De groote ontdekkingsreiziger
SVEN
HEDIN
XoS. tio-o-il!
't HOEKJE
OUDERS
Bezuiniging
De doofstommen
Dc eerste camelia
in Europa
Sven Hedin.
Iedereen kent de naam van Sven Hedin.
Als we niet een van zijn boeken gelezen
hebben, hebben we toch wel eens over hem
horen vertellen. Sven Hedin is een Zweed.
Hij bezocht het gymnasium. Toen hij 16
jaar was, begon hij al de verschillende ster
ren astronomisch op te tekenen. Astronomie
wil zeggen: sterrenkunde. Als jongen
droomde hij al over het ontdekken van de
Noordpool. Toen hij afgestudeerd was, kon
hij een betrekking krijgen als onderwijzer
te Bakoe, aan de Kaspische zee. Dat was
een eindje uit de richting, hij wilde immers
naar de Noordpool! Maar dat nam niet
weg, dat de Kaspische zee een eind weg
was, en het zou een lange reis zijn, waar
hij veel te zien zou krijgen. Zo besloot hij
de betrekking aan te nemen. Van zijn eerst-
verdiende geld maakte Sven Hedin een
tocht door Perzië. Dat was in het jaar 1886.
Hij zag daar zoveel moois en interessants,
dat hij dat land niet meer vergeten kon.
Na deze avontuurlijke reis kon hij 't in
zijn geboortestad Stockholm niet meer uit
houden. Gelukkig werd hij in 1880 uitgeko
zen om als tolk met een Zweeds gezant
schap mee naar Perzië te gaan.
Toen hij daar zijn werk voor het gezant
schap gedaan had, trok hij op zijn eentje
verder het land in. Van de Zweedse rege
ring had hij geld gekregen. In 1891 keerde
hij van deze reis terug. In 1893 ging hij
weer naar Azië. Voor de eerste keer trok
hij over het „dak van de wereld", het pla
teau, vanwaar het Himalayagebergte uit
gaat.
Al deze reizen waren niet ongevaarlijk.
Sven Hedin heeft dat ook in zijn verschil
lende reisbeschrijvingen gezegd. Vooral
heeft hij vaak gebrek aan water gehad.
Maar Sven Hedin was in hart en nieren
een ontdekkingsreiziger, hij was voor geen
kleintje vervaard en niets was hem te veel.
Hij was tevreden als hij iets kon doen voor
de wetenschap.
In zijn boek „Van Pool tot Pool", be
schrijft hij een reis om de wereld. Op deze
tpcht heeft hij niet minder dan 70.000 kilo
meter afgelegd. Hij bezocht Duitsland,
Oostenrijk, Turkije, Perzië, Indië, Oost-
Turkestan, China, Japan, Australië en de
Soendaeilanden.
Een van de meest interessante reizen die
hij gemaakt heeft, was zijn tocht door de
Gobi-woestijn. In zijn boek spreekt hij van
„De raadselen van de Gobiwoestijn". Op
deze tocht werd Sven Hedin vergezeld van
pog twee Zweden.
Het avontuur op het „wande
lende meer."
Een meer dat wandelt? Het is het Lop-
Nor meer, het meer waarin de geweldige
rivier de Tarim van Midden-Azië uitmondt,
en dat omgeven is door de grootste woes
tijnen. Het is ongeveer 600 jaar geleden dat
Europa door toedoen van Marco Polo voor
het eerst van dit meer hoorde. Dit meer
■verplaatste zich van tijd tot tijd. Niet zo
maar ineens, natuurlijk, maar in de loop
der eeuwen. Sven Hedin heeft vanaf zijn
jeugd dit raadsel al op willen lossen. En
op zijn oude dag is het hem gelukt. Hy
heeft op zijn laatste tochten heel wat be
leefd.
Hij vertelt daarover het volgende:
16 Mei konden we eindelijk, toen we uit
onze tent kropen, een interessant en eigen
aardig landschap zien. In het Westen lag
het Noordelijk deel van het beroemde meer,
als een baai. Er vlogen krijsend een paar
meeuwen over onze tent; ze waren boos en
verschrikt over de komst van mensen. Er
was in de omtrek geen plantengroei te be
kennen. Alles was kaal en doods. We had
den het plan om met onze kano's het meer
op te gaan. Onze mensen dachten dat we
bij rustig weer 50 kilometer per dag zou
den kunnen roeien. Als we maar niet, door
een storm werden overvallen! Dan waren
we verloren!
Ik wilde te weten komen, of de vorm van
het meer in drie jaar veranderd was.
's Middags ging de wind liggen en gin
gen we met onze kano's op weg. Er heerste
een sprookjesachtige stemming over het
meer. De oppervlakte van het meer was zo
glad als een spiegel. Er zwommen een paar
eenden en we hoorden een paar meeuwen
en andere zeevogels krijsen. Hoe verder we
naar het Zuiden kwamen, hoe ondieper het
meer werd. Op het laatste gingen een paar
van mijn mannen te voet door het meer en
trokken de kano's achter zich aan. We za
gen ook heel vreemde vissen. Die sliepen
rechtop in de zon. Eén was wel een meter
lang. Na enige tijd veranderden we onze
koers en voeren nu in Noordelijke richting.
Het meer werd weer dieper, zodat de lo
pers weer in hun kano's konden stappen.
Bij een eilandje aangekomen, stopten we,
trokken de kano's aan land en maakten het
ons gemakkelijk voor de nacht. Eerst leg
den we planken op de grond, daaroverheen
zeildoek en dekens. Een vis, die we gevan
gen hadden, werd gebakken en een van
ons zette koffie.
De volgende dag gingen we weer op
stap, d.w.z. met de kano's 't meer op. Lang
zamerhand werd het weer heel ondiep. Op
verschillende plaatsen onderzochten we het
slib van de bodem, 's Avonds konden we
genieten van een prachtige zonsondergang.
De dag daarop voeren we nog rond op het
meer. Nadat we ons ervan overtuigd had
den, dat er niets bijzonders meer te bele
ven was, gingen we naar het Noorden te
rug. Mijn droom, het bevaren van het „wan
delende Meer", was in vervulling gegaan.
In Tibet
Sven Hedin heeft op zijn tochten ver-
Sven Hedin.
schillende keren geprobeerd om Lhasa, de
heilige stad van Tibet, waar geen vreem
deling mag komen, te bereiken. Maar hij
werd steeds weer tegengehouden door ge
wapende troepen, die hem beleefd aan zijn
verstand brachten, dat de Dailai-Lama, de
heerser van het land geen vreemdelingen
wenste te zien. Eén keer zei zo'n hoofdman
zelfs tegen hem: „Als U nog een stap ver
der doet, gaat Uw hoofd eraf!" Toen Sven
Hedin later toch naar het Zuiden trok, werd
hij verschillende keren door soldaten te
gengehouden. Het land wilde geen vreem
delingen zien. Sven Hedin heeft ook eens
een tocht naar Turkestan ondernomen in
opdracht van de Chinese regering. Hij
werd toen vergezeld door twee. leden van
zijn staf, een Chinese sterrenkundige, vier
Chinese bedienden en twee Mongoolse gid
sen. Ze hadden een personenauto en drie
vrachtauto's bij zich en later gebruikten ze
ook kamelen.
Sven Hedin en zijn mannen zijn ook eens
een keer gevangen genomen door Chinese
soldaten in Korea. Dat zijn angstige da
gen voor hen geweest. Zij zijn verschillen
de malen ternauwernood aan de dood ont
snapt. Tenslotte zijn ze door een Russisch
generaal gered.
„Vanavond, Kit? Vanavond nog wel,
of
De jonge vrouw aarzelde een seconde voor
zij antwoordde: „Neen, Erik, vanavond niet.
Als je een besluit neemt, moet je je er ineens
aan houden, anders wordt het niets!"
Ondanks deze positieve uitspraak, stond
Kit met kloppend hart op den gang, terwijl
Erik na een luchtig „allright, dég!" de deur
achter zich dicht trok.
Hun Zaterdagavond! Vanaf hun huwelijk
waren zij gewoon, Zaterdagavond uit te gaan,
goed uit te gaan. Een revue, een operette,
een concert of een bizonder goede film. Iets
gebruiken na afloop. Zoo'n avond kostte vijf,
zes gulden. De tijden drukten. Erik's salaris
was niet verhoogd, maar de belasting wèl,
en alles wat Kit voor het huishouden moest
aanschaffen kostte meer.
Op een avond van ernstig overleg in de
afgeloopen week waren ze samen, tot de con
clusie gekomen: het kon niet meer, vijf zes
gulden extra uitgeven op Zaterdagavond.
Een gezellige gewoonte van bijna vijf jaren
opgeven, het was jammer, maar het
moest.
Kit's gezichtje stond ongewoon ernstig,
terwijl ze haar gewone huiselijke bezigheden
verrichtte. Was zij verstandig geweést of
onverstandig om Erik dit verzetje af te
nemen.
Kenschetsend voor haar onzelfzuchtig ka
rakter was, dat eerst daarna de overweging
volgde: „ik mis het toch net zoo goed!"
Na afloop van de Zaterdagsche bezigheden
dacht Kit: „tóch moet het vanavond gezellig
zijn!" Zij maakte wat sandwiches klaar met
oude kaas en een plakje komkommer, waar
Erik veel van hield. Zij haalde vier fleschjes
bier op den hoek, en nam een fleurig bosje
bloemen bij een straatventer.
Tegen dat Erik thuiskwam, ging zjj zich
zorgvuldig opknappen en verkleeden, net als
altijd, wanneer ze uitgingen. Zij besteedde
extra zorg aan het dekken van de tafel. Al
dien tijd deed ze haar best om tevreden te
zyn, en legde de krant, waarin ze anders
samen de vermakelijkheden nakeken om een
keuze te doen, uit het gezicht. Zij hield zich
voor: „het is toch zoo erg niet. Honderden
anderen hebben zorg over hun huur, over
brandstof, over noodzakelijke dingen. Wij
hebben geen échte zorg. Het is te kinder
achtig er zoo lang bij stil te staan, bij dat niet
meer kunnen uitgaan op Zaterdagavond."
Zij zuchtte. Zij vond het niet erg,
maar ze was bang, dat Erik het erg zou mis
sen.
Om half zes hoorde zij zijn sleutel in het
slot. en direct daarop zijn stem in den gang:
„Kit, waar ben je?"
Zij liep hem tegemoet in haar fleurige uit-
gaansjurk. Hij had pakjes. Zes fluweelige
donkeroode anjers in vloeipapier, en een
doosje van haar lievelingsbonbons. Hij kuste
haar en zei: „hier. een kleine pleister op de
wond van ons „kloek besluit".
Kit stond heel stil met de pakjes in haar
handen.
Het werd een buitengewoon geslaagde
avond van intieme gezelligheid.
Toen zij na hun eenvoudig soupertje een
laatste cigaret rookten, zei Erik met een on
deugende tinteling in zijn oogen: „hoeveel
denk je dat wij vandaag bespaard hebben
door thuis te blijven, vrouwtje?"
..Niet veel," antwoordde Kit prompt.
„Maar wij hebben een kostbare ontdekking
gedaan voor véél minder dan die waard is,
n.1. dat wij altijd en onder alle omstandig
heden zullen probeeren, om eikaars moeilijk
heden te verlichten en er het beste van te
maken."
Een andere keer werd het kamp door ro
vers overvallen. Ze gingen er vandoor met
geld, wapens en instrumenten.
Sven Hedin is onlangs 75 jaar geworden.
Hij richtte zijn leven naar de leuze: „Hij,
die volhoudt, kan alles bereiken."
Hij spreekt acht talen. In de zaal van het
paleis in Brits-Indië voelt hij zich evengoed
thuis, als in de tent van een pelgrim in
Tibet.
In Stockholm heeft hij een huis. Hij
heeft de inrichting bijna helemaal zelf ge
maakt, o.a. heeft hij de schetsen voor het
behang ontworpen. De muren van de hall
zijn versierd met een fries, die het leger
van een kameelkaravaan laat zien. Aan het
hoofd van die karavaan, gaat een man,
die de kop van Sven Hedin heeft. De koe
pel van de hall heeft een geschilderde ster
renhemel. Verder kun je daar kaartschil-
derijen van Europa, Azië en een deel van
Afrika zien. De plaatsen waar Sven Hedin
geweest is, zijn aangegeven. In de hall is
ook nog een grote model van een Chinese
tempel, die hij in Azië cadeau gekregen
heeft.
In China heeft hij een aantal manuscrip
ten gevonden, die op houten stokken ge
schreven waren. Waarschijnlijk zijn het mi
litaire rapporten. Zo'n boek bestaat uit 78
houten bladen die door een touw verbon
den zijn. De knopen van het touw moeten
er ongeveer 2000 jaar geleden ingelegd zijn.
Ze konden nog worden losgemaakt. Het
schrift was ook nog leesbaar. Volgens een
i.
„Komt en ziét en roept ontdaan:
Ach, hoe droef is toch hun leven;
Al hun kerken zonder klokken,
Al hun ligdren zonder zang,
De gedachten zonder uiting,
De gevoelens zonder woorden
En hun stemmen zonder klank.
Ach, wat is hun leven bang!"
Dit gedichtje bracht Foerster tot het
schrijven van zijn hoofdstuk „De Doofstom
men" in het werk Karaktervorming.
En wie meen'en zou, dat Foerster zich in
dit hoofdstuk zou bezig houden met de
doofstommen, vergist zich. Foerster spreekt
niet over kinderen en volwassenen, die, het
zij doofstom geboren of op lateren leeftijd
doofstom geworden, neen ,hij heeft het over
andere doofstommen. Hij rekent tot deze ca
tegorie de menschen, die in het geheel niet
doof of stom zijn, en toch slechts een arm
zalig doofstommenleven leiden, omdat zij
nooit geleerd hebben hun ooren en hun
mond werkelijk te gebruiken. Ze zijn altijd
met zich zelf bezig, zoo zelfs, dat zij alleen
maar hooren, wanneer er iets is, dat voor
hen zelf van belang is; betreft het daaren
tegen anderen, dan laat hun gehoor hen in
den steek. Zij hooren uitstekend, wanneer er
geroepen wordt, dat het etenstijd is maar
als hun moeder in het gesprek te kennen
geeft, dat zij moe is en hulp noodig heeft,
ontgaat hun dat heelemaal.
Hun oor vertelt hun niets uit de ziel van
hun medemenschen; zij vernemen niet, hoe
het dezen te moede is en zoo weten ze dus
ook niet, hoe ze met hen om moeten gaan
en zijn onbeholpen als dooven.
Het zou me niet verwonderen, als vaders
en moeders of onderwijzers, die deze woorden
lezen, even glimlachend denken aan de hon
derd en een gevallen, waarin Foerster's woor
den bewaarheid werden.
Zoo dikwijls vinden we in ons huiselijk leven
dat verschijnsel: wel willen luisteren naar
dingen, die voor je eigen van belang zijn,
maar doof zijn wanneer het in het belang van
anderen is. Niet altijd is dit zoo: er zijn
werkelijk kinderen,, die ook open staan voor
dingen, welke nu eens niet dadelijk met eigen
-belang te maken hebben, maai doorgaans is
het toch wel zoo, dat egoïstische neigingen
de overhand hebben.
Het behoort tot de taak der opvoeders de
kinderen zoo ver te brengen, dat zij oog en
oor krijgen voor de dingen, die anderen aan
gaan en voor anderen van belang zijn. Hoe
dit te leeren of beter: hoe onze kinderen zoo
bekenden professor dateren die geschriften
van 100 jaar vóór Christus. Ze zijn niet ver
rot, omdat ze m droog zand hebben gele
gen, en droog zand is een van de beste be
schermingsmiddelen tegen verrotting. Er
wordt in verteld over oorlogen met de Hun
nen.
Sven Hedin heeft een paar heilige ste
den. waar geen Europeaan mag binnentre
den, gezien. Hij had zich verkleed als Oos
ters pelgrim. Als schaapherder heeft hij
honderden mijlen afgelegd in Tibet, waar
nooit een blanke wordt toegelaten. In Lo-
rar heeft hij de viering van het Nieuwjaar
meegemaakt en tegelijkertijd een uitvoe
ring bijgewoond van de bekende duivel-
dansen van den Groot-Lama. Jullie weet
toch wat een lama is, hé? Het is een Boed-
distische priester in Tibet.
Ook heeft hij de slapende Chinese stad
Loe-Lan, dicht bij de woestijn van Gobi,
bezocht. Daar vond hij een stuk papier dat
1700 jaar oud was, het oudst stuk beschre
ven papier dat er in de wereld bestaat.
De Grote Karavaan, die in 1927'28 on
der leiding van Sven Hedin, dwars door
Azië trok, bestond uit niet minder dan 300
kamelen, die het hebben en houen en de
wetenschappelijke uitrusting van een groot
gezelschap geleerden droegen. Er was een
fotograaf bij met filmtoestellen. En deze
filmman heeft heel wat indrukwekkende
momenten vastgelegd. Er is dan ook een
film gemaakt, die de „grote Karavaan"
heet.
Op die film krijgt men een goed denkbeeld
van het leven van de karavaan, het kame-
lenoproer, de zandstormen, die de karavaan
bijna vernietigden, het leven van de een
zame Nomaden enzovoort.
Ja, Sven Hedin is een groot man. En
denk nog maar veel aan zijn woorden: „Hij
die volhoudt, kan alles bereiken."
Jullie kent zeker wel die mooie bloem,
de camelia? Deze plant is pas in 1739 in
Europa bekend geworden. In dat jaar keer
de de zendeling Camelie, van de Philippij-
nen in Spanje terug. Hij bracht twee plan
ten mee, die ze hier nog nooit gezien had
den en die naar hem Camelia genoemd
werden. In die tijd regeerde in Spanje, Ko
ning Ferdinand V, en de zendeling gaf de
planten aan de koningin. Deze vond de
bloemen prachtig. Ze gaf de takken aan den
koning, die ze in de koninklijke kassen te
Buen Ritiere liet planten. Ze kregen een
heleboel stekjes van deze bloem, die daar
op aan verschillende vorstenhoven werden
gegeven. Maar pas in de tijd dat Napoleon
I regeerde, ontdekte men in Frankrijk een
bodemsoort, waarop de plant'wilde groeien.
Tot nu toe was ze steeds in kassen ge
kweekt. Zo duurde het wel 60 jaar, nadat
de bloem voor het eerst in Europa kwam,
dat ze algemeen begon te worden. Laten
we blij zijn, dat ze hier gekomen is, want
bloemen kunnen we nooit te veel hebben.
op te voeden? Foerster zag het mogelijk te
veel in zedekundige lessen en preekjes. Dit
heeft natuurlijk wel waarde, maar mijns in
ziens moeten dergelijke deugden niet door
woorden, maar door het stellen van daden
aangeleerd worden. En nu weet ik wel, dat
het gemakkelijker is een kind een heel ver
haal op te hangen van het goede van zoo'n
levenshouding.
Maar wat ziet men dan vaak? Dat het
kind geduldig of liever verveeld luistert
naar een preek en toch weer anders handelt.
Ik herinner me een spotprentje, dat het vol
gende uitbeeldde. Een jongentje wilde zich
laten wasschen. Zijn moeder wees hem op de
kanarie, die zich telkens in het badje zat te
wasschen. „Kijk nu toch eens naar de kana-
narie, Henk! Zie eens, hoe die zich iederen
dag wascht." Henk wist evenwel raad. Hij
nam het kanariescherm en plaatste dit voor
de vogelkooi, zoodat hij het goede voorbeeld
niet meer behoefde te zien.
Welnu, in vele gevallen gaat het zoo met
het verwijzen van het kind naar een goed
voorbeeld. (Ik zeg alweer: niet altijd!)
Men moet m.i. het kind het goede laten
doen. En dit zal men kunnen, wanneer men
zelf ook in dien geest handelt. Hier is nu
niet terstond sprake van het goede voor
beeld, maar vooral van dit: waneer het kind
ziet, dat zijn ouders zelf voorgaan, beseft het
volkomen, dat hun eisch gerechtvaardigd is
en onverbiddelijk. Alleen wie zelf steeds aan
het verkeerde toegeeft, verliest de kracht om
vasthoudend door te zetten bij zijn kind.
Het voortdurend gewezen worden op den
voorbeeldigen Hendrik, is voor de meeste kin
deren een alleronaangenaamst iets. Veel be
ter is het, het kind te wennen aan bepaalde
goede eigenschappen. Waneer een kind hulp
vaardig is, moet men het in de gelegenheid
stellen hiervan blijken te geven. Laat het
gerust wat doen. Laat het gerust eens de
tafels mee opruimen en wees niet dadelijk
bezorgd voor uw servies. Mijn kleine meid
van drie jaar sleept soms een paar borden
naar de keuken we houden ons hart vast, dat
zij ze laten vallen. Maar wat zou dat eigen
lijk nog? Beter eens een paar borden stuk,
dan het kind, dat zoo jong reeds behulpzaam
wil zijn, te beletten van zijn dadendrang in
dit opzicht blijk te geven.
En dan: na de volbrachte taak als-t-u-be-
lieft geen critiek! Neen: een waardeerende
opmerking als het maar even kan! Steunen
en nog eens steunen!
De rovers bij Tao-Tao-Shoei. Zij houden de auto van de expeditie aan. Maar tenslotte
laten ze zich fotograferen en wijzen zelfs de weg zonder iets geroofd te hebben.
De jager Assan Bai met een goudfazant. Assan Bai was een trouwe gids voor de
expeditie.
VOOR DE