Bij 't heengaan
van „Bouman"
voor 50 jaar j
Luchtbescherming
Zaterdag 13 Juli 1940
Derde Blad
Opmerkingen ei
Van President tot publiek
MacUtiLexuuió
f herinneringen
De voorraden
van winkeliers
Uit 't Buitenvetd
Het verloren paradijs
Heldersche doktoren
krijgen meer benzine
VcindciciQ
Vondllen uit Piet UlLeqend Btaadji
Benzine, die verkeerd
gebruikt wordt
Men heeft het gisteren in de krant gelezen:
<ie Zeekrijgsraad Willemsoord heeft opgehou
den te bestaan: aan het bestaan van een min
of meer roemrucht college is op brute wijze
een einde gemaakt en de resteerende zittin
gen zullen afgewikkeld worden in 't Haegje,
in de meest deftige aller deftige Haegsche
Jaenen: die van Copez van Cattenburgh.
Wij willen echter onzen Nieuwediepschen
Krijgsraad niet laten vertrekken zonder aan
hem enkele woorden van afscheid te wijden.
Wij meenen dit niet beter te kunnen doen dan
aan de diverse onderdeelen enkele woorden
}n het bijzonder te richten.
En het is de beleefdheid die voorschrijft dat
wij ten dezen aanvangen met:
den President.
Onze ervaring, dateert van de laatste zeven
jaren en het zijn dus slechts 2 presidenten die
wijze in deze periode mochten meemaken. En
van die zeven jaren was 't het grootste deel
dat wij daar aan de Buitenhaven tegenover
President De Sitter zaten, die het rechterschap
als het ware op het lijf geschreven was. Hij
had er de lengte voor, die vèr boven de 1 meter
65 uitkwam, de lichtelijk gebogen rug, de grijze
haren en het kale kruintje, benevens de staal
harde grijze oogen, die ieder adspirant-onwaar-
heid spreker reeds verre tevoren iedere lust
tot liegen ontnamen.
Deze President laboreerde aan een zekere
kortaangebondenheid, gepaard gaande met een
bepaalde wijze van snel en onduidelijk spreken,
hetgeen in het bijzonder voor de persluyden
soms een zware handicap beteekende en menig
maal storende fouten in de hand werkte.
Overigenseen onkreukbaar President,
die alleen zijn drift tégen zich had en daar
mede wel eens averechts op zekere verdachten
werkte. Ging men dezen Kadi echter beter ken
nen, dan viel het mee. Enfin, de ruwe bolster
en de gouden pit.
Na den langen grijzen Mr. De Sitter zetelde
Zich achter de ovale tafel der vroedè zee
rechters Mr. Veldman, reeds bekend in heel
Nieuwediep bij jong en oud van de Kan-
tonrechterlijke en Arondissementsrechterlijke
balie. Deze Kadi was in menig opzicht het
contrast van Mr. De Sitter. Hij is niet lang,
doch kort. Niet kaal, doch behaard, niet drif
tig doch ijzer kalm. Beiden droegen steeds een
verre van schoone bef op de toga. Overeen
komst was er slechts in het feit, dat beiden
doorgaans gaarne speelden met een zilveren
vulpotlood en scherpe oogen hebben. De mee
ning van een zeker zeemilicien-matroos 3e kl,
ons eens ter oore komend, geeft wel een vrij
goede weergave van Mr. Veldman: „Asje be
leefd ben, kun je met 'm lezen en skrijve".
De Fiscaal.
Over den Fiscaalniets dan goeds. Van
hem kan gezegd worden dat hij als openbaar
aanklager meer pleiter dan aanklager was.
Hij kon vaderlijk wezen als een vader en ver
zoenend als een jonge moeder. Dat wil zeg
gen: als de verdachte matroos, marinier of
milicien van goede wille was. Stond deze te
liegen, poogde deze zich er, ter wille van alles
„tusschenuit-te-draaien", dan was het mis.
Dan striemde deze zelfde Mr. Franken zijn
banbliksems neer, dan schoten die gevaarlijke
zwarte oogen vuur, dan verpletterde hij krijgs
raad en balie onder een trommelvuur van
steekhoudende argumenten en bewijzen en kon
de delinkwent in casu wel inpakken. Geen
jurist hield de verdachte dan buiten den pro
voost, of hij nu Mulder, De Groot, Prins of
Buiskool heette. Dan was het Justitia zelve die
geblinddoekt aan de Buitenhaven stond, zij het
in den persoon van een officier van admini
stratie. Onkreukbaarrechtschapen
volmaakt-eerlijkredelijkdat was
Mr. Franken in de zeven jaren dat wij Zee-
Jtrijgsraad-verslagen maakten.
De andere heeren:
Ja, die andere heeren; die overste'n, die daar
bijna iederen Woensdag pleegden binnen te
komen, in den ganzenmarsch achter de toga
van den President. Dikwijls nieuwe gezichten;
bijna iedere week zelfs. Maar sedert verschei
dene jaren ontbrak daar nimmer het aange-
naam-blozende gezicht van kapitein Michaelis
die daar pleegde te zetelen in al de voldaan
heid van een gezond en vreugdevol menschen-
lichaam.
Ja, die kapitein Michaelis. Hij was de
kwaadste niet. Als de President of Fiscaal een
verdachte duchtig onder handen nam, hebben
wij menigmaal gemeend een zekere ontroering
bij den kapitein te zien.
Wat de overige heeren betreft, zij hebben,
om het eerlijk te zeggen, vrijwel geen herinne
ring bij ons achtergelaten. Een enkele maal
stelde er een een vraag, of interrumpeerde er
eens een overste, maar doorgaans liet men het
duel over aan het viermanschap President-
Fiscaal-pleiter-verdachte. Men luisterde alleen
maar, vormde een niet onschilderachtig décor
op een achtergrond van kug-dragende mili
ciens bij de marine-kazerne; de meesten pleeg
den voorts poppetjes op de vloeibladen te
teekenen, zulks ten ongerieve van sergeant
Maarsen wien het balen vloei kostte
De Balie.
De balie bracht nogal eens de note gaie in
dit strenge en ernstige college, dat door
gaans niet voor gijn en amusante intermezzi te.
porren was. En dan was daar in de eerste
plaats Mr. Buiskool van Schagen, die zoo
gaarne Heine citeert, of een hout-snijdend
Latijnsch citaat in zijn pleidooien strooit. De
man van het woord, par excellence. Gehaard,
handig, intelligent, ad rem, onverstoorbaar,
vasthoudend en belezen, ziedaar, Mr. Buis
kool.
Met zijn arendsneus en lange toga, met zijn
onderstreepende gebaren bij het requisitoir,
met zijn overredingskracht en zijn wetskennis
vormde hij ontegenzeggelijk een figuur, die
in het bijzonder de aandacht van het college
en pers had. Wij gedenken zijn pleidooien, het
mag hier gezegd worden, met groot genoegen
en zullen enkele ervan niet vergeten.
De heeren Mulder, Prins en de Groot, en ook
de anderen die wel eens van buiten kwamen
hebben hun plicht gedaan. Ze verdedigden hun
Cliënten al naar hun kunnen en inzicht en
mochten het genoegen smaken velen van de
hun toevertrouwde afgedwaalden van het pad
der zonde terug te brengen en hen weer op
de meer gebaande paden terug te voeren.
Het personeel.
Daar was menig sergeant, in die 7 jaren
die ons voorzien heeft van de getikte rol. Die
ons hielp als de namen onverstaanbaar waren
of de gordijnen dichttrok als de oogen der pers
verblind werden door de zon.
Maarsen was de laatste en ook aan hem
denken wij met uitsluitend vriendelijke gevoe
lens terug. Aan dien welgedanen Maarsen,
die altijd tot helpen bereid en nooit bezwaar
had als men hem iets vroeg. Het opvallendste
aan hem is geweest dat hij het laatste jaar op
een stoel placht te zitten. Zulks in verband
met het feit, dat de zittingen van 1 en 2 ver
dachten waren uitgegroeid tot 10, 12 of nog
meer verdachten.
Hem wenschen wij: een gezegenden ouden
dag, een tuintje ergens in een rustig Nieuwe
diep, lieve kleinkinderen en een goed pensioen.
Hij heeft het aan het Recht verdiend.
Nog een enkele opmerking over den dikken
marinier, die als een cherberus voor de „veste-
van-Bouman" pleegde te troonen, die fietsen
van de oversten aanpakte en binnen het
muurtje zette en voorts over gepleegde helden
daden ergens in de Oost en de West opsneed.
De dikke marinier, met de oogzakjes en de
borstelige wenkbrauwen, vormde geen vrien
delijk beeld. Menig jonkman, „Bouman" be
tredend, zal reeds alleen bij het zien van
dezen marinier de moed in de schoenen ge
zonken zijn.
Maar overigensniets dan goeds van
hen die heengingen
Het publiek.
Merkwaardig, onbegrijpelijk zelfs, is het feit
dat de belangstelling voor den Krijgsraad van
het publiek steeds zoo gering geweest is. Het
geheele publiek heeft altijd bestaan uit slechts
één gepensionneerde oud-marinegast, die ons
voor en na de zitting strijk en zet vergastte
op sterke verhalen van de oude marine. En die
een voorstander was van de lijfstraf. Ook hij
zal de zittingen missen. Hij vertegenwoordig
de de Openbare Meening van Nieuwediep. De
man zal nooit zijn belangrijke positie daar
rechts van den kachel begrepen hebben.
Ook aan hem: adieu!
En tenslotte dit: Nieuwediep is z'n Krijgs
raad kwijt. Dat is jammer. Wij betreuren het
oprecht dat de stad dit rechtscollege kwijt is.
Het gaf cachet aan de stad en het hóórde bij
de stad. In al zijn klassieke deftigheid en
maritieme gestrengheid.
Geef niets zonder bonnen af en ge
bruik niets voor particulier gebruik!
Een aantal winkeliers in Den Helder
heeft, wij schreven dit reeds eerder, blijk
baar besloten hun voorraden, of een deel
daarvan, zonder de vereischte distributie
bonnen af te geven aan den gaanden en
komenden man. Men gaat daarbij klaar
blijkelijk van de veronderstelling uit, dat
men aan het einde van deze bewogen
periode wel weer met een schoone lei zal
mogen beginnen en dat de Distributie-
dienst daarby de hand wel over het hart
zal strijken.
Hoe haétten wij Den Helder
Hoe diep, hoe oneindig-diep haatten wij deze
stad, die ons geen woonstée meer bood; de
stad, waaruit wij geworpen zijn, omdat held
haftige vliegeniers, op veilige hoogte zittend
in het wolken-blauw van den hemel, hun
moorddadige projectielen rondstrooien. Omdat
wij in panischen angst wegvluchten uit de
stad, die vele jaren een goede stad was, waar
aan wij verknocht waren met héél ons hart.
Ja, wij haatten haar. En wjj gingen naar
den polder en zongen lofliederen op het land.
Omdat .het daar rustig was. Omdat men
zich daar veilig waant en omdat men daar niet
de vrees behoeft te koesteren voor lijfsgevaar
van zichzelf en zijn kinderen.
Ja, wij haatten de stad en loofden het land.
Dat was zoo in den beginne.
In den beginne was aHes goed en schoon
en vredig.
Wij dichtten ode'n op de kippenboet en op
het hennenschuurtje; op de pauwen-volière en
op het hondenhok. Wét gaf het tenslotte w&ar
men het moegevochten corpus neerlegde! Als
men maar uit de stad was. A 1 s men maar
niet het gezoem en gedreun hoorde van de
vliegtuigen.
Wij leden ernstig aan dat vliegtuig-com
plex endus haatten wij de stad.
Maar nogmaals: dat was zoo in den be
ginne.
En nu zitten we al weer enkele weken in
het buitenveld. Wij hebben ons min -of meer
aangepast en omdat het buitenveld inderdaad
rustig gebleven is, op een enkele droevige
uitzondering na, hebben onze gedachten zich
weder gestabiliseerd en is onze Nieuwediep-
sche nuchterheid weder vaardig over ons ge
worden.
Wij zijn gaan denken en tegelijk zijn we ver
gelijkingen gaan maken.
En toen bleek dat er ook aan dat veelgepre
zen buitenveld bezwaren kleefden die niet ge
ring zijn.
Ineens waren die bezwaren er.
Ineens vonden we dat het toch een verdraaid
duur leven is, zoo in twee plaatsen. Iederen
dag naar Nieuwediep reizen, daar de nood
zakelijke levensbehoeften inslaan, en dan terug
Niets is minder waar en het komt ons nut
tig voor in dezen nog eens een ernstige waar
schuwing te richten tot hen, die van deze on
juiste veronderstelling uitgaan.
De winkeliers die nog over voorraden be
schikken kunnen wij niet ernstig genoeg op
het hart drukken deze voorraden niet zon
der distributiebonnen af te geven of hen
voor particulier verbruik beschikbaar te stel
len. Deze voorraden toch zijn bij den Distri-
butiedienst bekend en het is op de binnenge
komen bonnen alleen, dat men straks weer
nieuwen voorraad zal kuimen verkrijgen. Men
beseffe dat wel: alleen op inlevering van de
bonnen verkrijgt men nieuwen voorraad. Aan
dit principe kan niet worden getornd.
Winkeliers, die thans dus maar los-weg
alles van de hand doen en geen bonnen
eischen, zullen straks in groote moeilijk-
heden komen om hun bedrijf voort te zet
ten. Daarbij wordt natuurlijk de bevol
king van Den Helder eveneens ernstig
gedupeerd, aangezien het onmogelijk zou
worden genoegzaam voedsel aan te koo-
pen. Vandaar dat wij een ernstig ver
maan richten tot die winkeliers, die deze
gedragslijn meenen te moeten volgen.
In verband met de byzondere om
standigheden in Den Helder.
In een onderhoud, dat wij hadden met den
leider van den plaatselijken Distributiedienst,
den heer Evarards, deelde deze ons mede, dat
het hem gelukt was, na een onderhoud met de
benzine-instanties in Haarlem, een grooter
kwantum brandstof te verkrijgen voor de dok
toren in Den Helder, aangezien deze thans door
de decentralisatie van de bevolking niet meer
instaat zouden zijn hun patiënten te bezoeken.
In Haarlem zag men de redelijkheid
van dit verzoek in en werd toestemming
verleend tot het afgeven van een grooter
kwantum motorbrandstof voor onze
medici.
Eveneens vestigde de heer Everards de
aandacht op de toegenomen moeiiykheden
van het levensmiddelenvervoer. Ook voor
hen, die hiermede belast zyn, wordt een
Iets grooter kwantum benzine disponibel
gesteld.
In dit opzicht zouden wij er nog eens de
aandacht op willen vestigen, dat in al
deze gevallen de billijkheid voorop staat.
Indien men inderdaad benzine of olie noo-
dig heeft voor werkzaamheden in het be
lang der gemeenschap, kan men er zich
verzekerd van houden op ons Distributie
kantoor een open oor te erlangen. Mè'n
moet echter rekening houden met het feit,
dat hier in het bijzonder het algemeen be
lang voorgaat bij het persooniyke belang.
OP- EN ONDERGAAN VAN ZON
EN TIJD VAN HOOG EN LAAG WATER
Zomertijd.
Zon
Juli
op
ond.
Hoogwater
Laagwater
z
14
5.33
21.58
3.45
16.00
9.25
22.20
M
15
5.34
21.57
4.55
17.15
10.40
23.30
D
16
5.35
21.56
6.20
18.35
12.00
24.35
W
17
5.37
21.55
7.10
19.40
13.15
D
18
5.38
21.53
8.05
20.35
1.40
14.20
V
19
5.40
21.52
8.50
21.20
2.30
15.15
Z
20
5.41
21.50
9.25
22.00
3.15
16.00
naar het buitenveld, waar moeder en de kin
deren zetelen. Hier moet iedere week huur be-
.taald worden voor het huis of wat men huis
noemt. Hier staat men voor duizend en één
onkosten en hier blijkt, dat er aanslag op aan
slag op Uw portemonnaie gepleegd wordt.
Alles, letterlijk alles, kost geld, en wat de
twee eerste weken kon, dat kan nu-niet meer.
En dus: wéér andere aanslagen; thans op
het boekje van de Nutsspaarbank en Rijkspost
spaarbank. Thans komen de eens zuur-ver-
gaarde spaarpenningen aan de beurt en het is
met weemoed dat menig huismoeder en -vader
hiertoe overgaat.
Ja, een duur leven is het zoo. Véél te duur
voor de meesten onzer en zoo is men gaan
snakken naar het einde van deze aanvankelijk
zoo plezierig opgenomen „kampeer-periode".
In den beginne leefden we gezamenlijk naast
en bij elkaar. Drie, vier of meer families zoch
ten onderkomen in een huis, een schuur en
het was pais en vrée als nóóit tevoren. Wélk
een eenheid, verbroedering en vrede toonde
men. Was de stal, of de slaapkamer, vol en
kwam er nog iemand, geen nood, men schoof
nóg meer samen, nog meer ineen en zonder
bezwaar werd een plaats vrijgemaakt voor den
nieuwgekomene.
Zoo vierde de eensgezindheid hoogtij en men
leefde in het paradijs. Zoo was het in den be
ginne.
Maar alras verdween die gemoedelijkheid.
Hoe spoedig niet bleek, dat het niet alles is
iederen nacht maar weer op een plank te
slapen. Dat men zigeuner moet zijn om de ge-
neuchten des slaaps op 2 centimeter stroo
deelachtig te worden. Dat het in een klein
huis, waar 10 man slapen, altijd warm, bedompt
en broeierig is. Dat men in niet denkbeeldig
gevaar verkeert inzake de volksgezondheid.
Kortomeigenlijk kan het niet. Vooral niet,
omdat wij in Nieuwediep gewend waren aan
vorstelijke slaapkamers, aan breede bedden en
ruimte.
Neen, ideaal is de toestand lang niet. Verre
van dat.
En dan het eten
In den beginne prezen wij de boerenkost. Wij
zongen de lof van den nieuwen aardappel, van
de kleurlooze jus en van het dikke droge brood.
Onze eetlust was echter geringer dan ooit,
want hoe zou het mogelijk zijn dat onze door
de zenuwen „opgevreten" lichamen voedsel in
normale kwantiteiten tot zich genomen zouden
kunnen hebben? Doch tegeiyk met de rust
NIEUWEDIEP GAAT ZEILEN EN ROEIEN'.
Jl. Vrijdagavond kwamen een aantal burgers
en militairen i» de zaal van Hotel Eellevue"
bijeen, tengevolge eener uitnoodiging in de
plaatselgke couranten, om van gedachten te
wisselen over het plan tot het houden in dezen
zomer van een zeil- en roeiwedstrijd hier ter
plaatse. Deze uitnoodiging tras uitgegaan van
de heeren C. A. de Visser, luitenant ter zee
Ze klasse en H. J. van Dale, vice-consul van
Zweden en Noorwegen.
Eerstgenoemde opende de bijeenkomst en
deelde mede, dat het hem en den heer Van
Dale aanvankelijk niet bekend was geweest,
dat hier nog altijd bestaat een Bestuur der
Noorder Zeil- en Roeivereeniging, die o.a. in
het jaar 188i een welgeslaagden wedstrijd
organiseerde. Op verzoek van den heer De V.
belastte zich daarop de heer L. W. F. Ouden
hoven, secretaris van het Bestuur, met de
verdere leiding der samenkomst. Nadat de wen-
schelijkheid was uitgesproken, om dit jaar, en
wel op Zaterdag 30 Augustus, den dag aan
den verjaardag van H.K.H. Prinses Wilhelmina
voorafgaande, een zeil- en roeiwedstrijd te
houden, werd overgegaan tot de keuze van een
Bestuur. Gekozen werden de heeren D. H.
baron van Asbecki W. Bakker Hzn., J. Bethle-
hem, A. L. Boelen, D. G. Brandt, H. H. M.
Engelhard, T. Mooy, G. T. v. Oterendorp, L.
W. F. Oudenhoven, S. W. Stooker en C. W.
De Visser. Tot beschermheer werd benoemd de
heer C. H. Bogaert, schout-bij-nacht, directeur
en commandant der marine en tot eere-lid van
het Bestuur de heer C. A. Beukenkamp, Bur
gemeester dezer gemeente.
Heldersche bevolking zal er door
worden gedupeerd.
Zooals men weet, wordt er thans weder een
grooter kwantum benzine toegekend dan voor
heen. En dat speciaal voor die bedrijven, die
zich in hebben geschakeld op de voedselvoor
ziening.
Een aantal aardappel- en groentenhandela-
ren maakten,- zooals begrijpelijk, terstond ge
bruik van dit benzine-aanbod. Prompt werden
hun door het personeel van den Distributie-
dienst de benoodigde bonnen uitgereikt.
Het valt echter ten zeerste te betreu
ren dat een deel dezer aanvragers de
thans wel zeer kostbare brandstof
niet gebruiken doch m i sbruiken. Het is
namelgk gebleken dat een aantal van hen
't eigenlijke bedrijf tijdeiyk aan den kant
gezet hebben eu in de plaats daarvan zich
aan het toeleggen zijn op."verhuizingen.
Menig groentenhandelaar Is momenteel
beroeps-verhuizer geworden.
Het is duidelijk dat hiervoor de benzine niet
afgegeven is, en men kan er zich van ver
zekerd houden dat een dergelijke handelwijze
niet door de vingers gezien zal worden.
Er is echter aan deze kwestie nóg een
kant: aan het einde van de maand zal
hierdoor het aan Den Helder toegewezen
kwantum benzine ontoereikend zijn voor
de werkelijke voedselvoorziening, waar
door dan automatisch de plaatselijke be
volking gedupeerd zal worden.
Wij spreken de hoop uit dat men de
benzine in dit opzicht niet zal misbrui
ken en dat men zich ook in dezen gemeen-
schapsmensch toone!
kwam de eetlust terug en ineens moesten we
constateeren, dat het eten op het land anders,
ja heel anders, was dan het eten thuis in de
stad. De koffie was boerenkoffie, en de thee
boerenthee. We kookten de aardappelen en de
peentjes anders dan ze op het buitenveld deden
en hoewel we weliswaar zoo fatsoenlijk waren
geen aanmerkingen te maken, keken we toch
dikwerf met gefronste wenkbrauwen toe als de
pot op tafel verscheen. Niet dat het eten
minder was dan by ons in de stad, maar
wèl omdat het anders was en het gros der
menschheid zich nu eenmaal niet zoo snel en
gemakkelijk weet aan te passen.
En zij, die zich het minst aan konden pas
sen, voelden alras hurt oude maagkwaal weer
opkomen, zjj kregen last van hart- en zenuw
water, zg_ voelden scheuten in milt, nieren en
lever, ze voelden hoe de oude niersteen weer
op stap wilde gaan, en ze klaagden over
slechte of algeheele desertie van de spijsver-
teering.
Neen, ideaal was het tenslotte daar in het
buitenveld niet!
Lang niet
En laat ons zwijgen over onze kinderen
Onze kinderen, die het poldersche „spel
letje" weliswaar zeldzaam leuk vinden (al was
het maar alleen dat ze niet naar school be
hoeven te gaan), maar die daarnevens min of
meer aan het verwilderen zijn. Schoone pakken,
schoone schoenen en blousjeshet is een
hopeloos geval.
En we zwijgen er over, dat onze lievelingen
slechts na veel moeite, na veel waarschuwin
gen en diverse kastijdingen in slaap zjjn te
brengen, waarna dan eerst ons rustig poldersch
avond-uurtje is aangebroken.
Maar ook dat is niet zonder zorgen, omdat
we doorgaans van alles kwijt zijn. Onze pijp,
de vulpen, de veiligheidsspelden, de haarbor
stel, de schoenveters, en de scheerkwast plegen
consekwent aan den wandel te zijn, hetgeen
evenzoovele ergernissen des levens worden. En
we zwijgen over de papiertjes die we „thuis"
in Den Helder in den gang vonden. Van onbe
taalde kwitanties en aanmaningen van credi
teuren.
En zóo is de haat ten opzichte van onze
bakermat Den Helder, weer overgegaan in
liefde. We zijn gaan beseffen dat we het para
dijs verloren hebben.
Het verloren paradijs
Dat we het zoo snel mogelijk weer mogen
terugwinnen!
Hoewel de mogelijkheid, dat Den Hel
der nog eens de beproeving van een lucht
bombardement zal moeten doormaken,
althans wat het burgerlijk deel der stad
betreft, als niet zoo heel groot aangeslagen
behoeft te worden, is het begrijpelijk, dat
door de overheid stappen zijn genomen om
te komen tot een zoo effectief mogelijk
werkende luchtbescherming.
Men denke hierover niet te licht: men
beseffe wèl. dat door de ploegen lucht
beschermers, van welke categorie deze ook
zijn. tijdens en na een bomaanval uiterst
nuttig werk verricht kan worden. Hetzij in
den vorm van assistentie bij het verleenen
van hulp aan gewonden, hetzij als be
wakers van woningen en gebouwen in het
geval deze 't mikpunt worden van brand
bommen. Talloos zijn de voorbeelden dat
kordate burgers door energiek optreden bij
gevallen brandbommen erger voorkwamen.
Momenteel wordt door een aantal stad-
genooten luchtwacht verricht, terwijl een
groot aantal anderen, en voorts verschil
lende bedrijven, aanzegging kregen dat
men de namen van het personeel moest op
geven. opdat ook hieruit personeel voor
genoemden dienst gerecruteerd kan wor
den.
Men heeft op deze aanschrijvingen op
verschillende wijze gereageerd: en dit is
begrijpelijk. Het heeft hoegenaamd geen
zin te verbloemen dat het momenteel niet
prettig is in Den Helder te verblijven in
dien de avond gevallen is. Niet alleen dat
het meerendeel onzer stadgenooten nog
steeds met huivering vervuld is over moge
lijke bombardementen, daarnaast liepen
velen een zenuwschok op. die men zeker
niet en bagatelle mag nemen.
In dit opzicht zouden wij dan ook in
overweging willen geven dat men, bij het
recruteeren van het luchtbeschermingsper-
soneel. wel degelijk rekening houde met de
psychische en physieke gesteldheid van de
in aanmerking komenden. En dat om een
zeer plausibele reden.
Wat heeft het instituut der Lucht
bescherming tenslotte aan menschen. van
wie het vaststaat dat zij bij het eerste a/arm
den moed verliezen? Wat kan er be
schermd worden door lieden, wier geeste
lijke gesteldheid nog geschokt is, en die
verlamd van vrees zullen zijn bij het eerste
vliegtuig gebrom? Niets!
Ons kwam ter oore dat een aahtal per
sonen op den oproep, om zich voor de
luchtbescherming te melden, een' schrijven
gericht hebben tot de desbetreffende in
stantie, waarin zij mededeelden dat zij zich
niet instaat gevoelden aan dezen arbeid
mede te werken.
In eerste instantie doet zulks weinig
sympathiek aan en is men geneigd op de
strafbepalingen te wijzen die het zich ont
trekken aan dezen dienst ten gevolge heb
ben. Bezint men zich echter, dan kan het
haast niet anders, of men komt tot de con
clusie, dat het toch altijd nog beter is dat
men weet welk vleesch men in de kuip
heeft: dat men dus hief te doen heeft met
personen van wie men zeker is dat zij
ongeschikt zijn voor de luchtbescherming.
Ons inziens is het volstrekt aan te be
velen dat men bij dezen zoo belangrijken
dienst geen gebruik maakt van in
capabele personen; integendeel, alleen van
die personen, van wie men overtuigd is dat
zij, mocht inderdaad de nood aan den man
komen, met inzet van volle capaciteit hun
werk zullen presteeren.
En tenslotte nog dit.
Het aantal personen dat bereid gevon
den wordt voor dit werk zal veel en veel
grooter zijn dan het aantal dat er zich aan
onttrekt. Het eerste aantal zal ongetwijfeld
zóó groot zijn, dat men waarschijnlijk de
incapabelen kan missen, althans dat men
het zonder hun hulp kan stellen.
Ook daarom is het aan te bevelen hen
buiten dezen dienst te laten vallen.
Den Helder heeft vele werkers, vele
flinke kerels, die er. ook al is het dan
geen pretje, gaarne een nachtje voor over
zullen hebben om hun eigen en andermans
bezittingen te helpen beschermen. Dit is
naast een verdienste tevens een plicht,
waaraan men zich als man niet kan ont
trekken.
Laat het hè n zijndie over onze bezit
tingen waken. Laten zij, als het beste deel
der mannelijke bevolking, op post staan
Het komt ons voor dat de Luchtbescher
ming van Den Helder daarbij in niet ge
ringe mate gediend zal zijn.