12 Mei
De zaak Maasinopenbaarheitl Moederdag-bloemendag
Men zij rustig
Zitting
Zeekrijgsraad
MadinieuuM
Vrijdag 10 Mei 1940
Tweede Blad
Behandeling voor den Centralen Raad
van Beroep te Utrecht
B. en W. gooien het over een anderen boeg
Geen gelukkige wending?
De 95-jarige heer F. J. Egner
overleden
Woningbouw
Onwillige treinwagon
Burgerlijke Stand van Den Helder
Gisteren is de zaak tegen den direc
teur van de Gem. Reiniging, en Plant-
soenen, den heer P. H. L. Maas, die door
het college van B. en W. angstvallig
achter gesloten deuren was behandeld,
voor den Centralen Raad van beroep te
Utrecht, in het licht van de openbaar
heid gekomen.
Zooals men weet had het scheidsgerecht
▼oor ambtenaren, alhier, het schorsingsbe
sluit van het college van B. en W., toege
past op grond van het eerste lid van art. 85
van het ambtenaren reglement, nietig ver
klaard. Men meende, dat dit artikel van het
reglement door het college van B. en W. on
juist was toegepast.
B. en W. hadden tegen dit besluit bij den
Centralen Raad van beroep verzet aangetee-
kend en gisteren werd deze zaak te Utrecht
behandeld. Als gemachtigde van den burge
meester trad wethouder P. S. v. d. Vaart op,
bijgestaan door den secretaris, den heer van
Bolhuis. Voor den heer Maas, die ter zit
ting persoonlijk aanwezig was. trad zijn ver
dediger Mr. Dr. J. A. E. Buiskool op.
Het betoog van den heer v. d. Vaart was
er op gericht de motieven van B. en W. tot
schorsing van den heer Maas, op grond van
artikel 85 van het A.R. te rechtvaardigen.
De heer v. d. Vaart begon met de bewe
ring, dat het college van B. en W., in te
genstelling met het scheidsgerecht voor
ambtenaren, van oordeel was, dat het eerste
lid van artikel 85, aan hen de bevoegdheid
geeft om de hoofden van dienst als voor-
loopigen maatregel bij tekortkomingen in
den dienst te schorsen voor onbepaalden tijd,
al of niet met behoud van salaris. Het
scheidsgerecht heeft dit uiteindelijk ook niet
willen ontkennen, mits tekortkoming aange
voerd zou worden.
De conclusie is onjuist, zoo zei weth.
v. d. Vaart, dat het college van B. en
W. het schorsingsbesluit genomen had
den, met de erkenning, dat er geen te
kortkomingen wajen. Het college wilde
de gevallen nog niet als een tekort
koming kwalificeeren, omdat de aard en
de omvang nog niet bekend waren.
Het gerechtelijk onderzoek, over de ge
dragingen van den heer Maas wees immers
al op tekortkomingen. B. en W. hebben die
tekortkoming echter nog niet ten laste wil
len leggen om voor een ambtenaar, die 20
jaar in dienst van de gemeente was, de mo
gelijkheid open te laten tot volledig eer
herstel.
B. en W. hebben de opvatting van art. 85,
dat zij kunnen doen, wat zij noodig achten
in het belang van den dienst en van de ge
meente, anders zou een fraudeerend ambte
naar rustig op zijn stoel kunnen blijven zit
ten en zijn werk doen. Zelfs al zou het niet
zoo gezegd worden in het ambtenaren regle
ment, dan geeft dit artikel toch het recht
maatregelen te nemen tegen plichtverzaken
de ambtenaren. Het is onjuist, dat het eer
ste lid een uitzondering zou vormen. Even
eens is het onjuist, dat B. en W. met hun
beslissing zouden treden in de bevoegdheid
van den raad. De ambtenaar heeft immers
het recht van beroep.
Na een aanval op de pers ten aanzien van
het lanceeren van berichten over de zaak
Maas, welke berichteif het college afkomstig
dacht van den heer Maas of zijn raadsman,
vervolgt de heer v. d. Vaart zijn betoog en
zegt, dat de heer Maas ten onrechte gemeend
heeft, dat het besluit van 15 December, om
zijn salaris in te houden, volkomen ongemoti
veerd genomen zou zijn. Het college meent,
dat het dit besluit, toen het de feiten in on
derling verband zag, volkomen gemotiveerd
genomen heeft. Het college was 8 Decem
ber niet bekend met den brief van den direc
teur van „de Merwede", waarin deze be
kende, dat de heer Maas de drieduizend gul
den niet ontvangen zou hebben voor het af-
koopen van het patent.
Toen het college bekend werd met het be
richt, dat de heer Maas, na zijn invrijheids-
stelling, opnieuw gearresteerd was wegens
vermoedens van aannemen van steekpennin
gen, moest het college wel ernstige plichts
verzaking aannemen. B. en W. zouden te
kort geschoten zijn. als zij toen niet het be
sluit genomen hadden tot het inhouden van
het salaris.
De heer Maas noemt de nieuwe feiten ge
baseerd op looze geruchten, maar het col
lege heeft een brief van den directeur van
„De Merwede" waaruit blijkt, dat die steek
penningen geschiedenis niet op looze geruch
ten berusten.
Door B. en W. zijn de besluiten geno
men, omdat die maatregelen dringend
noodzakelijk waren. Het college meende
terecht maatregelen op grond van art.
85 le lid te nemen, omdat art. 86 2e lid,
dat onmiddellijke schorsing toestaat, al
leen op gewone ambtenaren en niet op
hoofdambtenaren van toepassing is.
Spr. verzoekt den raad dit art. 86 2e lid
te willen toepassen, als men meent, dat art.
85 niet het recht tot schorsing gaf en spr.
vraagt de beslissing van het scheidsgereicht
te willen vernietigen.
Duel tusechen den president en
wethouder v. d. V'aart.
De president van den Centralen Raad, Mr.
Dr. Beumer stelt den heer v. d. Vaart dan
eenige vragen, omdat hem, zooals hij zegt,
deze zaak niet erg duidelijk is.
Is het besluit van 8 December tegen den
heer Maas als strafmaatregel bedoeld, ja of
nee, zoo vraagt de president.
De heer v. d. Vaart: Neen.
De president: Men heeft dus gemeend een
maatregel te treffen in het belang van den
dienst
De heer v. d. Vaart: Een voorloopige maat
regel, in het belang van den dienst en van
den ambtenaar.
De president: Dus de maatregel van 8 De
cember was een maatregel in het belang van
den dienst. Maar die maatregel van 15 De
cember dan, die was toch niet in het belang
van den dienst en toch zeker ook niet in het
belang van den ambtenaar, wiens belang U
toch zegt op het oog te hebben gehad.
De heer v. d. Vaart: Neen. het belang van
den dienst was niet geschaad, als dat salaris
niet ingehouden was.
De president: Ik kan me moeilijk indenken
of dit nu een schorsingsbesluit of een straf-
besluit is geweest.
De heer v. d. Vaart: Er waren vermoedens
tegen den heer Maas.
De President: Neen, B. en W. zeggen dat
zij de daden van den heer Maas niet als een
tekortkoming hebben willen bestempelen. Dus
het besluit van 15 December was geen straf-
besluit
De hr v. d. Vaart: Neen, we hebben art. 86
2e lid willen toepassen met art. 85, omdat
dat het recht geeft voor maatregelen tegen
hoofdambtenaren. Het geval van de steekpen
ningen was aanleiding tot het inhouden van
het salaris, omdat we niet wisten in hoe
verre de gemeente mogelijk benadeeld was.
We meenden tegenover de gemeente ver
plicht te zijn geen gemeentegelden uit te
moeten keeren. Mocht een en ander een ver
gissing blijken, dan konden we nog uitbe
talen. We hebben de mogelijkheid van alge
heel herstel open willen houden en daarom
geen tekortkoming ten laste willen leggen.
Een lid van den Raad vraagt: U hebt toch
willen zeggen, dat art. 86 niet ziet op hoofd
ambtenaren
De heer v. d. Vaart: Ja.
Mr. Dr. Buiskool oefent scherpe
critiek.
De verdediger van den heer Maas, Mr. Dr.
J. A. E. Buiskool, van Schagen, verkrijgt
daarna het woord.
De heer Buiskool wijst er op, dat eerst bij
de behandeling van het scheidsgerecht geble
ken is, dat de bedoeling van het college van
B. en W. was den heer Maas niet te straf
fen, maar voorloopige maatregelen tegen hem
te nemen. Spr. betwist, dat het college van
B. en W. op grond van art. 85 het recht
had tot deze handelingen, omdat het college
met het nemen van deze voorloopige maat
regelen zich een grootere bevoegdheid had
toegeëigend, dan het betreffende artikel aan
den raad verleent. Het college toch had
schorsing toegepast voor onbepaalden tijd,
met inhouding van salaris, terwijl de raad
volgens dit artikel slechts kan schorsen voor
een bepaalden tijd, met inhouding van een
gedeelte van het salaris.
Het is een merkwaardig geval, dat
het college van B. en W. zich een be
voegdheid toeeigent, die verre reikt bo
ven de strafbevoegdheid van den raad.
Dat kan nimmer de bedoeling geweest
zijn van den samensteller van dit artikel.
Het zou immers inconsequent zijn als
een lager college zwaarder zou kunnen
straffen dan het uitvoerend college, in
dit geval de raad.
De aanhef van art. 85 kan nooit anders ge
lezen worden, dan wanneer de hoofdambte
naar in zijn dienst tekort komt, er voor dien
dienst maatregelen genomen moeten worden,
anders was het opnoemen van de verschil
lende straffen in dit artikel niet noodig ge
weest. In hun appèlschrift krabbelen B. en W.
dan ook reeds terug, daar zij hier niet meer
spreken van tekortkomingen van een amb
tenaar zonder meer, maar van tekortkomin
gen in zijn dienst.
Het college had dus. naar opvatting van
dit artikel, maatregelen te nemen ten aanzien
van den dienst en die heeft men genomen,
door het opdragen van de werkzaamheden
aan den opzichter. Het college heeft bij de
behandeling voor het scheidsgerecht toege
geven, dat er geen tekortkomingen zijn ge
weest. Het doet dan toch wel zeer vreemd aan,
dat men beweert, dat deze maatregelen geno
men zijn, om den man in de gelegenheid te
stellen zich volledig eerherstel te verschaffen.
Verdediger gaat dan de geschiedenis nog
eens na. De arrestatie, het verhoor, de huis
zoeking, de opsluiting, de maatregelen ook na
zijn invrrjheidsstelling te Alkmaar, met ont
slag van alle rechtsvervolging.
Ik kan niet inzien, aldus Mr. Bulskool,
dat dit alles ten behoeve van dezen amb
tenaar is gedaan. Het lijkt er verder op,
dat men gezocht heeft om dezen man zoo
zwaar mogeljjk te straffen.
De vertegenwoordiger van B. en W. heeft
betoogd, dat op 8 December, bij eerste schor
singsbesluit noch de aard, noch de omvang
van eventueele tekortkomingen reden tot
schorsing waren. Later betoogt hij, dat het
wijzigingsbesluit van 15 December, waarbij
het salaris werd ingehouden, gemotiveerd was
op dezelfde feiten en vermoedens, welke het
college op 8 December reeds kenden. Hier is
iedere logica zoek. Ook heeft men getracht de
salarisinhouding op 15 December te motivee-
ren met de bewering, dat men toen ernstige
vermoedens omtrent steekpenningen had ge
kregen. Ook dit is onjuist en in strijd met de
feiten, want reeds op 7 December, dus voor
het eerste schorsingsbesluit, hadden B. en W.
den directeur te Hardinxveld doen hooren. door
den Commissaris van Politie, zoodat men dit
zelfs op 8 December al wist.
Wat men dus op 8 December al wist,
maar nog niet als tekortkoming aan
merkte, werd plotseling op 15 December
wel een grond voor een zwaardere maat
regel, niettegenstaande de directeur van
„De Merwede" op 9 December in een brief
aan den commissaris van politie zijn ver-"
klaringen van 7 December juist op het be
langrijkste punt van beschuldiging van
den heer Maas herroepen had, n.1. dat de
3000 gulden in de aanneemsom van het
schip waren opgenomen geweest.
De beschuldiging, dat de publicaties in de
pers afkomstig zouden zijn van den heer Maas
of zijn persoon, ontkent de heer Buiskool ten
stelligste.
De heer Maas zat in de gevangenis en ver
dediger heeft ze niet verstrekt. Wat in de
krant stond was algemeen bekend.
De kwestie van het in toepassing bren
gen van artikel 86 noemt Mr. Buiskool
een merkwaardigen draai, die het col
lege van B. en W. neemt. De heer Van der
Vaart geeft toe, dat dit artikel niet ge
schreven is voor hoofdambtenaren en toch
vraagt het college dit artikel te willen
toepassen op een hoofdambtenaar. Dat is
een juridisch monstrum.
De beslissing van het scheidsgerecht is juist
geweest. Het schorsingsbesluit van B. en W.
is onbevoegd genomen. Artikel 85 regelt niet
ongelimiteerd de bevoegdheid van het college
van B. en W. om maatregelen tegen ambte
naren te nemen, voorloopige maatregelen nog
wel, die zwaarder zijn dan de feitelijke
straffen.
De raad bepaalt na dit pleidooi de uitspraak
over drie weken.
Z'n bootsman bedreigd.
De eerste der acht zaken, die gistermid
dag door den Zeekrijgsraad Willemsoord, ge
presideerd door Mr. A. Veldman, werden,
betrof den zeemilicien-matroos 2e kl. D. L.
S., terechtstaande wegens art. 108. Wetboek
v. Mil. Strafrecht en poging tot overtreding
van art. 120 van het Wetboek van Mil. Straf
recht.
S. heeft het vrij bont gemaakt. Dienende
aan boord van H.Ms. „Friso", liggende bij
Terschelling, heeft hjj in een zenuwachtige
bui den bootsman toegevoegd: „We komen
elkaar nog wel eens tegen." Daarna heeft hij
gezorgd dit booze plan ten uitvoer te bren
gen, door op hem te springen, met de woor
den: „Nu kunnen we praten!" Gelukkig werd
de driftkop door een aantal schepelingen
vastgegrepen, die hem zijn onheilvol voor
nemen beletten.
Verd. erkent het hem tenlaste gelegde.
De Fiscaal, de officier van administratie
der 1ste kl. Mr. D. B. A. Franken, wijst erop,
dat verd. wel zeer afkeurenswaardig gehan
deld heeft. Hij is ver over de schreef gegaan
met zijn ongepast optreden. Hjj vordert 3
maanden gevangenisstraf, met aftrek van
het voorarrest van 8 Maart tot 1 April.
Als verdediger treedt op Mr. A. Prins van
Alkmaar, die er op wijst, dat verd. in een
aanval van drift gehandeld heeft. Hij heeft
een nerveuze mentaliteit en een uitgesproken
rechtsgevoel. Zijn conduitelijst ziet er uit
stekend uit. Een aanmerkelijk lager straf
dan de Fiscaal eischt vindt pleiter in ieder
geval gewenscht.
Uitspraak: 2 maanden gevangenisstraf met
aftrek voorarrest.
Van verlof achtergebleven.
De zeemilicien-bediende 2e kl. J. A. is van
verlof achtergebleven. Hij diende aan boord
van de „Balder", liggende te Hellevoetsluis
en ging 24 Maart met permissie. Thuisgeko
men werd zijn vader ziek, zelfs levensgevaar
lijk ziek. Hij vroeg een doktersverklaring om
weg te mogen blijven, welke hij echter niet
kreeg.
Van den President vernamen wij, dat het
verd. feitelijk te doen was om zijn zaak weer
op pooten te brengen en dat is nu eenmaal
streng verboden. Verd. zegt. dat hij eigenlijk
gedachtenloos tot deze handelwijze is geko
men. Hij had gedacht, dat men daar wel geen
bezwaren tegen zou hebben.
De Fiscaal wijst er op, dat dit een kwestie
is van groote onachtzaamheid, geen moedwil.
De drukte in zijn zaak voor Paschen speelde
hem parten. Maar hij had dan maar beter
zijn verlofpas moeten lezen.
Evenwel, Mr. Franken is van meening,
dat hier voorwaardelijk gestraft kan worden
en vordert 2 weken voorwaardelijke gevange
nisstraf. met een proeftijd van 1 jaar.
De verdediger, Mr. J. Mulder, zegt den Fis
caal dank voor zijn requisitoir, waarmede hij
zich vereenigen kan. Ook z.i. is hier volstrekt
geen sprake van eenige opzet. Hij had inder
daad zijn verlofpas even slecht gelezen als
het gros der burgers hun polis van de brand
verzekering. Gaarne zag hij echter inplaats
van 2 weken 1 week voorw. gevangenisstraf.
Uitspraak: conform.
De zingende schildwacht.
De zeemilicien-bediende 3e klas R. V. stond
terecht terzake het feit, dat hij op 20 Maart
toen hij als schildwacht op fort „De Harssens"
was gezet in strijd met de bepalingen in het
schilderhuis is gaan staan (terwijl het mooi
weer was) zijn geweer afzette en luidkeels
liederen gezongen heeft.
De president begrijpt niet hoe iemand op
een dergelijke wijze wacht kan doen. Was je
soms bang, aldus mr. Veldman...
Verd. is van zijn schuld overtuigd en kan
er niet veel tegen inbrengen. Alleen zegt hij,
dat hij 't geweer maar even afgezet heeft.
De Fiscaal acht een en ander bewezen. Het
zijn ernstige feiten, die ten strengste verbo
den zijn.
Zijn plichten als schildwacht heeft hij wel
bijzonder ernstig verzuimd. Hij vordert twee
weken gevangenisstraf.
Mr. Prins geeft toe, dat er gefaudeerd is,
maar wijst op de omstandigheden. Een en an
der geschiedde aan het einde der wacht, toen
verd. reeds 2 uur wacht geloopen had. Bij de
laatste 10 minuten heeft hij zich zelf ver
geten.
Pleiter verzoekt, gezien de omstandigheden,
beklaagde niet te straffen, doch de zaak
terug te verwijzen naar den commandeeren
den officier. Eventueel een voorwaardelijke
straf.
Uitspraak: conform eisch.
In de olie... en de gevolgen daarvan.
De zeemilicien bediende 3e kl. B. C. E. stond
terecht terzake het feit, dat hij op 21 Maart
j.1. een twistgesprek heeft gehad met een
korporaal der mariniers, dien hij toevoegde:
„we. komen elkaar nog wel eens tegen", enz.
Toen een officier hem gelastte z'n mond te
houden, zei hij: „ik houd m'n mond niet, niet
voor u, niet voor den korporaal, alleen maar
voor den commandant.
De President vindt het gedrag van E. be
neden alle critiek. Temeer daar verd. reeds
eerder voor precies eenzelfde feit is veroor
deeld met een voorwaardelijke straf. Een en
ander blijkt geschied te zijn, terwijl het heer
schap lichtelijk in de loren verkeerde.
De Fiscaal acht het tenlastegelegde bewe
zen. Was het vorige feit ietwat te pardonnee-
ren, ditmaal is daar geen sprake van. Andere
maatregelen zijn noodzakelijk. Hij vordert
dan een gevangenisstraf van 10 weken, met
aftrek van een deel van het voorarrest (41
dagen).
Mr. Prins trekt in twijfel of hier een meer
dere wel „met eenig kwaad bedreigd" is, zoo
als de tenlastelegging zegt. Het was dronke
manspraat, dat niemand au serieux nam. Van
een bedreiging als zoodanig was geen sprake.
Onbehoorlijk was de handelwijze natuurlijk
zeer zeker, doch dat is wat anders.
De man is overigens een zeer behoorlijk
man, die echter van den drank moet afblijven.
Pleiter verzoekt een lichtere straf toe te
kennen, eventueel een zware voorwaardelijke
straf, die remmend kan en zal werken.
Na repliek van Fiscaal en verdediger, waar
bij de eerste bij zijn eisch persisteert, volgt
de uitspraak: 3 vr«Ken met aftrek.
Majesteitsschennis.
B. de R., zeemilicien-niatroos 3e kl., diende
te Rotterdam enwel in de Mar.kazerne. Op
28 Maart heeft hij zich wel zeer onsympathiek
gedragen door ten aanhoore van vele zijner
collega's uiterst beleedigende opmerkingen
te maken aan het adres van de Koningin.
Toen een korporaal hem op zijn laakbaar ge
drag 'wees, is hij daar rustig mee doorgegaan.
Op de vraag van Mr. Veldman antwoordt verd.
dat hij totaal 'overstuur geweest is. Hij had
veel misère thuis. Zijn vrouw was pas ernstig
ziek geweest en ten tijde der overtreding lag
zijn dochtertje zwaar ziek te bed.
De Fiscaal is ook niet te spreken over
verd.'s houding, die hij wel zeer onmilitair
noemt. Er is een ondergrond van zeer sterke
misnoegdheid ten opzichte van den dienst.
Hjj vordert 3 maanden gevangenisstraf
met aftrek van het voorarrest.
Mr. Prins zegt dat hier geen sprake is van
een ondergraver of iets van dien aard.
Wel v hij in zeker opzicht een kankeraar en
daarnaast een egocentrische figuur. Hij was
evenwel uit z'n evenwicht geslagen door de
misère bij hem thuis. Voorts is hij geenszins
anti-Oranje, eer het tegendeel. De man heeft
een correctie noodig, volgens pleiter, maar
dan is 't het beste er hier een voorwaardel
ijke straf op te leggen.
Uitspraak: Conform eisch.
Ongepast optreden.
De zeemilicien-matroos 2e kl. A. H. van T.
nam 1 April 'te Rotterdam tegenover een
sergeant een zeer onmilitaire houding aan.
Hij zei nl„ toen de sergeant hem tot de orde
riep om ongepast gedrag: je hebt de ver
keerde voor, ik ben burger!
De President vindt het optreden meer dan
vlegelachtig en zegt dat verd. ronduit. Deze
poogt verzachtende factorenaan te voeren,
doch slaagt er niet in zich te rechtvaardigen.
De Fiscaal noemt het gedrag eveneens vle
gelachtig, al was verd. afgezwaaid, hij droeg
zijn militaire kleeren nog en meende maar
straffeloos landmacht-meerderen te kunnen
affronteeren.
Hij vordert een gevangenisstraf van 37
dagen met aftrek.
Mr. Mulder kan zich vereenigen met de
eisch. hoewel de straf vrij zwaar is.
Uitspraak: conform eisch.
Uitspraak aangehouden zaak.
Tenslotte deelde de President mede, dat
ten uitvoerlegging van het vonnis van 23
November 1937 gelast is. ten aanzien van den
gewezen marinier 3e kl. J. B. J. S.. thans
dienstplichtig soldaat, dit vonnis luidt 2 maan
den gevangenisstraf.
Stadgenooten, het zou dwaas zijn den ernst
van den toestand waarin ons land verkeert
te ontkennen. Wjj weten uit de droevige er
varing van de laatste maanden dat oorlog
vernietiging beteekent en we hebben er dus
rekening mee te houden, dat in den komen
den tijd heel veel van ons volk gevraagd zal
worden. Het leed, dat Duitschland over ons
land brengt, is diep te betreuren, omdat ons
land geen enkele aanleiding tot deze daad
van agressie heeft gegeven.
We hebben dus rekening te houden met
ernstige dingen, maar daartegenover staat
de dure roeping van ieder om zich rustig te
houden, om zijn vertrouwen te stellen op
Hem, die het leven en den dood in handen
heeft. Ons volk is, ten opzichte van de onge-
rechtige daden die over komen door het toe
doen van anderen, naar het woord van onze
Koningin, rein van geweten. Wij hebben niet
anders gewild dan een eerlijke neutraliteit
handhaven en hebben ons als volk niets te
verwijten.
Een ieder blijve op de plaats waar hij is,
een ieder zij ook geestelijk paraat. Terwijl we
deze regelen neerschrijven, wordt door de
radio dat schoone lied uitgezonden, dat velen
in tijden van druk gesterkt en bemoedigd
heeft: „Wilt heden nu treden voor God den
Heere". Ons volk is in doorsnee een geloovig
volk. Het christelijk leven openbaart zich ge
lukkig in heel ons volksleven. Laat ieder, die
zegt te gelooven. dit nu ook met de daad
toonen, door rust te brengen door de zeker
heid van zijn geloof bij allen, die twijfelmoedig
zijn.
God helpe ons volk en zij met ons ieder per
soonlijk. Hij vergeve ook de misdaden, die
anderen over ons brengen.
Onze regeering, onze weermacht is paraat
en verzet zicht tegen het brute geweld, ieder
voor zich heeft de taak geen paniek te zaaien,
doch rustig te zijn op de plaats waar hij ge
steld is.
Niet voor het eerst wordt ons land door den
oorlog geteisterd. Het is waar, dat we lang
in de geschiedenis moeten teruggaan, maar
ook door die ellende is ons land heen geko
men, zij het met zware offers. Ook nu zal een
nieuwen tijd aanbreken. Na den nacht komt
de morgen, na den winter de schoone opbloei
van het nieuwe leven.
Op deze schoonste lentedag van het jaar
komt wel is waar het donkerste leed over ons
land, maar in die lente zit ook een belofte,
deze belofte, dat na het leed de vreugde komt,
maar ook deze zekerheid, dat menschen ons
veel leed kunnen berokkenen, maar dat Hij,
den Schepper van ons leven ij, dezelfde blijft.
Laat deze zekerheid ons sterken.
70 Jaar in Den Helder gewoond.
Een der oudste inwoners van Den Helder,
de heer F. J. Egenr, uit de Keizerstraat, de
bekende handelaar en reparateur van naai
machines, is gisteren, op 95-jarigen leeftijd,
overleden.
De heer Egner was een typische figuur,
zonder wien men zich de Keizerstraat haast
niet meer voor kan stellen.
Geboren te Amsterdam als zoon van een
smid, voelde de jonge Egner zich eveneens
tot het ijzervak aangetrokken en het was dan
ook hierin, dat hij zijn bestemming zou vin
den. Met z'n 25ste jaar ging hjj in dienst bij
de toenmalige „Nederlandsche Fabriek", waar
uit later voortkwam „Werkspoor". Zijn arbeid
kreeg hij bij de verzorging van de toen nog op
Den Helder varende Suez-booten. Dit was ook
aanleiding, dat hij al spoedig naar Dc Helder
overgeplaatst werd, teneinde deze werkzaam
heden hier te kunnen uitoefenen. Tot zjjn
60ste jaar bleef hij werkzaam op de Rijks
werf als bankwerker in de Stoomwerkplaats,
daarnaast zaak in naaimachine-fournituren
drijvend. Ook deze heeft hij ongeveer 60 jaar
bezeten.
Een werkzaam patriarch is met den heer
Egner heengegaan.
Naar wij vernemen is de bouw van twee
burgerwoningen aan de Wilhelminalaan te Den
Burg, voor rekening van den heer M. Witte,
na verstrekte prijsopgave, opgedragen aan de
heeren: J. Smit Cz. Timmerwerk, A. de Kort,
Metselwerk, Gebr. Graaf, Schilderwerk en P.
Oele, Loodgieterswerk.
Gistermiddag, te omstreeks half 2. kreeg
een leege goederenwagon blijkbaar het voor
jaar in zijn hoofd. Het zware vehikel danste
tenminste op een gegeven oogenblik. toen h(j
op een wissel stond, de rails af en kwam, zwaar
slagzij makend, op zijn kant terecht. Dat ge
beurde ter hoogte van den watertoren.
Het duurde niet lang of men had de wagon
weer op zijn plaats teruggebracht. Stagnatie
in het treinverkeer had men ditmaal gelukkig
niet.
van 9 Mei 1940.
GETROUWD: L. Verschoor en L. Schoo-
nenwolf. K. Bijl en A. Hölzel. G. M. de Groot
en H. Lienos. H. Ras en J. Luijk. J. Sprange-
meijer en N. G. Dubach. J. de Vries en D. A.
van Meer.
OVERLEDEN: M. E. MulderWalboom, 64
jaar.
Barometerstand Den Helder: 766.9
Maximum temp. lucht: io.6
Temperatuur 8 uur: ïo.I
Wind: richting: N.O.; kracht: S
Zeewater: 10.4