Een kijkje bij den Opbouwdienst Waar „overal" en „baksgewijs nog bestaat Distributiedienst op hoogspanning Laatste gelegenheid s &ebïoedeï& Ergens in de Stad Het bronzen tij Ponderdag 3 October 1940 Tweede Blad Marine in 't Gooi y> I Bezoek Openbare Leeszaal Extra zeep voor Apothekers 4 October is dierendag! Langs de straat De brandstof - distributie Cursussen vervolgonderwijs Het typisch Gooisehe stadje Bussum tooit zieli al weken lang; met een kleur, jj welke eigenlijk bij Den Helder behoort: jj het blauw «Ier Marine... Dat stadje jj heeft n.1. het voorrecht om liefst twee ij :i van de drie marinekorpsen, welke de jyedérlandsche Opbouwdienst kent, binnen zijn schoone dreven te her- i: bergen, n.1. de korpsen 38 en 39. Het js speciaal over deze korpsen, dat een i: onzer medewerkers ons het een en j j 5: ander vertelt. j Hier volgt zijn eerste pennevrucht. j: Er gaat geen dag voorbij, of de Gooiers in Bussum en omgeving, zien de zee. Althans de zonen der zee, die haar (naar Zij zonder uitzondering allen hopen) Slechts t ij d e 1 ij k hebben verlaten, om te bouwen aan de nieuwe toekomst van het vaderland. In het bekende „laken", dan wel in het even bekende „ketelpak", maar altijd de gezonde koppen gedekt door de muts (zónder en mèt veer) marcheeren zij kranig en vief naar het kamp van Laren of naar het werkobject. En zooals elke troep in de Jutterij de onverdeelde aandacht had (vooral van het vrouwelijk deel der goê-gemeente), zoo kan ook de Bussumer niet nalaten onze (meestal zingende) marinemannen aan- en na te kijken. Zelfs is men al met deze, volkomen nieuwe en nimmer verwachte schakeering van het stads beeld, vertrouwd geraakt.... Twee marinekorpsen zijn er gelegerd in Bussum, 38 en 39, resp. onder commando van oud-luitenant ter zee 1ste klasse A. H. I. Kramers, voordien eerste 'officier van het Ko ninklijk Instituut der Marine aan de Buiten haven en luitenant ter zee 1ste klasse C. H. Quant, voordien eerste officier van het vlieg kamp „De Kooij". Beide korpsen zijn onge veer zevenhonderd man sterk, zoodat het dus nogal flinke formaties zijn, die dan ook een ruime legering behoeven. Zoo is het 39ste ge noodzaakt om voorloopig gedecentraliseerd te bivakkeeren, het 38ste daarentegen bewoont de prachtige model-boerderij Oud-Bussum, terwijl de Staf van dit korps in een pand aan de Bollelaan is ondergebracht. Intusschen is bekend geworden, dat het 28ste niet in Bus sum zal blijven. De nieuwe standplaats wordt Sneek, waarheen bereids een afdeeling is vertrokken. Voor goed begrip van zaken diene, dat een korps onderverdeeld is in vier afdeelingen, elk onder commando van een af- deelingscommandant. Elke afdeeling is weer onderverdeeld in vier groepen, die door groepscommandanten gecommandeerd wor den, terwijl elke groep weer vier ploegen telt, met aan het hoofd een ploegcommandant, bij gestaan door een voorman. De afdeelingscom- mandanten zijn meestal luitenants ter zee le Masse, kapiteins of oudere luitenants ter zee Ze kl., resp. l^te luitenants; de groepscom mandanten zijn luitenants ter zee 2e en 3e kl., of luitenants, c.q. vaandrigs, terwijl als ploeg- commandanten onderofficieren en goede kor poraals fungeeren. De voorman is meestal' een matroos 1ste klasse, terwijl alle overigen „werkers" (genoemd worden. Daar de opbouwdienst geen weermacht is, zullen op den duur de militaire rang aanduidingen verdwijnen om plaats te maken voor aanspreektitels, welke beter bij het karakter van den Opbouwdienst, zullen passen. Wat Is de Opbouwdienst De Opbouwdienst is een instituut, waarvan deel uitmaken alle beroepsmilitairen, die niet op wachtgeld, op z.g. non-actief of met pen sioen gegaan zijn en het voormalig reserve- en het dienstplichtig personeel van de weer macht, dat tot nu toe niet in het bedrijfs leven heeft kunnen terugkeeren of dat niet in zijn onderhoud of dat van zijn gezin op andere wijze kan voorzien. Met handhaving van een strenge tucht, zooals deze altijd het militaire leven ge kenmerkt heeft, wordt dezen menschen liefde voor den arbeid bijgebracht. Dage lijks ziet men de mannen van den Op bouwdienst uitrukken, voorzien van ge reedschappen als schoppen, bijlen, hamers, zagen. De arbeid neemt dan ook de voor naamste plaats van de dageljjksche bezig heden in, al nemen ook exercitie met of zonder schop, sport in allerlei schakee- ring en algemeene ontwikkeling, den noo- digen t(jd in beslag. De bewoner van Vischstraat 109 wil 2 room- boterbonnen met reductie en 2 margarine- bonnen ruilen tegen theebonnen. De bewoonster van Violenstraat 35 heeft 5 er-micelli-bons, die zij wil ruilen voor 2 thee- "men. Het spreekt vanzelf, dat bij de marinekorp sen de typische marine-terminologie nog hoogtij viert. Zoo wordt reeds 's morgen om half zeven „Overal" geblazen, vindt om acht uur het eerste „baksgewijs" plaats, moeten om kwart voor twaalf de „handen schoon" zijn. We zien dagelijks het optreden van de „zeuntjes',' die verantwoordelijk zijn voor het schoonmaken van de slaap- en eetzalen en overige verblijven, evenals van het „kom- maliewant". Er zijn nog voorschafters en ke telaars, schildwachten en uitkijken, baantjes- gasten en baksmeesters, kortom alles als bij de navy En terwijl de zeuntjes doen wat des zeun tjes is, exerceeren de anderen Stram in co lonne of linie. Als vanouds klinken de beve len: „Met vieren rechts uit de flank marsch!", „Bij opvolging groepen links uit de flank!", „Hóófd der colonne naar rechts", enz. enz. Ook bij den Opbouwdienst vormen de exercitiën n.1. een hulpmiddel om de discipline er goed in te houden. Al excerceerende, waarbij de bewegingen met het geweer vervangen zijn door die met den schop („Overschop!" en „In den armschop!", gaat het meestal naar de werkobjecten -toe. (Slot volgt). De rij der schuivelenden en wach tenden Het is weer eer.s' een week van distributi'e- hoogspanning. En dat vanwege de kolen. Ieder Nieuwedie- per heeft kolen noodig en met de herinnering aan een extra-strengen winter heeft men er zelfs gaarne wat moeite voor over om aan de bonnen te komen. Inderdaad... extra moeite! Het is het brandstofbonnen-halend Helder- sche publiek niet meegevallen. Velen hebben een uur, twee uur en langer in de rij moeten staan, alvorens zij einde lijk en ten langen leste voor de balie ge arriveerd waren en de zoo fel-begeerde papiertjes in ontvangst konden nemen. Velen viel dit lange wachten te zwaar en vertrokken alvorens de distributiebe scheiden in ontvangst genomen te heb ben. Anderen kwamen boos en kankerend binnen en klaagden hun nood aan ieder, die het hooren wilde. Nog anderen, (de kleinste categorie!) nam het wachten maar op den koop toe en weigerden hun goed humeur te verliezen. Er is veel gewacht deze week in de Spoor straat. Eerst in verband met de identi teitskaarten, daarna voor de kolenbonnen. Hoog en laag moest er aan gelooven en het was een merkwaardig gezicht deze week heel Den Helder schuivelend, per send, teenen-trappend en critiseerend daar tusschen net Distributiekantoor en het Rialto-theater te zien paradeeren. Critiek was er op alles en iedereen. Maar men vergat daarbij maar al te dikwijls dat het personeel van den Distributiedienst het minstens even zwaar, zoo niet zwaarder, had. Heel den dag is een groot aantal ambtenaren thans in touw het den menschen zoo gemak- kelik mogelijk te make i. Men is niet karig met het geven van inlichtingen en als de zaken niet in orde zijn, is men steeds weer bereid de menschen terecht te helpen. Er wordt daar hard gewerkt in dit bureau. Van 's morgens vroeg tot 's avonds 7 uur (en soms nog later) toe. Er is nu eenmaal een massa werk te ver zetten en het is niet mogelijk dat het publiek geen wacht-offer moet brengen. Op één punt zouden wij wèl een woord van critkk willen doen hooren. Het is zoo langzamerhand namelijk gewoonte gewor den, dat zich op het tegenovergelegen trottoir, ter hoogte van Herman Nypels, een schare van met belangstelling toe- ziend£* stadgenooten bevindt, die met in teresse de wachtende ploeg gadeslaat. Zij zien dit toe op een wijze, zooals men in Artis de exotische dieren beschouwt. Voor de wachtenden in kwestie is zulks niet aangenaam. Nog minder prettig zijn de opmerkingen die menigmaal van den over kant gemaakt worden. Misschien dat velen thans besluiten zulks in den vervolge na te laten. Het zou van goeden burgerzin getuigen! FIETSEN-MISÈRE. Een bewoonster van de Jan in 't Veltstraat deed bij de politie aangifte, dat haar dames rijwiel, hetwelk zij even in de Spoorstraat neergezet had, spoorloos is verdwenen. Een bewoner van de Hector Treubstraat deed eveneens aangifte van vermissing van zijn rijwiel. Dit was een „Nederlandsche Kroon", hetwelk hij had geparkeerd in het Plantsoen. Verzekert Uw fiets vooi 3 gulden per jaar. Bij diefstal kri.gt U een nieuwe tenig. K. KOS, Koningstraat 76. Voor hen, die nog geen identi teitskaart bezitten. Voor het als identiteitsbewijs doen geldend maken van de DISTRIBUTIE STAMKAART zal alsnog gelegenheid bestaan op Vrijdag, 4 October a.s., des namiddags van 68 uur, in het Distri butiebureau, Spoorstraat 44. Ten raad- huize bestaat daartoe GEEN gelegen heid. Identiteitsbewijzen in anderen vorm (identiteitskaart, bew(js van Nederlan derschap e.d.) worden UITSLUITEND ten raadhuize verstrekt op werkdagen van 912 uur v.m. De openbare leeszaal werd gedurende de maand September bezocht door 333 mannen en 46 vrouwen, totaal: 379 personen. Uitgeleend werden 874 romans, 577 jeugd boeken en 727 studieboeken, totaal: 217.8 boeken. Lijst van nieuwe aanwinsten October 1940: Romans: BergstrandPoulsen, Elisabeth De Kroon; Majocchi, Chirurg; Wilma, Als een bruid... Studiewerken: Huebner, F. H., Gustaaf de Smet; Hutschenruyter, W., De ontwikkeling der symphonie door Haydn, Mozart en Beet hoven; Montessori, Maria, Het geheim van het kinderleven. Raeber, W. Alfred Heinrich Pel- legrini; Statistiek der bevolking van Neder land. Ingebonden tijdschriften: Fotovreugd 1937- '39. Landhuis, Het, 1938, 2 dln. Op de hoogte, 1938, 2 dln. Succes, 1939. Vliegveld, Het, 1939. Geschenken: Bergmann, B., Das Lied von der Mutter; Biggers, E. D., Sleutels?; Engel hard, J. F., Röder. Handelskennis voor de correspondent in de Duitsche taal. Flake, O. Sommerman; Hériat, P., Les enfants gates; Jaarverslag van Dennenheuvel over 1939. Op- penheim, E. P., Gabriel Samara (Engelsche tekst)Verslag van het Kon. Ned. Meteoro logisch Instituut over 1939; Verslag van het Provinciaal waterleidingbedrijf van Noord- Holland over 1939. Wijdenes, P„ Beknopte al gebra, 2 dln. Jeugdboeken: BelinfanteBelinfante, Emmy Naar sneeuw en zon (1518); Beyer, Rie, Een veilig nest. (1316). Faber J., Avonturen van een Marker jongen in oorlogstijd (1113). Luber, Jet, Ike op -eis (1518). Thans is bepaald, dat ook apothekers voor een extra rantsoen zeep in aanmerking kun nen komen. Zij kunnen daarvoor een aanvraagformulier van het distributiekantoor afhalen, welk for mulier aldaar na invulling weder moet wor den teruggebracht. FIETSENDIEF AANGEHOUDEN Door de politie is dezer dagen een persoon aangehouden, welke er van wordt verdacht zich schuldig gemaakt te hebben aan fietsen diefstallen.. Een onderzoek is ingesteld. Banketbakkerij, Keizerstraat 124-126, hebben een Koffie- en 7hee-surrogaat voor U, wat niet te evenaarden is. Bij de meeste winkeliers verkrijgbaar. Getrouw aan haar gewoonte herinnert de Ned. Ver. tot bescherming van Dieren er ook dit jaar aan, dat op 4 October de Dierendag valt. Dat is de dag, waarop ieder, die. het wèl meent met de dierenwereld, eens bijzondere belangstelling voor de bescherming van het dier toont. Het spreekt wel vanzelf dat in onzen tijd, waarin menschelijke belangen een beteekenis hebben, die eenerzijds ver uitgaat boven die, welke er in andere omstandigheden aan wordt toegekend, velen geneigd zullen we zen, de belangen van het dier te vergeten. Evenwel is dit, hoe men het ook bekijkt, een even foutief als onjuist standpunt. Want, niemand zal toch waarlijk meenen, dat het niet meer noodig is, het lijdende dier te hulp te komen, omdat óók tal van menschen in leed ondergaan? Dat, tegenover het ont zaglijke menschenleed dat béétje dieren-ellende in het niet zinkt? Het is inderdaad een voor-de-hand-liggend excuus. Zóó voor-de-hand-liggend, dat het wel aan een nader onderzoek mag worden onder worpen. Dan blijkt het wel wat goedkoop te zijn! Want zou men nalaten leed te verhelpen, ómdat er nog ander leed op aarde bestaat, dan zou men nimmer kunnen aanvangen, want er is te allen tijde leed geweest dat niet gelenigd werd en dat erger is dan dat wel verholpen werd. Zóó zal het altijd zijn en aldus zou geen enkele hulp worden verleend aan den mensch niet en niet aan het dier. De Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren wijst er daarom met grooten nadruk op dat er, ondanks den ernst der tijden, alle aanlei ding bestaat, den 4den October als Dierendag in eere te houden. Want, ook al is er veel andere ellende, er is óók veel dierenleed!! Ieder, die tot het opheffen daarvan zijn of haar medewerking geeft, draagt een steentje bij tot het verhoogen van het zedelijke peil van ons volk. De Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren, Prinses Mariestraat 40, 's-Gravenhage, tel. 112755, giro 25685, het centrale lichaam op het gebied der dierenbescherming in Nederland dat o.m. een eigen maandblad uitgeeft met een oplaag van meer dan 9000 exemplaren, is de aangewezen organisatie voor het beharti gen van de belangen der dieren. Het is gerechtvaardigd, ook in dezen tijd die vereeniging van Uw belangstelling te doen blijken. Daartoe is Dierendag, 4 October, de dag b\j uitnemendheid. DIEFSTAL VAN AKTEN-TASCH MET INHOUD. Een stadgenoot plaatste zijn rijwiel- onbe heerd in de Keizerstraat. Toen hij het wilde ophalen, bleek tot zijn niet geringe schrik, dat de akterrtasch van het vehikel verdwenen was. Daarin bevonden zich verscheidene kwitanties en een sleutelbos. Een onderzoek wordt ingesteld. Voor een ieder, die niet ziende doof en hoo- rende blind was, moest het dezer dagen duide lijk zijn, dat er onheil smeulde in een straat, ergens in onze stad. Het was alsof een donderbui in de bewogen contreien van onze atmosfeer een collega ging ontmoeten. En men weet, dan is het onweer altijd onverwacht en hevig. Onder ons gezegd, de man had niets weg van een donderbui. Integendeel: Hij was ongemerkt onze straat binnengeslopen, had zich midden op den rijweg opgesteld en was zoo gaan zin gen, zonder voorafgaande waarschuwing, als of hij zijn heele leven lang daar gestaan had. Het was een vreemd, droef lied, dat hij zong. Al zouden wij met zijn allen ook natuurlijk weer bij wijze van spreken in zijn mond hebben zitten schoenlappen, dan hadden we er nog geen woord van verstaan. Maar daar was hét ook niet om begonnen. De zonderlinge bard scheen volmaakt onverschillig ten aanzien van den tekst, dien hij zong. Nee, de melodie, die hij zong, deed alle verlangen om.de woorden te verstaan wegvlieden. Hij zong met lange uithalen en vreemde toonvallen, en de meest onverwachte loeigeluidén, die hij aan zijn on getwijfeld omvangrijk orgaan wist te ontruk ken. Het was alleen zoo in-droevig en melan choliek, dat een hond onweerstaanbaar mee- jankte. Dit scheen den man niet te deren. Zijn bedoeling was een heel andere. Dat was heel duidelijk. Hij wilde ons tot tranen toe ont roeren op die manier onze mildheid bevorde ren. Wie weet, hoe lang hij daar nog gestaan zou hebben en vreemde nooit gehoorde klan ken uitgestooten zou hebben, als daar niet concurrentie was komen opdagen in den vorm van een kunstenaar, die zijn stemorgaan ondersteunde met behulp van een groote guitaar, die hij aan een riem om zijn schouder meevoerde. Deze andere donderbui begon op gansch niet onwelluidende wijze aanstonds een lied te kweelen over de zon, die haar stralen over het aardrijk uitwerpt, hetgeen hij vergezeld deed gaan van vlotte accoorden op 2ijn guitaar. De instrumentlooze zanger hield plotseling op en keek diepgegriefd oi zich heen, om te ontdekken, wat de oorzaak kon zijn van de zoo eensklaps verdwenen publieke belangstel ling over zjjn optreden. Niet zoodra kreeg hij den lustig zingenden en tokkelenden concur rent in het oog, of een groote verontwaardi ging maakte zich van hem meester. Hij grab belde de centen uit zijn pet, zette dit hoofd deksel op zijn slechts schraal bedekte kruin, stak zijn handen vastberaden in zijn zakken en stevende op den muzikant af. Deze begroette den nieuwkomer met een vriendelijk beroepsglimlachje, waarop de man hem vroeg, op den toon van een rechter van instructie: „Kunt U niet zien, dat ik zing?!" De zon hield plotseling op met het uitzenden van haar vriendelijke stralen ten minste, de guitaar speler staakte abrupt het relaas er over en de aangesprokene trok zijn wenkbrauwen hoog op van matelooze verba zing en antwoordde: „Wie zingt? Ik hoor d'r niks van!" „Nogal wiedes," merkte de eerste zanger op, als ik spreek ken ik niet zinge, als U soms lollig wil weze „Wat een geluk" antwoordde de kunste naar, nou als ik .e een raad mag geve, man, blijf dan maar doorprate". „Zoo vindt U dat. Zoo, maar ik heb Uwes raad niet van noode, begrijpt U dat. Denkt U soms, dat ik hier voor me lol sta te zingen •„O, nee?" informeerde de. weetgierige kunstenaar „voor wie z'n lol dan wel, als ik zoo beleefd mag wezen, dat te vragen," voeg de hij er snijdend sarcastisch aan toe. „Dat zal ik weten, maar als je maar goed weet, dat ik hier het eerste zing." „Zoo, nou, dan wordt het hoog tijd, dat je opkrast man, want je jaagt de kleine kinde ren de stuipen op 't lijf met je gebalk, de menschen schrikken d'r eigen dood, ze denken, dat er brand is!" „Is het toch waar," merkte de Zanger met geveinsde kalmte op „terwijl hij zoo al geen vuur of venijn, dan toch een straal bruin sap spoog, kennelijk afkomstig van zeker geurig kruid; en dan toch koppig den strijd hervat tend: „En toch stond ik hier het eerste, onder kruiper!" Dit verdroot den kunstenaar. En hoewel hij twee hoofden kleiner was, dan de zanger, schonk zijn gekrenkte kunstenaarstrots hem de vermetelheid overmoedige mannentaal tegen den zanger te spreken, vergezeld van een zeer dreigende beweging met de gansch niet; onaanzienlijke guitaar: „Als je nog niet gauw je smhoudt, sla ik je morsdood met mijn guitaar!" De uitgedaagde zanger barstte plots in een uitbundigen lach uit. Of het door het roeke- looze aanbod van den kleinen kunstenaar jegens hem, den kolossalen kwant was, dan wel vanwege de vreemde benaming van het instrument, zal wel nooit uitgemaakt worden. Doch de zanger was uitbundig in zijn lawaai ende vreugde. Hjj sperde zijn mond wijd open in een overdreven vroolijkheid. (Doch wie staat, zie toe, dat hij niet valle). Dat had de zanger ook moeten bedenken. Want plotseling verstomde zijn gelach en ging over in een vreemd gerochel, terwijl een groengele tint zijn gelaat overtoog... hij maakte krampachtige, slikkende bewegingen en dan op eens rende hij heen met zijn eene hand op zjjn maag gedrukt, en de andere aan zijn keel... De zanger had zijn pruim ingeslikt. De rust in de straat keerde terug. H. H. 't Is weer herfst. 'Hij is gekomen op de wieken van den Oosten- e» Noordenwind. In stille na-zomersche nach ten kwam hij aanzetten, om bezit te nemen van stad en land. Zijn komst was niet met stillen trom, want nauwelijks aanwezig, of hij manifesteerde zich door een ontzagwekkend machtsvertoon. Hij, de herfst, die zich plaatst tusschen den zomer en den winter. Nóg dwarrelen, heel den dag en heel den nacht de bldren. Bruin en gerimpeld. Gekrulde en gescheurde bldren, weggetrokken door den herfstwind uit den boomenkroon. Ze liggen nu op de paden van de parken, in de modderige boorden langs de grachten en zoo maar op straat. Menschen stappen er op, vertrappen de bruine bldren, die al spoedig niets meer zijn dan modder. Vergane weelde van het groene getij, dat, onverbiddelijk, voorbij is. Voorbij Vat is het woord dat heel den herfst ken merkt. Het is het woord, dat de herfst karak teriseert. Hem kenmerkt. Voorbij Ieder mensch voelt de nabijheid van den herfst op zijn eigen wijze. Omdat ieder men- schenhart de dingen die in zijn geest zijn, anders verwerkt. Maar hoe men de nabijheid van den herfst ook voelt, steeds is daar dien specifieken sfeer van melancholie, van een zekeren weemoed. Weemoed over datgene wat heenging. De nachten zijn nu lang en intens van duis ternis. Reeds vroeg in den avond sluit de hemel zich over deze stad en neemt de duisternis be zit van haar. Nog eenigen tijd staan de daken van de huizen als dreigende driehoeken tegen het zwart-blauwe hemeldak, totdat ook zij niets meer zijn dan vormlooze slagschaduwen van brokken steen en hout. Een enkele late wandelaar rept zich huis waarts om binnen te komen. Een eenzame fiet ser, gebogen tegen den herfstwind in, trapt door de straat, waarin het leven al vroeg ver stilde. Traag stapt een hulp-agent voorbij, con troleerend huis voor huis. Na den avond komt de nacht. Stille nachten, met alleen vaak het gezoem van de vliegtuigen, dat velen al niet meer hooren. Soms kriskras sen zoeklichten langs den hemel. Breede bun dels wit licht, die elkaar kruisen en soms in één middelpunt samenvallen. Buiten ruischt de herfstwind. Hij loeit klage lijk om de schoorsteenen op de daken. Giert droefgeestig om de straathoeken, pijpt in de nauwe stegen van de donkere stad. Menschen liggen in hun bedden. Niet allen slapen. Er zijn er die liggen te luisteren. Naar den wind, die zachtkens kreunt om het huis, waarvan men de veilige beslotenheid gevoelt. Ondanks de stilte is de nacht vol van leven. Een kat schreit ver weg en een hond slaat aan, ergens in een tuin, vele straten verderop. Een motor staat ergens te roffelen. Na den langen nacht komt de herfstmorgen. Hoog blaast de wind over de stad. Rosse en licht-grijze wolkenflarden slieren aan den hemel. Het is intens koud en de mensch wikkelt zich reeds in een dikke jas. Huiverend zoekt men zijn werk op', blij indien men zich warm kan arbeiden. Dien dag wordt het nóg kouder dan den vorige. Nóg vinniger blaast de wind door de stad en nog geringer is het aantal bldren aan de boomen. Weer gaat er iets weg van dat wat er nog restte van den zomer. lederen dag versterft er iets, iederen dag nadert in dezen herfst de winter één schrede dichterbij. Het licht in den herfst is het schoonst van al. Ziet het des morgens staan tusschen hemel en aarde: als een diffuus scherm van brons, een goudig lichtende bundeling van stralen, die uit de eeuwigheid daarboven neerstroomen. Héél de wereld wordt doordrenkt van dit bronzen licht. Heel de wereld staat daar te glanzen en te stralen in het schoonste herfst- brons. Maar hoe schoon het schouwspel, men voelt de nabijheid van hem, die dit alles verteert. Van den herfst, die in en om en bij alles is in deze dagen. De voorlooper van den winter. Kom, laat ons niet melancholiek zijn, laat ons trachten iets van de vreugde te ervaren die straks, na den herfst en na den winter, zul len komen bij de wedergeboorte van het nieuwe leven. Want zoo onverbiddelijk als de herfst het leven doet gaan sterven zoo onverbiddellijk zal daar straks zijn de machtige wedergeboorte, de goddelijke renaissance van het nieuwe: van de lente. Zij, die een stamkaart bezitten, genummerd met een der nummers tusschen 31000 en 40000, dienen zich morgen (Vrijdag) aan het Distri butiebureau te vervoegen in bezit van stam kaart en ingevuld brandstoffen-formulier voor het afhalen der bonnen. Op Maandag 14 October a.s. zullen de cur sussen voor vervolgonderwijs aanvangen. Voor aanmelding van leerlingen zie men de adver tentie in ons nummer van gisteren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 5