OPROEP Het dierlijk leven Dr. Helmut Om tien gulden II aan de bevolking van Nederland in de grotten en groeven der Nederlanden Vertrouwde medewerker van Göring OnA fcoM. u&iRaal: Wapenbroeders nemen afscheid. De gedeeltelijke demobilisatie van de Nederlandsche weermacht voltrekt zich. Er is in de laatste jaren een nieuwe belang jtelling gekomen voor de Limburgsche Mer gelgroeven, welke zich o.a. uit in een bestu deering van de daarin voorkomende fauna. Het zijn vooral de vleermuizen, wier aanwe zigheid de aandacht heeft getrokken en wier doen en laten in de grotten door Nederland sche onderzoekers wordt nagegaan. Dr. Robert Leruth, wonende te Hcrmale bij Argenteau, heeft thans de geheele fauna van de Belgische grotten en den St. Pietersberg nagegaan en het resultaat daarvan neerge legd in een lijvig werk: La biologie du do- maine souterrain et la faune cavernicole de la Belgique (N. 87 der Verhandelingen van het Kon. natuurhistorisch museum van Bel gië) Dr. Leruth heeft 48 grotten zelf onderzocht en de gevonden dieren door specialisten la ten determineeren. Zoo is een lijst ontstaan van niet minder dan 600 verschillende die ren. (Vermes, Arthropoda en Mollusca), die alle in één of meer grotten zijn aangetroffen en waaronder vele nieuwe vondsten zijn Van alle wordt de vindplaats(en) en de da tum der vondst vermeld, zoo ook waar het dier elders in een grot werd aangetroffen. Leruth maakt hierbij onderscheid tus- schen echte en onechte carvernicolen. Tot de eerste rekent hij dan de dieren, die om de in de grotten heerschende meteorologi sche factoren (duisternis, vocht en vaste tem peratuur) bij voorkeur in de grotten leven, en tot de tweede, die zich het daar laten wel gevallen, zonder ze te zoeken. Maar wèl zoe ken ze er iets andeis dan de drie genoemde factoren en daardoor onderscheiden ze zich van zuiver toevallig in de grotten aanwezi ge dieren, die er als het ware tegen hun zin bij ongeluk in terecht zijn gekomen. Voor de echte cavemicolen houdt Leruth zich aan de gebruikelijke indeeling in trog- lobieën, die dus uitsluitend in de grotten le ven, de troglophilen, die er zoo in als bui ten kunnen leven, en de trogloxenen, die zich tot de grotten aangetrokken voelen maar er zich niet in voortplanten. Terwijl de onechte cavernicolen meestal afhankelijk zijn van een gastdier, en er hetzij als parasieten, hetzij als eters van guano of andere afvalstoffen ia voorko men. Schrijver maakt interessante opmer kingen over wat men zou kunnen noemen de onderaardsche levensruimte. Leruth wijst op de veelzijdigheid en groo- te uitgestrektheid der onderaardsche ver blijfplaatsen. Wat Schmitz, Waage en anderen vroeger met betrekking tot de Limburgsche grotten- fauna hadden opgemerkt, is door Leruth volkomen bevestigd: in onze mergelgroeven komt een geheele reeks van Troglophilen voor. Troglobieën zijn er nog niet in ge vonden en daarop bestaat, althans voor wat betreft de landdieren, ook geen kans; voor waterdieren is het niet absoluut uitgeslo ten. De wateren zijn nog niet onderzocht; zeer waarschijnlijk zal men daarom wel aquatische troglophilen vinden. Waar het vleermuizenonderzoek in de laatste jaren in het middelpunt van de belangstelling staat, zij hier vermeld, dat Leruth enkel guanomest in belangrijke hoeveelheden aantrof in den afgrond van Comblain-au-Pont. in de grot van Han ter plaats genaamd Paus du Biable en in de grot van Caestert. een dal van den St. Pie tersberg. Hier komt ook de catops fusca, een keversoort, die uitsluitend van guano leeft, in groot-aantal voor. Dassenholen heeft Leruth aangetroffen, in de grotten van Marche-en-Tamenne en Menil-Favav, maar deze komen ook voor in de mergel groeven van Limburg, o.a. in die gplegen aan den Oostelijken heuvelrand van de Maasvallei en de Geulvallei, waarin het wel kan stinken naar den das. De jongere generatie der Limburgsche natuurvrienden heeft in het werk van dr. Leruth een prachtige basis gekregen voor een verder onderzoek in de talrijke groeven. Tot besluit willen we hier nog vermel den de slijmzwammen, die eveneens in de groeve van Caestert onder den St. Pieters berg voorkomen; deze vormen op den bo dem der gangen een prachtig kantwerk. Op verzoek plaatsen wij drie dagen achtereen de volgende oproep: Op 14 Mei heeft de vroegere Nederlandsche regeering zich naar Engeland begeven en het Nederlandsche volk aan zijn eigen lot over gelaten. Onder den invloed der Duitsche wapens en beseffend dat een verdere tegenstand volko men hopeloos zou zijn, heeft de opperbevel hebber der Nederlandsche troepen te land en ter zee nog den zelfden dag besloten, aan de geheel Nederlandsche weermacht het be vel te geven, den strijd te staken en de wa pens neer te leggen. Met dit voor een soldaat zwaar besluit heeft de opperbevelhebber der Nederlandsche troe pen een hooge mate van inzicht in den wer- kehjken toestand bewezen. Hij heeft ten vol le beseft dat ieder uur der voortzetting van dezen onzinnigen strijd voor zijne troepen en zijn bevolking slechts ontzettende bloedoffers zou brengen en in dit geval steden en dorpen aan een totale vernieling prijsgegeven waren. Toch zou dit aan het feit van een Duitsche overwinning niet het minste hebben veran derd. Toen de vroegere Nederlandsche regeering door haar konspiraties met Engeland en Frankrijk den strijd tegen Duitschland te weeggebracht heeft en zoodoende tegen een weermacht, wier kracht door de voorafgaan de gebeurtenissen bewezen was, heeft zij van het begin af onverantwoordelijk gehandeld. Had de vroegere regeering niet geluisterd naar Engelsche raadgevingen, maar een wer kelijkc neutraliteit bewaard, dan zouden alle nu gebrachte offers van goed en bloed onnoo dig geweest zijn. Nu de wapens neergelegd zijn, is de Neder landsche bevolking in staat, haar vreedzame arbeid te hervatten. Ieder wordt verzocht, na deze verschrikkelijke dagen, tot zijn gewone werk terug te keeren. Maar een ieder trede ook op tegen zulke gewetenlooze elementen, die voortdurend door passieve weerstand of door actieve da den onrust stichten, cn daardoor den voort gang van het burgerlijk leven, de openbare rust en orde willen storen. Volgens het bevel van den Führer zal de Duitsche weermacht haar best doen, om aan ieder het lot der bezetting te vergemakkelij ken. Zij zal leven en eigendom der bevolking tegen alle vijandelijke aanvallen beschermen en de vredelievende elementen zoo ver moge lijk steunen. Daartegenover zal de Duitsche weermacht ieder vernietigen, die rust en vrede stoort. 1731940. De Militaire Bevelhebber in den Nederlanden. De benoeming van Dr. Wohlthat tot Com missaris voor Nederland, welke wij reeds verleden week meldden, brengt dezen voor aanstaanden Duitschen econoom nog ster ker op den voorgrond dan reeds het geval was. Het zoogenaamde Wohlthat-verdrag met Roemenië, waarin voor het eerst de zuiver nationaal-socialistische principes in practijk werden gebracht, had hem reeds groote faam gebracht. In deze RoemeenschDuitsche overeen komst, welke een gevoelige slag toebracht aan de economische heerschappij der gealli eerden over het land van Koning Carol, werd het handelsverkeer zoo geregeld, dat do economische mogelijkheden van beide landen elkaar aanvullen, terwijl tevens de prikkel werd gelegd om de economische ca- Door JOHN SIMSON. Hollend kwam hij de trap af van het groo te familiepension, een en al opwinding. Vloog naar beneden, letterlijk in de armen van den gérant, die hem met groote be langstelling zag aankomen. Ben bestolen ben bestolen riep hij luid, en de gérant, een gemoedelijk, dikbui kig personage, verzocht hem dadelijk, om niet zoon keel te willen opzetten. Neen. het was voor zijn pension niets goed, was dit heel niet mee gebaat. Vriendelijk raadde hij den ander, eerst wat op adem te komen; beduidde hem on verwijld even mee te gaan naar zijn privé- kamer: daar zouden ze de zaak eens kalm bespreken. Zuchtend volgde de bestolen en begon da delijk, toen de gerant de deur van zijn pri- vé-kantoor achter zich gesloten had, breed voerig te vertellen. Professor Walleman heeft me bstolen Wat? viel de gérant in de rede. Ja, Profes sor Walleman was een van zijn meest ge ziene gasten. Professie Walleman heeft me bestolen... nog geen half uur geleden. Ik zal het U ver tellen; ik zal 1) precies alles uitleggen. Zoo juist was ik bij hem op zijn kamer om af te rekenen... U weet wel, gisteren hebben we gezamenlijk een uitstapje gemaakt en toen heb ik alles betaald... We waren het toen niet eens over tien gulden. Hij zei dat ik hem die nog moest teruggeven, en ik zei, dat ik ze hem al gegeven had.... en onderwijl stond ik met het bewuste bankje van tien, waar wij beiden recht op meenden te heb ben, zoo maar heel nonchalant in mijn handen. Ik weet, dat ik meer op hèm lette, dan op het bankje totdat hij tenslotte toegaf, dat ik gelijk had. Ik weet dat ik het stevig in mijn han den heb gehad. Dat geloof ik graag.... maar nu bent u het blijkbaar toch kwijtzeide de gérant. Dat is zoo! klonk het toen. Maar ik zal het terughebben, ik zal het terughebben! De gérant zuchtte. Alléén, staarde de gerant peinzend het venster uit; twijfelde geen oogenblik, of pro fessor Walleman had dat bankje in de wacht gesleept, niet met slechte bedoelingen, maar uit verregaande verstrooidheid. Mis schien wist hij het zelf niet eens! Ja, hij was nu eenmaal ietwat eigenaardig, die professor Walleman. Enfin! Voor hem was het slechts zaak om de gemoederen weer tot rust te brengen, en elke opschudding te vermijden. Maar hoe hoe hoe Het liep tegen zevenen. Met een ruk stond de gerant plotseling op en ging voor de table d'hóte zorgen; was met zijn gedachten echter meer bij professor Walleman dan bij het diner; en was hoogstverbaasd, toen hij den professor daar opeens zag aankomen. Kijk die wolken daar eens! zei de geleerde man, dat beteekent regen, en dan ga ik niet uit. Er moet een depressiegebied in het Zuiden zijn en de luchtdrukgradient Jajaja, knikte de gérant, gaat U eens even mee. De professor keek verwonderd, dan klaar de zijn gezicht ineens op. Begrijp het al! zei hij, U hebt natuurlijk mijn paraplu ge vonden, en volgde gewillig den gérant naar diens kamer. Voorzichtig sloot de laatsle de deur achter zich, vertelde dan al, wat wat hem ter oore was gekomen. Over dat bankje hadden we even verschil! knikte pro fessor Walleman, ja, dat komt uit. Maar dat ik hem het ding afgenomen zou hebben. neen, daarvan ben ik mij niet bewust. Eh. ja zei de gérant schuchter, u neemt mij niet kwalijk, dat ik het waag de opmerking te maken, maar kunt u niet in een .zekere verstrooidheid het hier of daar hebben geborgen? Ik verstrooid? vroeg de professor verwon derd, keek den ander strak aan en liep weg. De Professor ging regelrecht naar zijn ka mer, dacht daar eens even na.Hij verstrooid! Die was goed. Maar ja, het was een feit; een en ander herinnerde hij zich niet precies meer. Dat bankje alleen stond hem nog goed voor den geest, had hem toen bijzonder aangetrokken. Ja, je kon toch ook niet we ten! Ineens kreeg hij een lumineus idéé: wat drommel, wat een gezanik om tien gulden. Waarom moest hij die weggenomen hebben, waarom kon dat bankje niet weggewaaid zijn? En ietwat wrevelig nam hij een nieuw bankje van tien uit zijn portemonnaie en de poneerde het achteloos onder zijn bed. Zoo! zei hij vergenoegd in zichzelf. Laten ze hier nu maar eens komen zoeken! Dan komt het euvel dadelijk voor den dag. en is de brand voorgoed gebluscht! Het table d'hóte was in vollen gang. Er werd over niets anders gesproken dan over •irofessor Walleman en over tien gulden. Maar, zei de prof wel honderd maai: Als mijnheer die tien gulden niet meer heeft... dan zal hij ze verloren hebben en moet hij ze gaan zoeken. Zoodra we gegeten hebben, moeten we allemaal maar eens op mijn ka- mer gaan kijken. Daar hebben wij beiden het bewuste bankje gezien! Ook de gerant luisterde zwijgend toe. Hol de zoo af en toe even weg, als zijn plicht, dat zoo meebracht. Zorgde er echter voorj dat hij zoo min mogelijk miste. Plots werd de „bestolene" zoo wit als een doek. Zijn hand had in een klein vergeten zakje van zijn vest gevoeld en die hand h'alde er een bankje van tien gulden uit. Hier heb ik het! zei hij onnoozel Wat' werd er geroepen. Nou, natuurlijk die tien gulden! Ik schijn dat bankje in mijn vest zakje gestopt te hebben! Een hoeraatje ging op en professor Walleman keek den zon daar ietwat medelijdend aan. Neem het u heelemaal niet kwalijk' zei hij gemoedelijk. Verstrooidheid is een heel menschelijke kwaal. Maar toen het diner was afgeloopen, was professor alleman d_e eerste die opstond, Hij haastte zich naar zijn kamer om zijn tientje terug te halen. Het was nóg goed afgeloopen zoo. Dit was wel de beste oplos sing. Het was al donker. Op het portaal brand' de licht, maar in zijn kamer, waar de blin den al waren dicht gedaan, kon hij geen hand voor de oogen zien. Zoodra hij binnen kwam, hoorde hij een verdacht geluid. Pro fessor Walleman spitste zijn ooren, luisterde scherp. Ja, nu hoorde hij het duidelijk: net of er iemand zuchtte! Zijn hand was al bu den schakelaar. Toen bedacht hij zich. Geen licht! bromde hij in zichzelf. Eerst mijn tientje, daar mag niemand iets van weten. Dan zullen we daarna wel eens ^ien, waar dat zuchten vandaan komt. En in het don ker sloop hij zijn eigen kamer binnen in de richting van zijn bed, bukte zich en grabbel de met zijn hand op het kleed daaronder, maar vond niet dadelijk, wat hij zocht. Even later lag hij op zijn knieën, als maar zoe kend. Eindelijk, daar had hij het! Gretig om klemde hij het onnoozele papiertje stootte het volgend oogenblik tegen net hoofd van iemand anders. Geef je over! riep hij schor en pakte den ander stevig beet, waarop een korte scher mutseling volgde. Zwijgend met de tanden op elkaar waren daar twee mannen aan het worstelen in het stikke donker. Toen plotse ling vlogen beiden op, en renden om het hardst naar den schakelaar. Hel vlamde het electrische licht op en i® stomme verbazing staarden de gérant en professor Walleman elkaar aan; beiden hiel den een tientje in de hand. Ik. ik. ik. stamelde de gérant- Had een tientje onder de tafel gelegd, opdai ze wat zouden vinden als ze hier gingen zoe ken. De naam van mijn pension is me dat wel waard. Dat kwam ik terughalen. Ik ook! zei professor Walleman. Ik ha<J een tientje onder het bed gelegd K vam dat ook terughalen! Toen lachten zij beiden- Zullen we hierover verder ma ir zW1J* gen? vroeg de prof zacht. Heel graag! knikte de gérant. Maakt® toen een buiging en zorgde dat lrfi *eg' kwam w De last is zwaar, maar de taak is licht, want de helft der Nederlandsche weermacht kan met groot verlof naar huis gaan pariteiten zélf te verhoogen. Door dit verdrag, dat blijk gaf van een helder inzicht in de mogelijkheden welke ten dienste stonden, hebben zich zeer waar devolle handelsbetrekkingen ontwikkeld, welke Duitschlaiid, maar ook Roemenië van onzegbaar nut zijn. Dr. Wohlthat moet dan ook worden ge zien als een der meest vooraanstaande des kundigen op het gebied der nieuwe econo mie, welke Duitschland, dal over geen goud of deviezen beschikt, in staat stelde een le ger te scheppen, dat de wereld met verba zing slaat. Dr. Wohlthat is thans 47 jaar oud en Mcckenlenburger van geboorte. Hij streed als officier in den wereldoorlog, studeerde na den vrede economie, vertrok daarna naar Amerika, waar hij zich als zelfstandig koopman vestigde en kwam in 1932 naar Duitschland terug. Tal van vooraanstaande functies op eco nomisch gebied nam hij sindsdien waar cn sinds enkele jaren is hij de meest ver trouwde medewerker van Generaal-Veld. maarschalk Göring, bij de uitvoering vam het Vierjarenplan. In de komst van Staatsraad Dr. Wohlthat moet men dan ook ongetwijfeld een poging der Duitsche autoriteiten zien om, met be hulp van dezen bekwamen man, de helpen de hand te bieden bij het financieren en re gelen van de werkgelegenheid in ons zoo dichtbevolkte land. BRITSCHE TORPEDOJAGER GEZONKEN, Officieel wordt volgens D.N.B. uit Londen medegedeeld, dat de Brit sche torpedojager „Wessex" tenge volge van Beschadiging bij een vijan delijke luchtaanval voor de Fransche kust is gezonken. van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 4