Bosch in de duinen
bij Schoorl
Mode-Revue
Houdt onze taal
zuiver!
Dennen breken den Zeewind
„Kaal duin
is onnatuurlijk"
Middelen tegen
mieren
Saterdag 17 Augustus 1940
Vierde blad
SCHOORLSCHE BOSSCHEN
GESTICHT DOOR
STARING'S ZOON
Hoog op het duin en met den blik in
de wijde verten
De dichter Staring, wiens sterf
dag 18 Aug. precies een eeuw
geleden men thans herdenkt,
kreeg van Nicolaas Beets eens een
origineel compliment. Beets zwaai
de zijn kunstbroeder nl. lof toe om
drie redenen: le om zijn verzen, 2e
om zijn nuttig werk als landhuis
houdkundige, 3e om het feit, dat hij
vier talentvolle zoons bezat!
Wij willen vandaag den dichter in
zijn zoons eeren! En wel in één hun
ner: dr. W. C. H. Staring, den be
roemden bodemkundige en stichter
van de Schoorlsche dennenbosschen.
De appel valt niet ver van den
boom.
Een goed kind dat naar zijn vader aardt!
Antoni Christiaan Wijnandt Staring minde
de natuur met zijn heele hart. Hij was haar
dienaar in woord en daad: hij wijdde haar
in zijn schoonste gedichten, hij vereerde
haar den arbeid van geest en handen: de
ontginning van veel woest Geldersch ge
bied hebben wij aan hem te danken. Sta
ring beheerde zijn landgoed de Wilden-
borch bij Lochem voorbeeldig. Hij was spe
ciaal naar Duitschland gegaan om land
huishoudkunde te studeeren, een studie, die
hem bij zijn levenswerk uitstekend te pas
kwam.
„Gij kleedt het naakte dnin".
Merkwaardig, hoe in dezen man een bijna
sentimenteel gevoel voor de natuur verwe
ven is met een scherp-technischen kijk op
zaken van boschbouw en houtteelt. Schrijft
hij niet over de dennen:
IJ hongert naar geen weeldrig land:
Gij kleedt het naakte duin,
En houdt om Zwedens poelen stand,
Als om der Alpen kruin.
Wanneer 't vijandig jaarseizoen
Het lied der velden smoort;
De kraai, op 't jeugdig akkergroen,
Alleen het zwijgen stoort;
Hoe pronkt dan, tusschen 't weeklijk kroost
Van 't afgebladerd woud,
Uw heldenrij, het ijs getroost,
En met den storm vertrouwd!
Hoe strekt gij dan, in fieren stand,
Den onverwelkbren tak:
Bij windvlaag ons ten luwen wand;
Bij sneeuwvlaag ons ten dak!
Dat wild gerank en stekelruig
In andre bosschen tier';
Het moeilijk pad in kronkels buig';
Voor 't nauwe doorzigt zwier".
Bosch In de dninen bij Schoorl
Gij bant elk hindrend warrelnet
Uit uw gewijden kring;
Gij spaart den voet bezorgden tred;
Het oog verbijsterin;
Gij spreidt, in Uwe ontelbre schaar,
Een grootsch geheel ten toon.
En boeit den stillen wandelaar
Door hartvereedlend schoon.
Wij onderstrepen de regels „Gij kleedt het
naakte duin" en „Bij windvlaag ons ten
luwen wand". Hier vinden wij de aanslui
ting op het werk van 's dichters zoon: dr.
W. C. H. Staring. „Het naakte duin te klee-
den", was diens ideaal, waarbij hij als een
der voordeelen herhaaldelijk noemde het
„keeren van den zeewind" door de diaartoe
meest geëigende boomsoort, den den!
„Kaal duin is onnatuurlijk".
Welke wandelaar door de bos
schen van Schoorl denkt er aan,
dat die bosschen hier niet altijd
stonden, dat ze ten koste van héél
wat inspanning en slechts dank zij
den ondernemingsgeest van enkele
goede vaderlanders tot stand zijn
gekomen?
Niemand immers
Wij zoeken schaduw onder het loofhout,
wij snuiven den pitigen geur in der dennen
en we bewonderen droomerig den myste-
rieuzen schemer tusschen de slanke stam
men. Maar om diezelfde dennen is ruzie
geweest.... Tusschen de regeering en dr.
Staring. De laatste heeft in vaak scherpe
bewoordingen ,,'s Rijks duinwoestijnen"
veroordeeld! „Kaal duin is onnatuurlijk",
zegt hij. De konijnen kwamen er aan te pas
en de jagers, de zeewind enhet geld.
Eerst na tientallen jaren is 't voor elkaar
gekomen. Men is thans zoover, dat in de
schaduw der dennen reeds een loofhout
bosch opgroeit en men beginnen kan, het
oudste naaldhout te vervangen door an
dere boomsoorten.
Uit het proefschrift waarop de huidige
directeur van Staatsboschbeheer, de heer J.
A. van Steyn, eenige jaren geleden pro
moveerde, putten wij de volgende interes
sante bijzonderheden over de duinbeplan
ting bij Schoorl.
Vernietigende Invloed van dan
menach.
In de tweede helft der achttiende eeuw
kwam voor 't eerst het denkbeeld naar vo
ren. duinen te bebosschen. Het moest ech
ter 1863 worden, alvorens dr. W. C. H. Sta
ring van Rijkswege vergunning kreeg proe
ven te nemen. Reeds jaren eerder had de
geleerde betoogd:
„Zoolang men het aanleggen van
dennenbosschen in de zeeduinen na-
laat, zoolang zullen zij in haren ka
len, nietawaardigen toestand blijven
tot schade of althans winstderving
"voor de honderden, die in deze bos
schen den kost zouden kunnen ver
dienen, tot schande van de eige
naars, welke geen ondernemings
geest genoeg bezitten om aan dien
droevigen toestand een einde te ma
ken".
Elders zegt Staring, dat de duinen vroe
ger veel boschrijker waren. „Meest al onze
zeeduinen dragen tegenwoordig de teeke
nen van den vernietigenden invloed van
den mensch; het is te hopen dat ook zij
eenmaal een toonbeeld worden van zijn
scheppend vermogen".
Boschvijanden nr. 1 in 1
Staring wil alléén van dennen weten,
omdat men slechts van deze boomsoort een
uccesvollen strijd kan verwachten tegen
den zeewind, „den grootsten vijand aller
iuinbepotingenDe zandverstuivingen
moeten worden gekeerd. Natuurlijk kleven
er technische bezwaren aan den dennen
teelt in de duinen: planten met kluit gaat
nl. niet in het losse zand. Staring beveelt
nu een voor Holland nieuwe methode aan:
planten zonder kluit. Het zaad wordt in
kweekerijen gezaaid en de plant op één- of
tweejarigen leeftijd geheel zonder kluit in
het duin gepoot.
De eerste proeven worden genomen te
Schoorl, Katwijk, Wassenaar, Scheveningen
en op Schouwen.
Tweederde van den aanplant
wordt in 1864 door de konijnen af
geknaagd of nitgetrokken. Staring
had met dezen boschvijand nr. 2 (nr.
1 is de zeewind) wel degelijk reke
ning gehouden en reeds aanbevolen
de dieren geheel uit te roeien. Ge
makkelijker gezegd dan gedaan!
In 1866 kunnen reeds ongeveer zes hec
tare te Schoorl met jong plantsoen, afkom
stig van de kweekerijen, beplant worden.
Driej aar later staan er 220.000 dennen, ver
der meldt Staring aan de regeering ver
trouwen te hebben, „dat thans ook het
zaaien in het duin zelve gelukt is".
„Booze dienstknechten".
Niettemin bêschouwt de regeering Sta-
rings proeven, welke zich inmiddels vodr
wat Schoorl betreft, over ongeveer 40 bun
ders uitstrekken, als mislukt. Minister
Thorbecke schrijft den bosclibouwkundige
dd. 1871: „In de duinen op Schouwen en on
der Katwijk zijn de proefnemingen geheel
mislukt en ook reeds opgegeven, in de dui
nen nabij 's-Gravenhage en onder Schoorl
zijn wel betere uitkomsten verkregen, doch
vooral op laatstgenoemde, waar de proeven
het best zijn geslaagd, schijnt deze uitkomst
hoofdzakelijk hieraan te danken, dat men
voor den aanleg van het plantsoen vochtige
valleien en lage vlakke heivelden heeft uit
gezocht, plaatsen door ligging en gesteld
heid bijzonder gunstig. In dezen stand van
zaken heb ik geen vrijheid gevonden op
den ingeslagen weg te doen voortgaan en al-
zoo den heer Staring ontheven".
Staring antwoordt daarop: „Wanneer mij
nog tien jaar gegund wordt, zal ik bewijzen
dat de kale duinen in dennenbosschen te
veranderen zijn".
Hij verwijt zijn tegenstanders, dat
ze een geheime reden hebben tegen
de ontginning, nl. het behoud van
de „geliefde hazen en konijnen". Hij
noemt hen, die liever de jacht dan
de houtteelt bevorderen, „booze
TWEE VARIATIES
VOOR HET WEEK END
Het nauwsluitende jak
je op de linker afbeel
ding, dat van voren een
ritssluiting heeft, is met
breede, vroolijke stre
pen en eenvoudige af
werking buitengewoon
geschikt voor sport en
op reis.
Een niet minder fraai -
blousje is het daaronder i
afgebeelde en eveneens
gemakkelijk mee te
nemen. Het neemt wei-
nig of geen plaats in
in den koffer.
TUSSCHEN ZOMER
EN HERFST.
Een overgang naar
de herfst, waaraan we
zoo langzamerhand on
zen aandacht reeds moe
ten gaan besteden vindt
U op de rechtsche af
beelding. In de verschil
lende frissche kleuren
is het een „onweerstaan
baar" japonnetje.
dienstknechten". Daarentegen beti
telt een der tegenstanders de Schoor-
sche dennen als „allerongelukkigste
kromme vergroeide dwergjes".
Kentering.
Omstreeks 1890 ontstaat een kentering
ten opzichte van de duinbebossching; de
belangstelling voor dit bodemprobleem
groeit en de pas opgerichte Nederlandsche
Heidemaatschappij krijgt opdracht, rapport
uit te brengen. De conclusie der maatschap
pij, gebaseerd o.m. op Starings proefnemin
gen, luidt dermate gunstig, dat men in
1894 van Staatswege de duinbebossching
hervat en sindsdien regelmatig voortzet.
Om rédenen van boschbouwkundigen aard
geniet loofhout de voorkeur; dennen zijn de
windbrekers, ze vragen weinig grondbewer
king en stellen lage eischen aan de kwa
liteit van den bodem.
Doch zonder deze schare rijzige
pioniers, zonder deze „met den
storm vertrouwde heldenrij" zou
het weliger hout dat nu mede het
sieraad van Noordhollands kusten
vormt, géén kans hebben gehad
Er is, aldus het Vad., onlangs geklaagd
over de vliegende mieren in Den Haag. Zij
zijn lastig en dus moeten we uitzien naar
middelen om hen te bestrijden. De planten-
ziektekundige dienst te Wageningen bood
ons de behulpzame hand en verstrekte en
kele raadgevingen.
Ter bestrijding van mieren worden tal
van middelen aanbevolen; het merkwaar
dige is, dat geen dezer middelen steeds af
doende resultaten geeft, en dat er evenmin
middelen bij zijn, die zeker niet zullen hel
pen. Een middel, dat in sommige gevallen
met veel succes werd aangewijd, bleef in
andere bijna zonder uitwerking, zonder dat
de reden was op te sporen. Wij willen ons
bepalen tot enkele middelen, die tot nu
toe vrijwel steeds goed voldaan hebben.
Het eerste dezer middelen is een mengsel
van borax met suiker, dat als volgt wordt
bereid: Meng een pond borax met wat wa
ter tot een papje aan, roer dat door een
dikke oplossing van een half pond bruine
suiker in water, zoodat een zalfachtige
massa verkregen wordt, smeer op kleine
plankjes of spaanders wat van die massa
en leg die plankjes overal neer, waar men
mieren ziet- Men neme vooral niet te wei
nig, opdat de rondloopende mieren overal
gemakkelijk de lekkernij vinden.
Ofschoon dit middel meestal de verlang
de uitwerking heeft, heeft het toch ook en
kele malen gefaald. In dezelfde verhouding
kan men natuurlijk ook kleinere hoeveel
heden gereed maken, dit met het oog op
de suikerschaarschte. Misschien gaat het
ook met stroop als men liever niet wat sui
ker van zijn rantsoen wenscht af te staan.
Probeert u maar eens.
Tegenwoordig is een praeparaat in den
handel gebracht, dat voor zoover wij we
ten, nog steeds goede resultaten heeft ge
geven. Een bezwaar ervan is, dat het ar
senicum bevat en dus bij het gebruik er
van de noodige voorzichtigheid en voor
zorgsmaatregelen (achter slot houden o.a.)
betracht moet worden. Gaat men volgens
de er bij gegeven gebruiksaanwijzing te
werk. dan is gevaar voor opneming van de
stof door kinderen of huisdieren zeer ge
ring. Deze stof heet „Rodax".
Wanneer de plaats, waar zich het nest
bevindt, bekend is en niet te moeilijk be
reikbaar is, dan is de bestrijding soms be
trekkelijk eenvoudig. Door 's avonds als
alle mieren in het nest zijn, zooveel moge
lijk de uitgangen (op één na) dicht te stop
pen en door die eene een hoeveelheid pe
troleum, benzine, zwavelkoolstof of een
sterke oplossing van ijzervitriool, potasch
of een dergelijke stof te gieten, kan men
vaak met één behandeling het geheele nest
uitroeien. Ook kokend water kan daarvoor
diénen, hoewel dat in den grond vrij spoe-
Hie afkoelt. Ts l»»t noct pHitnr mooilijk io
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd
van het departement van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen schrijft aan 't Vad.:
Het heeft mijn aandacht getrok
ken. dat in verschillende dagbladen
steeds meer woorden en zinswen
dingen in zwang komen, welke niet
tot het Nederlandsche taaleigen be-
hooren. Ik acht. dit een ernstig en
betreurenswaardig verschijnsel. Nu
ons volk onder een vreemde bezet
ting leeft, is het meer nog dan in
andere tijden van het grootste be
lang, het geestelijk erfdeel, dat on
ze schoone taal vormt, ongerept te
houden.
De dagbladen; die hier stellig veel
invloed kunnen uitoefenen, be
lmoren naar mijn meening het voor
beeld ten goede te geven en met
groote nauwlettendheid te waken
tegen een slordig of onjuist taalge
bruik. In het belang der zaak, die
ons allen lief is, meen ik op de lei
ders der pers en haar medewerkers
hiertoe een dringend beroep te mo
gen doen.
Inderdaad gaat de pers, aldus het Vad.,
bij het mishandelen der Nederlandsche taal
niet vrij uit. De haast, waarmede het werk
op de redactiebureaux verricht moet wor
den, is geen verontschuldiging. Het heeft
ook geen zin, het onderwijs er de schuld
van te geven, dat zooveel jonge krachten in
de journalistiek met de zuiverheid der Ne
derlandsche taal op gespannen voet staan.
Maar de krant is niet de eenige schul
dige. Charivarius diept nogal eens aardi
ge staaltjes van taalverknoeiïng op uit de
ambtelijke stukken en misschien zal prof.
van Poelje ook zijn collega's eens tegen het
slordige of onjuiste taalgebruik moeten
waarschuwen. Toevallig lazen wij deze da
gen het volgende in de Tijd:
Gezondigd tegen de zuiverheid der taal
wordt er veel en dat zal wel nimmer kun
nen wórden uitgeroeid. Maar kunnen wij
ten minste niet eischen, dat de officieele
stukken van de Overheid in behoorlijk Ne-
derlandsch zijn gesteld?
Neem uw aanvraagformulier voor de tex-
tielkaart eens voor u. We lezen daar het
woord „Waardeering" boven de kolom,
waarin de punten voor de verschillende
kleedingstukken zijn vermeld. In de betee-
kenis, waarin de opsteller van het formu
lier het bedoelt, is het in de laatste jaren
ingeburgerd. Maar het is geen Neder-
landsch. Waardeering heeft men voor
iemands gedrag of karakter. Hier had men
kunnen gebruiken het woord „indeeling" of
men had een omschrijving moeten geven.
Verder spreekt het formulier over regen
jassen, -mantels en capes die niet u i t gum
mi of gegummeerde stoffen zijn gemaakt.
Weer een germanisme! Een kind kan we
ten, dat een jas van een stof wordt gemaakt.
Dan lezen we in de Toelichting over
„waardeering der betr. stukken". Bedoeld
is blijkbaar „betrokken", wat ook slecht Ne-
derlandsch is en heel goed door „desbetref
fende" vervangen kan worden. In de juiste
voegwoorden is de man, die voor het for
mulier gezorgd heeft, ook niet erg thuis. Hij
schrijft: „Wat betreft de kleedingstoffen,
zoo dient menenz. En: „Heeft men der
halve een kind, datenz.zoo is voor
dit kind toch geen textielkaart noodig..."
Heeft deze ambtenaar nooit van „dan" ge
hoord
Maar het ergste is de passage, waar hij
zegt. dat „de uitkomst eveneens in de laat
ste kolom wordt ingedragen".
Aan de indragers en de uitdragers sterft
de Nederlandsche taal.
bereikbaar, zooals vooral bij overlast van
mieren in woonhuizen meestal het geval is,
dan kan men het niet op dezelfde wijze
uitroeien en verdienen de eerstegenoemde
mirlfiolpri vnorlfpiir.