Wanneer het goudgele koren valt onder de scherpe sikkel van den maaier WELVARENDE BOERENSTAND - GEZOND VOLK De moderne „terugkeer tot de natuur van den stedeling \w- Afwisseling van hoofd- en handwerk een weldaad AKKERLEVEN... 4*M£V&'c V'"'' - '-''x* In Duitschland kent men den vrijwilligen en verplichten arbeidsdienst. Ook stu denten besteden graag hun heele of ge deeltelijke vacantie om den boer een steun te zijn. De stadsmenschen min of meer ontgroeid aan het leven in de natuur, er vaart deze afwisseling van hoofd- en hand werk als een weldaad. HET hoogtepunt van "den zomer en de nadering van de herfst, dat wil zoo veel zeggen als goudgele korenvel den, met blauwe korenbloemen en de herinnering aan vurige klaprozen, die dan reeds hun tijd gehad hebben. Dat be duidt vruchten aan de boomen, appels en peren en wat men nog meer wil vandien; het beteekent prachtige, zonverlichte lan ge avonden, met gezang in de verte, een stemming van blijdschap. Dat alles zal ook dit jaar zoo zijn, maar menig toerist, die door een graanveld gaat waar de halmen nog welig staan te wuiven in een gouden pracht, zal verder denken dan de schoon heid. Hij zal zijn gedachten laten gaan over de duistere maanden van den komen den winter, wanneer men zich voeden en verwarmen zal met hetgeen gewonnen werd in den zomer van het vorige jaar. Een goede zomer belooft in den regel ook een goeden winter. En juist in dezen tijd is dat van zooveel beteekenis, omdat nu niet de wegen openstaan om een eventueel binnenlandsch tekort door invoer uit an dere landen aan te vullen. Daarom is het nu ook zaak, onverschillig of de oogst goed is of niet, deze met zooveel zorg te behan delen als mogelijk. Dit jaar mag er geen korrel graan verloren gaan. Gelukkig zijn er toegewijde handen genoeg om dit werk te verzorgen. In dat opzicht mag ons land zich gelukkig prijzen, dat het landbouw- en boerenbedrijf op volle toeren kan draaien. In de oorlogvoerende landen als Duitsch land en Engeland is dat anders. Vele. land arbeiders zijn daar onder dienst en zij kun nen niet voor een paar weken naar huis ge stuurd worden om hun werk op het land te gaan doen. Daarom heeft men in Duitsch land deze bezwaren ondervangen door ar beidsdienst. Het kan van belang zijn in het kader van dit artikel de groote beteekenis van dezen algemeenen steun aan den Duitschen boer en landbouwer nader te beschouwen. Het begon met een klacht van een boer uit Karinthië, die met de hulp, die hem ten dienste stond, niet in staat was den gehee- len oogst tijdig binnen te brengen. Hij vroeg of de overheid hem arbeidskrachten kon bezorgen. Deze noodkreet weerklonk overal Er dreigde een groot gevaar. De oogst stond te rijpen op het land het was een zeer overvloedige en er waren geen handen genoeg om deze binnen te brengen. De oproep van de Duitsche boeren vond bij de volksgenooten een weerklank, die wel uniek zal blijven in de geschiedenis van de menschelijke beschaving en van het humanitair gevoel. Het gold niet den boer X of Y te helpen, maar veeleer het bergen van den oogst. Het goed binnenbrengen van den oogst, hield in dat men in de ko mende maanden onafhankelijk van het bui tenland zou zijn wat het brood betrof; het betrof hier derhalve een vitaal belang van den staat en het volk. Hier voor het eerst bleek, dat het oogsten niet volledig een particuliere aangelegenheid van den boer was, maar een algemeen belang. In verschillende streken heerschen nog oude gebruiken. Daar bergen de boeren- Hoe genoeglijk rolt het leven Des gerusten landmans heen, Die zijn zalig lot, hoe kleen. Om geen koningskroon zou geven.' Lage rust braveert den lof Van het hoogste koningshof. Als een boer zijn hijgende ossen 't Glimpend kouter door de klont Van zijn erfelijken grond, In de luwt der hooge bosschen, Voort ziet trekken; of zijn graan, 't Vet der klei met goud belaan; Of zijn gladde mellekkoeien, Even lustig, even blij Onder 't grazen van terzij, In een bochtig dal hoort loeien; Toon mij dan, o arme stad, Zulk een ellust, zulk een schat. Welige akkers, groene boomen, Malsche weiden dartel vee, Nieuwe boter, zoete meê, Klare bronnen, koele stroomen, Frissche luchten: overvloed Maakt het buitenleven zoet. Huibert Cornelisz Poot Toen Duitschland het vorige jaar nog niet in oorlog was kon men dikwijls soldaat en boer tezamen op het land zien werken. zoons vrijwillig den oogst van de akkers der weduwen, die geen verwanten meer hebben in het dorp, die dit werk voor hen kunnen doen. Een dergelijk verschijnsel in het groot deed zich nu voor door geheel Duitschland. Talrijk waren de organisaties, die hun hulp hebben verleend. In de eerste plaats de Hitlerjeugd, omvattende een 800.000 jongens en meisjes, die in de laatste ja ren geleerd hebben de handen uit de mou wen te steken. Zij hebben prachtig gehol pen de „zegen van Moeder Aarde" gelijk men het koren wel eens poëtisch noemt onderdak te brengen. Maar nog talrijke organisaties stonden naast hen. Toen de oorlog nog niet was uitgebroken stonden ook de soldaten op het veld, en met hen de studenten, terwijl uit alle rangen en standen van het volk de vrijwillige helpers zich kwamen melden. Eerst later zal men in de gelegenheid zijn de juiste getallen van deze hulp en de to tale capaciteit te becijferen. Maar zij zijn voor ons niet van zoo heel veel belang. Het ging om het verschijnsel, dat er duide lijk op wijst dat hier geen egoisme, maar een welbegrepen gemeenschapsbelang de boventoon voerde. Wanneer men weet dat ruim 30.000 studenten in deze gelede ren hun plaats kozen, dan beduidt dit toch dat vrijwel alle Duitsche studenten hier in de vacantiemaanden hun taak zagen. Proefondervindelijk is gebleken welk een groot moreel en psychologisch voordeel deze vrijwillige steun had. Velen kenden 't landleven niet meer, omdat zij van gene ratie op generatie er verre van hadden ge staan. Intellectueelen en zakenlieden, zij zijn het verleerd om de handen aan den ploeg te slaan, om zeis en sikkel te han- teeren. De oogsthelpers, die voor een deel reeds bij den hooioogst werden ingescha keld, begonnen met groote bereidwilligheid en opgewektheid. In de meeste gevallen was die taak voor zwaren arbeid ontwen de handen niet licht, maar de „spierkater" van de de eerste dagen had men al heel gauw bedwongen. En op eens werd dezen menschen duidelijk welk een genade het is op het land te werken, in de heerlijke vrije natuur, ver van het benauwde leven in de stad, open en ruim, en elke dag winst aan gezondheid. Velen keerden herboren terug van dezen landarbeid. Al werkende hadden zij de vacantie op de beste manier doorgebracht. Natuurlijk werd er nauwkeurig op gelet door de autoriteiten, dat een ieder zooveel mogelijk het hem passende werk verricht te. Leden van arbeidsdienst en weermacht, en studenten verrichten het zwaardere werk, jongere menschen het lichtere. Veel werk waarvoor anders de gelegenheid ont brak, kan nu wel of met grooter zorgvul digheid uitgevoerd worden. Bijvoorbeeld het arenlezen, dat reeds door kleine jon gens kan geschieden, die er een eer in stel len de belangrijke taak, die hun wordt op gedragen zoo goed mogelijk te volbrengen. En zoo is het ook met de meisjes, die een belangrijke steun vormen des zomers voor de boerin. In de meeste gevallen toch is de boerin de bij uitstek geschikte helpster voor haar man. Ook in ons land ziet men op de kleinere boerderijen dikwijls man en vrouw samen werken op het land. Maar wanneer de hoeve grooter is wordt dat lastig. Ook in deze gevallen heeft de Duitsche hulpdienst voorzieningen getrof fen. Jonge meisjes, die natuurlijk onge schikt zijn voor het zware werk op het land, helpen de boerin in het huishouden en nemen daar voor ettelijke uren per dag soms haar geheele taak over, met andere woorden zij verrichten het werk in huis, en verzorgen de kinderen. Op deze wijze kan de boerenvrouw als volwaardige kracht op het land haar bijdrage leveren bij het binnenhalen van den oogst. Terloops wezen wij reeds op het groote psychologische voordeel, wanneer de stads- man op het land gaat werken. Hij leert weer ruimer «adem te halen en., ruimer te zien. Hier wordt de onzichtbare band tusschen stad en land tot stand gebracht. Eerlijk gezegd zal hij een dergelijke met werken voor het algemeen welzijn doorge brachte vacantie beter besteed vinden dan eene, die hoofdzakelijk bestond uit niets doen en luieren. Deze menschen ervaren al len min of meer een avontuur, dat zij niet vermoed hadden in het eenvoudige landle ven met z'n tallooze openbaringen. Dit vrijwillige werk draagt er meer toe bij om het wederzijdsch begrip van stedeling en Rechts: Ook de jongste zoon van het boerengezin is er bij op het land om te zaaien en te maaien, zoodra hij maar een werktuig in de handen kan houden. Onder: Boerenvrouw zet de gewasschen en ge schuurde melkbussen omgekeerd te drogen Met armen vol draagt de boerin het koren naar den wagen. Zij weet welke wel daad een ruime graanoogst betee kent. Boven: Wanneer de boerin op de boerderij haar werk moet doen, staan haar dochters met dc meiden op het land. Onder: Boer en stedeling reiken elkaar de hand bij het zoo snel en zoo goed mogelijk bin» nen brengen van den oogst. plattelander te verbeteren dan vele geleer» de, dikke boeken, vurige redevoeringen en vermanende artikelen. De kantoorklerk, ge wend vele uren van den dag met cijfertjes te werken, heeft dikwijls des avonds een onbevredigd gevoel over zich, maar wan neer diezelfde man op het land heeft ge werkt, dan kan hij des avonds het resul taat van zijn werk zien. Zijn vermoeide spieren zeggen hem dat de dag niet voor niets doorgebracht is. Wanneer een wagen beladen wordt, wanneer garf na garf een heele schuur vult, wanneer de gou den last der aren op hooge, schomme» lende wagens door de dorpsstraat hobbelt, dan hebben zij geleerd te genieten van zulk: een tafreeltje. OOGSTLIED. Sikkels klinken, Sikkels blinken, Ruischend valt het graan; Zie de bindster gaaren! Zie, in lange scharen, Garf bjj garven staan! 't Heeter branden Op de landen Meldt den middagtijd; 't Windje, moê van 't zweven, Heeft zich schuil begeven; En nog zwoegt de vlijt. A. C. W. Staring

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 4