Abonneert li op dit blad Hoe Piet Heyn de Zilvervloot veroverde Nu 't regent &acUtiLeuw-ó Een huisboedel wordt geveild Zeaefa,cfi rUeuuM Vandaag voor 50 jaar De Mexico-vloot werd bemachtigd, zonder één schot te lossen Tweede Blad Burgerlijke Stand van Den Helder K&rfc en Tjejtuduuj, 17la\ineAeAicPiien Tijdschriften Er wordt personeel gevraagd Maar Heyn verzuchtte» „Siet hoe het volck nu raest Pryzen, die winkelprijzen over treffen. Wie zou durven beweren, dat er geen leven en geen koopkracht meer in Den Helder is, die had gisteren eens naar het oude U.S.O.- gebouw aan den Kanaalweg moeten gaan, waar ten overstaan van notaris de Wijn, een „zeer nette inboedel", zooals in de advertentie aangekondigd was, publiek verkocht werd. Op het tooneeltje zat de notaris met zijn staf. Daniël Groot, die de voorzittershamer als geen ander hanteert, Jan Visser, die de waren als een vakman en van de meest gun stige kant laat bezien, stond op een speciaal platvorm. De inboedel was langs de kanten opgestapeld en de rest van de vrij ruime zaal was gevuld met koopsters en koopers. Het was eivol, het publiek puilde in den letterlijken zin van het woord de zaal uit en er was animo om te koopen. Wie gisterenmorgen naar den Kanaalweg gegaan is om een koopje te halen, die is be drogen uitgekomen. Zelfs de aanbevelingen van Daniël Groot, dat het toch „zoo'n koopie" was. werden weersproken door de bedragen, die geboden werden. Menige valide koopman zal hebben staan watertanden, toen hij de prijzen hoorde en zal wellicht in stilte overwogen hebben om z'n waren ook bij opbod aan den man te brengen. Hij maakt er dan prijzen voor, die hij bij een uitstalling in zijn etalage met geen mogelijkheid kan bekomen. Een waschteil met keukenspullen ging voor 5 gulden van de hand. Een degelijke keuken inventaris bracht 12 gulden op, volgens m'n voorbuurvrouw was het geval geen tientje waard. Een schuier met borstel, naar des kundige schatsters in de zaal 1.45 in den winkel, bracht 1.80 op. Drie paar gedragen heerenschoenen gingen voor 7 gulden van de hand. „Uit bonnenangst" beweerde een aan wezige. Twee Indische dienbladen brachten het tot 10 gulden en een meneer die een thee- warmer kocht voor 1.30, zou daarmee een pak slaag van z'n vrouw oploopen, zoo werd stellig beweerd, door een juffrouw, die het weten kon. De achs en ochs waren niet van de lucht als Daniël, met een welsprekendheid en een op- jaagkracht van je welste, een nietigheidje wist op te drijven tot een prijs die bjj velen de animo tot koopen benam. Zoo gingen twee Balineesche houtsnijbeeldjes voor 17 gulden van de hand en bracht een Indische pijlkoker 7 gulden op. Een kamerjas ging voor 6 en een winterjas voor 13.50. Ook zeer behoorlijke prijzen voor gedragen kleeding. Het „groote goed" ging eveneens vlot van de hand. Een salonbank met eenige crapauds brachten 94 gld. een prismakijker 73 gulden, een dressoir, vier stoelen en een tafel brach ten 180 gulden op, een electrische kroon 22 gulden, volgens een verkooper van deze lamp was het ding hoogstens 16 gulden waard. Al deze prijzen moeten met 10 procent verhoogd worden. Zoo werd daar gisteren gehandeld aan den Kanaalweg, onder aanmoedigingen van Daniël Groot en Jan Visser en het toeziend oog van notaris de Wijn, de de namen van de koopers noteerde om de contanten straks in ontvangst te nemen. Het was een vlotte verkoop, die men onder de huidige omstandigheden zeker niet in onze stad verwacht zou hebben en die de hoop geeft dat de koopkracht nog niet uit Den Helder verdwenen is en dat de handel nog floreerer. kan in onze stad. Uit t Buitenvetd Het regent in het buitenveld. Het regent er al bijna vier dagen. Na de weken van een hard-blauwen hemel boven donker- en lichtgroene polderlanden, na de weken van droogte, die het gewas om water deden smachten, is de regen gekomen. De hemel sloeg dicht, het blauw werd grijs en het grijs werd een bonte lappendeken, een veld met hollende, dravende en prae-historische beesten. Grijze schimmen op een grijs tooneel. Verschrikkelijke contouren van onderwereld- gedierte. En toen viel de regen. Eerst waren het enkele druppels, maar het duurde niet lang. of daar ruischte het water neer en als wij dit schrijven, regent het nog. Het regent overdag en het regent' 's nachts. En ineens is de wereld veranderd. Nu liggen do landen te drijven tusschen de greppels en slooten. Nu staan de vaarten en vlieten hoog en borrelen de putten over. Iedere boom, iedere struik, iedere bloem is zwaar van het water en buigt zich voorover. Zwaar is de last van het water. Des morgens, als de dag nog jong is, loopen en fietsen we over de modderwegen. Het slik en de modder, die vet zijn in het Noorderkwar tier, spatten op en bevuilen onze schoenen en broeken. In wanhoop reppen we ons om maar zoo snel mogelijk in den trein te zijn, maar hoe sneller we loopen en fietsen, des te sneller worden we ook doorweekt. Het is om wanhopig te worden. En in den trein zitten we naast elkaar: de jassen en de mantels ruiken onfrisch en broeierig. Iedereen rookt en dus gaan de vensters van de coupé's open, waarna dan weer prompt geprotesteerd wordt door die genen, die het op „hun luchtwegen" hebben. Gevoelloos trekt de locomotief de lange sleep wagens door het land. Een sleep natte, glim mende en druipende wagens. Tijdelijk veilig voelen zich de duizend reizigers, die onderver deeld zitten in de coupé-tjes, en die elkaar iederen morgen en iederen avond weer ver tellen, dat we een slechten zomer hebben en dat de winter nóg slechter zal worden. Sla er de almanak maar op na... Het regent. En het blijft regenen. Ook des avonds, als we naar het huis in het buitenveld terugkeeren, regent het nog. De lucht is lood-grijs en er is niets dat op een belofte voor ander weer wijst. En wéér moeten we de tocht door het slik en den modder maken, de droeve tocht, die ons doorweekt tot op het bloote lichaam, en die ons toch al niet bijster zonnige humeur bederft voor heel den verderen dag. De boerderij staat als een eiland in den regen. Langs de roode pannen glijdt het water. Driftig riviert het naar beneden; in slootjes en stroompjes. Het klikt in de regenpijp en het klokt in de goot. Het spettert op de pan nen en het rikketikt op de straatsteenen onder het huis. Een veeg rook walmt uit denschoorsteen. De rook ziet geen kans er goed uit te komen. De deuren zijn dicht. Het vee is ver weg op het land. de hond zit zwijgend-mokkend in z'n hok en de jongens van den boer en de eigen kinderen zitten opgesloten in het binnenhuis en de schuren. Zoo is dan de thuiskomst een somber ge beuren, dat in niets meer lijkt op de thuiskomst in den beginne, toen dat iedere maal een feest was, het teeder weerzien van Den Held, die uit verre landen kwam En we eten. en we lezen de krant en we praten werktuigelijk over de dingen van den dag, en zoo ebt de avond voort tot het einde lijk 10 uur is en we vergetelheid voor dien regendag zoeken tusschen de fnsch-geurende lakens van het bed. Buiten regent het nog steeds. Het houdt niet op...! De regen ruischt in de boomen voor de boer derij. Als enorme boeketten staan de kruinen daar buiten, onmachtig nog maar één druppel water te absorbeeren. Het glijdt langs de kleine en groote twijgen, het glijdt weg langs de dikke ondertakken. om dan naar beneden te stroomen via den gladden stam. In het gras maakt het water zeeën, en vaarten en kanalen, die naar de sloot leiden. Hoe die sloot dat alles verwerken kan is een raadsel. Op het dak trommelt de regen zijn mono tone marathondans: soms maait een windstoot door den regen heen en roffelt het neer op het bruine riet van dat dak. Het spettert in een niet al best onderhouden regenput Kil is het in huis en we waardeeren de deken- extra, die een zorgzame hand dien dag over het bed spreide. We voelen ons veilig, daar in die roodge- dakte boerenplaats, met den regen buiten en ons, onbereikbaar, binnen. Het leven is goed zoo Maar dan denken we aan den morgen, die over 8 uren weer daar zal zjjn. De morgen, die ons weer een regentocht zal brengen, en een gebagger door modder en slijk. Weer te moeten zitten tusschen andere natgeregende menschen, die boos en gemeljjk zitten te sta ren op hun schoenpunten. Morgen Weer de reis en de regen en de merschen. En weer de beregende ruitjes in ie coupe en de plassen op den grond en de smeulende shag-geuren. We gaan maar slapen.... van 21 Augustus 1940. Ondertrouwd: W. C. Korving en J. Roozen- daal. Bevallen: M. van Bergen van der Grijp Rooda, d. Cocksdorp BOMMEN GEVALLEN. Dinsdagavond half 8 zijn hier een aantal bommen gevallen, welke op de landerijen van den heer J. Reuvers terecht kwamen. Een viertal schapen werden gedood, terwijl nog een 8-tal schapen zoodanig gewond wa ren. dat deze ter plaatste afgemaakt moes ten worden en naar de noodslachtplaats ver voerd werden. Op enkele plaatsen in ons dorp waren de ruiten gesprongen. Persoonlijke ongevallen kwamen niet voor. SIMSOM, BEN RICHTER ISRAëLB. VoncUt&n tui heJt Vlieq&nd Blaadje IN 1890 KONDEN DE VROEDEN HET OOK VLUG.' Raadsvergadering. Voorzitter de heer C. A. Beukenkamp. Tegenwoordig zijn H leden; afwezig de heeren Govers, over de Linden en Korver. Na de opening der zitting worden de no tulen der vorige vergadering voorgelezen en goedgekeurd. De voorzitter deelt mede, dat aan de orde is een bespreking van de gemeentelijke geldleening. Htj stelt, namens het Dagelijksch Bestuur, voor, de behandeling ren dit onder werp te doen plaats hebben in eene zitting met gesloten deuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Na een half uur wordt de openbare zitting heropend en wordt namens B. W door den voorzitter voorgesteld, de geld leening, groot 100.000.NIET te doen plaats hebben. Zonder eenige discussie wordt dit voor stel, bij hoofdelijke omvraag, met eenparige stemmen aangenomen. Daarop wordt, mede namens het Dag. Best. door den Voorzitter het voorstel gedaan, om het bedrag der kosten ad 1,1,80.voor den bouw van een lokaal voor den afslag van zeevisch aan de Buitenhaven alhier te verantwoorden bij suppletoire be grooting voor den dienst van 1890. Zonder dis cussie wordt dit voorstel, met li tegen 2 stem men, aangenomen. Tegen stemden de heeren Oudenhoven en Hordijk. Bij de gewone rond vraag wordt door den heer Hordijk tot den Voorzitter de vraag gericht, of er eenige be paling bestaat omtrent het geven van vacantie aan de leerlingen der Plaatselijke Teekenschool. De Voorzitter antwoordt, dat hieromtrent geen bepaling bestaat, doch dat de onderwijzer ieder jaar schriftelijk verlof daartoe aanvraagt en dat zulks geschiedt met het oog op het tijdelijk staken der lessen aan het Kon. Instituut voor de Marine. De zitting wordt hierna gesloten. Bij besluit van den generaal-majoor N. T. Carstens, daartoe gemachtigd door den bevelhebber van de Duitsche weermacht in Nederland, is met ingang van den 15en Aug. aan luitenant ter zee der derde klasse bij de marine-reserve A. A. de Rooij eervol ontslag uit den reserve-dienst verleend. Natuur en Techniek. Het Augustus-nummer van „Natuur en Techniek" opent met een artikel over „De vader der optica: Frauenhofer" van Dr. L. C. Klein, waarin wij vernemen hoe een jongen van arme arme ouders, die zelfs het meest elementaire schoolonderwijs moest missen, het heeft gebracht tot een van de grootste geleer den van alle tijden. „De kostbaarste vogel ter wereld" blijkt de guano-vogel van Deru te zijn, waaraan R. C. Murphy een uitvoerig artikel wijdt. Het artikel van W. Maarschalk over „Een Chineesche lekkernijde trepang" bevat bij zonderheden over de vangst en over de levens gewoonten van de zeekomkommers, waar de Chineezen zoo dol op zijn. Van August Heyting's hand verscheen weer een groot dichtwerk, geheelten, met als onder titel een richter Israëls, bybels dubbeldrama. Het eerste deel handelt over Simson en Dalila, het tweede over den dood van Simson. Het is versc/ienen in 150 genummerde en Trif os, Groot Hertoginnelaan 81, Den Haag 1959. Alles onder begunstiging van den Bond van Nederlandscheh tooneelschrijvers. De beide declen zijn deel 7 en 8 van de Trifosreeks. De figuur van Simson is door zijn frankheid en vreesloosheid evenals door zijn onover winnelijkheid verwant aan Siegfried, onover- winnelyk door Gods genade en niet als spier- kolos. Het is een Hebreeuwsch krijgslied ge worden bij uitnemendheid. Het tempeltooneel bij Vondel en Milton in korte trekken verteld, is bij Heyting uitge groeid tot het machtigst stuk tooneel van het heele stuk. Plotseling stort de tempel ineen, men was er niet op bedacht, ook de lezer nief. Wie de geschiedenis van Simson kent uit zijn jeugdjaren, leest hier een breede dichter lijke uitwerking. De dichter schrijft in een na woord, dat hij zich niet verheven mag achten boven één persoon, die hij laat optreden. ,JIij moet gebrek als gebrek toonen, de'schurk als schurk, maar hij mag geen party tegen den schurk kiezen, die zal zich zelf vast werken". Het geheele stuk door, zijn er al maar men schen die zich dan ook vast werken. Simson en Dalila beide ook. Wij vragen ons af, of er nog ethische kanten aan dit werk zitten. Dit is vanzelfsprekend geen vraag aan den tooneel- schrijver, die werkelijk een machtig stuk werk gewrocht heeft, maar veeleer een vraag aan de ,Atof". DR. KARL ROHL 70 JAAR GEWORDEN. Dc bekende pionier van den protestantsche zendingsarbeid in Afrika, dr. Karl Rohl, is dezer dagen zeventig jaar geworden. Zijn levenswerk is de vertaling van den bijbel in de Suaheli-taal, die door ongeveer 300 millioen Afrikaanders gesproken wordt en die men houdt voor de toekomstige algemeene taal der inboorlingen in tropisch Afrika. Van zijn hand verschenen ook verschillende studies over leven en gewoonten der Afrikaan- sche volken temidden waarvan hij vele jaren gewoond heeft. In Weer en Wind. Een der beroemste Europeesche vogel oorden is Texel, dat jaar in jaar uit van her en der bezoekers lokt; ook A. van der Most van Spijk bezocht weer eens het fascinee- rende gebied en het is in den vorm van „praat en plaat", dat hjj den lof zingt van het orni thologische paradijs Men vindt zijn overtui gend relaas in het Augustus-nummer van „In weer in wind" het bekende natuurtijdschrift (uitgave W. L. J. Brusse N.V. te R'dam. Rinke Tolman, de hoofdredacteur, zet de beschrijving van zijn tocht door het Eemge- bied, een land van vogels, bloemen en vlin ders, voort. Tenslotte vermelden wjj nog artikelen van S. M. v d. Galiën over den geheimzinnigen roerdomp, van dr. A. J. M. Wanders over het sterrebeeld de Weegschaal, van J. van Hout over torenvalken in Gaasterland en van Jaap Hoogendijk over vacantie-geneugden op het water. Bemoedigende teekenen. Den Helder wordt langzaam aan weer be volkt. Het gaat langzaam, maar gestadig. Steeds meer vensters ziet men overdag open staan en achter de gordijnen van tal van hui zen is weer leven. Het gevolg daarvan is, dat ook overdag veel meer menschen langs den weg zijn. Zelfs de laatste dagen, toen het som ber en koud herfstweer was, was het drukker op straat. Er zijn iederen dag van die teekenen, die bewijzen, dat er meer stadgenooten terug keeren. Enkele verhuiswagens, die in den vroegen morgen met huisboedel terugkeeren naar Nieuwediep. Kennissen, die je tegenkomt en die het er maar weer op wagen en de man, personeel vraagt via de krant, omdat het zoo veel drukker wordt in zijn zaak. Het zijn alle maal optimistische en bemoedigende teekenen. BOEKENLIJST LYCEUM. Naar wij vernemen zal de boekenlijst voor de leerlingen van het Gemeentelijk Lyceum in den loop van de volgende week worden verzonden. Indien mogelijk zal voor den aan vang van den nieuwen cursus nog een boeken beurs worden gehouden. VRACHTAUTO CONTRA WIELRIJDER. Gisteren vond op den hoek Brakkeveldweg —Tuinstraat een verkeersongeval plaats. Ter zelf der tijd arriveerden op dezen hoek een wielrijder en een vracht-auto. De eerste werd door de laatste aangereden, tengevolge waarvan de man zijn linkerarm vrij ernstig blesseerde, en zijn fiets kapot gemaakt werd. De politie stelt een onderzoek in. WIE WEET DAAR MEER VAN? Een bewoner van Huisduinen gaf bij de politie aan, dat van zijn Ford-auto het voorstel spoorloos is verdwenen. Wie weet daar meer Van? MERKWAARDIGE INBRAAK. Een bewoner van Den Helder, tijdelijk veJ* blijvende te Wieringen, kwam tot de ontdek king dat er onbevoegden in zijn woning aan de Erasmusstraat waren geweest. Er bleek ook gestolen te zijn. En wel biljet waarop stond „Te huur" DEUR-VANDALEN. Twee bewoners van de Binnenhaven kwamen bij de politie hun nood klagen, dat de voor deuren van hun woningen op ergerlijke wijze baldadig beschadigd waren. Ook hiernaar wordt een onderzoek ingesteld. een Kort geleden is bjj de uitgeverij P. N. van Kampen Zoon N.V. te Amsterdam het voortreffelijke werk „Van vlootvoog den en zeeslagen" van de hand van J. C. M. Warnsinck, oud marine-officier en thans hoogleeraar in de maritieme geschie denis, verschenen. Een werk dat zich ken merkt door een groote gedegenheid, waar mede de historie behandeld is. Het leek ons interessant enkele markante bljjdzijden uit dit bijzondere boek over te nemen en kozen daarvoor dat gedeelte, waarin verhaald wordt van de overwin ning en thuisbrenging van de vermaarde „Spaansche Zilvervloot". Bij dagwording bleken twaalf Spanjaarden iets verder in zee, dus benoorden ons, te liggen, en zes tusschen ons en den Cubaanschen wal, zóó ver weg, dat men ze juist uit de marsen kon zien. Met de eerste twaalf heeft Piet Heyn weinig moeite gehad; een groot aantal sloepen roeide naar de, ieder met slechts ongeveer 40 koppen bemande koopvaarders, en binnen enkele uren waren deze alle in ons bezit. De buit viel echter niet mee; niet om huiden, meel, cochenille en indigo te veroveren had men een maand lang tegen den stroom ge worsteld; om zilver en goud was men uitge- varenen om ons dit niet te laten ontgaan, moest thans alles in het werk worden gesteld, de verder om de Zuid liggende schepen, waar onder de beroemde zilvergaljoenen zich moe sten bevinden, in handen te krijgen. Heer en meester. Met alles bij wat dragen wilde, heeft Piet Heyn toen koers laten zetten naar den wal. de zes Spanjaarden achterna, die, aan geen tegenstand denkend, de baai van Matanzas binnen zeilden, in de hoop hun lijf, en misschien een gedeelte van hun kostbare lading, nog tijdig te kunnen bergen. Wel was de avond reeds gevallen, maar de maan stond aan den hemel en in dit voor ons onbekende vaar water' geloodst door de in groote wanorde vluchtende galjoenen, konden weldra ook onze schepen, zoo dicht mogelijk by die van den vijand, achterin de baai, hun ankers laten vallen. In een zwaar bemande sloep, begeleid door drie andere open booten, roeide Piet Heyn, midden in den nacht, eerst naar het dichtst-bijgelegen Spaansche vice-admiraals- schip; een enkel musketsalvo en de uit de sloepen toegeschreeuwde belofte van lijfsbe houd waren voldoende om de door een pani- schen schrik bevangen bemanningen de wapens te doen neerleggen, en na enkele oogenblikken, zonder dat één doode was gevallen, stond Piet Heyn als heer en meester op het dek van het groote, rijkgeladen galjoen, van waar hij nu zijn maatregelen kon treffen ter voorkoming van plundering door vriend of vijand. Zoo zijn onder zijn persoonlijk toezicht gedurende dezen nacht vier zilverschepen door hem veroverd, en de bemanning als een kudde schapen van boord gejaagd; geen kanonschot is hierbij ge lost. en vroeg in den ochtend van den 9den September was de geheele Mexico-vloot, met al haar schatten zoo goed als gaaf en onge schonden aan boord, in onze handen overge gaan. Weinig plundering. Het is Piet Heyn bij dit nachtwerk, waarin zich weldra ook vele sloepen van andere schepen hadden gemengd, niet gelukt alle plundering te beletten, doch omtrent den om vang hiervan is weinig te zeggen. Twee van onze matrozen zijn later in het bezit gevonden van, te zamen, veertien pond goud: enkelen zijn, toen op de thuisreis een Engelsche haven werd aangedaan, gedeserteerd, blijkbaar zon- d r prijs te stellen op hun in Nederland uit te betalen aandeel in den buit; bij een aan boord der verschillende schepen nader onder zoek aan den lijve is heel wat kostbaars ach terhaald; doch daar het door de Spanjaarden opgegeven verlies slechts weinig afwijkt van de waarde van den door Piet Heyn aan de Compagnie afgedragen buit. kunnen zijn strenge maatregelen tegen onrechtmatigen roof hun uitwerking niet hebben gemist, en moet het overgroote gedeelte den wettigen weg hebben gevonden naar de kas der West- Indische Maatschappij. Naar huis. Na gedurende een volle week de veroverde goederen te hebben geïnventariseerd, overge laden en gestuwd, alle Spaansche schepen, be halve de vier groote galjoenen en een mooi nieuw prijsje, te hebben verbrand, en de ge vangenen, met voldoende brood en kaas om op hun wandeling van Matanzas naar Havanna niet te verhongeren, aan den wal te hebben gezet, heeft Piet Heyn den 17den September de thuisreis aanvaard, koers stellende door Straat Florida en bewesten de Bermudas. Vandaar zond hij den 26sten September, twee jachten naar het Vaderland, met zijn rapport aan de „Eerenfeste, Hooggeleerde, Wijse, zeer discrete Heeren", de Bewindhebbers der West- Indische Compagnie. Kort, zakelijk, met alle waardeering voor zijn medewerkers, zonder ophef en zonder te schimpen op den Spanjaard, gaf hij daarin een duidelijk overzicht van het verloop der expeditie, „dankende God Almag- tig van de goede victorie die Hij ons verleent hadde"; met de woorden „Ons Volck van de geheele vloot zijn Godlof al t'zaamen nog wel te pas" stelde hij de gezinnen der opvarenden gerust, en hij eindigde met den raad hem in het Kanaal eenige jachten tegemoet te zen den, opdat hij goed ingelicht het laatste ge deelte der reis zou kunnen volbrengen. De thuisreis is niet voorspoedig geweest; de najaarsstormen van den Atlantischen Oceaan hebben eenige schepen van de vlag doen afdwalen; drie der vier galjoenen heb ben zoo veel averij beloopen, dat Piet Heyn, na ze te hebben ontladen, hen aan de vlam men heeft moeten prijs geven; en eerst na van den 6den December tot den 3en Januari te Falmouth, op de Engelsche Zuidkust te hebben gelegen om zijn schepen te repareeren en zijn vloot weder grootendeels te vereeni gen, heeft hij het laatste en gevaarlijkste traject, door de Hoofden en langs Duinkerken, afgelegd, en is hij eindelijk den lOden Januari 1629 voor Hellevoetsluis ten anker gegaan. 't Onthaal. De reis van Piet Heyn van Hellevoetsluis naar Amsterdam is een ware triumftocht ge worden. In Den Haag hebben de Prins en de Staten-Generaal hem feestelijk onthaald en een gouden keten van 1500 gulden ge schonken; vijftig stukken geschut hebben te zijner eere zich driemaal laten hooren, onder klokgelui, vuurwerk, en dankzeggingen in de kerken; in Leider en in Haarlem werd hij door de magistraat „getracteerd, en wierden ghelijcke vreuchdeteeckenen getoont"; in Am sterdam, waar hij zijn intocht te water hield, geleidde een groot gevolg hem naar het West- Indisch huis, waar de bewindhebbers en de raad der stad hem hun hulde bewezen. Ik vermoed dat al deze drukte Piet Heyn vrij koud heeft gelaten. „Siet hoe het volck nu raest. omdat (ick) soo grooten schat t'huys brenghe, daer weynich voor hebbe ge- daen; ende te voren, als ick der voor hadde ghevochten, ende verre grooter daden ghe- daen als dese. en heeft men sich naeuwlijcks aen my ghekeert", zeide hij. doelende op de nuchtere ontvangst, die hem ten deel was ge vallen na zijn aanslagen op de Allerheiligen baai, tot den hem vergezellenden bewindheb ber Johannes de Laet, toen het saamgeschool- de volk in Leiden al te uitbundig zijn vreugde uitte. Toch geloof ik dat deze juichende Leide- naars meer waardeering verdienen dan Piet Heyn hun gaf: aandeelhouders der Compagnie zullen zich niet onder hen hebben bevonden, en zeer goed zullen zij hebben beseft, dat de verovering der zilvervloot geen hunner eenig geldelijk voordeel zou opleveren; hun bewon dering kan dan ook alleen zijn uitgaan naar den man die bereikt had, wat men van hem had verwacht en hun vreugde kan haar oor zaak niet anders vinden dan in de geweldige schade, die aan hun erfvijand, den koning van Spanje, was berokkend. En dat het gansche land feest heeft gevierd, en dat hoog tot laag, van de Eems tot de Schelde, de groote daden van den man met den kleinen naam heeft be jubeld, moet ons eerder verheugen, dan dat wij dit veroordeelen als een minderwaardige uiting van onzen koopmansaard. De buit. Thans een enkel woord over den buit en zijn verdeeling. In totaal heeft deze ongeveer twaalf millioen gulden bedragen en hiervan bleef, na aftrek van de schulden der Compag nie en van de kosten der expeditie, zeven mil lioen over. De aandeelhouders ontvingen 50% van het door hen gestorte kapitaal, of drie- en driekwart millioen; de Prins had recht op 10% van de netto-winst, dus zeven tonnen gouds; de officieren, matrozen en soldaten ontvingen ieder 17 maanden gage extra. Piet Heyn zeven duizend gulden. Nadat ook den ambtenaren der Compagnie een tantième was toegekend, bleef nog anderhalf millioen over, waarmede men een nieuwe onderneming kon uitrusten. De door Piet Heyn veroverde zilvervloot heeft met recht haar naam gedragen: 177000 pond zilver, ter waarde van acht millioen gul den, vormde het voornaamste gedeelte van den buit. Verder bestond deze uit 66 »pond goud, duizend parels, voor bijna twee millioen aan cochenille, voor acht tonnen gouds aan indigo, voor drie ton aan zgde, voor een half millioen aan huiden (liefst 37375 stuks) en verder uit muskus, amber, bezoar, „ende een groote menichte van veelderhande kostelijck- heden". Een afschrift van de volledige fac turen is in het bezit der gemeente Rotterdam en beslaat, afgedrukt door L'Honoré Naber in zijn uitgave van de „Documenten uit het archief van Piet Heyn", dertig bladzijden. Dat wjj in deze facturen lezen van „1 keldertje boeken, 1 silver vergulde Neptunusje, 25 gou- de knoopen met roode steenen. 2 goude oor hangers met paarlen, 2 goude hoedbanden met witte steenen, 1 Japans mes met silver beslaagen, eenige gebreijde coussens, 1 kistje rabarber, een silver servijs om over tafel te gebruijeken, 1 heemel booven een koets, en 1 houte kist, waarin Vrouwe Rokken en rom meling", bewijst niet alleen de verscheiden heid der „kostelrjckheden", doch ook de zorg waarmede deze lijsten zijn opgemaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 5