Churchill
met meer
macht
bekleed
Nederlandsch
schoolmuseum
België en Nederland
door braod vernield
Felle strijd tegen
minister Van Boeijen
te wachten
DAGBLAD VOOR DEN HELDER EN HOLLANDS NOORDERKWARTIER
Dc verscherpte
blokkade
thans op elkaar aangewezen
Geleidelijke afbraak der
tolmuren
Hofje moest
worden ontruimd
Eikaars steun
in een
autarkisch Europa
DONDERDAG
4 APRIL 1940
68e JAARG. No. 8891
Regeeringswijziging in Engeland
Lord Chatfield treedt
af als minister van
coördinatie
Zal Nederland
samenwerking zoeken?
Weer Duitschers
bij Britsche kust
HE LDEKSCHE COURANT
KONINGSTRAAT 78, DEN HELDER." TELEFOON "50 f2 LIJNEN"
Uitgave der Ultg.-Ml). Hollands Noorderkwartier N.V. te Den Helder
OFSCHOON DE BRITSCHE PERS DE
ZE BENOEMING VAN CHURCHILL
VERWELKOMT, GELOOFT MEN TOCH
DAT DE WIJZIGING GEEN GROOT
ENTHOUSIASME TEWEEG ZAL BREN
GEN.
De wijziging in de Britsche* regeering,
waartoe gereede aanleiding kon worden ge
bonden in het overlijden van den minister
voor de scheepvaart, Gilmour, heeft zich vol
trokken en beteekent naast een heengaan
van Lord Chatfield als minister van Coördi
natie, een machtsvergrooting van Winston
Churchill en van Sir Samucl Hoare, die mi
nister van Luchtvaart wordt,
Winston Churchill zal, als oudste
van de ministers van de departemen
ten van de landsverdediging, voor
zitter worden van de commissie van
deze ministers (n.1. leger, vloot en
luchtmacht), die regelmatig zullen
vergaderen met de chefs van de drie
staven als adviseurs, om ten behoeve
van het oorlogskabinet de voor
naamste factoren van den strategi-
schen toestand te bestudeeren, als
mede de vooruitgang in de presta
ties. Van tijd tot tijd zal deze com
missie aan het oorlogskabinet voor
stellen doen ten aanzien van de oor
logsvoering.
Winston Churchill blijft eerste lord van de
admiraliteit. Kingsley VVood wordt lord pri-
vy seal en voorzitter van de commissie voor
binnenlandsche politiek, welke alle sociale
vraagstukken en andere binnenlandsche
kwesties zal behandelen. Ook zal hij voorzit
ter worden van de commissie voor de voed-
selpolitiek. welke het voedselvraagstuk en
den landbouw zal bestudeeren.
Sir John Simon blijft minister van finan
ciën en zal voorzitter van de commissie voor
de economische politiek blijven.
Verschillende wijzigingen op meer onder
geschikte plaatsen vonden verder plaats.
In de officicele mededeeling wordt gezegd,
dat hét feit, dat sommige ministers een min
der belangrijke post aanvaarden, niet ten
doel heeft hen achteruit te zetten, doch al
leen om van iederen minister in tijd van
oorlog het beste gebruik te maken.
Er zal geen minister van coördinatie wor
den benoemd in opvolging van Lord Chat
field. Het ministerie voor de voorraden is ge
voegd bij de commissie, waarvan .Winston
Churchill voorzitter is.
De meening van het parlement.
De parlementaire correspondent van Reu
ter verneemt in de wandelgangen van het
parlement, dat Winston Churchill op zijn
nieuwen post goed zal worden ontvangen. De
benoeming van Hoare in het ministerie van
Luchtvaart, waarvan hij reeds twee keer de
leiding heeft gehad, wordt eveneens goed be
MINISTER CHURCHILL.
oordeeld temeer omdat men steeds meer van
meening is, dat in dit ministerie een nieuwe
drijfkracht wel noodig zou zijn. Men weet,
dat Hoare in staat is om de productie bij
dit departement tot een maximum op te voe
ren.
Persstemmen.
De Britsche pers verwelkomt de benoeming
van Churchill tot opperste leider van de
landsverdediging, doch de overige wijzigin
gen in het kabinet worden met gemengde
gevoelens ontvangen. Men betreurt over het
algemeen, dat geen klein, compact oorlogs
kabinet is gevormd. De Times is van mee
ning, dat de wijziging geen groot enthousi
asme te weeg zal brengen, het voornaamste
doel schijnt de capaciteiten van verscheide
ne ministers op verschillende plaatsen te
onderzoeken. De „Daily Telegraph" had gaar
ne een soort coalitie-kabinet gezien, doch het
blad merkt op, dat dit niet mogelijk is door
het besluit van de socialistische partij, dat
geen van haar leden een minister-zetel zal
aanvaarden. De „Daily Mail" dringt aan op
de vorming van een oorlogskabinet.
Onze parlementaire correspondent schrijft
ons:
De door Engeland aangekondigde verscher
ping der blokkade brengt in de naaste toe
komst weer grooter moeilijkheden mee voor
de neutralen en aldus werd wel het denk
beeld geopperd om te komen tot een ge
zamenlijke actie der „Oslo"-staten ter ver
krijging van eerbiediging der levensrechten
van de onzijdige naties.
Onze Regeering heeft dit vraagstuk reeds
sinds geruimen tijd bestudeerd, maar kwam
tot de conclusie, dat de positie van Neder
land zoo geheel verschilt van die der
Noordsche staten, daar onze scheepvaart
fundamenteel-anders gecoördineerd is. Geza
menlijk optreden heeft ongetwijfeld voordee-
len: men wint aan kracht, doch daar staat
tegenover, dat de druk van de zeer geva
rieerde moeilijkheden ook veel zwaarder
wordt en het dus zeer de vraag is of de na
deden van een gezamenlijk optreden niet
veel grooter zijn dan de voordeelen.
Thans staat Nederland geheel buiten de
speciale zorgen der andere Oslostaten, ter
wijl bij een gecombineerd optreden alle
LOODGIETERS MET HUN BRANDERS
WAARSCHIJNLIJK DE VEROORZAKERS.
In den afgeloopen nacht omstreeks drie uur
werd de Amsterdamsche brandweer gealar
meerd voor een uitslaanden brand, die ont
dekt was in het perceelPrinsengracht 151.
De brand woedde in een kapitaal pand,
waarin gevestigd is het Nederlandsch
Schoolmuseum, waar permanent een groote
collectie leermiddelen, platen en boekwer
ken betrekking hebbend op de geschiedenis
van het onderwijs, en curiosa, o.a. op aard
rijkskundig en folkloristisch gebied is ten
toongesteld.
Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen
en. loopt diep tusschen de belendende per-
ceelen door. Toen de brandweer arriveerde
woedde het vuur in de bovenverdieping,
voornamelijk aan de achterzijde en de
hoofdbrandmeester W. de Boer zag de toe
stand zoo dreigend in. dat bij het alarm
groote brand liet geven.
Aan de zijde van de Prinsengracht was,
behoudens de vuurgloed door de ramen
der bovenverdieping, die geleidelijk tenge
volge van de hitte sprongen, overigens wei
nig te zien, maar aan de achterzijde woed
den de vlammen des te feller en bracht het
vuur groote ontsteltenis onder de bewoon
sters van het Zons hofje, een complex wo
ninkjes, gelegen achter een gang tusschen
een der belendende perceelen, eigendom
van de Doopsgezinde Gemeente, waar 26
bejaarde dames zijn gehuisvest. De direc-
rice wekte de bewoonsters en zorgde, dat
allen in den kortst mogelijken tijd gekleed
waren, om eventueel het hofje te kunnen
ontruimen. Zoover kwam het echter niet.
want -de brandweer tartte het vuur zoowel
van voor- als achterzijde aan.
Met negen stralen, waarvan een aantal
over de ladder naar den achterkant wer
den geleid, gaf men water en omstreeks
kwart voor vier kon de brand als bedwon
gen worden beschouwd, hoewel het vuur on
verschillende plaatsen nog voortwoedde. De
weerschijn der vlammen in de opstijgende
rookkolom was het weinige, dat het publiek
aan de Prinsengracht en elders in de stad
van den brand konden waarnemen.
Hoewel de oorzaak van den brand ge
durende den nacht niet met zekerheid kon
worden vastgesteld, bestaat het vermoeden,
dat deze verband houdt met het feit, dat
Woensdagmiddag loodgieters aan het dak
met branders en laschapparaten hebben ge
werkt.
vraagstukken der verschillende landen wor
den samengevoegd en moeilijkheden met
één land de anderen er automatisch bij be
trekt.
Onze Regeering heeft totnutoe geen be
hoefte gehad aan gecombineerd optreden,
omdat de specifiek-Nederlandsche belangen
te zeer op zich zelf staan en vastkoppeling
aan andere belangen nog geen voordeel kan
brengen. Echter blijft onze Regeering de
mogelijkheid van een komende dringende
noodzaak tot economisch overleg met de an
dere Oslo-staten inzake blokkade in 't oog
houden, want dat een samengaan onder
alle omstandigheden uitgesloten moet wor
den geacht is niet het standpunt onzer Re
geering.
Ir. H. van Boeijen
Minister van BinnenL Zaken
DE MINISTER VAN WOORDBREUK*
BESCHULDIGD.
Onze parlementaire correspondent schrijft
ons:
Wij hebben gepoogd anar aanleiding van
de persbijeenkomst met minister Van
Boeyen betreffende zijn conflict met de
N.V.L. (zie elders in dit nummer) de mee
ning over het door Z. Exc. meegedeelde te
verkrijgen van het hoofdbestuur der Ned.
Veeeniging voor Luchtbescherming en heb
ben de mededeeling gekregen, dat „de uit
eenzetting van den minister vrijwel op al
le punten voor weerlegging vatbaar is. Op
zeer scherpe wijze liet men zich over de
gestie van den heer Van Boeyen uit. zeg
gende, dat de minister „partij getrokken
heeft van de loyale stilzwijgendheid der
vereeniging om den eersten aanval te kun
nen doen".
Binnen eenige dagen zal ook vanwege de
vereeniging een persconferentie worden be
legd. waarbij de zaak, welke men „een
eerezaak" noemt, welke, „tot het bittere
einde" moet worden uitgevochten', zal wor
den blootgelegd.
Men beschuldigt Z. Exc. van het geven
van een totaal verkeerde voorstelling van
zaken, omdat het juist de vereeniging ge
weest zou zijn, die voordurend Leeft aan
gedrongen bij den minister, op loyale na
koming van het accoord van het rapport
Quarles, terwijl het departement op de
meest-ergerlijke wijze zou 'hebben gedraaid
en geweifeld.
Verder ontkent men pertinent, dat de
minister géén opdracht zou hebben gege
ven, aan de vereeniging. tot den verkoop
van gasmaskers; men heeft deelde men
ons mede de schriftelijke opdracht nog
in handen, welke dan ook zal worden ge
toond. En eveneens wat de loterij betreft:
het initiatief in deze zou wel degelijk van
den minister zijn uitgegaan! Want toen er
geen voldoende subsidie te krijgen was en
ook de luchtbeschermingsnostzegel door
moeilijkheden met het T .T.T.-bedrijf niet
kon worden uitgegeven, heeft de minister
het houden van een loterij aangeraden, al
dus verklaarde men ons.
Het hoofdbestuur der vereeniging is van
meening, dat de goede politieke zeden in
het geding zijn en dat de strijd gestreden
zal moeten worden in het belang van het
Nederlandsche volk. „Wij moeten dezen
strijd winnen!" aldus is de leuze, want het
gaat niet om de vraag, of de vereeniging
moet verdwijnen, maar of het luchtbescher-
mingswerk doeltreffend kan worden voort
gezet. En in deze vernacht men van het
departement van Binnenlandsche Zaken
niets. Zoo zouden de richtlijnen aan de
luchtbeschemiings-inspectie „vol onjuisthe
den" zijn.
Het personeel der vereeniging. waarvan
minister Van Boeyen op de persbijeenkomst
zei, dat het zooveel mogelijk door de offi-
cieele instanties zou worden overgenomen,
denkt er niet aan, over te loopen zoo
verzekerde men ons met allen klem. „Het
gaat liever steuntrekken dan dat het de
goede zaak ontrouw wil worden".
Gisteravond heeft de Belgische oud-minis
ter Ph. van Isacker voor verschillende vcr-
eenigingen in het Koloniaal Museum te Am
sterdam een rede gehouden over de „Econo
mische toenadering tusschen Nederland en
België".
Bij den aanvang van zijn uiteenzetting,
herinnerde de heer Van Isacker aan de po
gingen tot de economische toenadering tus
schen Nederland en België, die reeds vóór
den wereldoorlog in de beide landen werden
aangewend.
Nochtans, zoo meent spreker, waren, voor
1914, de redenen voor een economische sa
menwerking lang niet zoo dringend als na
het Verdrag van Versailies.
In de toenaderingsgedachte van vóór 1914
ziet de heer van Isacker veel minder den
drang der behoefte dan den wil om samen
het gemeenschappelijk Nederlandsch-Bel-
gisch vrijhandelsideaai te dienen.
De nieuwe gesteldheid van de wereldeco
nomie die, omstreeks 1930 was voltrokken,
greep diep in de economische toestanden
van landen als Nederland en België in. Op
de meeste landen van Europa hebben we
aldus spr. alleen een voorsprong door on
ze gunstige ligging op het drukste verkeers
punt van ons vasteland.
Onze lage landen zijn de aangewezen
marktplaats van West Europa. De inzinking
van den wereldhandel heeft nergens zoo veel
schade berokkend als in onze gewesten.
Zoodra zich de nieuwe richting van de we
reldeconomie, die der zelfvoorziening door
beschermende rechten, na den wereldoorlog
afteekende hebben Nederland en België el
kander gevonden in de verdediging van hun
gemeenschappelijk vrijhandelsideaai.
Zonder algemeene internationale bespre
kingen te verwaaidoozen zijn Nederland en
België,, me* hun zin voor de werkelijkheid
zich gaan toeleggen op een meer regionale
uitbreiding der handelsrelaties. De breedere
wereldmarkt werd toch hoe langer hoe meer
gesloten. Het korte tijdperk der regionale
economische ententes o.m. in West-Europa,
in Scandinavië, aan de Baltische Zee en in
het Balkangebied brak aan. Waren deze en
tentes geslaagd, wellicht waren ze de grond
slag geworden van een nieuwe internationa
le samenwerking.
Nederland en België zijn van deze
nieuwe richting de baanbrekers ge
weest met hun Oslo-overeenkomst
en ze hebben ook de meest concrete
formule van regionale samenwer
king te Ouchy vastgelegd.
De oorzaken die Ouchy hebben doen mis
lukken zijn bekend: de agrarische kwestie,
het dieper inwerken van de economische
crisis en vooral de meestbegunstigingsclau-
sule.
De heer van Isacker wijst er op. dat Ne
derland en België in hoofdzaak aan deze
clausule de economische welvaart van voor
1914 te danken hebben. Maar de meestbe-
gunstiging onderstelt een regiem van vrij
handel.
Steeds groeiende toenadering.
Sedert de gebeurtenissen van 1 Septem
ber, is in onze beide landen de drang naar
toenadering krachtig versterkt. Hoe vaak
hebben vooraanstaande sprekers in Neder
land en in België, gedurende deze laatste
weken het woord niet gevoerd om de stout
ste plannen te ontwikkelen. Het woord tol-
unie heb ik aldus spr. herhaaldelijk
gehoord. Ook in de permanente commissie
is men overgegaan tot intensievere bespre
kingen, tot een nog meer concreet beschou
wen van de mogelijkheden van samenwer
king.
Wij voelen ons, door een nog groo-
tere afzondering dan voor het uitbre
ken van den oorlog, tot meer daad
werkelijke hulpverleening verplicht
en vooral stellen we de vraag, of,
na den oorlog, de samenwerking
niet als een onmisbare voorwaarde
van onze economische zelfstandig
heid zal geboden zijn.
Sombere vooruitzichten.
Niemand kan natuurlijk op dit oogenblik
overzien aldus spr. welke de economi-
Het staat nu wel vast, dat de verschil
len tusschen den minister en de vereeni
ging niet scherper tegen over elkaar kun
nen staan dan ze thans doen!
Minister Van Boeyen beschuldigt de an
deren van woordbreuk en die anderen doen
dat insgelijks den minister. Het dreigt een
zeer onverkwikkelijke zaak te worden,
waarvan het einde nog niet te zien is.
ntusschen zijn spoedig de gedetailleerde
tegen-argumenten van de N.V.L. te wachten.
sche verhoudingen zullen zijn tusschen de
staten na den huidigen oorlog. Bewindslie
den van oorlogvoerende mogendheden voor
spellen een nieuw tijdperk van interna
tionale samenwerking. Wat we op dit oogen
blik mogen vaststellen aan wijzigingen in
de economische structuur, leidt daartoe hee-
lemaal niet.
Nieuwe monetaire troebelen worden
voorbereid en muntmanipulaties zijn
reeds begonnen. Doch boven dit al
les treft spr. het volgende verschijn
sel: Toen Europa uit den wereldoor
log trad, dacht geen volk er aan in
de autarkie zijn heil te zoeken. Het
terugkeeren naar een regiem van
vrijhandel was de begeerte van alle
landen. Thans zoeken vrijwel alle
oorlogvoerende landen in dc ver
scherping van de autarkie of in het
invoeren van de autarkie de oplos
sing van hun economische oorlogs-
moeilijkheden. Europa zal, onmid
dellijk na den huidigen oorlog, au
tarkisch zijn ingericht.
Kleinere landen, totaal afgezonderd, zul
len het hard te verduren hebben in de wereld
economie die men thans voorbereidt. Een
grootere onderlinge economische gebonden
heid moet, wat ook gebeure, de kleine mo
gendheden meer macht verzekeren, hen mis
schien in de gelegenheid stellen economisch
geheel zelfstandig te blijven, en, in elk geval
veel politiek gevaar wegnemen indien verder
steun zoeken bij grootere economische groe
pen noodzakelijk mocht blijken. Geen lan
den, zoo besluit spreker, zijn meer aangewe
zen om hun economische krachten nauwer
te vereenigen dan Nederland en België. De
koloniale gebieden moeten hierbij niet uitge
sloten worden.
De heer van Isacker verklaart verder:
„Ik zal het niet wagen nauwkeurig omlijn
de formules van economische samenwerking
voor te stellen. De evolutie die we bijwonen
is zoo wisselvallig, dat wat vandaag waar
schijnlijk |*ijkt, morgen als onmogelijk moet
woorden verworpen. Een Nederlandsch-Bel-
gisch-Luxemburgsche tolunie werd reeds in
het vooruitzicht gesteld. Als vurig aanhan
ger van de Nederlandsch-Belgische economi
sche samenwerking klopt mijn hart er warm
voor. Een politiek gevaar vormen tolunies
alleen wanneer ze met groote mogendheden
zijn afgesloten. Luxemburg voelt zijn zelf
standigheid volledig veilig sedert het een
tolunie heeft met België. Het vraagstuk der
Nederlandsch-Belgische tolunie heeft dan
ook heelemaal geen politiek aspect, het is
een zuiver economisch probleem.
Ik aarzel niet om te verklaren dat, in de
gegeven omstandigheden, onze beide lan
den avontuurlijk zouden handelen indien
ze onmiddellijk volledig de tolmuren tus
schen beide landen afbraken. Wel kan ik in
het verleden oogenblikken aanwijzen die de
tolunie zouden hebben toegelaten en ook
in de toekomst kunnen deze betere dagen
terugkomen. Mijn formule blijft: In alle om
standigheden de banden zoo nauw toesnoe
ren als het economisch niet schadelijk kan
zijn noch voor Nederland noch voor België.
Graag voeg ik er bij dat de afbouw der be
lemmeringen geleidelijk verder moet gaan
en ik druk de hoop uit, dat deze zal leiden
tot de verdwijning van alle economische
grenzen.
De heer van Isacker eindigt zijn toespraak'
met hulde te brengen aan de vorstenhuizen
van Nederland en van België. Hoe hooger de
nood is, aldus besluit spr. hoe dringen
der wijzen onze vorsten er door hun daden
op, dat onze beide landen gemeenschappelijk
een rol hebben te vervullen. Geen beter, geen
vreedzamer terrein van toenadering dan dit
der economie. Laten we samen arbeiden aan
de naoorlogsche welvaart van West-Europa.
Voor het eerst een Britsch vlieg
tuig bij de kustverdediging neer
geschoten.
oor het eerst sedert het begin van den
oorlog is bij de -kustverdediging een Britsch
vliegtuig verloren gegaan. Voor de kust van
Torkshire is gisteren een Spitfire toestel
door een Duitsch vliegtuig neergeschoten. De
bestuurder werd gered.
In een haven aan de kust van Yorkshire
zijn gisteren 5 Duitsche vliegers, van wie 2
gewond waren, door een patrouillevaartuig
aan land gebracht. Men verneemt, dat hun
toestel door een Britsche machine is neerge
schoten. De bemanning van het patrouille
vaartuig had het luchtgevecht gadegeslagen
en er aan deelgenomen door kanonvuur.
Toen het Duitsche vliegtuig neerkwam,
trachtten de inzittenden van hun rubberboot
gebruik te maken, doch zij slaagden daarin
niet. Het patrouillevaartuig nam hen aan
boord. Een der gewonden is in een zieken
huis opgenomen.
Convooi bestookt.
Officieel wordt medegedeeld, dat Duitsche
bombardementstoestellen gistermiddag vijf
tien bommen op een convooi hebben laten
vallen. De Duitsche toestellen veroorzaakten
echter geen schade en werden door de bege
leidende oorlogsschepen verdreven. Een
Heinkel vliegtuig viel een tweede convooi
aan, doch werd eveneens verdreven.