HET WEKKERTJE
en de vuren van
Thor
ïltAlt jongerus en
KindeMJ-liend
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
Juist terwijl ik me neerzet om aan jullie
te schrijven, tuft er een auto voorbij en ik
hoor hoe het water opspat onder de snelle
wielen en in de verte schrobt een dienst
meisje de straat. Daar luister je met genoe
gen naar, want het beteekent. dat we de
sneeuwrommel kwijt raken. Ja, dat is niet
leuk, om dat zo onvriendelijk te zeggen,
maar ik geloof toch wel, dat we allemaal
blij zullen zijn als de straten weer berijdbaar
zijn en als we weer eens het groene gras zien
en de lenteklokjes kunnen klingelen, want
na deze weken zijn we toch dubbel blij, dat
we in Holland en niet in IJsland wonen. Nee,
hoor, sneeuw en ijs zijn leuk voor een paar
dagen, maar dan verlang je weer naar zon
en warmte. Zou het spoedig komen of zou
die ene dag dooi ons toch nog bedriegen en
zou het vandaag, als jullie dit leest, weer
kraken van de vorst?
Van de week mochten jullie niet schrij
ven en ik zie, dat er toch heel wat vriendjes
en vriendinnetjes zich niet aan dat verzoek
hebben gehouden. Ik beantwoord dus die
briefjes niet en geef alleen een paar regels
voor de vriendjes van buiten de stad, want
die mogen altijd schrijven.
Het boek is.deze week gewonnen door:
MARIETJE WEEDA,
Parallelweg 46.
Hans en Grietje. Wat een strop, twee
tal, de vorige week, dat je vergeten hebt
het raadsel in te zenden. Wie weet welk een
kans je gemaakt had. Maar ik begrijp, dat
toen je 's avonds in bed tot de ontdekking
kwam. dat je het vergeten had te zenden,
je moeilijk in je pyama naar de Koning
straat kon wandelen. Vergeet het maar
nooit meer, want ieder verzuim kan bete
kenen het je neus voorbijgaan van een
taart of boek.
Bep v. Rijswijk. Ik vertrouw die baro
meter niet zo erg, Bep, is hjj net zo ver
anderlijk als sommige kinderen, jij natuur
lijk niet, maar als die kinderen, die duizend
dingen beloven en ze bijna nooit nakomen.
De barometer heeft ons de laatste wezen
ook al heel wat keren dooi beloofd, maar
telkens was het, alsof ze ons weer uit
lachte om die fopperij en dan viel de sneeuw
weer of sloeg de vorst opnieuw de grachten
en kanaleof in ^jn boeien.
Willem v. Dijk. Hoe is die foto in die
toog geslaagd, Wim? Dat moet je me eens
schrijven, hoor. 't Is leuk om wat foto's te
bewaren van deze „historise winter", als je
dan later oud bent, dan kan je er nog eens
aan terugdenken en alles nog eens zien.
Jannie Groen. Je hebt toch geen ogen
blik gedacht, dat ik je terug zou wijzen, als
ik zo'n vriendelijk briefje van je kreeg of
je mee mocht doen, Jannie? Nee, hoor, doe
jij maar mee en probeer de prijzen in de
wacht te slepen.
Teuntje Kloosterman. Een jongen
komt in deze tijd niet veel met droge voeten
thuis, Teuntje. Ook mijn jongens niet en ze
dragen toch kaplaarzen, maar die schijnen
niet hoog genoeg zijn. Ik denk, dat ze van
onder tot boven in een leren pak gestoken
zouden moeten worden, zonder gaatjes, om
droog thuis te komen. Dat is met meisjes
anders, hè?
Plet en Freek Bruul. Je moeite is vo
rige week beloond geworden met een goede
oplossing, jongens, jammer genoeg niet met
een prijs. Maar als je door blijft gaan met
goed op te lossen, dan volgt die vast en
zeker ook nog wel eens.
Jannie Aberson. Is die kater van jullie
alweer boven water, Jannie, of zwalkt hij
nog ergens in de buurt van Singel en Timor-
park? Mijn jongens zagen vorige week vlak
bij ons huis een prachtige grote zwarte
poes. Misschien is het hem wel geweest. Wat
heb je een leuk versje overgeschreven. Ik
zal alle vriendje er van laten genieten en
het hieronder opnemen.
JAN'S DROOM.
Jan droomde dat voor het raam op school
Een luchtballon verscheen,
En dat hij, achter meesters rug,
Er in klom en verdween.
De hoed van meester nam hij mee,
En die kwam best van pas,
Want gauw al merkte onze Jan
Hoe koud het boven was!
Maar ach, de wind grijpt meesters hoed
En hangt hem in een boom!
Jan gilt, wordt wakker, en denkt blij:
,,'t Is immers maar een droom!"
Door Hennie Box.
Uit „Voor Bedtijd."
Bertus Bovendorp. Ik vind het hele
maal niet jammer, dat de dooi is ingevallen,
Bertus. Van schaatsenrijden komt toch niets
meer, nu de sneeuw het ijs radikaal bedor
ven heeft en ik verlang naar het voorjaar
en duizenden mensen met m^. Jij toch ook
wel een beetje?
Mary Jurg. Ja, een sneeuwballenge
vecht 'is leuk, Mary, maar een modderbad
is niet aangenaam en daarom is het maar
te hopen, dat we daar niet van „profiteren".
Hoe gaat het met je op school?
Rika Koningstein. De soldaten hebben
juist reusachtig geprofiteerd van de bivak
mutsen, Rika, dat werk is niet tevergeefs
geweest. Je moet 's nachts maar eens op
wacht staan met 12 graden vorst, zoals van
de week een paar nachten. Je oren zouden
er af vriezen en als je dan zo'n lekker wol
len ding om je oren hebt, dan kan tenmin
ste alleen je neus nog maar bevriezen.
Klaas en Joop Goudswaardt. Dat is
niet mis met die schaatsenrijderij van jou,
Klaas, tweemaal een prijs gewonnen. Als je
zo doorgaat, dan sla je over een paar jaar
nog een goed figuur bij de Elfstedentocht.
Èef Schouten. Ja hoor, Eef, ook jij
mag meedoen en als je broertje hier woon
de, was hij ook welkom. Waarom is hij zover
van huis? In het begin mag je vriendinne
tje je best een handje helpen, maar je moet
proberen het gauw helemaal alleen te
kunnen'.
Susanna de Boer. Dat is akelig, Suus,
je moeder in het ziekenhuis. Wat zullen
jullie blij geweest zijn, toen moeder weer
thuis kwam. Moeder mis je direct, het huis
is leeg en somber, als moeder er niet is.
Gelukkig maar, dat ze niet lang weg geweest'
is. En allemensen. daar zie ik juist, dat
moeder deze week zelfs al een briefje voor
je geschreven heeft. Is dat even fijn?
Trijntje v. Strien. Je hebt geluk,
Trijntje, je rijmpje zal ik opnemen, dat heb
je verdiend na alle inspanning van Zondag,
't Is niet gemakkelijk om een goed lopend
rijm te maken. Nee, Ebbo loopt nog niet in
de sneeuw hoor, tenminste niet los. Wel
eens aan de hand van z'n broertjes en zusje,
maar alleen, dat-waagt hij niet, dat kost te
veel inspanning, hij doet in huis nog maar
een paar stappen. En hier komt dan je rijm:
Ja. ik schrijf ook in de Jutter,
Want ik vind 't een fijne krant,
En dan al die leuke raadsels,
Zijn toch ook wel interessant.
'k Heb er ook al veel geraden,
En dan dacht ik, om een prijs.
Maar 't geluk was niet met mij,
Misschien dus een volgend' reis.
En zo u wefet ben ik aan 't rijmen,
Want ik had het u gevraagd,
Ik denk, het zal wel niet veel wezen,
Maar ik heb 't er op gewaagd.
Is het niets, dan valt het tegen,
Want ik heb mijn best gedaan,
Om in de kinderkrant te lijmen
't Juttertje staat bovenaan.
Nini Breel. Nee, eigenlijk mocht het
niet, Nini, maar ik zal je toch nog maar
even gauw feliciteren met je verjaardag, op
Woensdag. Heel veel plezier.
Anneke v. Boven. Heb ik je vergeten,
Anneke? Nu, dat spijt me, dan krijg jij
vandaag toch ook nog een beurt en vol
gende week misschien een grote brief, ten
minste... als jij me ook een grote brief
schrijft. Afgesproken?
Everf Wessels. En dat briefje van jou
kan ik ook niet onbeantwoord laten, Evert.
Wat zielig, van dat bevroren hondje achter
jullie huis. De dieren hebben het ook zo
koud en zo moeilijk. Denk Je om de?vogels
Geen kruimels weggooien hoor, en mis
schien heeft moeder nog wel eens een oud
stukje brood of wat aardappels, die over
blijven. Je zal eens zien, hoe dankbaar de
dieren je zijn.
Piet en Grietje Rietvind. Jullie wisten
natuurlijk niet, dat je van de week eigenlijk
niet schrijven mocht, tweetal, want jullie
zijn ook nieuwelingen. Volgende week mag
het wel hoor. Vergeet dat dus niet.
Nel v. Dongen. Wat kan ik goed raden,
vind je niet, Nel. Dat had je niet gedacht.
Broer de Visser. Welkom, hoor, dat is
een klein briefje, maar ik heb ook bijna al
m'n ruimte opgesnoept.
Teddy. Dat is niet zo gemakkelijk te
omschrijven, Teddy, vraag maar eens aan
vader of moeder, hoe het moet of anders
aan een van de raadselvriendinnetjes, die je
kent, of... kom eens op kantoor, als je er op
geen andere manier achter kunt komen.
Raadsels mag je tot Donderdagmorgen 9
uur op kantoor brengen.
Balt, Annie en Cor v. Bijnen. Dat heb
ik al gedacht, dat je vader thuis zou zijn.
Dat is fijn, vooral nu, nu de Marinemensen
zo moeilik uit Indië weg komen. En dat hg
met handen vol verrassingen zou komen,
had ik ook wel gedacht, 't Is feest bij jullie
thuis hoor. Je vader zal het hier anders wel
extra koud vinden.
Henk Boogaard, Huisduinen. Het is
een voordeel van de koude winter geweest,
Henk, dat de wind van de kust is geweest
en we geen .„bolletjes" hebben gehad, zoals
jij ze noemt en geen schrik van trillende
huizen en barstende ramen.
Wim Kalkman, Den Burg (H.). Je bent
het laatste aan de beurt, Wim. Je weet het:
„Lest best". Bij jullie op Texel is het hele
maal erg met de sneeuw en ijsbarrière. Jul
lie ztjn geloof ik zo'n beetje ingesneeuwd.
Maar het zal wel niet lang meer duren en
dan kom ik ook gauw eens kijken aan de
overkant. Nu vind ik het risico te groot.
Eén boot per dag en dan nog meegevoerd te
worden met ijsschotsen. 't Bevalt me niks.
Netty Kalkman. Trouw blijven, hoor,
Netty. Dus volgende week weer een brief.
Nu jongens en meisjes, ik ben er door.
Volgende week mogen, jullie dus weer alle
maal schrijven.
1. Pot-lood. 2. Lood-lijn. 3. Ljjn-olie. 4.
Olie-bol. 5. Bol-werk. 6. Werk-pak. 7. Pak
huis. 8. Huis-sleutel. 9. Sleutel-bloem. 10.
Goede oplossingen ontvangen vant
Broertje Visser; Nel v. Dongen; Piet Ka
lis; Susanna de Boer; Piet en Freek Bruul;
Teunsine Wever; Ninie Breel; Grietje en
Piet Rietvink; Fanny v. Dam; Anneke Boer;
Evert Wessels; Kees Okkerse; Teddy; Rika
Koningstein; Rika Cornelissen; Annie Vis
ser; Jan v. Bale; Jettie But; Jan Kasten;
Willem Delij Betsie Breel; Jannie en Maar-
tje Groen; Jopie Bok; Bertha Don; Ali
Brouwer; Cor, Bali en Annie v. Bijnen;
Joop v. Djjk; Ria de Jong; Willem m Dijk;
Eduard en Johan v. d. Pol; Jossy v. Zoelen;
Adri Bezem; Loutje v. Boven; Herman en
Cor Haringa; Coba Zusburg;; Lutske Vis
ser; Wim Bosma; Henk Reek; Jannie Aber
son; Ben Woltjer; Alida en Piet Kasten;
Klaas en Joop Gmidswaardt; Melchior, Kees
en Hilly Oosterbeek; Marietje Verbeek;
Trijntje v. Strien; Marietje Weeda; Nellie
en Ieke de Langen; Nelly Rotgans; Sjaan-
tje Abbenes; Beppie, Hennie en Sientje
Korbee; Lenie Labruyère; Jan Wever;
Wouter Leen; George Veer; Jan Koomen;
Ali en Jopie Broers; Ida en Tini Scheep
vaart; Teo de Kok; Hans en Grietje;
Loek en Leon v. d. Wal; Annie
en Jantje ter Bruggen; ;Huib en Mies
Mies Hirsch; Beppie Vink; Tini v. Brede-
rode; Willy Geus; Bep v. Rijswijk; Jacob
Groen; Tini, Neeltje, Coen en Frits Coster;
Ida Kruger; Rein, Jack en Roeli Boven
dorp; Corrie en Jo Riedeman; Betsy en
Jacob v. d. Vliet.
X
Nederl. rivier.
X
metaal.
X
inwendig deel van ons lichaam.
X
dier.
X
bewoner van land in Europa.
X
kleur.
X
100 jaar.
X
getal.
X
getal.
X
bloedhuis.
X
eer.
De begin-letters, van boven naar beneden
gelezen, is een verschrikking voor vele
mensen in deze tijd.
door Wil Bokhorst.
Careltje Blankestein zou een aardig vent
je geweest zyn en de mensen «eouden hem
allemaal heel lief gevonden hebben, als
hij niet de minder prettige gewoonte had,
om alles wat binnen zijn bereik kwam, weg
te nemen. Hy liep nooit met lege zakken
rond. Je kon er van alles in vinden: ap
pels, potloden, penhouders, knikkers en
wat niet al.
Maar die zak gaf geen kik, die slikte
maar.
Op een goede keer zou Careltje by zijn
oom op bezoek gaan. Voor hij het huis uit
ging, had zijn moeder hem nog eens onder
handen genomen. „Careltje, denk er om,
dat je nergens aan komt! Hou je handen
thuis!" had ze gezegd. „Je weet dat aan
jouw vingers van alles blijft kleven."
„Alsof ik niet weet hoe het hoort!" dacht
Careltje boos. Ze hoefden hem niets te zeg
gen; hij kende zijn manieren!
Maar achteraf beschouwd was het hele
maal niet makkelijk óm nergens aan te ko
men. Oom had zulke mooie dingen. Een
prachtige postzegel verzameling, onder an
deren. Postzegels met koningskoppen, vrou
wen en kinder-figuurtjes, schepen, bergen
en stromen. Langwerpige, vierkante en
driekantige postzegels. Careltje keek zijn
ogen uit. Maar geen kans om er een paar
mee te nemen! Oom bleef er altijd bij als
hij ze liet zien. En als hij wegging, nam
hij het grote album en sloot het weg in de
kast. Nee, geen kans voor Careltje.
Oom had nog veel meer. Kristallen va
zen, kunstig gesmede briefopeners, porce-
lemen figuurtjes, asbakjes en nog veel meer
interessante dingen. Maar net mooist van
alles was het wekkertje. Het wekkertje dat
op oom z'n bureau stond. Het was niet
groter dan een kindervuist. Careltje had
nog nooit zoiets bijzonders gezien. „Kan het
echt wekken? Zo'n klein dingetje?" vroeg
hjj verbaasd.
„En goed ook", zei oom. Als je eens wist
wat een lawaai dat ding maakt. Hoor maar!"
En oom het het wekkertje aflopen. Daar
ging het: Rrrrbimdebimdebimdebimde, zo
hard dat je je eigen stem haast niet kon
horen. „En als je het niet meer horen wilt",
ging oom voort, „hoef je alleen maar dit
knopje m te drukken."
Er werd plotseling geklopt en oom werd
weggeroepen, er was iemand om hem te
spreken. Voordat hjj de deur uit ging. zette
hij het wekkertje weer voorzichtig op zijn
plaats en gaf Cr.reltje een photoalbum.
„Kijk dat maar eens door", zei hij.
Maar die photo's intersseerden Careltje
helemaal niet. 7.ijn ogen dwaalden naar het
wekkertje. Wat een fijn ding was 't toch!
Hy zou het graag eens in zijn handen hou
den, maar dat was gevaarlijk. „Je weet dat
er aan jouw handen gauw iets blijft kle
ven". hoorde hij moeders stem. Nee, hij
mocht hier niets wegnemen. En zeker geen
klokje Zou hij oom vragen of hij het heb
ben mocht? Uitgesloten. Oom gaf zo maar
niets weg, hij liet alleen maar dingen zien.
Hij zou hoogstens een paar peren krijgen als
hij naar Jiuis ging.
Careltje werd er treurig van. Wat moest
oom nu met een wekker doen? Grote men-^
sen sliepen nooit erg vast, die werden van-'
zelf wel wakker. Dus hadden ze geen wek
ker nodig. En zijn moeder moest zich elke
morgen hees schreeuwen, voordat hij haar
hoorde. En dan was hij veel te laat en had
haast geen tyd om een boterham te eten,
voor hij naar school ging. Hoe anders zou
dat zijn, als dat wekkertje op zijn tafeltje
stond. O. hij ?ou nooit meer doorslapen als
hij dat rrrrrrebim hoorde. Hij zou het bed
uitvliegen, zich aankleden en dan zou hij
meer dan genoeg tijd hebben om een paar
boterhammen naar binnen te werken. En
moeder zou hem nooit meer hoeven te roe
pen, wat zou ze blij zijn! En de onderwijzer
zou blij zijn dat hij weer op tijd op school
kwam. O, alles zou beter worden! Het
scheen Careltje toe alsof zijn hele levens
geluk van dat wekkertje afhing. Hij hield
het niet meer uit. Hij moest dichter bij dat
wekkertje ^ijn. Op zijn tenen sloop hij
naar het bureau. Daar tikte het klokje rus
tig, was zich van niets bewust. Zou het
weer zo'n geluid maken als hij dat hef
boompje naar rechts schoof, zoals oom dat
gedaan had? Nee, er zou eens iemand bin
nen kunnen komen. Hij zou het alleen
maar eventjes aanraken. Maar toen Carel
tje het wekkertje eenmaal in zijn handen
voelde, was het met zijn goede voornemens
gedaan. Twee'seconden later zat Careltje
weer met het photoalbum op zijn knie en
het wekkertje in zijn zak.
Even later kwam oom weer binnen. Ca
reltje stond op. Hjj moest naar huis, be
weerde hy. „Wat, nu al?" vroeg oom ver
baasd, „het is toch nog vroeg, waarom moet
je nu ineens weg?"
Maar Careltje liet zich niet bepraten. De
lucht zag er zo raar uit, hij was bang dat hjj
een regenbui zou krijgen, en hij had geen
regenjas bij zich. En moeder had gezegd,
dat hjj vandaag vroeg thuis moest zijn.
„Nu, dan kan ik je niet hier houden", zei
oom. „Maar je moet nog een paar peren
mee nemen", en oom haalde de bekende
peren van de fruitschaal. „Vooruit, zakken
open!"
Careltje stak zijn hand in de linkerzak,
om het wekkertje iets opzij te duwen, om
plaats te maken voor de peren. Plotseling
hoorden ze een klik en „rrrrrdebimdebim-
debim" klonk het uit de zak.
Eerst moest oom vreselijk lachen, terwijl
Careltje met een vuurrood hoofd, met zijn
vingers in zijn zak frommelde. Maar toen
werd oom heel ernstig en zei: „Careltje,
schaam je je niet? Je mag toch nooit iets
van andere mensen wegnemen? En vooral
niet dingen waar de mensen erg op gesteld
zijn?! Als je dat later ook doet, zul je nog
heel veel akelige dingen beleven. Weet je
niet, dat je van binnen al een wekkertje
hebt? Een wekker, die altijd afloopt als je
iets verkeerds gedaan hebt? Let op: als je
weer eens in de verleiding komt, zul je dat
wekkertje zachtjes horen snorren: „Niet
nemen, niet nemen! Begrijp je me?"
Careltje had oom begrepen en in het ver
volg luisterde hij altijd naar zijn eigen wek
kertje in zijn hart.
TARZAN
DOOR: EDGAR RICE BURROUGHS
37.
Tarzan was niet erg ingenomen met den
loop der gebeurtenissen. Hjj en zijn vrienden
waren gevangenen van de gele reuzen, en
Mungo, hun aanvoerder, had onomwonden
gesproken van de geheimzinnige Ahtea, in
wier handen het lot van de gevangenen zou
rusten. En nu vroeg Mungo: „Geef me d«
vuurstokken!" „Huh!" mopperde Perry,
„ik ben niet van plan mijn geweer aan een
wilde te geven." „U niet geven, Mungo ne
men!" bromde de reus. De vechtende Ier
wendde zich tot Tarzan. „Laten we met hen
vechten. Zeg één woord en ik schiet!" De
ijzeren spieren van Tarzan spanden zich. Ook
hij wilde wel vechten voor zyn vrijheid, maar
zijn gezond verstand won het van deze impuls.
„Dan zouden we allen worden gedood," zei hij
grimmig. „Dat wil zeggen, allen, behalve Ja-
nette. En wat zou er van haar worden?"
„Je hebt gelijk," antwoordde Perry terneer
geslagen. „We moeten in leven blijven zolang
we kunnen, om haar te beschermen, maar op
het ogenblik, dat ze haar met één vinger
durven aan te raken, zal Perry O'Rourke
voor haar vechten." „Je hebt nu geen wa
pens meer." herinnerde d'Arnot hem. „Dat is
zo. maar ik heb nog twee handen ook," ant
woordde Perry.