Kinderleven"
teekent Dr. Maria Montessori ons het juiste
beeld van de plaats van het kind in de sa
menleving. Hierbg schroomt zij niet ouders en
opvoeders te wy'zen op hun groote en ernstige
tekortkomingen en wie eerlijk en onbevoor
oordeeld haar geschrift leest, komt tot de
conclusie, dat haar klachten gerechtvaardigd
zijn.
Het zou mij te ver voeren dit met voor
beelden aan te toonen, maar een raad om dit
werk te lezen mag niet achterwege blijven.
Het is onbillijk en onjuist om de oorzaken
der ongehoorzaamheid uitsluitend te willen
zoeken bij de ouders, de kinderen en de tijds
omstandigheden. Ook de onderwijzers, of be
ter nog, de school, treft in vele gevallen schuld.
Het boetekleed siert den mensch. De school
moet durven erkennen, dat haar methoden,
haar optreden tegenover de jeugd, haar leer
stof enz. enz. dikwijls aanleiding is, dat het
kind ongehoorzaam wordt en de eerbied uit
overtuiging tegenover het gezag, gaat verlie
zen. Er is in onzen tijd een groote belangstel
ling voor paedagogiek, maar zoolang deze be
langstelling zich manifesteert in het houden
en bijwonen van geleerde congressen, het
schrijven van artikelen handboeken, enz. enz.
het houden van lezingen en causerieën, zonder
de daadwerkelijke toepassing en de radicale
ombuiging naar het betere, mist men het recht
gehoorzaamheid en eerbied bij het kind te
eischen. Wanneer men zelf zijn beter Ik niet
gehoorzaamt zich overgeeft aan hetgeen men
in anaeren afkeurt en veroordeelt, kan men
geen aanspraak maken op gehoorzaamheid en
eerbied! Ik behoef op deze zaak niet verder in
te gaan. daar Dr. Haamker er uitvoerig over
handelde.
De aard van mijn onderwerp, het probleem
der ongehoorzaamheid, enz. in verband met de
taak der school, moet ik echter op enkele din
gen wijzen, welke Dr. H. onbesproken liet, of
althans niet illustreerde.
Naar mijn meening moeten de volgende te
kortkomingen. fouten, enz., van de school, be
sproken worden:
a. scheeve verhoudingen op school tusschen
de leerkrachten.
b. bedriegelijke houding tegenover het
schooltoezicht schoolhoofd, ouders, kinderen,
enz.
c. gemis aan verantwoordelijkheidsgevoel.
d. tekort aan paedagogische kennis (waar
onder ook begrepen de z.g. didactische kennis).
e. oneerlijke strijd om het kind (getal leer
lingen).
f. gebrek aan sociaal voelen.
De scheeve verhoudingen op school
tusschen de leerkrachten.
De in den aanvang van zjjn behandeling ge
maakte opmerkingen over het teloor gaan van
gezag en de veranderingen in de opvattingen
der opvoeders krijgen beteekenis, wanneer men
zich bezighoudt met de vraag, hoe het toch
mogelijk is, dat in de school de leerkrachten
dikwijls vijandig tegenover elkaar staan. Het
doet altijd pijnlijk aan, te bemerken, dat op
voeders onderling elkaar niet begrijpen, vijan
dig staan, elkaar niet groeten, kortom de
grondbeginselen van waarachtige beschaving
met voeten treden. Het behoort niet tot de
zeldzaamheden dat in een school verschillende
leden van het personeel het hoofd of een der
collega's jaren achtereen onheusch behande
len. De schuldvraag kan hier niet achterwege
blijven, maar feiten als deze er komen nog
erger toestanden voor maken het onmoge
lijk, dat de betrokken leerkrachten hun taak
als opvoeders der kinderen behoorlijk vervul
len. De invloed van dergelijke verhoudingen
gaat verder dan menigeen vermoedt. De kin
deren hebben het vlug in de gaten, dat er
„ruzie" is op school en zij zullen niet nalaten,
daar thuis met elkaar over te spreken.
De oorzaken van dergelijke meeningsver-
schillen kunnen velerlei zijn en niet altijd treft
de onderwijzer schuld. „De bevrijding van de
persoonlijkheid van alles wat haar vroeger aan
banden lei, en met name van alle uitsluitend
op overgeleverde opvattingen en op gewoonte
berustend gezag", gaat dikwijls, zoo niet al
tijd gepaard met strijd. Dit verklaart in vele
gevallen het ontstaan van scheeve verhoudin
gen tusschen hoofd en personeel en personeel
onderling. Hetgeen Dr. Hamaker hierover
heeft opgemerkt geldt volkomen voor de on
derwijzers-opvoeders. Er moet in school gezag
zijn, maar het recht van de persoonlijkheid,
als ik het zoo eens noemen mag, moet be
schermd blijven. In dit opzicht wordt er vtej
gevergd van de onderwijskrachten en in hét
bijzonder van het hoofd der school. Tact en
waardeering voor eikaars werk en besef van
de verantwoordelijkheid van allen ter. aan
zien van de gemeenschappelijke taak kan hier
veel moeilijkheden voorkomen en oplossen.