Inile „mijlen-taille" Nederlandsche veldleger slaat een pontonbrug Karakteristiek van Hitier Meer lichtschepen voor onze kust gevraagd De Stanfries IK wordt gelicht In één etmaal vijf schepen verloren Duitsch schip getorpedeerd VISSCHERS KUNNEN ZICH MOEILIJK ORIËNTEEREN. iussehen de Zuid-Oostzijde van Doggers- bank en net Duitsche mijnenveld is in de Noordzee een nieuw gevaarlijk gebied aan gegeven. Dit is weliswaar niet groot, maar het ligt op een zeer ongunstige plaats, met name daar, waar de doorvaart tusschen de Duitsche en Engelsche mijnenvelden het smalst is. Het gevolg is dat de visschers. die bij Dog- gersbank hun netten willen uitwerpen, of zij die Noordelijker gaan visschen tot op 60 gr. toe een strook water moeten pas- seeren, die op een bepaalde plaats slechts ongeveer zestig mijl breed is. Nu is dit ook op zee een flinke afstand, waar een treiler best tusschen door kan en bij het uitvaren ondervindt men dan ook geen bezwaren. De schippers kunnen zich oriënteeren op het lichtschip „Terschellingerbank", dat een mijl of zes verder zeewaarts is gelegd van de plaats, die het vroeger innam. Dit licht schip bevindt zich slechts 64 mijl van IJmui- den en ongeveer even ver van de „mijnen- taille". Geen punt om zich te oriënteeren. Geheel anders is de situatie echter voor de treilers, die „van de zestig", dat is ter hoogte van Bergen in Noor wegen, terug komen. Deze moeten een zeer grooten afstand varen voor zij bij de „taille" zijn en op dezen langen weg wijkt een klein schip als een treiler is, wel eens wat van het rechte pad. Dit is bij ruw weer of mist vrijwel niet te vermijden. Pun ten om zich te oriënteeren hebben deze schepen niet Groote afstanden moeten uitsluitend op richtingzoeker, kompas en log worden geva ren en daarbij behooren onnauwkeurighe den geenszins tot de uitzonderingen. Over deze nieuwe moeilijkheid voor het visscherij- bedrijf wordt thans in IJmuiden lang en breed geredeneerd. Tot dusverre zijn in het nieuwe gevaarlijke gebied nog geen mijnen geconstateerd, maar het is niet uitgesloten, dat toch de verschijning van dit gebied al leen al een nadeeligen invloed zal oefenen op de animo der visschers om naar zee te gaan. Een ervaren schipper geeft zijn meening. Wij hebben, aldus het Hbld., den ervaren schipper Jan Koeman, die gedurende den ge- heelen vorigen oorlog heeft gevischt, naar zijn oordeel over de nieuwe situatie gevraagd „In den Wereldoorlog", zoo zeide deze, „had den wij een dergelijk geval als nu. Ook toen was de ruimte, waar gevischt kon worden, beperkt tot een paar strooken, maar destijds had de regeering gezorgd, dat wij ons kon den oriënteeren. Bij de Zuid-West- en de Noord-Oost-punt van Doggersbank lagen toen lichtschepen en de vrije strooken tus schen deze twee schepen en van „Doggers- bank-Zuid" tot „Terschellingerbank" waren betond. Wie in de afgebakende geulen bleef liep geen gevaar. Op het oogenblik is het feitelijk drin gend noodig, dat dergelijke maatre gelen worden genomen, al zouden de lichtschepen thans ook op andere plaatsen moeten komen. Voor de Noordbooten is het buitengewoon moeilijk om de plaats te vinden, waar zij veilig tusschen de mijnenvelden kunnen doorslippen. Het gaat over het algemeen zoo", vertelde de schipper verder, „dat wan neer je bang bent voor de Oost, je te dicht naar het Westen komt en omgekeerd." Hiermee is in het kort de meening weer gegeven van de IJ'muidensche visschers. De menschen zijn niet bang om risico te nemen; dat hebben ze tot dusverre al wel bewezen. Ze voelen er echter begrijpelijkerwijze niets voor om onnoodig gevaar te loopen. De schepen als bakens bij dag licht. Nu is de situatie van thans ondanks veel overeenkomstigs toch geheel anders dan in den Wereldoorlog. Toen immers was het Kanaal afgesloten, zoodat ook de koopvaar dij haar weg moest kiezen over Doggers- bank. Bovendien is thans het luchtwapen sterk ontwikkeld en het zou allicht den oor logvoerenden niet welgevallig zijn, wanneer daar midden in de Noordzee een paar drij vende vuurtorens kwamen te liggen, die den vijanden -van pas zouden komen als oriën tatiepunt. 't Is echter mogelijk de schenen alleen te gebruiken als baken bij daglicht. Wanneer dan de schepen uit het Noorden naar IJmuiden terugkeeren, kunnen zij zoo noodig den dag afwachten en zich oriëntee ren. In „ieder geval is het duidelijk, dat er iets moet worden gedaan. Op het oogenblik is er in de visscherij groote bedrijvigheid, maar in tijden als deze hangt dit alles aan een zijden draad. Wanneer morgen een trei ler vergaat is de kans groot, dat meteen al les weer voor eenigen tijd komt plat te lig gen. De stemming onder de visschers wijst tenminste sterk in deze richting. Opdracht aan reederij Goedkoop. Naar wij vernemen, heeft de reederij Goedkoop te Amsterdam van de „Stan- fries"-directie opdracht gekregen de „Stan- fries lil" te lichten. Zooals men zich herinneren zal, Is deze „Stanfries"-boot Dinsdagmorgen tusschen de zandplaten Kreupen en de Hofsteden op het IJsselmeer in aanvaring geweest met de motorboot van Hasselt, van den veer dienst EnkhuizenStavoren, waarbij de „Stanfries III" binnen enkele minuten is gezonken. Vandaag zal reeds het materiaal, dat de Gebr. Goedkoop voor dit werk gebruiken, naar de plek, waar de „Stanfries III" is gezonken, worden gezonden. Van de weersomstandigheden hangt het af, wanneer het lichten een aanvang kan nemen. RecKts Sovsni Transport over de ri vier. Met behulp van opgepompte drtjfzakken worden wielrijders en motorrijders van het Nederlandsche Veldle ger bij de manoeuvre* overgezet. Links boven: Z.K.H. Prins Bom hard woonde ln de ai- geloopen week de ma noeuvres van het Ne derlandsche Veldleger bij. De Prins in gesprek met enkele officieren. Rechts onder: Detailwerk van den brugslag tijdens de jongste manoeuvres van het Nederlandsche Veldleger. Deensche koopvaardij zwaar ge troffen. Volgens te Kopenhagen ontvangen berich ten is thans ook het s.s. „Charkow", evenals de „Minsk" en de „Algier' van dezelfde Ko- penhaao-sche reederij, het slachtoffer van de oorlogsactiviteit geworden. De geheele be manning van de „Charkow", twintig man, wordt vermist. In 24 uur tijd heeft de Deensche koop vaardij thans 5 schepen verloren met een totale tonnage van 7.000 b.r.t, waarbij 65 menschen om het leven zijn gekomen. Nader vernemen wij, dat het Deensche s.s. „Christianborg" door een Duitsche duik boot tot zinken is gebracht „Voor den vijand van nut zijn de schee ps ruimte". He opperbevel der Duitsche weermacht deelt mede; In het Westen geen bijzondere gebeurtenis sen. De luchtmacht heeft ondanks het slech te weer verkenningsvluchten gemaakt tot bo ven het noordelijk deel van de Noordzee. De actie van onze zeestrijdkrachten in den han delsoorlog leverde weder veel succes op. In slechts drie dagen tijds werden 32.694 b.r.t aan vijandelijke en voor den vijand van nut zijnde koopvaardijscheepsruimte tot zinken gebracht -Zonder waarschuwing getorpedeerd. Het Noorsche s.s. „Svinta", 1267 ton, is gisteren getorpedeerd. Hiermee is het aantal in de laatste twee dagen tot zinken ge brachte schepen op zeven gebracht. In be trouwbare kringen te Londen wordt verno men, dat met mogelijke uitzondering van de „Charkow", alle zeven schepen zonder waar schuwing getorpedeerd zijn. 45 leden der be manningen worden of vermist of zijn ver dronken. 1'E N^-.or-EET IS HET HUWELIJK VOL TROKKEN VAN MR. S. BARON VAN HEEMSTRA, RESERVE TWEEDE LUITE NANT DER HUZAREN EN ZOON VAN DEIN COMMISSARIS DER KONINGIN IN GELDERLAND, MET MEJ. MADELEINE HERMANCE 'S JACOB TE STAVERDEN. Hoofdmachlnist gevangen geno men. Het Duitsche s.s. „Heddernheim" is Don derdagavond om kwart over elf op 57.47 N.B. en 10.58 O.B. getorpedeerd. De loodskotter van Skagen heeft de uit 36 leden bestaande bemanning, die zich in twee booten bevond, aan boord genomen. De hoofdmachinist van de „Heddmheim" is echter door den duikbootcommandant ge vangen genomen en aan boord van den oor logsbodem genomen.. Een communiqué van de Britsdhe admi raliteit meldt: Donderdagavond heeft een onzer duikboo- ten 't Duitsche s.s. Heddernheim (4947 ton) op 8 mijl van de Deensche kust opgevangen, Zij heeft gemeld, dat de bemanning in vei ligheid is en dat zij het schip tot zinken heeft gebracht. „De kapitein ls doodl" Van Deensche zijde wordt gemeld, dat de Heddernheim van Noorwegen onderweg was naar Bremen, met een lading erts. De Duit sche zeelieden, die laat in den nacht in Skagen aan land gebracht werden, waren allen volledig gekleed. Zij melden, dat de Britsche onder zeeboot geëischt had den kapitein uit te leveren, maar de Duitschers hadden medegedeeld, dat de kapitein dood was, waarop de machinist door de duikboot aan boord genomen werd. De kapitein ging later als een voudig matroos gekleed in een der reddingbooten. De bemanning kreeg 15 minuten om in de booten te gaan, waarop de duikboot met een torpedo het schip tot zinken bracht. Het vaartuig zonk terstond. De geheele beman ning is gisteren van Skagen naar Duitsch- land vertrokken. JONGEN IN ZAND GESTIKT. Tragisch ongeluk aan den Rijn. te Katwijk Gisterochtend waren eenige kinderen in de omgeving van de waterleiding te Katwijk aan den 'Rijn aan het spelen. Zij groeven een gat in den dijk, waarvan een zandstorting het gevolg was. De elfjarige zoon van een familie te Katwijk aan den Rijn, werd be dolven. Toen voorbijgangers den jongen had den bevrijd, bleek de dood reeds te zijn inge treden. Een figuur, een Shakespeare waar dig, en tóch: de arme, door minder waardigheidsgevoelens gepijnigde mensch. In het Maart-nummer van De Stem wijdt dr. M. van Blankenstein een belangwekkend artikel aan Hitier en diens jongste rede voering op 24 Februari ter gelegenheid van den 20sten verjaardag der nat. soc. arbeiders partij. Dr. van Blankenstein acht Hitier een figuur, ten volle de pen van een Shake speare waard. Hitier, aldus de schr., heeft zich van list, van misleiding als middelen bediend; en ook dat weer principieel en zonder zwakte. Hij ging nooit een stap terug, hij nam enkel soms den schijn aan terug te wijken, geen oogenblik zelf in het onzekere, dat hij wel dra met onstuimige vaart verder zou stor men. Hij kan zich erop beroemen nooit min der te hebben gedaan dan hij beloofd of ge dreigd had; in menig geval echter zelfs aanzienlijk meer dan dat. Een wilskracht als de zijne, een vasthoudendheid en doorzet tingsvermogen als hij aan den dag gelegd heeft, heeft de menschheid slechts in schaar- sche gevallen te zien gekregen. Als, mis schien spoedig, het noodlot hem treft, dan treft het een man, die zich gelijk gebleven is als zeer onstuimige figuur in de geschie denis der menschheid. Op 24 Februari, meent Blankenstein, „wel licht op zijn grootste hoogste, beving hem een onvermijdelijke duizeling. Hij voelde met de onfeilbaarheid van dén slaapwandelaar, waarop hij zich vroeger wel beroepen heeft, den dreigenden afgrond, en voor een hou vast greep hij naar mystiek. Wij kunnen het geen godsdienst noemen, en nog minder godsdienstig, wat hij daar verkondigde. Er is een hoogere macht, die hein heeft geleid, en hem voor falen heeft behoed, zoo riep hij den zijnen toe. Hij heeft jaren lang werkelijk aan zijn, op inspiratie berusten de, zekerheid van handelen geloofd. Maar nu was die zekerheid hem ontvallen, het vertrouwen waarvan hij bestond, ge schokt, omdat hij wist dat hij wèl gefaald had, misrekeningen had gemaakt, gruwe lijk van afmeting en strekking, zooals al les bij hem grootsch en gruwelijk zijn moet. Weer eindigde zijn rede in kreten. Op 30 Januari meeniden wij de vertwijfe ling daaruit te hooren; was zij er onmis kenbaar; zij klonk schril, gelijk zij klin ken moet uit den mond van een man, die den afgrond aan zijn voeten ziet, en weet dat hij nog voortgestuwd wordt, terwijj hij die voortstuwing slechts volgen kan, daar zijn geaardheid verbiedt, anders dan voor uit te willen. Hij zal zich zelf gelijk blij ven tot het einde. Hitier schreeuwde het in de wereld: De voorzienigheid kan niet willen, dat het Duitsche volk en hij ziet in zich zelf het Duitsche volk verpersoonlijkt ten gronde gaat. Hij herhaalde en herhaalde dezen kreet Plotseling sloeg de wanhoop in hem naar buiten. Zijn woord kon hoog moedig lijken, het was het niet. Hitier ie in zijn wezen, bij alle kracht en grootheid, de arme, door minderwaardigheidsgevoelens ge pijnigde mensch gebleven, dien de wereld onthield juist wat hij bovenal van haar begeerde, maar wat hij innerlijk onbereikbaar wist. En nu laaide dit menschelijke in hem gierend op. gelijk het vroeger gedaan heeft Woorden, die hij, misschien met an dere bedoeling, te voren had opgesteld, sleepten, toen hij ze losliet, alle vrees in hem, alle afgrijzen voor hetgeen hij weet dat nader»., met zich mee en dit alles werd tot de uitbarsting van haast kinder lijk jammerend verzet tegen het onvermij delijke, dat wij in het slot van zijn reden hoorden"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 12