Van foen en nu no-ait! 't HOEKJE OUDERS Verouderde woningtoestanden Het Redd ingswezen Wat en hoe? VOOR DE Geleerde kinderen klaar voor het leven? Eenvoud is het kenmerk van 'tware Dc oudste palmboom gaat verhuizen Wat nu? Grootvader's enige kans was., verhuizen! Men besloot het oudje op zijn oude dag te verplanten. Daar kwam heel wat bij te pas. Met behulp van studenten slaagde men er na moeizame arbeid in. de boom uit de grond te krijgen. De poging is goed gelukt. Ze hopen den ouden baas nog lang te kunnen behouden. Z&UrR'C-fw^tDE. 'SeCOMqBsdrt In dezen tijd van offeren aan den oorlogs- jnoloch doet het weldadig aan eens te denken aan een organisatie, die al haar krachten in spant om menschenlevens te redden van den ondergang. In de armen van „Mars" toch werpt de inenschheid zich nolens volens, doch een maat schappij, die duizenden geredden in haar ana len kan aanwijzen, heeft aller sympathie. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de Noord- en Zuid- Hollandsche Redding-Maat schappij steeds heeft kunnen voortgaan met het uitbreiden en volmaken van haar redding middelen, waarvan de kosten bestreden konden worden uit vrijwillige bijdragen. In de eerste tijden werden eventueele reddingen ge heel particulier uitgevoerd. De landsregeering gaf wel „placaten" uit waarin stond hoe men te handelen had met gestrande schepen en aangespoelde koopwaren, doch over de dren kelingen werd niet gerept, of het moest al zijn over het begraven der aangespoelden, zoo als we dit kunnen lezen in een placaat van keizer Karei V uit 1529. En in 1725 werd zelfs door de staten van Holland en West-Fries land gewaarschuwd tegen het overrompelen van de bemanning van gestrande schepen om den buit machtig te worden. Dat de buit soms niet gering was kan men zich voorstellen als men weet, dat in 1660 op Texel 120 schepen strandden en dat het er voor de bemanningen niet rooskleurig uitzag begrijpt men als men leest dat in 1683 daar 6 groote Hollandsche oorlogsschepen verongelukten, waarbij 900 man omkwamen. Het duurde tot 1767 eer een organisatie zich het lot der schipbreukelingen ging aantrekken. Zij kreeg den naam: „Maatschappij tot Behoudenis van Drinke- lingen". In 1769 werd bevolen, dat vóór alles ge- gezorgd moest worden, dat „de Equipage vierde gesalveert, van wat Natie deselve ook soude mogen weesen", fcodr op wACsjsf '769 De eerste „Lands boot" ziet men hierbij. Ook Koning Lodewijk Napoleon had groote belang stelling voor het reddingswezen. Hij koesterde zelfs het plan 12 reddingbooten te laten maken. Dit kon echter door de hooge kosten niet uit gevoerd worden, maar er kwamen er toch 6. Deze werden o.a. gestationneerd te Terheiden, Ameland, Terschelling, Petten en Schevenin- gen. Na het herstel van de Nederlandsche on afhankelijkheid ging de toewijding voor het verbeteren der reddingbooten over op Koning Wilem I. Doch de wederopbouw der Nederlan den na de inzinking onder Napoleon eischte zoozeer de aandacht van dezen vorst en zoo veel geld, dat het verzorgen van het redding wezen wel aan particulieren moest worden overgedragen, hoewel het bekend is, dat Koning Willem I graag alles zelf in handen hield. De aanleiding tot het oprichten van de voor- looper der N.- en Z.-H. R. Mij. is geweest het stranden van de „Vrede" bij Huisduinen, waarbij de reddingboot den eersten keer be houden aan land kwam met geredden, doch bij den tweeden keer omsloeg, waarbij red ders en geredden bijna allen verdronken. Tot steun aan de weduwen en weezen werd toen bet „Huisduiner fonds" ongericht, waarin uit heel het land de gaven toestroomden (Oct. 1824). Hieruit is met combinatie van enkele andere vereenigingen de N.- en Z.-H. R. M. ontstaan. Zooals we weten heeft deze maatschappij kans gezien om in den tijd van een eeuw het reddingmateriaal op het hooge peil vai« tegenwoordig te brengen. Niet alleen dat steeds betere reddingbooten werden aange schaft, doch ook werden door overleg met het Rijk o.a. vluchthutten gebouwd op eenige zandbanken. Een overblijfsel van zoo'n vlucht- hut kan men hier van den dijk af nog op On rust ondershceiden. Andere van deze redding- kapen zijn geplaatst door de Regeering op de „Boschplaat" en op de „Vliehors". Dat de reddingbooten in den loop der jaren veel doelmatiger zijn geworden, is aan de hand van de teekeningen direct te zien. Doch niets haalt bij de outilage, zoaols die is aangebracht bij de „Dorus Rijkers", de „Neeltje Jacoba", de „Brandaris", „Hilda", de „Insulinde" en andere zeewaardige schepen, met een of twee sterke motoren met een gezamenlijk vermogen va- rieerend van 40 tot 240 P.K. en alle denkbare moderne hulpmiddelen, zooals wippertoestel vuurpijltoestel, springbak, radio, enz. Moron. Reddinc,BOOT. De schipper der „Dorus Rijkers" is dan ook zeer content met z'n motorreddingboot. Hy heeft hem precies in de hand, kent de ge dragingen van dit schip tot in de fijnste bij zonderheden en is vol lof. Op onze vraag of er nu nog op een of ander punt verbetering ware aan te brengen, zeide schipper Coen Bot, dat hij niet zou weten, wat dit zou moe ten zijn. Alleen is het denkbaar, datde motor zou kunnen weigeren, zoodat dit feit een zwakke plek zou kunnen zijn in de volmaakt heid van dit reddingmateriaal. Doch de mo tor heeft nog nooit dienst geweigerd, als het er op aankwam en iemand als schipper Bot houdt daar practisch dan ook geen rekening mee. Het personeel van de reddingobot juicht het toe, dat de N.- en Z.-H. R. Mij. een parti culiere instelling is, die nog steeds goed heeft kunnen zorgen voor hetgeen haar is toever trouwd en dat er tusschen hen en het Haven kantoor geen ambtelijke instanties zitten, die welicht vertragend op den gang van zaken zouden kunnen werken, terwij 1 de redders thans ook dqor. niemand „gecommandeerd" kunnen worden. Werk zooals dit, dat voor een groot deel een hartezaak is, moet spontaan gedaan kun nen worden. En al zijn de redders niet meer den geheelen dag in de buurt van het Anker park op den Havendijk te vinden zooals vroe ger, ze zijn telefonisch aangesloten en bjj het minste gerucht van gevaar, waarin mede- menschen zich bevinden, zijn ze paraat. De techniek is in het reddingwezen met al zijn vindingen Ingeschakeld, doch de roman tiek is er niet door gedood. De redders hou den ervan te vechten tegen zee en golven terwille van menschenlevens! De Nieuwediepers zijn er trotsch op, dat er reeds meer dan een eeuw lang in hun mid den lieden gevonden worden, die met recht den naam „Helden der Zee" dragen. Er kan een oogenblikkelijke voldoening lig gen in het uiten van harde woorden, de voldoening van: „toch maar eens flink gezegd te hebben waar het op staat". Maar dikwijls ligt in een oogenblikkelijke voldoening een lang verwijt. Want de stem ming, die ons harde woorden doet zeggen, gaat voorbij, zooals elke stemming voorbij gaat. En zoodra wij weer kalm zjjn en zach ter gestemd, vinden wij dat het ook wel een beetje minder flink had gekund. Maar er is weinig meer aan te doen, wij hebben eenmaal gekwetst, dieper en scherper dan wij bedoelden. Geen macht ter wereld kan het eenmaal gesproken woord te rugnemen. Het is onder alle omstandigheden goed als wjj ons aanwennen, om maar niet direct alles uit te spreken, wat ons voor den mond'komt Maar bovenal geldt dit voor wanneer wij driftig worden. Wanneer U de neiging waar neemt, om hard en scherp uit te vallen, tracht dan heelemaal niets te zeggen. Driftig worden is een symptoom van een teveel aan energie, dat noodzakelijk verbruikt moet wor den. Gaat daarom iets doen, waardoor deze energie op een onschadelijke wijze verbruikt wordt, een flinke wandeling maken of een fietstocht. Overkomt het u in uw betrekking, zoekt dan eerst die bezigheden, die het meeste van uw geconcentreerde aandacht vragen. U zult zien, dat de neiging om u scherp en hatelijk te uiten snel verdwijnt. Het is vooral de door een drift-opwelling ont stane toon, die nog meer kwtest dan de woorden, meer het hoe dan het wat. Ook in andere omstandigheden is het raad zaam na te denken vóór men spreekt. Want er schuilt veel waarheid in het oude gezegde, dat: Een woord van onbedachtzaamheid kan maken dat men jaren schreit." Overweeg b.v. of de mededeeling, die U op het punt ben te doen wel voor derden be stemd is. Schendt U iemands vertrouwen, door haar verder te vertellen. Het beste is om onze uitlatingen het eerst te toetsen op de volgende drie punten: 1. Is het wA&r? (Daarvan kan men b.v. nooit zeker zijn, indien men iets zelf van anderen heeft.) 2. Is het vriendeijk? 3. Heeft het zin? Er zou op de wereld heel wat minder ge sproken worden, wanneer alle praten zonder zin achterwege werd gelaten en de meeste menschen zouden er gelukkiger door zijn. Er zou minder onrust, minder misverstand en minder noodelooze twist ontstaan, indien de menschen meer nadachten en dientengevolge meer zwegen. Zelfs in omstandighedefr, die troost vragen kan soms een sympathiek, begrijpend zwijgen échter aandoen dan de uitbundige betuigin gen van medegevoel. Wat zegt U, w a a j o m zegt U het en bovenalh o e zegt U het. Denkt maar eens aan de talrijke beteeke- nissen, die alleen al het woordje „ja" kan hebben, al naar gelang van de toon waarop het wordt uitgesproken. Bevestiging, verba zing, ongeloof, aarzeling, het „Ja" waarach ter men denkt „morgen brengen" en mis schien nog meer. In eigen belang zoowel als In dat van an deren: Let op Uw woorden, let op Uw toon. Let op wat en op boe. Dr. JOS DE COCK. Mijn vorige bijdrage heeft critiek uitgelokt. Men was het niet eens met mijn opvatting, dat de school tekort schiet in het aanbren gen van practische kennis. Helaas, ik ben door deze critiek niet overtuigd. Maar het zou weinig nut hebben te zeggen, dat i k niet overtuigd ben! Van belang is alleen, dat mijn beweringen gegrond zijn. En dit moet ieder maar eens zelf trachten na te gaan. Ik laat hier enkele dingen volgen, welke bij het vast stellen van de diagnose gebezigd kunnen worden. Ouders van kinderen van 14 jaar (13- en 12-jarige kinderen komen ook in aanmerking, als ze maar in het zesde of zevende leerjaar zitten of gezeten hebben) moeten voor de aardigheid het volgende eens probeeren: Geeft Uw kinderen dit vraagstuk eens op: 1. Aan een maaltijd namen 89 personen deel. Er werd ontbeten. Voor ieder is een schaaltje met vijf boterhammen. Uit een brood kunnen 16 boterhammen gesneden worden. Als ieder zijn boterhammen opeet, hoeveel boterhammen blijven er dan over, wanneer er 28 brooden versneden worden (Antwoord hieronder te vinden.) 2. Er staan zes jongens op een rij. De eer ste jongens heeft 12 kinkkers. Elke volgende heeft 12 knikkers meer dan de voorafgaande. Hoeveel knikkers hebben de jongens samen? 3. Zes meisjes lootten op een avond een lekkere taart. Zij besluiten de taart eerlijk te verdeelen. (Het is een ronde taart). Ver deel de taart nu eens! Teekenen. Een der meisjes lust haar stuk niet. De overige vriendinnen verdeelen dit stukje weer eerlijk onder elkaar. Teeken eens hoe ze dit stuk dan verdeelen. Zie zoo, de taart is op. Zeg nu eens, het hoeveelste deel van de taart elk meisje op heeft. (Het zesde meisje heeft niets op, zoo als je weet). Het eerste vraagstukje is zeer eenvoudig en toch: er wordt ijverig gerekend met pot lood en papier Toen het aan 170 kinderen voorgelegd werd, leerlingen van diverse lagere scholen, die toelatingsexamen deden voor een Nijverheidsschool, was het resultaat allerbedroevendst Het tweede vraagstukje kan bit het hoofd berekend worden en berust op het kennen van de tafel van 12 (in het derde leerjaar der lagere school al geleerd. Niettemin gaan de kinderen het antwoord berekenen door steeds maar weer op te tellen. Ze zien niet, dat de oplossing deze is: 1X12 2X12 3X12 4X12 5 X 12 6 X 12 21 X 12 240 12 252. Bij het derde vraagstukje ontdekte ik bij 200 kinderen, dat ze een ronde taart niet in zes punten verdeelen. Ze verdeelen de taart eerst in 2 helften, vervolgens weer in 2 dee- len, en krijgen nu 4de parten! Enfin, men zal vreemde teekeningen krij- genl I VLUCHTi-tUi.S vOOQ In de groote handelssteden Batavia, Sema- rang, Soerabaja, Palembang, Makassar, Me- dan (speciaal in de z.g. „Chineesche Kamp zijn de toestanden op het gebied der woning met haar omgeving erbarmelijk. In 1913, ter gelegenheid van het in Den Haag gehouden internationale woningcongres, is hierop in een rijk geïllustreerd boek de aandacht ge vestigd. Dit is ruim 25 jaar geleden. Ik ontleen thans aan een onlangs versche nen officieel rapport het volgende: „üe massa der bevolking onzer groote en ook die van talrijke kleinere centra, woont bepaald slecht. De woningen (krotten) staan veel te dicht op elkaar en ze zijn te dicht bewoond. In de regenmaanden zijn de kampongs (de plaatsen in de stad waar de massa woont), modderpoelen. Rioleering is er niet. Er is geen afvoer van menschelijke faecaliën, noch van regenwater. Straatverlichting is er niet, waterleiding evenmin." Ter illustratie beeld ik hier een dergelijk stadsdeel uit Soerabaja af Op den voorgrond ziet u een paar Chinee sche graven: de bebouwing heeft zich tus schen die heilige plaatsen ingewrongen. U ziet rechts een gesloten hok. Dit is een „wo ning", door de bewoners bij korte afwezig heid gesloten. „De „huizen" zijn veel te be dompt en donker. Ontspanningsterrein is er niet, of zoo goed als niet". Dergelijke toe standen zijn zóó gewoon, dat men ze niet meer opmerkt! „De overheid kent de stadskampongs niet, wéét niet hoe de menschen er leven en wer ken, welke eischen ze aan het leven stellen. De laatste opmerking is van beteekenis. Toen de eerste publicatie in 1913 verscheen, telden de stadskampongs nog niet de vele bewoners, kleine Javaansche ambtenaren, e.d., die behoorlijk onderwijs hebben genoten, van hygiëne, enz. notie hebben gekregen. De oorzaken van die wantoestanden zijn van verschillenden aard. Eén er van is, dat de steden zeer veel menschen trokken, waar door de ruime erven met hun ruime huizen, al waren ze dan ook van zeer eenvoudigen aard, plaats maakten voor dicht op elkaar staande krotten. Ter illustratie een voorbeeld uit den goeden ouden tijd, weer uit Soerabaja. H. F. TILLEMA. Ook de overgebleven punt wordt eigen» aardig versneden! De vraag: Hoeveel at elk kind op, is een- voluidg. Vijf kinderen aten de taart op, dus ieder kind een vijfde deel. Wat ziet men ech ter? De kinderen gaan ijverig optellen 1/6 1/5 11/30! Of 1 1/5 11/5 deel! Het antwoord van het eerste sommetje wordt na veel rekenen gevonden of niet ge vonden. Het is echter gemakkelijk te vinden. Ter controle geef ik hier het antwoord: Er blijven 8 boterhammen over. Na deze proefneming besluite men of mijn beweringen gegrond zijn! CITATEN. Corneille: Hoe verder men komt in het leven, hoe noodiger de arbeid wordt. Hij wordt ten laat ste het grootste aller genoegens en neemt de plaats in van alle verloren illusies. Duhamel: Een goed meester trekt profijt van de les sen, die hij geeft. Gogarten Ieder gezag, dat een bloot menschelijk ge zag wil zijn, draagt de kiem der ontbinding in zich. Simmel: De waarde van den mensch wordt er niet alleen door bepaald of hij naar ge luk streeft, of naar iets anders, wellicht hoogers; maar ook, waarin hjj het geluk vindt, waarnaar hij streeft. Vijf pond koffie, vijf pond krenten In de la wat losse centen Voor het raam een kist sigaren Of wat andre winkelwaren Dan is ook de zaak in orde Gij zijt koopman dan geworden, Uw positie wordt nu anders G\j hoort tot de middenstanders. Vijf katoentjes voor de ruiten En wat stukken keper buiten Plus wat kousen en wat sokken En wat dames onderrokken, Dan zijt gij een man van zaken Die beslist fortuin zal maken En door 't linnen lappen meten Kan uw vrouw, mevrouw nu heeten. Op kantoor te zitten pennen, Daarvoor moet ge wel wat kennen Dus kreeg u na menig poging Honderd gulden loonsverhooging, Nu zal vrouwlief zich verblijden 't Kan nu best een dienstmeid lijden. Zelf te werken, zou niet passen Voor de meer gegoede klassen. Elke rang of stand ln 't leven Noodt tot het verklaarbaar streven Om een trêe omhoog te stijgen En een beetre baan te krijgen Maar wanneer dat mocht gelukken Dan niet voor de hoogmoed bukken. Blijf dezelfde in 't begeeren Om uw mindren te waardeeren, 't Is een neiging bij veel menschen En het toppunt hunner wenschen Boven staat en stand te leven En slechts acht op schijn te geven, 'k Zou het goed en nuttig achten Als wij voortaan zouden trachten Van die ziekte te genezen En door eenvoud groot te wezen. K. Naar men zegt groeit in Australië de oudste palmboom, ja misschien wel het oudste wezen op aarde. Het volk heeft de palm de naam „grootvader Peter" gegeven. Grootvader heet 15.000 jaar oud te zijn. Tegen zijn palm-buren kan hij met een verwaand gezicht zeggen: „Jullie kleintjes, je komt pas kijken!" De bomen naast hem worden namelijk pas op 3000 tot 8000 jaar geschat. De eerste 1000 jaren van zijn leven, leef de grootvader Peter gelukkig en tevreden. Hij hield zich uitsluitend bezig met groei en. Maar enige tijd geleden gebeurde er iets, dat zijn rust verstoorde. Ja, dat was eigenlijk een rare geschiedenis! Er kwam een stelletje opgeschoten jongens, die zonder eerbied te hebben voor groot vader Peter, het oudje met messen te lijf gingen. Grootvader had die knapen een draai om hun oren moeten geven met een van zijn lage palmbladeren. Maar helaas! Zijn bladeren waren te hoog. De kwajon gens konden beneden ongestoord hun gang gaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 9