Abonneert li op dit blad
Hoe Piet Heyn
de Zilvervloot veroverde
Nu 't regent
&acUtiLeuw-ó
Een huisboedel
wordt geveild
Zeaefa,cfi rUeuuM
Vandaag
voor 50 jaar
De Mexico-vloot werd bemachtigd,
zonder één schot te lossen
Tweede Blad
Burgerlijke Stand van Den Helder
K&rfc en Tjejtuduuj,
17la\ineAeAicPiien
Tijdschriften
Er wordt personeel
gevraagd
Maar Heyn verzuchtte» „Siet hoe het volck nu raest
Pryzen, die winkelprijzen over
treffen.
Wie zou durven beweren, dat er geen leven
en geen koopkracht meer in Den Helder is,
die had gisteren eens naar het oude U.S.O.-
gebouw aan den Kanaalweg moeten gaan,
waar ten overstaan van notaris de Wijn, een
„zeer nette inboedel", zooals in de advertentie
aangekondigd was, publiek verkocht werd.
Op het tooneeltje zat de notaris met zijn
staf. Daniël Groot, die de voorzittershamer
als geen ander hanteert, Jan Visser, die de
waren als een vakman en van de meest gun
stige kant laat bezien, stond op een speciaal
platvorm. De inboedel was langs de kanten
opgestapeld en de rest van de vrij ruime zaal
was gevuld met koopsters en koopers. Het
was eivol, het publiek puilde in den letterlijken
zin van het woord de zaal uit en er was animo
om te koopen.
Wie gisterenmorgen naar den Kanaalweg
gegaan is om een koopje te halen, die is be
drogen uitgekomen. Zelfs de aanbevelingen
van Daniël Groot, dat het toch „zoo'n koopie"
was. werden weersproken door de bedragen, die
geboden werden. Menige valide koopman zal
hebben staan watertanden, toen hij de prijzen
hoorde en zal wellicht in stilte overwogen
hebben om z'n waren ook bij opbod aan den
man te brengen. Hij maakt er dan prijzen voor,
die hij bij een uitstalling in zijn etalage met
geen mogelijkheid kan bekomen.
Een waschteil met keukenspullen ging voor
5 gulden van de hand. Een degelijke keuken
inventaris bracht 12 gulden op, volgens m'n
voorbuurvrouw was het geval geen tientje
waard. Een schuier met borstel, naar des
kundige schatsters in de zaal 1.45 in den
winkel, bracht 1.80 op. Drie paar gedragen
heerenschoenen gingen voor 7 gulden van de
hand. „Uit bonnenangst" beweerde een aan
wezige. Twee Indische dienbladen brachten
het tot 10 gulden en een meneer die een thee-
warmer kocht voor 1.30, zou daarmee een
pak slaag van z'n vrouw oploopen, zoo werd
stellig beweerd, door een juffrouw, die het
weten kon.
De achs en ochs waren niet van de lucht als
Daniël, met een welsprekendheid en een op-
jaagkracht van je welste, een nietigheidje
wist op te drijven tot een prijs die bjj velen
de animo tot koopen benam. Zoo gingen twee
Balineesche houtsnijbeeldjes voor 17 gulden
van de hand en bracht een Indische pijlkoker 7
gulden op. Een kamerjas ging voor 6 en een
winterjas voor 13.50. Ook zeer behoorlijke
prijzen voor gedragen kleeding.
Het „groote goed" ging eveneens vlot van
de hand. Een salonbank met eenige crapauds
brachten 94 gld. een prismakijker 73 gulden,
een dressoir, vier stoelen en een tafel brach
ten 180 gulden op, een electrische kroon 22
gulden, volgens een verkooper van deze lamp
was het ding hoogstens 16 gulden waard. Al
deze prijzen moeten met 10 procent verhoogd
worden.
Zoo werd daar gisteren gehandeld aan den
Kanaalweg, onder aanmoedigingen van Daniël
Groot en Jan Visser en het toeziend oog van
notaris de Wijn, de de namen van de koopers
noteerde om de contanten straks in ontvangst
te nemen.
Het was een vlotte verkoop, die men onder
de huidige omstandigheden zeker niet in onze
stad verwacht zou hebben en die de hoop geeft
dat de koopkracht nog niet uit Den Helder
verdwenen is en dat de handel nog floreerer.
kan in onze stad.
Uit t Buitenvetd
Het regent in het buitenveld.
Het regent er al bijna vier dagen.
Na de weken van een hard-blauwen hemel
boven donker- en lichtgroene polderlanden, na
de weken van droogte, die het gewas om
water deden smachten, is de regen gekomen.
De hemel sloeg dicht, het blauw werd grijs
en het grijs werd een bonte lappendeken, een
veld met hollende, dravende en prae-historische
beesten. Grijze schimmen op een grijs tooneel.
Verschrikkelijke contouren van onderwereld-
gedierte.
En toen viel de regen.
Eerst waren het enkele druppels, maar het
duurde niet lang. of daar ruischte het water
neer en als wij dit schrijven, regent het nog.
Het regent overdag en het regent' 's nachts.
En ineens is de wereld veranderd. Nu liggen
do landen te drijven tusschen de greppels en
slooten. Nu staan de vaarten en vlieten hoog
en borrelen de putten over.
Iedere boom, iedere struik, iedere bloem is
zwaar van het water en buigt zich voorover.
Zwaar is de last van het water.
Des morgens, als de dag nog jong is, loopen
en fietsen we over de modderwegen. Het slik
en de modder, die vet zijn in het Noorderkwar
tier, spatten op en bevuilen onze schoenen en
broeken. In wanhoop reppen we ons om maar
zoo snel mogelijk in den trein te zijn, maar
hoe sneller we loopen en fietsen, des te sneller
worden we ook doorweekt.
Het is om wanhopig te worden.
En in den trein zitten we naast elkaar: de
jassen en de mantels ruiken onfrisch en
broeierig. Iedereen rookt en dus gaan de
vensters van de coupé's open, waarna dan
weer prompt geprotesteerd wordt door die
genen, die het op „hun luchtwegen" hebben.
Gevoelloos trekt de locomotief de lange sleep
wagens door het land. Een sleep natte, glim
mende en druipende wagens. Tijdelijk veilig
voelen zich de duizend reizigers, die onderver
deeld zitten in de coupé-tjes, en die elkaar
iederen morgen en iederen avond weer ver
tellen, dat we een slechten zomer hebben en
dat de winter nóg slechter zal worden. Sla er
de almanak maar op na...
Het regent.
En het blijft regenen.
Ook des avonds, als we naar het huis in het
buitenveld terugkeeren, regent het nog. De
lucht is lood-grijs en er is niets dat op een
belofte voor ander weer wijst.
En wéér moeten we de tocht door het slik
en den modder maken, de droeve tocht, die
ons doorweekt tot op het bloote lichaam, en
die ons toch al niet bijster zonnige humeur
bederft voor heel den verderen dag.
De boerderij staat als een eiland in den
regen.
Langs de roode pannen glijdt het water.
Driftig riviert het naar beneden; in slootjes
en stroompjes. Het klikt in de regenpijp en
het klokt in de goot. Het spettert op de pan
nen en het rikketikt op de straatsteenen onder
het huis.
Een veeg rook walmt uit denschoorsteen.
De rook ziet geen kans er goed uit te komen.
De deuren zijn dicht. Het vee is ver weg op
het land. de hond zit zwijgend-mokkend in z'n
hok en de jongens van den boer en de eigen
kinderen zitten opgesloten in het binnenhuis
en de schuren.
Zoo is dan de thuiskomst een somber ge
beuren, dat in niets meer lijkt op de thuiskomst
in den beginne, toen dat iedere maal een feest
was, het teeder weerzien van Den Held, die
uit verre landen kwam
En we eten. en we lezen de krant en we
praten werktuigelijk over de dingen van den
dag, en zoo ebt de avond voort tot het einde
lijk 10 uur is en we vergetelheid voor dien
regendag zoeken tusschen de fnsch-geurende
lakens van het bed.
Buiten regent het nog steeds.
Het houdt niet op...!
De regen ruischt in de boomen voor de boer
derij. Als enorme boeketten staan de kruinen
daar buiten, onmachtig nog maar één druppel
water te absorbeeren. Het glijdt langs de
kleine en groote twijgen, het glijdt weg langs
de dikke ondertakken. om dan naar beneden
te stroomen via den gladden stam. In het gras
maakt het water zeeën, en vaarten en kanalen,
die naar de sloot leiden. Hoe die sloot dat alles
verwerken kan is een raadsel.
Op het dak trommelt de regen zijn mono
tone marathondans: soms maait een windstoot
door den regen heen en roffelt het neer op
het bruine riet van dat dak. Het spettert in
een niet al best onderhouden regenput
Kil is het in huis en we waardeeren de deken-
extra, die een zorgzame hand dien dag over
het bed spreide.
We voelen ons veilig, daar in die roodge-
dakte boerenplaats, met den regen buiten en
ons, onbereikbaar, binnen.
Het leven is goed zoo
Maar dan denken we aan den morgen, die
over 8 uren weer daar zal zjjn. De morgen,
die ons weer een regentocht zal brengen, en
een gebagger door modder en slijk. Weer te
moeten zitten tusschen andere natgeregende
menschen, die boos en gemeljjk zitten te sta
ren op hun schoenpunten.
Morgen
Weer de reis en de regen en de merschen.
En weer de beregende ruitjes in ie coupe
en de plassen op den grond en de smeulende
shag-geuren.
We gaan maar slapen....
van 21 Augustus 1940.
Ondertrouwd: W. C. Korving en J. Roozen-
daal.
Bevallen: M. van Bergen van der Grijp
Rooda, d.
Cocksdorp
BOMMEN GEVALLEN.
Dinsdagavond half 8 zijn hier een aantal
bommen gevallen, welke op de landerijen van
den heer J. Reuvers terecht kwamen.
Een viertal schapen werden gedood, terwijl
nog een 8-tal schapen zoodanig gewond wa
ren. dat deze ter plaatste afgemaakt moes
ten worden en naar de noodslachtplaats ver
voerd werden.
Op enkele plaatsen in ons dorp waren de
ruiten gesprongen. Persoonlijke ongevallen
kwamen niet voor.
SIMSOM, BEN RICHTER ISRAëLB.
VoncUt&n tui heJt Vlieq&nd Blaadje
IN 1890 KONDEN DE VROEDEN HET
OOK VLUG.'
Raadsvergadering.
Voorzitter de heer C. A. Beukenkamp.
Tegenwoordig zijn H leden; afwezig de
heeren Govers, over de Linden en Korver.
Na de opening der zitting worden de no
tulen der vorige vergadering voorgelezen en
goedgekeurd. De voorzitter deelt mede, dat aan
de orde is een bespreking van de gemeentelijke
geldleening. Htj stelt, namens het Dagelijksch
Bestuur, voor, de behandeling ren dit onder
werp te doen plaats hebben in eene zitting met
gesloten deuren. Dienovereenkomstig wordt
besloten. Na een half uur wordt de openbare
zitting heropend en wordt namens B. W
door den voorzitter voorgesteld, de geld
leening, groot 100.000.NIET te doen plaats
hebben. Zonder eenige discussie wordt dit voor
stel, bij hoofdelijke omvraag, met eenparige
stemmen aangenomen. Daarop wordt, mede
namens het Dag. Best. door den Voorzitter het
voorstel gedaan, om het bedrag der kosten ad
1,1,80.voor den bouw van een lokaal voor
den afslag van zeevisch aan de Buitenhaven
alhier te verantwoorden bij suppletoire be
grooting voor den dienst van 1890. Zonder dis
cussie wordt dit voorstel, met li tegen 2 stem
men, aangenomen. Tegen stemden de heeren
Oudenhoven en Hordijk. Bij de gewone rond
vraag wordt door den heer Hordijk tot den
Voorzitter de vraag gericht, of er eenige be
paling bestaat omtrent het geven van vacantie
aan de leerlingen der Plaatselijke Teekenschool.
De Voorzitter antwoordt, dat hieromtrent geen
bepaling bestaat, doch dat de onderwijzer ieder
jaar schriftelijk verlof daartoe aanvraagt en
dat zulks geschiedt met het oog op het tijdelijk
staken der lessen aan het Kon. Instituut voor
de Marine.
De zitting wordt hierna gesloten.
Bij besluit van den generaal-majoor N.
T. Carstens, daartoe gemachtigd door den
bevelhebber van de Duitsche weermacht in
Nederland, is met ingang van den 15en Aug.
aan luitenant ter zee der derde klasse bij de
marine-reserve A. A. de Rooij eervol ontslag
uit den reserve-dienst verleend.
Natuur en Techniek.
Het Augustus-nummer van „Natuur en
Techniek" opent met een artikel over „De
vader der optica: Frauenhofer" van Dr. L. C.
Klein, waarin wij vernemen hoe een jongen
van arme arme ouders, die zelfs het meest
elementaire schoolonderwijs moest missen, het
heeft gebracht tot een van de grootste geleer
den van alle tijden.
„De kostbaarste vogel ter wereld" blijkt de
guano-vogel van Deru te zijn, waaraan R. C.
Murphy een uitvoerig artikel wijdt.
Het artikel van W. Maarschalk over „Een
Chineesche lekkernijde trepang" bevat bij
zonderheden over de vangst en over de levens
gewoonten van de zeekomkommers, waar de
Chineezen zoo dol op zijn.
Van August Heyting's hand verscheen weer
een groot dichtwerk, geheelten, met als onder
titel een richter Israëls, bybels dubbeldrama.
Het eerste deel handelt over Simson en Dalila,
het tweede over den dood van Simson.
Het is versc/ienen in 150 genummerde en
Trif os, Groot Hertoginnelaan 81, Den Haag
1959. Alles onder begunstiging van den Bond
van Nederlandscheh tooneelschrijvers. De beide
declen zijn deel 7 en 8 van de Trifosreeks.
De figuur van Simson is door zijn frankheid
en vreesloosheid evenals door zijn onover
winnelijkheid verwant aan Siegfried, onover-
winnelyk door Gods genade en niet als spier-
kolos. Het is een Hebreeuwsch krijgslied ge
worden bij uitnemendheid.
Het tempeltooneel bij Vondel en Milton in
korte trekken verteld, is bij Heyting uitge
groeid tot het machtigst stuk tooneel van het
heele stuk. Plotseling stort de tempel ineen,
men was er niet op bedacht, ook de lezer nief.
Wie de geschiedenis van Simson kent uit
zijn jeugdjaren, leest hier een breede dichter
lijke uitwerking. De dichter schrijft in een na
woord, dat hij zich niet verheven mag achten
boven één persoon, die hij laat optreden. ,JIij
moet gebrek als gebrek toonen, de'schurk als
schurk, maar hij mag geen party tegen den
schurk kiezen, die zal zich zelf vast werken".
Het geheele stuk door, zijn er al maar men
schen die zich dan ook vast werken. Simson en
Dalila beide ook. Wij vragen ons af, of er nog
ethische kanten aan dit werk zitten. Dit is
vanzelfsprekend geen vraag aan den tooneel-
schrijver, die werkelijk een machtig stuk werk
gewrocht heeft, maar veeleer een vraag aan
de ,Atof".
DR. KARL ROHL 70 JAAR GEWORDEN.
Dc bekende pionier van den protestantsche
zendingsarbeid in Afrika, dr. Karl Rohl, is
dezer dagen zeventig jaar geworden. Zijn
levenswerk is de vertaling van den bijbel in de
Suaheli-taal, die door ongeveer 300 millioen
Afrikaanders gesproken wordt en die men
houdt voor de toekomstige algemeene taal der
inboorlingen in tropisch Afrika.
Van zijn hand verschenen ook verschillende
studies over leven en gewoonten der Afrikaan-
sche volken temidden waarvan hij vele jaren
gewoond heeft.
In Weer en Wind.
Een der beroemste Europeesche vogel
oorden is Texel, dat jaar in jaar uit van her
en der bezoekers lokt; ook A. van der Most
van Spijk bezocht weer eens het fascinee-
rende gebied en het is in den vorm van „praat
en plaat", dat hjj den lof zingt van het orni
thologische paradijs Men vindt zijn overtui
gend relaas in het Augustus-nummer van „In
weer in wind" het bekende natuurtijdschrift
(uitgave W. L. J. Brusse N.V. te R'dam.
Rinke Tolman, de hoofdredacteur, zet de
beschrijving van zijn tocht door het Eemge-
bied, een land van vogels, bloemen en vlin
ders, voort.
Tenslotte vermelden wjj nog artikelen van
S. M. v d. Galiën over den geheimzinnigen
roerdomp, van dr. A. J. M. Wanders over het
sterrebeeld de Weegschaal, van J. van Hout
over torenvalken in Gaasterland en van Jaap
Hoogendijk over vacantie-geneugden op het
water.
Bemoedigende teekenen.
Den Helder wordt langzaam aan weer be
volkt. Het gaat langzaam, maar gestadig.
Steeds meer vensters ziet men overdag open
staan en achter de gordijnen van tal van hui
zen is weer leven. Het gevolg daarvan is, dat
ook overdag veel meer menschen langs den
weg zijn. Zelfs de laatste dagen, toen het som
ber en koud herfstweer was, was het drukker
op straat.
Er zijn iederen dag van die teekenen, die
bewijzen, dat er meer stadgenooten terug
keeren. Enkele verhuiswagens, die in den
vroegen morgen met huisboedel terugkeeren
naar Nieuwediep. Kennissen, die je tegenkomt
en die het er maar weer op wagen en de man,
personeel vraagt via de krant, omdat het zoo
veel drukker wordt in zijn zaak. Het zijn alle
maal optimistische en bemoedigende teekenen.
BOEKENLIJST LYCEUM.
Naar wij vernemen zal de boekenlijst voor
de leerlingen van het Gemeentelijk Lyceum
in den loop van de volgende week worden
verzonden. Indien mogelijk zal voor den aan
vang van den nieuwen cursus nog een boeken
beurs worden gehouden.
VRACHTAUTO CONTRA WIELRIJDER.
Gisteren vond op den hoek Brakkeveldweg
—Tuinstraat een verkeersongeval plaats.
Ter zelf der tijd arriveerden op dezen hoek
een wielrijder en een vracht-auto. De eerste
werd door de laatste aangereden, tengevolge
waarvan de man zijn linkerarm vrij ernstig
blesseerde, en zijn fiets kapot gemaakt werd.
De politie stelt een onderzoek in.
WIE WEET DAAR MEER VAN?
Een bewoner van Huisduinen gaf bij de
politie aan, dat van zijn Ford-auto het voorstel
spoorloos is verdwenen. Wie weet daar meer
Van?
MERKWAARDIGE INBRAAK.
Een bewoner van Den Helder, tijdelijk veJ*
blijvende te Wieringen, kwam tot de ontdek
king dat er onbevoegden in zijn woning aan
de Erasmusstraat waren geweest.
Er bleek ook gestolen te zijn. En wel
biljet waarop stond „Te huur"
DEUR-VANDALEN.
Twee bewoners van de Binnenhaven kwamen
bij de politie hun nood klagen, dat de voor
deuren van hun woningen op ergerlijke wijze
baldadig beschadigd waren. Ook hiernaar
wordt een onderzoek ingesteld.
een
Kort geleden is bjj de uitgeverij P. N.
van Kampen Zoon N.V. te Amsterdam
het voortreffelijke werk „Van vlootvoog
den en zeeslagen" van de hand van J. C.
M. Warnsinck, oud marine-officier en
thans hoogleeraar in de maritieme geschie
denis, verschenen. Een werk dat zich ken
merkt door een groote gedegenheid, waar
mede de historie behandeld is.
Het leek ons interessant enkele markante
bljjdzijden uit dit bijzondere boek over
te nemen en kozen daarvoor dat gedeelte,
waarin verhaald wordt van de overwin
ning en thuisbrenging van de vermaarde
„Spaansche Zilvervloot".
Bij dagwording bleken twaalf Spanjaarden
iets verder in zee, dus benoorden ons, te liggen,
en zes tusschen ons en den Cubaanschen wal,
zóó ver weg, dat men ze juist uit de marsen
kon zien. Met de eerste twaalf heeft Piet Heyn
weinig moeite gehad; een groot aantal sloepen
roeide naar de, ieder met slechts ongeveer 40
koppen bemande koopvaarders, en binnen
enkele uren waren deze alle in ons bezit. De
buit viel echter niet mee; niet om huiden,
meel, cochenille en indigo te veroveren had
men een maand lang tegen den stroom ge
worsteld; om zilver en goud was men uitge-
varenen om ons dit niet te laten ontgaan,
moest thans alles in het werk worden gesteld,
de verder om de Zuid liggende schepen, waar
onder de beroemde zilvergaljoenen zich moe
sten bevinden, in handen te krijgen.
Heer en meester.
Met alles bij wat dragen wilde, heeft Piet
Heyn toen koers laten zetten naar den wal.
de zes Spanjaarden achterna, die, aan geen
tegenstand denkend, de baai van Matanzas
binnen zeilden, in de hoop hun lijf, en misschien
een gedeelte van hun kostbare lading, nog
tijdig te kunnen bergen. Wel was de avond
reeds gevallen, maar de maan stond aan den
hemel en in dit voor ons onbekende vaar
water' geloodst door de in groote wanorde
vluchtende galjoenen, konden weldra ook onze
schepen, zoo dicht mogelijk by die van den
vijand, achterin de baai, hun ankers laten
vallen. In een zwaar bemande sloep, begeleid
door drie andere open booten, roeide Piet
Heyn, midden in den nacht, eerst naar het
dichtst-bijgelegen Spaansche vice-admiraals-
schip; een enkel musketsalvo en de uit de
sloepen toegeschreeuwde belofte van lijfsbe
houd waren voldoende om de door een pani-
schen schrik bevangen bemanningen de wapens
te doen neerleggen, en na enkele oogenblikken,
zonder dat één doode was gevallen, stond Piet
Heyn als heer en meester op het dek van het
groote, rijkgeladen galjoen, van waar hij nu
zijn maatregelen kon treffen ter voorkoming
van plundering door vriend of vijand. Zoo zijn
onder zijn persoonlijk toezicht gedurende dezen
nacht vier zilverschepen door hem veroverd,
en de bemanning als een kudde schapen van
boord gejaagd; geen kanonschot is hierbij ge
lost. en vroeg in den ochtend van den 9den
September was de geheele Mexico-vloot, met
al haar schatten zoo goed als gaaf en onge
schonden aan boord, in onze handen overge
gaan.
Weinig plundering.
Het is Piet Heyn bij dit nachtwerk, waarin
zich weldra ook vele sloepen van andere
schepen hadden gemengd, niet gelukt alle
plundering te beletten, doch omtrent den om
vang hiervan is weinig te zeggen. Twee van
onze matrozen zijn later in het bezit gevonden
van, te zamen, veertien pond goud: enkelen
zijn, toen op de thuisreis een Engelsche haven
werd aangedaan, gedeserteerd, blijkbaar zon-
d r prijs te stellen op hun in Nederland uit
te betalen aandeel in den buit; bij een aan
boord der verschillende schepen nader onder
zoek aan den lijve is heel wat kostbaars ach
terhaald; doch daar het door de Spanjaarden
opgegeven verlies slechts weinig afwijkt van
de waarde van den door Piet Heyn aan de
Compagnie afgedragen buit. kunnen zijn
strenge maatregelen tegen onrechtmatigen
roof hun uitwerking niet hebben gemist, en
moet het overgroote gedeelte den wettigen
weg hebben gevonden naar de kas der West-
Indische Maatschappij.
Naar huis.
Na gedurende een volle week de veroverde
goederen te hebben geïnventariseerd, overge
laden en gestuwd, alle Spaansche schepen, be
halve de vier groote galjoenen en een mooi
nieuw prijsje, te hebben verbrand, en de ge
vangenen, met voldoende brood en kaas om
op hun wandeling van Matanzas naar Havanna
niet te verhongeren, aan den wal te hebben
gezet, heeft Piet Heyn den 17den September
de thuisreis aanvaard, koers stellende door
Straat Florida en bewesten de Bermudas.
Vandaar zond hij den 26sten September, twee
jachten naar het Vaderland, met zijn rapport
aan de „Eerenfeste, Hooggeleerde, Wijse, zeer
discrete Heeren", de Bewindhebbers der West-
Indische Compagnie. Kort, zakelijk, met alle
waardeering voor zijn medewerkers, zonder
ophef en zonder te schimpen op den Spanjaard,
gaf hij daarin een duidelijk overzicht van het
verloop der expeditie, „dankende God Almag-
tig van de goede victorie die Hij ons verleent
hadde"; met de woorden „Ons Volck van de
geheele vloot zijn Godlof al t'zaamen nog wel
te pas" stelde hij de gezinnen der opvarenden
gerust, en hij eindigde met den raad hem in
het Kanaal eenige jachten tegemoet te zen
den, opdat hij goed ingelicht het laatste ge
deelte der reis zou kunnen volbrengen.
De thuisreis is niet voorspoedig geweest;
de najaarsstormen van den Atlantischen
Oceaan hebben eenige schepen van de vlag
doen afdwalen; drie der vier galjoenen heb
ben zoo veel averij beloopen, dat Piet Heyn,
na ze te hebben ontladen, hen aan de vlam
men heeft moeten prijs geven; en eerst na
van den 6den December tot den 3en Januari
te Falmouth, op de Engelsche Zuidkust te
hebben gelegen om zijn schepen te repareeren
en zijn vloot weder grootendeels te vereeni
gen, heeft hij het laatste en gevaarlijkste
traject, door de Hoofden en langs Duinkerken,
afgelegd, en is hij eindelijk den lOden Januari
1629 voor Hellevoetsluis ten anker gegaan.
't Onthaal.
De reis van Piet Heyn van Hellevoetsluis
naar Amsterdam is een ware triumftocht ge
worden. In Den Haag hebben de Prins en de
Staten-Generaal hem feestelijk onthaald en
een gouden keten van 1500 gulden ge
schonken; vijftig stukken geschut hebben te
zijner eere zich driemaal laten hooren, onder
klokgelui, vuurwerk, en dankzeggingen in de
kerken; in Leider en in Haarlem werd hij
door de magistraat „getracteerd, en wierden
ghelijcke vreuchdeteeckenen getoont"; in Am
sterdam, waar hij zijn intocht te water hield,
geleidde een groot gevolg hem naar het West-
Indisch huis, waar de bewindhebbers en de
raad der stad hem hun hulde bewezen.
Ik vermoed dat al deze drukte Piet Heyn
vrij koud heeft gelaten. „Siet hoe het volck
nu raest. omdat (ick) soo grooten schat
t'huys brenghe, daer weynich voor hebbe ge-
daen; ende te voren, als ick der voor hadde
ghevochten, ende verre grooter daden ghe-
daen als dese. en heeft men sich naeuwlijcks
aen my ghekeert", zeide hij. doelende op de
nuchtere ontvangst, die hem ten deel was ge
vallen na zijn aanslagen op de Allerheiligen
baai, tot den hem vergezellenden bewindheb
ber Johannes de Laet, toen het saamgeschool-
de volk in Leiden al te uitbundig zijn vreugde
uitte.
Toch geloof ik dat deze juichende Leide-
naars meer waardeering verdienen dan Piet
Heyn hun gaf: aandeelhouders der Compagnie
zullen zich niet onder hen hebben bevonden,
en zeer goed zullen zij hebben beseft, dat de
verovering der zilvervloot geen hunner eenig
geldelijk voordeel zou opleveren; hun bewon
dering kan dan ook alleen zijn uitgaan naar
den man die bereikt had, wat men van hem
had verwacht en hun vreugde kan haar oor
zaak niet anders vinden dan in de geweldige
schade, die aan hun erfvijand, den koning van
Spanje, was berokkend. En dat het gansche
land feest heeft gevierd, en dat hoog tot laag,
van de Eems tot de Schelde, de groote daden
van den man met den kleinen naam heeft be
jubeld, moet ons eerder verheugen, dan dat
wij dit veroordeelen als een minderwaardige
uiting van onzen koopmansaard.
De buit.
Thans een enkel woord over den buit en
zijn verdeeling. In totaal heeft deze ongeveer
twaalf millioen gulden bedragen en hiervan
bleef, na aftrek van de schulden der Compag
nie en van de kosten der expeditie, zeven mil
lioen over. De aandeelhouders ontvingen 50%
van het door hen gestorte kapitaal, of drie-
en driekwart millioen; de Prins had recht op
10% van de netto-winst, dus zeven tonnen
gouds; de officieren, matrozen en soldaten
ontvingen ieder 17 maanden gage extra. Piet
Heyn zeven duizend gulden. Nadat ook den
ambtenaren der Compagnie een tantième was
toegekend, bleef nog anderhalf millioen over,
waarmede men een nieuwe onderneming kon
uitrusten.
De door Piet Heyn veroverde zilvervloot
heeft met recht haar naam gedragen: 177000
pond zilver, ter waarde van acht millioen gul
den, vormde het voornaamste gedeelte van
den buit. Verder bestond deze uit 66 »pond
goud, duizend parels, voor bijna twee millioen
aan cochenille, voor acht tonnen gouds aan
indigo, voor drie ton aan zgde, voor een half
millioen aan huiden (liefst 37375 stuks) en
verder uit muskus, amber, bezoar, „ende een
groote menichte van veelderhande kostelijck-
heden". Een afschrift van de volledige fac
turen is in het bezit der gemeente Rotterdam
en beslaat, afgedrukt door L'Honoré Naber in
zijn uitgave van de „Documenten uit het
archief van Piet Heyn", dertig bladzijden. Dat
wjj in deze facturen lezen van „1 keldertje
boeken, 1 silver vergulde Neptunusje, 25 gou-
de knoopen met roode steenen. 2 goude oor
hangers met paarlen, 2 goude hoedbanden
met witte steenen, 1 Japans mes met silver
beslaagen, eenige gebreijde coussens, 1 kistje
rabarber, een silver servijs om over tafel te
gebruijeken, 1 heemel booven een koets, en 1
houte kist, waarin Vrouwe Rokken en rom
meling", bewijst niet alleen de verscheiden
heid der „kostelrjckheden", doch ook de zorg
waarmede deze lijsten zijn opgemaakt.