Een uitstekend middel
en de vuren van Thor
Nieuw Raadsel
ï3<eAlz ionq&tvi en meiljel!
Oplossing raadsel vorige week
Goede oplossingen ontvangen vant
De mier en de mestkever
Wie kan deze heren
laten wandelen?
DOOR: EDGAR RICE BURROUGHS
Daar zaten verdraaid Doderdagmorgen de
sneeuwklokjes weer onder de sneeuw. Je
iou je werkelijk af gaan vragen is de win
ter van plan ons nog een paar maanden
vast te houden in zijn greep. We zijn er niets
op gesteld en we moesten hem met z'n allen
maar een zetje geven naar het Noorden,
zodat hij zijn boze grillen ergens anders
bot gaat vieren.
Hoe hebben jullie het gehad met de va-
cantie. Geen al te grote kwajongensstreken
uitgehaald? En hoe was het met de rap
porten? Wat jammer, dat nu juist deze
week geen briefjes geschreven konden wor
den. Jullie hadden nu zoveel te vertellen.
Nu, enfin, volgende week dan maar. Wat
een brieven zal ik dan krijgen.
En nu de briefjes van de vorige week.
O nee, eerst nog even gauw vertellen, wie
het boek gewonnen heeft. Volgende week is
de taart weer aan de beurt.. Hé, ik zit er
nu al van te watertanden.
Het boek is dan gewonnen door:
SJAANTJE ABBEMA,
Californiestraat 8.
Doek en Leon v. d. Wal. Wat hebben
jullie een gezellig postpapier van je vader
gehad, jongens. Ik zal het velletje mee naar
huis nemen, voor Fransje, dat vindt hg vast
leuk. Fijn, dat je grootvader weer aan het
opknappen is en wat leuk, dat je al zoveel
bij de padvinderij geleerd hebt, Loek, dat je
de eerste ster krijgt. Hoe was het met je
rapport? Dank je voor je goede wensen.
We hadden fijne Paasdagen, hoor.
Sina Wever. Nog twee dagen, Sina,
dan is je vacantie opgesnoept. Nee, in Gro
ningen ben ik nooit gweest. Ik heb er geen
familie en dan is er niet zo gauw aanleiding
om die kant uit te gaan, hoewel, ik hoop er
nog eens te komen.
Teuntje Kloosterman. 't Is geen klei
nigheid, Teuntje, wat er in drie weken al
niet gebeuren kan. Een tante met 2 neefjes
over, een jarig zusje, een jarige vader een
zieke familie, 't Is niet mis. Zijn jullie weer
allemaal kiplekker?
Ali Kloosterman. Leuk, dat jij precies
op mijn verpaardag jarig* bent, Ali, maar
het is niet leuk, dat je op die dag met zo'n
ziek hoofd in bed lag, dat je helemaal geen
plezier had in feestvieren. We hopen, dat
dat niet meer gebeurt.
Ali Brouwer. Het weer is in de vacan
tie maar zo zo geweest, Ali, zo'n beetje half
om half. Kou en regen, maar ook zon en
een beetje warmte. Wees maar tevreden
met wat jullie gehad hebben.
Anie v. Beveren. Je bent geaccepteerd
[(mooi woord, hè?) als vriendinnetje, Annie.
Schrijf trouw en los iedere week de raad
sels op, dan maak je de meeste kans om op
de meest begerenswaardige plaats van het
Kinderhoekje te komen. Maak zelf maar
uit waar dat is.
Neely v. Leeuwen. Ook je broertje mag
meedoen, Neely, tenminste als hg schrijven
kan.
Dirkje Beekma. Als je wat wint,
Dirkje, dan stap je op de fiets en als je geen
fiets heb op lijn twee oftewel de benen
wagen en je rijdt naar het kantoor van de
Heldersche Courant in de Koningstraat en
je zegt: „Juffrouw ik ben die en die en ik
heb de prijs gewonnen. En dan ga je als een
rijker meisje uit de Koningstraat vandaan.
Corrie v. Bale. Een klein beetje be
nieuwd ben ik wel naar die rapportcijfers
van jou, Corrie. Voor schrijven heb je be
slist geen slecht cijfer. Als je het met re
kenen en taal. met aardrijkskunde en ge
schiedenis net zo goed gemaakt hebt, dan
zal het best in orde zijn.
Slentje Korbee. Was het boek mooi,
dat je gewonnen hebt, Sientje? Je had in
de Paasvacantie prachtig tijd om het uit te
lezen. Of was het voor die tijd al opge
snoept
Mary Jurg. Wat fijn, Mary, met de
Paasdagen naar Rotterdam. Je zal je ogen
op de Coolsingel wel uitgekeken hebben aan
dat prachtige oude stadhuis en de paleis
van glas en lood, dat „de Bijenkorf" heet.
En als je dan mischien eens een keertje
naar de lunchroom geweest bent, op de
vijfde étage, dan heb je vast net zo genoten
van het panorama, als ik vorige week, toen
ik op een dag in Rotterdam was. Je vertelt
me er volgende week maar eens wat van.
Jeanne Orynus. Ja, als je aardige
raadsels hebt, stuur ze maar in, Jeanne. Als
ze geschikt zijn, wil ik ze wel plaatsen ook.
Leni Labruyère. Ik vind die kleine
peuters ook wat leuk, Leni, behalve als ze
een mond opzetten als een omroeper, dan
zijn ze niet aardig. Soms is dat ook wel een
lollig gezicht, maar je oren kunnen er niet
al te best tegen. Kan dat broertje van 10
maanden van jou ook ze gezellig de boel op
stelten zetten?
Hans en Grietje. Nee, nu durf ik niet
meer te komen met gelukwensen voor
verjaardagen, tweetal, dat is alweer zolang
geleden, dat je het zelf haast vergeten bent.
Alleen de versiering, die zie je nog, als je
je ogen dicht doet.
Piet en Freek Bruul. Het vorige briefje
heb ik van jullie niet ontvangen, jongens,
dat spijt me, want nu heb je zeker gedacht,
dat ik j3 vergeten was. Maar dat is niet
zo, hoor.
Broertje de Visser. Ja. dat zal wel leuk
zjjn, met de vacantie naar Zwolle, want niet
alleen in Zwolle zelf ook een gezellige stad,
maar de omgeving is zo mooi, daar kan je
zo heerlijk fietsen, bossen, bossen zonder
eind en veel kastelen, van die oude uit de
veertiende en vijftiende eeuw, met grachten
en ophaalbruggen.
Jacob Kasten. Wanneer heb je dat
haan je op een stokje gehad, Jacob. Was de
juffrouw jarig en werd je zelf een jaartje
ouder. Je schrijft er helemaal niets van en
jnijn fantasie schiet daarbjj tekort, hoor,
Piet, Matthijs Kasten. Ha, nu geloof ik
meteen, dat ik er achter ben, waarom je
broertje dat haantje gekregen heeft, Piet,
dat was natuurlijk voor jouw verjaardag.
Had ik nu eerst jouw briefje maar gelezen.
Marietje Knol. Best, Marietje, doe jij
maar mee, net als je vriendinnetje, en doe
je best en win een prijs.
Corrie en Gonda Goedegebuur. Al had
je nog tien zusjes en broertjes, Corrie, dan
waren ze welkom. Hier staan jullie nu heel
zusterlijk bij elkaar.
Simon v. Es. Wat is zo'n sneeuwballen
gevecht een feest, hè, Simon. Maar nu zal het
toch wel afgelopen zijn en dat is ook maar
gelukkig, want we zijn toch wel blij, dat nu
nu eindelijk, eindelijk de lente komt.
Maartje en Jannie Groen. Natuurlijk,
dat mocht je vertellen, Maartje, dat je mor
gen jarig bent en daarvoor schrijf ik gauw
een gelukwens voor je neer. Heel hartelijk
gefeliciteerd, hoor, ik hoop, dat je een fijne
dag hebt.
Jongens en meisjes, ik ben door de briefjes
heen. Tot volgende week, dan mogen jullie
weer schrijven.
Horizontaal: Por, fel, oma, ade, lam, nek,
elf, een, are, aar, essen.
Verticaal: Polder, oma, ramenas, fanfare,
ede, lekker as.
LTTZOEK-RAADSEL.
1 X s en 1 x c
1 X H en 1 X V
3 X N en 3 X E
1 X I en 1 X G
Een havenplaats, die je wel kent!
Zeg mg nu wat of ik ben.
Marietje Glim; Nellie v, Leeuwen; Dirk,
Piet en Annie Beekma; Yfke Halm; Hans en
Grietje; Otto Orlemans; Robbie en Simon v.
Es; Henny v. Galen; Suze de Boer; Hennie
Sperling; Louise Oly; Truusje Dijkers; Adri
Bedem; Jan Nuis; Jannie Kraak; Meta v.
Andel; Joh. Steenkist; Leni Labruyère; Rietje
Tol; Ali en Teuntje Kloosterman; Piet en
Freek Bruul; Gretha Swager; Willy Geus;
Beppie Dijkstra; Joop en Klaas Gouds-
waardt; Mary Jurg; Bep Zomer; Neli
Schoorl; Henny v. Os; Jan Schendelaar;
Corrie Goedegebuur; Ali de Bruin; Loekie
Jansen; Ieke en Nelie de Langen; Betsie en
Nini Breel; Gerda Eysendoorn; Rika en
Loesje Cornelissen; Marietje Weeda; Ma
rietje Knol; Ria en Tineke Groothuis;
Maartje en Jannie Groen; Corrie v. d. Berg;
Greetje en Sjaantje Abbema; Córrie v. Bale;
Jannie Aberson; Ansje Jamoel; Willy Ja-
moel; Everard Schouten; Everdina Elsen-
doorn; Evert Elsendoorn: Rie Zomer; George
Veer; Greetje Dol; Joop en Corrie Riede-
man; Joop Sanderse; Betsie Blom; Jan,
Jacob, Piet, Mathijs en Alida Kasten; Johan
en Eduard v. d. Pol; Jan v. Bale; Tini v.
Brederode; Bali en Annie v. Bijnen; Annie
v. Houten; Beppie Vink; Jan Koomen; Leny
v. d. Mast; Marietje Verbeek; Cor v. Bijnen;
Corrie en Jeanne Orijnus; Hennie, Sientje
en Beppie oKrbee; Betsie en Jac. v. d. Vliet;
en Beppie Korbee; Betsie en Jac. v. d. Vliet
Nellie Minneboo; Gonda Goedegebuur; Tini
mer; Leontin, Frederik en Cornelia Coster;
Ina Kruger; Broertje de Visser; Ali Brou
wer; 1 zonder naam.
RCILHOEKJE.
Ik heb 9 kwartjes-bonnen van Jamin, die
ik graag zou ruilen voor 3 Droste-bonnen
en 10 Lux-bonnen te ruilen tegen 4 Droste-
bonnen.
Jan van Bale, Hector Treubstraat 3,
Den Helder.
Een grote, statige mestkever kwam op de
bosweg een mier tegen. „Hoor eens, juf
frouw Mier", zei de kever, ,hoe komt het
toch dat jullie mieren het toch zo goed
maken? Jullie zijn zo fijn gebouwd en
toch zo flink en opgewekt! En jullie wer
ken van 's morgens vroeg tot 's avonds
laat. En jullie zijn zo rijk geworden! O,
als ik aan jullie groot bedrijf denk en aan
die mierenhopen, die ik hier en daar in
het bos aantref! Ik begrijp niet hoe jullie
dat allemaal maken kunt. Wij, mestkevers
zijn doodarm vergeleken bij jullie, mieren.
En wij zijn toch niet lui, wij werken ook
ijverig. De hele dag zwerf ik over de straat
en tracht in mijn onderhoud te voorzien.
En wat is het resultaat? Ik word steeds dik
ker. Verder niets bijzonders. En jullie mie
ren boffen maar!"
„Helemaal niet, meneer Mestkever", viel
de mier hem in de rede. Ze had niét veel
tijd en niet veel zin om een lang gesprek
te beginnen, dus zei ze kortaf: „Tussen wer
ken en werken is een groot verschil. Jullie
gaat iedér je eigen weg en werkt uitslui
tend voor jezelf. Maar wij, mieren, werken
samen, met elkaar, voor elkaar! Daarom
zijn we zo sterk. Bij ons geldt: „Eendracht
maakt macht". Door elkander te helpen be
reik je pas iets!"
En met deze woorden stapte juffrouw
Mier door en liet de mestkever in gedach
ten verdiept, achter.
door Wil Bokhorst.
Van Breukelen was burgemeester van
Hoekjesbek, een klein plaatsje, dat toen
nog zo goed als onbekend was. Dit stukje
aarde had, ten tijde van de gebeurtenis, die
ik jullie ga vertellen, nog helemaal geen
verbinding met de rest van de wereld. Zo
nu en dan vertoonde zich een koopman, een
tourist of een verdwaalde landloper in de
hobbelige straten. Maar dat was ook onge
veer alles, wat er aan vreemdelingen bin-
•r.en kwam. Zo was het ook een gebeurtenis,
als een Hoekjesbekker zijn ossen naar de
acht uur verder gelegen stad dreef. Dat
kwam hoogst zelden voor. Maar de bewo
ners waren, misschien juist hierdoor, ge
lukkiger dan menig stadsmens. Ze mopper
den niet onder hun werk, leefden gelukkig
en goed en waren altijd vrolijk. Maar nu
zal ik jullie vertellen van de schelmen
streek die de burgemeester met den hout
hakker uithaalde.
Op zekeren morgen, 't was nog erg vroeg,
en de burgemeester scharrelde half aange
kleed op zijn kamer, kwam er van achter
de hooischuur een bedelaar de dorpsstraat
af. Wat hem zo vroeg uit de veren had
doen zijn, is niet met zekerheid te zeggen,
maar wel is bekend, dat 't hem weinig
moeite kostte, zijn hand in het open raam
van de kamer van den burgemeester te ste
ken, met het resultaat dat een paar heren
schoenen onder zijn jas verdwenen.
Maar nauwelijks wilde het langvingerige
heerschap zijn weg vervolgen, of een bul-*
derend „halt" deed hem de schrik om de
henen slaan. Hij bleef stokstijf staan, alsof
hij tegenover een troep tijgers stond, en
durfde geen vin te verroeren. Een paar
minuten later stonden de schoenen weer
op hun plaats en was de betrapte zondaar
aan 't werk in de houtschuur. Toen hij
voor de keuze werd gesteld: óf zijn zonde
te boeten door een gevecht met de honden
óf openlijk te schande gemaakt te worden,
of zijn misstap goed te maken door te wer
ken, had hij het laatste, namelijk „houthak
ken" gekozen. Met de hoop er stiekum van
door te gaan. Maar daar had de burgemees
ter voor gezorgd: zo lang zijn twee honden
in het zonnetje, voor de deur van de schuur
zaten, kon hij er zeker van zijn, dat de be
delaar zijn werk niet in de steek zou laten.
Toen de bedelaar om een hoek van de
deur gekeken had en daar twee trouwe
wachters zag zitten, begon hij scheldgnd en
tierend met zijn werk en sloeg er op los,
dat de splinters in 't rond vlogen. De men
sen die zo langzamerhand voorbij kwamen,
waren hoogst verbaasd over den vlijtigen
man, die al zo vroeg aan 't werk was, maar
op hun vraag, vanwaar en hoe hij hier
kwam, kregen ze geen antwoord, waarna ze
hem spottend veel plezier wensten en ver
der liepen.
Na het ontbijt verscheen Van Breukelen
met een fles melk en een grote homp brood.
Zonder een woord te zeggen zette de bur
gemeester deze voorwerpen op de grond en
ging aan zijn werk, terwijl de bedelaar nog
steeds razend en tierend, maar weer op zijn
houtblok sloeg. Een twede poging tot vluch
ten mislukte eveneens door de waakzaam
heid van de honden. Daarom ging hij met
hernieuwde woede het houtblok te lijf: hij
had zich maar al te graag uit de voeten
gemaakt.
De middag bracht hem een pan met rijst,
groente en een groot stuk vlees, wat hij
allemaal verslond. Hij was namelijk honge
rig geworden, want de laatste 24 uur had
hg behalve vruchten, niets te eten gehad
en dan het werk, dat hij niet gewend was.
O. wat haatte hij dat werk! Hij hield
trouwens helemaal niet van werken! Eri
omdat hg 't zo vreselijk vond, gunde hij
zich niet eens een paar minuten rust, maar
sloeg er op los en wenste bij iedere slag,
het werk en den burgemeester naar de
maan.
Tegen vier uur kwam de burgemeester
weer met een kop thee en een stuk brood.
Weer zei hij niets en liet den bedelaar met
zijn werk alleen. Die keek niet op of om,
raasde verder en dacht èr nu alleen maar
aan, om zijn werk af te krijgen. Tegen zes
uur was hij klaar. En toen ruimde hij alles
op en maakte alles zo schoon, dat het leek
alsof er wel tien werkvrouwen aan de slag
geweest waren.
Toen omstreeks zeven uur de mensen
met hun vee van de weide terugkwamen,
feliciteerden ze den vlijtigen man spottend,
maar keken vol bewondering naar de
schuur, die er als een schoongemaakte huis
kamer uitzag. Van Breukelen was ook te
vreden en verloste zijn gevangene met een
grijnzend gezicht.
Met een pak boterhammen onder zijn
arm en de waarschuwing om nooit meer in
't dorp te komen, verliet de bedelaar, die
uit angst voor de honden geen woord durf
de te zeggen, de schuur en liep, alsof hij
met den trein mee moest, het dorp uit;
razend en tierend op den burgemeester, die
hem een dag in de hel had laten leven.
Minka had twee vriendinnen op bezoek.
Ze hadden beneden thee gedronken en wa
ren nu Minka's schatten aan 't bewonde
ren. Want Minka werd nogal verwend. Ze
was enigst kind en dus kreeg ze wel eens
meer dan kinderen, die hun eigendommen
met anderen moeten delen. Niet, dat ze
het niet verdiende! Integendeel! Minka
was in haar doen en laten helemaal geen
„verwend" type. Ze wist wel dat ze meestal
meer had dan haar kennisjes en wilde hen
daar ook zo veel mogelijk van laten genie
ten. Vandaar dat ze al haar snoepgoed met
de vriendinnen deelde, en trouwens met
alles heel gul was. Nu waren de vriendin
nen, Truus en Leentje op haar kamer. Ter
wijl ze overal rondsnuffelden, ontdekte
Truus plotseling een ronde schijf, met drie
mannetjes aan de muur. „Wat stelt dat
voor?" vroeg ze aan Minka. „Dat zal ik je
zeggen", was het antwoord. „Dat was een
raadsel. Dat raadsel heb ik uit een kinder
krant. Daar stonden drie mannetjes, die
moest je met kalkeerpapier overtekenen en
uitknippen. Nu zei ik tegen mijn kennis
sen: Hier zijn drie mannetjes, die zouden
graag een beetje beweging hebben. Wie
van jullie kan ze aan 't lopen krijgen? Nie
mand wist het natuurlijk. De oplossing was
heel eenvoudig. Ik had een ronde schijf
van bordpapier gemaakt (volgens de kin
derkrant), een gat in 't midden gelaten,
plakte de drie mannetjes er zó op, hing de
schijf aan de muur, draaide het ding om
de spijker en kijk(Minka deed het
meteen voor), de drie ventjes lopen!"
Truus en Leentje vonden het erg grap
pig en besloten dat kunstje ook te maken.
Hier zien jullie die ventjes en de manier
waarop je ze op de schijf moet plakken. Je
zult zien dat het kunstje in de smaak valt!
TARZAN
68.
Terwijl Mungo zijn soldaten opdroeg om
naar d'Arnot en Ukah te zoeken, wendde
Ahtea zich tot de wachtende bewakers. Ter
wijl ze met haar hand naar Tarzan en zijn
vrienden wees, zei ze: „Naar de kerker van
Tohr met hen! Daar zullen ze veilig opge
borgen zijn totdat ik de straf voor hen
uitgedacht heb."
Intussen bevonden d'Arnot en Ukah
zich achter een overhangend deel van het
dak van een der uitkijktorens. Gedurende het
gevecht hadden ze zich daar verscholen. Toen
de bewakers verdwenen waren, keerde d'Ar
not zich tot den reus. „Dr. Wong is toch niet
zo handig als ik dacht hij stelde voor dat
ze eerst de stad zouden doorzoeken." „Dat is
vanzelfsprekend," antwoordde Ukah, „want
wie zou nu gedacht hebben, dat we zo dicht
bij onze vijanden zaten!" „Maar waar zijn
we hier? Ik weet alleen, dat Tarzan me toe
fluisterde te doen wat ik je zei. En jij ver
telde me hier op te klimmen. We liepen weg
in plaats van te helpen vechten." „Het ge
vecht had alleen ten doel onze vlucht te dek
ken," zei Ukah, „en vannacht zullen we langs
de buitenmuur naar beneden klimmen. Een
maal in de jungle begeven we ons naar Ra-
thor, de stad van mijn vader, die onze legers
naar Tohr zal sturen om Tarzan en anderen
te bevrijden als het dan niet te ia«t is."