Van een prinsesje» dat trouwen wilde en de vuren van Thor Nieuw Raadsel fi&de iatiq£ni en meiwei! Kindtïu-ïiend Goede oplossingen ontvangen vant Oplossing raadsel vorige week DOOR: EDGAR RICE BURROUGHS Wat een droevig ongeval heeft er van de week met de O 11 plaats gehad. Jullie hebt natuurlijk ook gelezen Of het anders ge hoord hoe een van de opvarenden, ik zal zijn naam hier neerschrijven, de sergeant-tele grafist Steenoort, zijn leven geofferd heeft voor zijn kameraden. Wat een daad van grote moed en zelfverlochening heeft deze onderofficier verricht. Ik wilde dit hier nog eens aan jullie vertellen, omdat het tegen woordig zo moeilijk is, ook voor jullie, om nog vertrouwen te hebben in de mensen. Wij praten met elkaar op deze plaats nooit over de oorlog. Ik wil dat ook niet, maar ik be grijp best, dat jullie er toch wel eens over denken en dat je vertrouwen in de grote mensen niet erg sterk zal zijn. Het lijkt of alle mensen elkaar haten, of alle mensen er op uit zijn om eikaars leven te vernietigen. En daarom is dat voorbeeld van dien ser geant Steenoort zo groot. Dit was een mens, een mens, die zijn leven liefhad, een vader, die zijn vrouw en kindje achterlaat, maar die niet aarzelde, toen het er om ging het leven van zijn twintig kameraden te redden, direct te handelen. Als je nu hoort over de oorlog en als je er aan gaat twijfelen of er nog mensen zijn, die iets anders kunnen dan vernietigen en vernielen, denk dan toch ook eens aan dit grote voorbeeld. Dit was een Nederlandse marine man en daar zyn we trots op. Ik zal nu proberen zoveel mogelijk brief jes te beantwoorden, want het is alweer laat geworden en er ligt zo'n stapel, dat ik vooruit al weet, dat ik met geen mogelijk heid door de berg heen zal komen. Laat ik de vriendjes en vriendinnetjes, die me 5 Maart een anzichtkaart stuurden,, eerst daarvoor hartelijk danken. Ik vond het reuze leuk, dat jullie die dag onthouden hebben, Loeki en Leon, Rika, Corrie, Bali en Annie. 't Was een fijne dag, hoor. Het boek is gewonnen door: SIENTJE KORBEE. Wim v. Dijk. Wat een gezellige verras sing hebben jullie me vorige week bezorgd. Wim, dat kiekje, waarop jullie alle drie voorkomen. Jij en Joop en Annie en de pop van Annie. Dank je, hoor, zo moest ik eigen lijk al m'n vriendjes op een plaatje hebben. Annie v. Houten. Jij behoort tot de serie geluksvogels, Annie, in de tijd van een half jaar twee boeken. Ga zo door. En wat heb je als dank een aardige tekening gestuurd. Knap, hoor. Bep v. Rijswjjk. Dat was een gezellige droom, Bep. Hier volgt hij: WAT EEN MALLE DROOM! *k Zag in mijn droom een woeste zee, Waar ik doorheen moest waden, De golven waren schuimpjes en Het water chocolade. Ik zag een tram van marsepein, Een trein van bruine suiker, En 'k plukte op 't bevoren meer Een bonte voorjaarsruiker. Ik zag ook Juffrouw Friedolien, De tante van mijn vrindje, Die had in plaats van Does, de hond, Een varken aan een lintje. Ik zag een tafel zonder poot, Een theepot op twee benen, Toen liep heel hard de wekker af En alles was verdwenen. Gretha Tol, Rotterdam. Dat is fijn, dat je daar zo'n pracht zwemgelegenheid hebt, Gretha, want van de zomer zal je de heer lijke vrije zwemmerij in Den Helder wel missen. Aster. Een alleraardigste verrassing heb je me bezorgd, Aster, met je gezellige brief op m'n verjaardag. Je bent nu al zo groot geworden, dat ik je de laatste jaren mis, want als je verloofd bent, zend je geen raadsels meer in en schrijf je geen briefjes meer aan den Kindervriend. Ik vond het daarom zo leuk, dat je 5 Maart niet ver geten was. Je hebt het schrijven nog niet verleerd al zal je het niet zoveel meer doen als in de tijd, dat ik iedere week een brief kreeg en je handschrift is niet veranderd, dat beteekent dus, dat je karakter hetzelfde gebleven is. Nogmaals dank hoor en vooral de allerbeste wensen, voor nu en de toe komst. Mart ha Briars. Nu, ik ben het met je eens, dat je liever de zomer mag heb ben dan de winter, Martha. Als je er aan denkt, hoe fijn het zal zijn als we straks weer zonder jas en zonder muts buiten kun nen lopen, hoe de bomen straks weer hun groen kleedje zullen aantrekken en de bloe men overal hun nieuwsgierige kopjes boven de grond steken, dan kan je die tijd bijna niet afwachten. Juttertje. Ja, ook je eigen naam moet je vermelden bij je schuilnaam, Juttertje. Je hebt recht op het voeren van een andere naam, nu je je veertiende levensjaar bent binnengetreden. Maartje Groen. O, o, o, wat een onge duldige Maartje. Hoe lang doe je al mee, Maartje en hoeveel maal heb je goed opge lost en word je nu al ongeduldig, dat je geen prijs wint. Kom, kom, een beetje de tijd hebben, hoor. Hans en Grietje. Nee, op je briefje van de vorige week krijg je geen antwoord, tweetal, want toen was het voor jullie „ver boden". Het ongeval met die O-boot is verschrikkelijk, hè, en dan moet je er eens even aan denken, dat er geen week voorbij gaat, dat er in de grote Oceanen niet zulke schepen zinken, zonder dat je er nog wat van hoort, 't Is niets geen leuke tijd, hoor. Alida Kasten. Ik hoop maar voor je, dat je Paasrapport meevalt, Alida, want anders... nu laat ik maar niets zeggen. Doe je best nog maar. Beppie Vink. Ja, wat een geluk, Bep- pie, dat het licht het altijd weer wint van de donkerheid. Al is de winter nog zo lang en koud en akelig geweest, de lente jaagt hem toch weer weg en zo gaat het ook met deze tijd, die donker is. Straks zal het licht weer doorbreken, dan kunnen alle mensen weer lachen. Gelukkig maar. Nee, Ebbo zal jij nog wel nooit gezien hebben, Beppie, want als we daar mee buiten wandelen, dan zit hij fijn in z'n wagen, lekker diep onder de dekens. Je zou er bijna jaloers op worden met die kou. Jan Kraak. 't Is niks gedaan, Jan, om blauw van de kou te zijn. Ik ben ook liever bruin van de zon. En jij? Dat versje van tante Liza vind je hier onder, Jan: KLEIN JANNEKE. Klein Janneke liep er het straatje door. Al op haar klompen voetjes, Zij droeg een kanneke vol met stroop, Heel zoetjes. Daar kwam een vroolijk keffertje aan, Die blafte tegen Janneke, En uit haar handjes viel, o schrik: Het kanneke. Arm Janneke. Fennle Molema. Goed jij mag meedoen, Fennechien. Je komt zeker uit Drente, met je mooie naam, maar, laten we afspreken, dat je zelf je briefjes schrijft, dit had moe der zeker voor je opgeknapt? Suze de Boer. Ik gun je het boek of de taart van harte, Suus, maar dat heb ik niet in handen, hoor. Die worden iedere week verloot dan heeft ieder gelijke kans en dat is de meest eerlijke manier. Piet en Freek Bruul. Gelukkig, dat jullie de moed niet hebben hebben opge geven, jongens, want nu was je raadselop lossing goed en heb je dus meegedongen naar de prijs, al heb je hem dan ook niet gewonnen. Ansje Jamoel. Nu, maar jij kan niet goed tellen, hoor, Jansje, want het woord schaatsenrijden bestaat heus uit veertien letters, tel ze maar na. Willy Jamoel. Nu was je toch bijna weer niet in 't Kinderhoekje gekomen, Willy, want ik ben zo ongeveer aan het eind van m'n tijd en ruimte. Maar je ziet, je staat er nog en dus kan je tevreden zijn. Loek en Leon v. d. Wal. Dat is ge zellig geweest, Loek, dat vader en moeder bij je installatie waren, daar op het Dijkje, maar het is jammer, dat je vader maar steeds varen en varen moet. Als er geen mo bilisatie was, dan zou hij vermoedelijk weer meer thuis zijn geweest, 't Is jammer, dat je opa zo ziek is, maar er zijn in het voorjaar altijd een hele massa mensen ziek en dus zal hij misschien ook wel weer gauw beter zijn. Anneke v. Boven. Brrr, krijg ik me daar even een standje van je, Anneke, ik dacht toch heus, dat ik met die gladheid voor jullie deur aan het glibberen was ge weest, dan was he tzeker bij de buren. Ja, die zetter heeft jullie denk ik te pakken willen nemen met die ene a, want er moesten er inderdaad twee zijn, hoor. Loutje v. Boven. Wat een gezellig versje stuur jij me, Loutje. Jammer, dat je vergeten heb te schrijven, wie het gemaakt heeft. In het vervolg er om denken, hoor. Nu zal ik het hier toch maar opnemen. Daar komt het dan: MIJN REGENJAS. De regen spet, de regen spat, De regen maakt nu alles nat, Het regent, regent, dat het giet, Maar och, de regen deert mij niet. Al maakt het water plas bij plas, Ik heb een nieuwe regenjas. En hoe de regen spet en spat, Ze maakt mij lekker toch niet nat. Netty Kalkman, Den Burg. 't Was goed, Netty, die oplossing van je, maar je had dat tekeningetje niet behoeven te ma ken. Je had gewoon kunnen schrijven: hori zontaal en dan de woorden en verticaal, met hetzelfde. Wim Kalkman, Den Burg (T.). Volgen de week een brief, hoor Wim, dit was zo ar moedig, dat mag niet. Jongens en meisjes, ik ben nog lang niet door de briefjes heen en ik moet dus weer de afspraak maken, dat jullie roe volgende week alleen je oplossingen stu ren en geen briefjes schrijven. Dan be antwoord lk volgende week weer de briefjes, die zjjn blijven liggen. Bali en Annie v. Bijnen; Tini v. Bredero- de; Annie v. Houten; Nellie en Ieke de Langen; Leni Labruyère; Broertje de Vis ser; Joop v. Dijk; Willy Geus; Annie en Jantje ter Bruggen; Dickie en Pleuntje Don; Marietje Knol; Jan Geus; Gerard Kramer; Corri en Jo Riedeman; Jan v. Bale; Jan Boekei; Loekie Janssen; Ria de Jong; Jan Koomen; Leny v.d. Mast; Ria Cramer; Frits, Neel en Tinie Coster; Willem v. Huizen; Jan Hoogakker; Nellie Rotgans; P. Tol; Ali en Jopie Broers; Betty Bakker; Jo Walraven; Annie Janssen; Herman Haringa; Greetje Gons; Hanna v. Engelsdorp-Gastelaars; Bet- sie en Kees v. Vliet; Piet en Grietje Rietvink; J. Groen; Jo Oudkerk; Maartje Groen; Ina Kruger; Nelie Schoorl; Joop Sanderse; Bet- sie Blom; Coentje Coster; Alie Pauli; Annie Visser; Sjaantje en Greetje Abbema, Wim Bosma; Eduard en Johan v. d. Pol; Klaas en Joop Goudswaardt; Corrie Goedegebuur; Ria en Tinke Groothuis; Cor. v. Bijnen; Jannie Aberson; Melchior Oosterbeek; Sien- tje, Hennie en Beppie Korbee; Gretha Tol; Aster; Martha Briars; Rika Koningstein; Hans en Grietje; Willem v. Dijk; Alida Kas ten; Beppie Vink; J. en J. Kraak; Annie Go- mes; Fennie Molema; Suze de Boer; Piet en Freek Bruul; Ansje en Willy Jamoel: Aukje en Age IJska; Loek en Leon v. d. Wal; Jettie But; Willem v. Huizen; Ali Brouwer; George door Gerrie Koenraads. Er was eens een aardig prinsje, dat een lieve vrouw wilde hebben. Daarom stuurde hij uitnodigingen aan alle koningeri en hun dochters. Kort daarop kwamen ze aan. Een hele stoet rijtuigen, waarin de koningen met hun dochtertjes zaten. De prinsesjes hadden zich mooi uitgedost, want ze wil den allemaal graag met het prinsje trou wen en koningin worden. De prins liet de prinsesjes in een grote spiegelzaal, waar rood fluwelen stoeltjes stonden en een tafel vol lekkernijen. Een paar prinsesjes hadden een sneeuwwit schoothondje meegebracht dat ze zachtjes aaiden en koekjes voerden. De prins wilde nu eerst eens zien, wie van die aardige meisjes het beste bij hem paste. Dus stelde hij zich achter de deur, op, waar hy door een gaatje kon kijken en alles kon horen wat de meisjes met elkaar bespraken. Er was één prinses, die over alle anderen de baas speelde; ze stopte haar mond vol met koekjes en taartjes, maar vond niet tegenstaande dat, nog gelegenheid om alle anderen te overschreeuwen. „Kijk eens naar mij! Ben ik niet de mooiste van jullie allemaal? Ik zal vast en zeker de prins krijgen! En dan zal ik gouden en zilveren schoentjes dragen en elke dag een nieuwe zijden jurk. De mensen zullen barsten van nijd als ik voorbijkom!" „Och," zei een klein meisje in een rood- fluweelen jurkje, ,wat verbeeld jij je wel! Ik ben van kind af aan bestemd om ko ningin te worden en ik zal den koning mee helpen regeren. Ik zal zorgen dat alle men sen precies doen wat de koning wil, en wie dat niet doet, komt in de gevangenis!" Iedereen lachte haar uit, zelfs de prins moest in zijn schuilhoek meelachen. „Als ik koningin wordt", zei een blond meisje, dat een krans van verse rozen om haar hoofd had en zich trots in alle spiegels bekeek, „moeten mijn twee kamermeisjes, elke morgen als ik opsta, rode rozen voor mij uit gooien en als ik in mijn rijtuig uit rijden ga, moeten de lakeien roèpen: „Op zij! Hier komt de schoonste van alle konin ginnen!" De prinsesjes begonnen weer te lachen. Het was nu heel gezellig en niemand was meer verlegen. „Als ik koningin word, zal ik zorgen dat mijn onderdanen ook plezier hebben", zei een bijdehand klein ding. „Ik zal elke mor gen vanaf het balcon goudstukken op straat gooien!" „Jy kunt naar de pomp lopen", dacht de Veer; Everard Schouten; Neelie v. Leeuwen; Jan Bek; Adri Bezem; Anneke v. Boven; Loutje v. Boven; Jan Jacob Kasten; Jossy v. Zoelen; Wim Weidema; Netty Kalkman; Wim Kalkman; Jacob v. d. Vliet; Corrie Ko ningstein; Piet Mathijs Kasten; Trijntje v. Strien; Nel v. Dongen; Annie en Dirkje Bee- kema; Bali, Annie en Cor v. Bijnen; Teo de Kok; Marietje Weeda; Bettie Breel; Corrie v. d. Berg; Jannie Bakker; Mary Jurg; André Meertens; Corrie v. Bale; Thijs en Ap Kater; Ninie Breel; Johanna Bok; Hilly Oosterbeek; Rika Cornelissen. Horizontaal. 1. spiegel; 8. kever; 10. eb; 12. rek; 13. nu; 14. els; 16. tol; 17. laan; 18. Mook; 19. aap; 21. Ria; 22. n.s. 23. ora; 25. ta; 26; Doorn; 28. garnaal. Vertikaal. 2. P.K.; 3. ier; 4. even; 5. gek; 6. er; 7. Zeeland; 9. vulkaan; 11. blaas; 13. nooit; 15. sap; 16. tor; 20. bron; 23. oor; 24. ara; 26. oo; 27. na. KRUISWOORD-RAADSEL. En hierby weer eens een echt kruiswoord raadseltje. 't Lijkt moeilijk, maar 't valt mee. Begin er maar mee, je zal zien, als je eenmaal bezig bent, los je het zo op. Horizontaal. I. Etenbereider. 3. Loot; dun takje. 5. Visgereedschap. 7. Bepaalde vakman. 10. Pers. voornaamwoord. II. Jongensnaam (afkorting). 12. Stad in Noord-Holland. 15. Edel (zoals dichters het schrijven). 16. Prul. 17. Vaartuig. Verticaal. 1. Huisdier. i 2. Speelgoed. 3. Deel van de week (6 letters). 4. Vat. 6. Voegwoord. 8. Vogel. 9. Meisjesnaam. 12. Visch. 13. Pers. voornaamwoord. 14. Kleedingstuk. prins, maar even later schreed hij trots de zaal binnen. Alle prinsesjes lachten hem vriendelijk toe, sommigen zetten hun hond jes vlug op de grond, om een mooie buiging voor hem te kunnen maken. Daar stond nu de prins en keek naar al die mooi aange klede meisjes, die allen zo graag koningin wilden worden. Toen zei hij ernstig: „Ik weet dat jullie allemaal graag koningin wilt worden, en dat je me wilt helpen, maar wie van jullie houdt nu echt van me, en zou altijd bij me willen blijven, ook als ik plot seling heel arm zou worden?" Toen keken de meisjes ineens dom en verlegen voor zich en het meisje, dat alleen maar zijden jurkjes wilde dragen, keerde zich om en liep de zaal uit. Het meisje met de rozen krans riep: „liefde is ouderwetsch, tegen woordig houd je alleen nog maar van je schoothondjes, maar van een man., poeh!" De anderen waren het helemaal met haar eens. Daar stond nu het arme prinsje, dat wilde trouwen en nu merkte, dat niemand van hem hield. Toen werd hij ineens zo woedend, dat hij vergat dat hij prins was en zich altijd waardig moest gedragen, de deuren open- smeet en boos uitriep. „Eruit.! jullie alle maal! Een koningin moet zoveel liefde in zich hebben, dat ze de hele wereld daarvan geven kan!" Daarop verlieten de prinsesjes de zaal en huppelden de trap af. Nu was de prins nog eenzamer dan eerst. Hij liet een haag van doornen om zijn pa leis zetten, zodat die kleine ijdeltuitjes h?m niet meer zouden kunnen bereiken. Op zekere dag kwam er een rijtuig over de weg aangereden. Daar zat een aardig prinsesje in, die haar grootvader ging be zoeken. Haar grootvader was koning van een in de buurt liggend rijk. Het prinsesje keek haar ogen uit, naar de mooie omge ving, de blauwe lucht en de mooie gebou wen, die zy passeerde. Plotseling zag zij iets anders. Op de weg lag een oude half- verhongerde hond, die klagend huilde. „Stbp!" riep het prinsesje tegen den koet sier en eer de hofdame, die naast haar zat, het kon verhinderen, was zy uitgestapt en knielde naast het dier neer. „Bah, die hond zal je bijten!" riep de hofdame vol ontzet ting uit en stak meteen haar parasol op, zodat ze het vieze beest niet meer hoefde te zien. Maar het prinsesje aaide het arme dier, haalde water uit een beekje, gaf het beest te drinken en maakte een wond aan zijn poot, schoon. Intussen was er een troep mensen om haar heen komen staan, terwijl de hofdame wanhopig riep: „Prinses, prin ses, wat zal Uw vader hiervan zeggen?" „O!" riep een stem uit de mensenmenig te, „haar vader zal hoogstens blij kunnen zijn dat hij een dochter met zo'n goed hart heeft!" Het prinsesje keerde zich dadelijk om, liep op den spreker toe, gaf hem een hand en zei: „U heeft groot gelijk; alleen als je van alle schepselen houdt, kan het leven mooi en zonnig zijn. „Maar zou U niet een beetje brood of vlees voor die ar me hond hebben?"' Eén van de mensen rende daarop naar het dorp en kwam even later terug met een mand vol lekkernijen voor de hond, die zijn weldoenster dankbaar de hand likte. Ondertussen stond het prinsesje naast den vreemden heer, die een blauw fluwelen pak aan had en die haar erg aardig leek. Hij keek haar diep in haar ogen en zei: „Prinses, ik ben maar een arm man, U zult wel alleen met een prins trouwen?" „O", antwoordde het prinsesje, en keek naar de grond, „niet iedereen kan een ko ningskroon dragen en rijk zijn, maar het is voldoende als hij een koninkrijk vol liefde meebrengt." Toen gebeurde er iets, dat de hofdame haast deed flauwvallen van schrik, de vreemde man viel voor de prinses op de knieën, kuste haar hand en riep uit: „Hier beste onderdanen, staat mijn toekomstige vrouw en jullie toekomstige koningin! Want ze heeft zoveel liefde in haar hart dat ze iedereen daarvan kan geven!" Toen droeg hij het prinsesje de koets in, legde de hond naast den koetsier op de bok en ver telde de hofdame dat hij de prins van het land was, vertelde haar ook van het ge beurde in de spiegelzaal, waar ze hartelijk om moest lachen. Toen zei het prinsesje: „Koetsiér, omkeren! We gaan terug naar vader!" En haar vader vond den prins een aardi ge jongeman en gaf graag zijn toestemming voor hun huwelijk. De andere prinsesjes ergerden zich groen van nijd, want de jon ge koning liet elke dag een mooie zijden jurk voor zijn vrouw maken en als zij uit ging in de gouden koets, strooiden de la keien rode rozen en het volk riep „leve onze geliefde koningin!" TARZAN 54. „Zoo", zei Perry met gefronst voorhoofd, „die dame wil met je trouwen en je hier in dit duivelsche land vasthouden voor de rest van je leven. Wat ben je van plan te doen, Tarzan?" De aapman keek door de getraliede ramen naar de silhouetten van de gewapende krijgers in de gang. „We Zullen zien", zei hij. „Hij zal haar niet ten offer vallen, dat zullen we geen van allen toestaan, zelfs niet om ons leven te redden", antwoordde Janette vast beraden. En weer antwoordde de aapman slechts: „We zullen zien, wat de dag van morgen ons brengt Intussen zat Dr. Wong als een stenen beeld, diep in gedachten ver zonken. Eindelijk sprak hij als in een droom. „Dat gouden sierraad van Pantu die dia manten ketting. De stenen moeten millioenen waard zijn". „Dr. Wong", zei Janette, „U wilt toch hoop ik niet proberen om..." „Ik probeer niets", antwoordde de kalme Ooster ling rustig. „Maar toch", vervolgde hij, „het zou de moeite waard zijn om het sierraad mee naar de beschaafde wereld te nemen..." Hij hield plotseling op, alsof hij al te veel had gezegd. Op dat ogenblik verscheen er een ge stalte voor de deur. Het was Mungo. En de gestalte sprak: „Ahtea wil met Tarzan en Wong, man uit China, spreken".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 15