Io het openbaar aan den schandpaal In het geheim berecht Hebben B. en W. hun bevoegdheid overschreden De Texelsche haven open Stadsnieuw s Dinsdag 13 Februari 1940 Tweede blad fitting van het ambtenaren-scheidgerecht over de schorsing achter gesloten deuren! Door hooger opkomenden vloed De heer Maas van alle rechts vervolgingontslagen Zeer tegen de geldende regelenvan onze rechtspraak in heeft het scheidsgerecht voor ambtenaren in Den Helder gisteravond in een der kamers van het stadhuis in geheime zitting het klaag schrift van den heer P.. H. L. Maas, directeur van gemeentereiniging en plantsoenen, behandeld, tegen diens schorsing door B. en W. op 8 December jongstleden. Het is ons bekend dat de heer Maas zelf er prijs op stelde, dat zijn zaak gisteravond wèl in het openbaar zou zijn behandeld. En wel om zeer begrijpelijke redenen! Immers: De Officier van Justitie te Alk maar heeft den heer Maas van alle rechtsvervolging ontslagen ten aan zien van alle vier tegen hem inge brachte beschuldigingen. Men weet dat hem ten laste werd gelegd: 1. Diefstal van benzine. 2. Diefstal van oliereiniger. 3. Aannemen van steekpenningen. 4. Verduisteren van een autocrick en een bus spoelolie. De Voorzitter van het scheidsgerecht, de heer Dr. Ketner, meende grond te vinden om geheime zitting te adviseeren in de be palingen van de verordening op het ambte narengerecht van de gemeente Den Helder. Hierbij is bepaald dat beraadslagingen en beslissingen van het scheidsgerecht in gehei me zitting dienen te worden genomen. Om trent de behandeling zelf der zaak, dus de pleidooien en eventueel het verhooren der getuigen, is, naar het ons bekende oordeel van den verdediger van den heer Maas, den heer Mr. Dr. J. A. E. Buiskool uit Schagen, een dergelijke geheimhouding niet opgelegd. Slechts kan de voorzitter geheimhouding opleggen omtrent bepaalde zaken. De heer Mr. Dr. Buiskool deelde ons reeds tevoren mede, dat hij zich op het stand punt stelt, dat beraadslaging niet hetzelfde is als behandeling en dat men het beste een vergelijking kan maken tussclien beraadsla ging van de rechtbank in raadkamer en be handeling van een rechtszaak, met onder vragen van verdachte, en hooren van getui gen. Het eerste is niét, het tweede wèl open baar. WAAROM DE DEUREN DICHT? Wij twijfelen er niet aan. of de heer Mr. Dr. Buiskool zal gisteravond het scheidsge recht van de beslissing van den Officier in kennis hebben gesteld en zonder ons overi gens op een standpunt te stellen, is het toch ons inziens zóó, dat door deze beslissing de persoon van den heer Maas in een ander daglicht komt te staan en men hem gelegen heid had behooren te geven, zich in het openbaar te rehabiliteeren. Het is een lacune in het ambtenarenreglement dat hoe eer hoe beter voorziening behoeft. Wij begrijpen anderzijds de moeilijkheid waartegenover de heer Dr. Ketner als voor zitter zich zag geplaatst De verordening is door den raad vastgesteld en het is niet gemakke lijk thans na te gaan, wat de raad destijds precies heeft bedoeld. Als men heel formeel wilde zijn, zou men de zitting van gisteravond hebben moeten verdagen, en had het scheids gerecht via een voorstel van B. en W. en een raadsbesluit, eerst wijziging van het artikel hébben moeten af wachten! DE MOREELE ZIJDE. Ecl^er, waarom was dit noodig'? Het po litioneel onderzoek naar de handelingen des heeren Maas heeft plaats gevonden ten aan- schouwe van een ieder, die lust gevoelde dit gade te slaan. De gordijnen van zijn woning bleven wijd open, terwijl een tiental politie mannen, onder leiding van commissaris v.d. Hoeven, in de woning rondspeurde. Nu de beschuldiging op niets is uitgeloopen, was cr ons inziens om der gerechtigheidswille niets tegen geweest nu, zoo niet de ramen, dan toch de deuren open tehouden van de zaal, waar deze zaak werd behandeld. GEEN STAP NAAR BOVEN.... Laat ons eerlijk bekenen, wij hebben gis teravond een kapitale fout gemaakt, waar door wij onze lezers een moment suprème moeten onthouden. Wij hadden ons fototoestel moeten meenemen, toen wij ons gisteravond op het gemeentehuis meldden om de zitting, die zooals wij nu stellig dachten openbaar zou zijn te gaan ver slaan. Onze intocht is moeilijk te beschrijven... Daar stond bode de Ruijter met wijdgestrekte armen op de statige trap en riep ons reeds van verre toe geen stap naar boven hee ren, geen stap naar boven En daar wierp de gemeente-secretaris, de heer Mr. Dr. van Bolhuis, als tweede Cer berus ons van de bovenverdieping zóó een koelen blik toe, dat ons in de warmte van de corridor, na een tocht door de sneeuw weer eenigszins qp temperatuur gekomen bloed, op slag weer verstijfde... Ach, bode de Ruyter deed slechts zijn plicht, hij schijnt wel zeer strenge en be paalde instructies van bovenaf ontvangen te hebben. De heer P. H. L. Maas, de bedrijfs directeur. die van rechtsvervolging is ontslagen. Wethouder van der Vaart trad voor de gemeente op Echter, er zou door de heeren over ge praat worden, en dat is ook gedaan, want na drie kwartier vernamen wij, dat het scheidsgerecht de meening van den voor zitter deelde, zoodat de deuren gesloten ble ven. Bovendien heeft het scheidsgerecht ieder aanwezige ter zitting, ook persoonlijk ge heimhouding opgelegd, zoodat wij over het geen gisteravond is verhandeld, niets kun nen mededeelen. Wij kunnen slechts raden, maarheb ben toch wel eenig houvast aan de bakens van beide partijen. Ten eerste het klaag schrift van den heer Maas. ons in afschrift vóór de zitting door den verdediger ver strekt en anderzijds het ambtenarenregle ment van de gemeente Den Helder. DE VERDEDIGERS VAN DE GEMEENTE. Voor de gemeente trad op de wethouder van bedrijven de heer P. S. van der Vaart, bijgestaan door zijn raadsman den heer Mr. Dr. van Bolhuis, gemeentesecretaris. Het scheidsgerecht was samengesteld uit de hee ren Dr. Ketner, voorzitter, Mr. Veldman notaris Engelman, Zandé en Hollander, ter wijl als secretaris fungeerde de heer Oos terhout. SCHORSING OP ZEVEN GRONDEN AANGEVOCHTEN. Op zeven gronden is het besluit tot schorsing van den heer Maas door B. en W. in het klaagschrift aangevochten. Aangevoerd wordt onder andere: 1 B. en W. zijn niet bevoegd deze schor sing uit te vaardigen, daar volgens het Ambtenareni'eglement van de gemeente Den Helder schorsing slechts mag worden toegepast door het college, dat betreffen de ambtenaren heeft benoemd. In dit ge val den gemeenteraad. 2 Gesteld dat bevoegdheid tot schorsing wel aan het college van B. en W. toekwam, dan nog zijn B. en W. gebonden aan de gevallen in het reglement genoemd. Onder die gevallen kon niet worden gerekend de grond voor schorsing tegen dezen ambte naar: een aanhangig gemaakt gerechtelijk onderzoek. 3 Bij schorsing moet volgens art. 85 van het ambtenarenreglement der gemeente Den Helder verwijdering uit den dienst voor een bepaalden tijd geschieden. B. en W. hebben echter voor onbepaalden tijd ge schorst. 4 Gesteld dat B. en W. los van de geval len in art. 85 genoemd, bevoegd waren naar omstandigheden eenige maatregelen te nemen tegen een-ambtenaar dan nog kunnen B. en W. geen maatregel toepas sen welke in wezen en gevolgen zwaarder is dan een strafmaatregel, welke wel in het artikel wordt genoemd en niet tot de competentie van B. en W. behoort. (Be doeld wordt dus dat een lager college als B. en W. niet zwaarder mag straffen dan een hooger college als de raad, dat voor dergelijke fouten als den heer M. toege schreven geen schorsing voorschrijft). Dit zou ook in strijd zijn met de rechtspositie van eiken ambtenaar. 5 Volgens besluit van 8 December was grond van schorsing het tegen M. aanhan gig gemaakte gerechtelijke onderzoek. Op 8 December was er nog geen gerechtelijk onderzoek slechts een politioneele actie. Op 15 December werd het besluit van 8 December gewijzigd, zoodat geen salaris meer werd uitgekeerd. Voor deze wijze van schorsing is geen enkele grond ver meld. Dit is in strijd met de ambtenaren wet en het ambtenarenreglement, daar ieder besluit gegrond dient te zijn. Dit geldt ook voor wijziging van een eer der genomen besluit, daar in feite het be sluit van 15 Dec. een ander besluit en in haar gevolgen een veel zwaardere straf was Bovendien was voor die wijziging in het nadeel van M. geen reden, daar de om standigheden waarin M. verkeerde op 15 Dec. gunstiger waren. (De heer M. was toen uit de voorloopige hechtenis ontslagen Versl.) 7. De heer M. ontkent eenige handeling te hebben verricht, welke toepassing van de bovengenoemde strafmaatregelen wettig de. Maatregelen welke in ieder geval niet in verhouding stonden tot hetgeen waarvan hij werd beschuldigd. (De heer M. werd ten tijde van de schorsing slechts beschuldigd van diefstal van benzine en van een auto reiniger; later zijn pas de andere beschul digingen erbij gekomen. Wat is behandeld? Zooals gezegd, wij moeten raden, naar hetgeen behandeld is geworden. Het ligt in de rede, om te veronderstellen, dat van de zijde van den klager de gronden van het klaagschrift nader zijn toegelicht. Deze gronden komen in feite hierop neer, dat naar het oordeel van klager het college van B. en W. zonder gegronde redenen heeft gestraft en ook een onjuiste straf of maat regel heeft toezepast, waartoe B. en W. niet bevoegd waren. Uit het klaagschrift valt immers te lezen, dat aan B. en W. wordt verweten, dat dit college een maatregel op den directeur heeft toegepast, welke zwaar der is, dan de straf van schorsing welke eventueel door den raad zou kunnen wor den opgelegd, zoodat B. en W. hun bevoegd heid zouden hebben overschreden. Voorts is uit het klaagschrift te lezeh, dat tot B. en W. het verwijt wordt gericht, dat de beide schorsingbesluiten zonder mo tiveering van gronden zijn eenomen en dat B. en W .zonder dat daarvoor cm geldige reden was. een week na het eerste schor singsbesluit waarbij het salaris nog werd doorbetaald zonder opgave van reden het salaris zijn gaan inhouden. Wij kunnen dus zelfs zonder dat wij iets van de behandeling te weten konden komen wel aannemen, dat van de zijde van den raadsman van den directeur in den hierboven aan gegeven zin de schorsingsbesluiten van B. en W. als in strijd met de voorschriften zijn veroordeeld ge worden. HOE DENKT DE GEMEENTE ER OVER? Wat kan van de zijde van het gemeente bestuur bij de behandeling ter verdediging van zijn besluiten zijn aangevoerd"? Wij moeten hier uit den aard der zaak geheel met veronderstellingen werken, om dat wij over geen enkel schriftuur beschik ken, waaruit het standpunt van B. en W. kan blijken. Toch hebben wij, wij zeiden het reeds een tweetal aanknoopingspunten, n.1. het klaagschrift van de tegenpartij (Maas) en het ambtenarenreglement van Den Hel der. Uit het klaagschrift blijkt, dat het Ge meentebestuur als grond voor de schorsings besluiten heeft aangevoerd dat de schorsing noodig was omdat tegen den directeur een gerechtelijk onderzoek aanhangig was ge maakt. De schorsing was voor onbepaalden tijd geschied. Deze maatregel komt niet voor onder de in artikel 85 genoemde straf fen. Wel komt in dit artikel de straf van verwijdering uit den dienst gedurende zeke ren tijd voor. Deze straf kan dus niet voor onbepaalden tijd worden opgelegd, terwijl' alleen de raad deze straf kan opleggen. Wij kunnen moeilijk aannemen dat B. en W. met hun schorsingsbesluit deze straf op het oog hebben gehad, want dan zouden door B. en W. twee fouten zijn gemaakt, namelijk dat zij niet bevoegd waren die straf op te leg gen en dat die straf niet voor onbepaalden tijd, maar slechts voor 'n zekeren tijd mocht worden opgelegd. Wij zullen dus wel niet ver van de waar heid af zijn, wanneer wij de veronderstel ling uiten dat B. en W. hun schorsing van den directeur op andere gronden zullen heb ben verdedigd dan door den directeur in zijn klaagschrift is verondersteld. Zouden immers B. en W. wél de door het klaagschrift veronderstelde maatregel op het oog hebben gehad, dan kunnen B. en W. niets anders ter hunner verdediging hebben aan gevoerd, dan dat de klager met zijn bezwaren gelijk heeft. Dit zou voor den heer Maas te mooi zijn om waar te wezen, en dus ligt het voor de hand dat wij moe ten zoeken naar een motiveering van het optreden van B. en W. op 8 en 15 December j.1. buiten de veronderstel lingen van het klaagschrift om! Wij hebben het ambtenarenreglement er op nageslagen en dit naast het klaagschrift gelegd. De schorsingsbesluiten zijn gegrond op artikel 85, lid één van het reglement, De gemeente secretaris, de heer Mr. Dr. E. van Bolhuis, die als rechtskundig adviseur wethouder v. d. Vaart terzijde stond De heer Mr. Dr. J. A E. Buiskool verdediger van den Heer Maas. eischte openbare behandeling van het klaagschrift zooals uit het klaagschrift blijkt. Artikel 85 lid één luidt als volgt: „Onverminderd de bevoegdheid van Bur gemeester en Weihouders om bij tekortko ming van de hoofden van dienst die maat. regelen te treffen, welke zij noodig oordee- len, kan de ambtenaar, die eenige bepaling van zijn instructie of de verder op hem gel dende voorschriften overtreedt, of zich schuldig maakt aan een andere overtreding of wangedrag, worden gestraft met één der navolgende straffen". Hier volgen dan een aantal straffen, waar onder ook de hierboven genoemde schorsing. Wij hebben reeds de veronderstelling geuit dat niet deze schorsing door B. en W. is op gelegd, omdat in dit artikel alleen schor sing voor zekeren tijd en niet voor onbe paalden tijd bekend is. Een ander soort van schorsing wordt in het artikel niet genoemd! Rest dus de -conclusie, dat B. en W. de wèl opgelegde schorsing voor onbepaalden tijd hebben toegepast buiten de in dit artikel genoemde straffen. GEEN ENKELE BEVOEGDHEID! Wij hebben in dit artikel geen enkele be voegdheid van B. en W. om te schorsen voor onbepaalden tijd te kunnen lezen. Het blijft ons dus een raadsel hoe B. en W. op grond van artikel 85 hun schorsingsbesluiten hebben kunnen verdedigen. Ook in een ander artikel van het regle ment is een dergelijke bevoegdheid niet te vinden. Wij behoeven trouwens niet verder te zoeken, want B. en W. hebben zichzelf in hun schorsingsbesluit uitdrukkelijk op ar tikel 85, lid één, beroepen. Wij kunnen dan ook geen andere conclusie trekken, dan dat B. en W. een niet in het reglement genoem den maatregel op den directeur hebben toe gepast. Hoe dit college deze maatregel heeft ver dedigd, blijft vooralsnog in het duister, nu de behandeling met gesloten deuren heeft plaats gehad. Wij gelooven dan ook geen on gemotiveerde veronderstelling te uiten, wan neer wfj de duisternis rondom de door B. en W. genomen maatregelen in verband brengen met de duisternis waarin de behan deling ten raadhuize heeft plaats gehad. Het is ons bekend, wij gaven dit hier boven reeds aan - dat de raadsman van kla ger krachtig op openbare behandeling zou aandringen Wij kunnen ons moeilijk indenken, dat het scheidsgerecht een openbare behande ling zal weigeren, wanneer beide partijen daarvan voorstander zijn» Moeten wij hieruit concludeeren, dat het gemeentebestuur zich tegen openbare behan deling verklaard heeft? Het wil ons voorkomen, dat aan den klager, gezien het openlijke schandaal dat hij heeft moeten ondervinden, zeker toe kwam, dat het volle publieke licht over zijn strijd voor eerherstel had behooren te schij nen. Wij kunnen thans slechts afwachten, hoe de beslissing van het scheidsgerecht zal lui den en wij hopen - en deze bittere ironie moet ons van 't hart dat dit scheidsgerecht artikel 100 van het reglement niet zoo zal interpreteeren, dat ook de beslissing con form het voorschrift geheim isl Het „hoogtij water" in den nacht van Zon dag op Maandag heeft den zwaren ijsdam, die ai meer dan 14 dagen voor de Texelsche haven vastzat, verschoven. Zondag heeft men nog met twee booten (de „Marsdiep" van de zee zijde en de „Dr. Wagemaker" vanuit de Tex. haven) getracht door te breken. De schepen konden op ongeveer 25 meter elkander nade ren, doch de doorbraak mislukte, met het ge volg, dat de „Dr. Wagemaker" den vloed moest afwachten om weer binnen te komen. Maandagmorgen was er een kleine verschui ving; naar buiten gaande kotters openden toen verder. Later sloot de „Dr. Wagemaker" zich aan bij het werk om de haven te openen. De bedoeling is met dit schip hedenmorgen naar Den Helder te vertrekken. Het is te wen- schen' dat de vaart vanuit de Texelsche haven nu blijvend kan zijn; er begint aan vele arti kelen op dit eiland een tekort te ontstaan. •1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 5