Een kijkje
bij den Opbouwdienst
Waar „overal" en „baksgewijs
nog bestaat
Distributiedienst op
hoogspanning
Laatste gelegenheid
s
&ebïoedeï&
Ergens in de Stad
Het bronzen tij
Ponderdag 3 October 1940
Tweede Blad
Marine in 't Gooi
y>
I
Bezoek Openbare
Leeszaal
Extra zeep voor Apothekers
4 October is dierendag!
Langs de straat
De brandstof - distributie
Cursussen vervolgonderwijs
Het typisch Gooisehe stadje Bussum
tooit zieli al weken lang; met een kleur, jj
welke eigenlijk bij Den Helder behoort:
jj het blauw «Ier Marine... Dat stadje
jj heeft n.1. het voorrecht om liefst twee ij
:i van de drie marinekorpsen, welke de
jyedérlandsche Opbouwdienst kent,
binnen zijn schoone dreven te her-
i: bergen, n.1. de korpsen 38 en 39. Het
js speciaal over deze korpsen, dat een i:
onzer medewerkers ons het een en j j
5: ander vertelt.
j
Hier volgt zijn eerste pennevrucht. j:
Er gaat geen dag voorbij, of de Gooiers
in Bussum en omgeving, zien de zee.
Althans de zonen der zee, die haar (naar
Zij zonder uitzondering allen hopen)
Slechts t ij d e 1 ij k hebben verlaten, om
te bouwen aan de nieuwe toekomst van
het vaderland. In het bekende „laken",
dan wel in het even bekende „ketelpak",
maar altijd de gezonde koppen gedekt
door de muts (zónder en mèt veer)
marcheeren zij kranig en vief naar het
kamp van Laren of naar het werkobject.
En zooals elke troep in de Jutterij de
onverdeelde aandacht had (vooral van
het vrouwelijk deel der goê-gemeente),
zoo kan ook de Bussumer niet nalaten
onze (meestal zingende) marinemannen
aan- en na te kijken. Zelfs is men al
met deze, volkomen nieuwe en nimmer
verwachte schakeering van het stads
beeld, vertrouwd geraakt....
Twee marinekorpsen zijn er gelegerd in
Bussum, 38 en 39, resp. onder commando van
oud-luitenant ter zee 1ste klasse A. H. I.
Kramers, voordien eerste 'officier van het Ko
ninklijk Instituut der Marine aan de Buiten
haven en luitenant ter zee 1ste klasse C. H.
Quant, voordien eerste officier van het vlieg
kamp „De Kooij". Beide korpsen zijn onge
veer zevenhonderd man sterk, zoodat het dus
nogal flinke formaties zijn, die dan ook een
ruime legering behoeven. Zoo is het 39ste ge
noodzaakt om voorloopig gedecentraliseerd te
bivakkeeren, het 38ste daarentegen bewoont
de prachtige model-boerderij Oud-Bussum,
terwijl de Staf van dit korps in een pand aan
de Bollelaan is ondergebracht. Intusschen is
bekend geworden, dat het 28ste niet in Bus
sum zal blijven. De nieuwe standplaats wordt
Sneek, waarheen bereids een afdeeling is
vertrokken. Voor goed begrip van zaken
diene, dat een korps onderverdeeld is in vier
afdeelingen, elk onder commando van een af-
deelingscommandant. Elke afdeeling is weer
onderverdeeld in vier groepen, die door
groepscommandanten gecommandeerd wor
den, terwijl elke groep weer vier ploegen telt,
met aan het hoofd een ploegcommandant, bij
gestaan door een voorman. De afdeelingscom-
mandanten zijn meestal luitenants ter zee le
Masse, kapiteins of oudere luitenants ter zee
Ze kl., resp. l^te luitenants; de groepscom
mandanten zijn luitenants ter zee 2e en 3e kl.,
of luitenants, c.q. vaandrigs, terwijl als ploeg-
commandanten onderofficieren en goede kor
poraals fungeeren. De voorman is meestal'
een matroos 1ste klasse, terwijl alle overigen
„werkers" (genoemd worden.
Daar de opbouwdienst geen weermacht
is, zullen op den duur de militaire rang
aanduidingen verdwijnen om plaats te
maken voor aanspreektitels, welke beter
bij het karakter van den Opbouwdienst,
zullen passen.
Wat Is de Opbouwdienst
De Opbouwdienst is een instituut, waarvan
deel uitmaken alle beroepsmilitairen, die niet
op wachtgeld, op z.g. non-actief of met pen
sioen gegaan zijn en het voormalig reserve-
en het dienstplichtig personeel van de weer
macht, dat tot nu toe niet in het bedrijfs
leven heeft kunnen terugkeeren of dat niet in
zijn onderhoud of dat van zijn gezin op andere
wijze kan voorzien.
Met handhaving van een strenge tucht,
zooals deze altijd het militaire leven ge
kenmerkt heeft, wordt dezen menschen
liefde voor den arbeid bijgebracht. Dage
lijks ziet men de mannen van den Op
bouwdienst uitrukken, voorzien van ge
reedschappen als schoppen, bijlen, hamers,
zagen. De arbeid neemt dan ook de voor
naamste plaats van de dageljjksche bezig
heden in, al nemen ook exercitie met of
zonder schop, sport in allerlei schakee-
ring en algemeene ontwikkeling, den noo-
digen t(jd in beslag.
De bewoner van Vischstraat 109 wil 2 room-
boterbonnen met reductie en 2 margarine-
bonnen ruilen tegen theebonnen.
De bewoonster van Violenstraat 35 heeft 5
er-micelli-bons, die zij wil ruilen voor 2 thee-
"men.
Het spreekt vanzelf, dat bij de marinekorp
sen de typische marine-terminologie nog
hoogtij viert. Zoo wordt reeds 's morgen om
half zeven „Overal" geblazen, vindt om acht
uur het eerste „baksgewijs" plaats, moeten
om kwart voor twaalf de „handen schoon"
zijn.
We zien dagelijks het optreden van de
„zeuntjes',' die verantwoordelijk zijn voor het
schoonmaken van de slaap- en eetzalen en
overige verblijven, evenals van het „kom-
maliewant". Er zijn nog voorschafters en ke
telaars, schildwachten en uitkijken, baantjes-
gasten en baksmeesters, kortom alles als bij
de navy
En terwijl de zeuntjes doen wat des zeun
tjes is, exerceeren de anderen Stram in co
lonne of linie. Als vanouds klinken de beve
len: „Met vieren rechts uit de flank
marsch!", „Bij opvolging groepen links uit de
flank!", „Hóófd der colonne naar rechts", enz.
enz. Ook bij den Opbouwdienst vormen de
exercitiën n.1. een hulpmiddel om de discipline
er goed in te houden.
Al excerceerende, waarbij de bewegingen
met het geweer vervangen zijn door die met
den schop („Overschop!" en „In den
armschop!", gaat het meestal naar de
werkobjecten -toe.
(Slot volgt).
De rij der schuivelenden en wach
tenden
Het is weer eer.s' een week van distributi'e-
hoogspanning.
En dat vanwege de kolen. Ieder Nieuwedie-
per heeft kolen noodig en met de herinnering
aan een extra-strengen winter heeft men er
zelfs gaarne wat moeite voor over om aan
de bonnen te komen.
Inderdaad... extra moeite!
Het is het brandstofbonnen-halend Helder-
sche publiek niet meegevallen.
Velen hebben een uur, twee uur en langer
in de rij moeten staan, alvorens zij einde
lijk en ten langen leste voor de balie ge
arriveerd waren en de zoo fel-begeerde
papiertjes in ontvangst konden nemen.
Velen viel dit lange wachten te zwaar
en vertrokken alvorens de distributiebe
scheiden in ontvangst genomen te heb
ben. Anderen kwamen boos en kankerend
binnen en klaagden hun nood aan ieder,
die het hooren wilde. Nog anderen, (de
kleinste categorie!) nam het wachten
maar op den koop toe en weigerden hun
goed humeur te verliezen.
Er is veel gewacht deze week in de Spoor
straat. Eerst in verband met de identi
teitskaarten, daarna voor de kolenbonnen.
Hoog en laag moest er aan gelooven en
het was een merkwaardig gezicht deze
week heel Den Helder schuivelend, per
send, teenen-trappend en critiseerend daar
tusschen net Distributiekantoor en het
Rialto-theater te zien paradeeren.
Critiek was er op alles en iedereen. Maar
men vergat daarbij maar al te dikwijls dat
het personeel van den Distributiedienst het
minstens even zwaar, zoo niet zwaarder, had.
Heel den dag is een groot aantal ambtenaren
thans in touw het den menschen zoo gemak-
kelik mogelijk te make i. Men is niet karig
met het geven van inlichtingen en als de
zaken niet in orde zijn, is men steeds weer
bereid de menschen terecht te helpen.
Er wordt daar hard gewerkt in dit bureau.
Van 's morgens vroeg tot 's avonds 7 uur (en
soms nog later) toe.
Er is nu eenmaal een massa werk te ver
zetten en het is niet mogelijk dat het publiek
geen wacht-offer moet brengen.
Op één punt zouden wij wèl een woord
van critkk willen doen hooren. Het is zoo
langzamerhand namelijk gewoonte gewor
den, dat zich op het tegenovergelegen
trottoir, ter hoogte van Herman Nypels,
een schare van met belangstelling toe-
ziend£* stadgenooten bevindt, die met in
teresse de wachtende ploeg gadeslaat. Zij
zien dit toe op een wijze, zooals men in
Artis de exotische dieren beschouwt. Voor
de wachtenden in kwestie is zulks niet
aangenaam. Nog minder prettig zijn de
opmerkingen die menigmaal van den over
kant gemaakt worden. Misschien dat velen
thans besluiten zulks in den vervolge na
te laten. Het zou van goeden burgerzin
getuigen!
FIETSEN-MISÈRE.
Een bewoonster van de Jan in 't Veltstraat
deed bij de politie aangifte, dat haar dames
rijwiel, hetwelk zij even in de Spoorstraat
neergezet had, spoorloos is verdwenen.
Een bewoner van de Hector Treubstraat
deed eveneens aangifte van vermissing van
zijn rijwiel. Dit was een „Nederlandsche
Kroon", hetwelk hij had geparkeerd in het
Plantsoen.
Verzekert Uw fiets vooi 3 gulden per jaar.
Bij diefstal kri.gt U een nieuwe tenig.
K. KOS, Koningstraat 76.
Voor hen, die nog geen identi
teitskaart bezitten.
Voor het als identiteitsbewijs doen
geldend maken van de DISTRIBUTIE
STAMKAART zal alsnog gelegenheid
bestaan op Vrijdag, 4 October a.s., des
namiddags van 68 uur, in het Distri
butiebureau, Spoorstraat 44. Ten raad-
huize bestaat daartoe GEEN gelegen
heid.
Identiteitsbewijzen in anderen vorm
(identiteitskaart, bew(js van Nederlan
derschap e.d.) worden UITSLUITEND
ten raadhuize verstrekt op werkdagen
van 912 uur v.m.
De openbare leeszaal werd gedurende de
maand September bezocht door 333 mannen en
46 vrouwen, totaal: 379 personen.
Uitgeleend werden 874 romans, 577 jeugd
boeken en 727 studieboeken, totaal: 217.8
boeken.
Lijst van nieuwe aanwinsten October 1940:
Romans: BergstrandPoulsen, Elisabeth
De Kroon; Majocchi, Chirurg; Wilma, Als een
bruid...
Studiewerken: Huebner, F. H., Gustaaf de
Smet; Hutschenruyter, W., De ontwikkeling
der symphonie door Haydn, Mozart en Beet
hoven; Montessori, Maria, Het geheim van het
kinderleven. Raeber, W. Alfred Heinrich Pel-
legrini; Statistiek der bevolking van Neder
land.
Ingebonden tijdschriften: Fotovreugd 1937-
'39. Landhuis, Het, 1938, 2 dln. Op de hoogte,
1938, 2 dln. Succes, 1939. Vliegveld, Het, 1939.
Geschenken: Bergmann, B., Das Lied von
der Mutter; Biggers, E. D., Sleutels?; Engel
hard, J. F., Röder. Handelskennis voor de
correspondent in de Duitsche taal. Flake, O.
Sommerman; Hériat, P., Les enfants gates;
Jaarverslag van Dennenheuvel over 1939. Op-
penheim, E. P., Gabriel Samara (Engelsche
tekst)Verslag van het Kon. Ned. Meteoro
logisch Instituut over 1939; Verslag van het
Provinciaal waterleidingbedrijf van Noord-
Holland over 1939. Wijdenes, P„ Beknopte al
gebra, 2 dln.
Jeugdboeken: BelinfanteBelinfante, Emmy
Naar sneeuw en zon (1518); Beyer, Rie, Een
veilig nest. (1316). Faber J., Avonturen van
een Marker jongen in oorlogstijd (1113).
Luber, Jet, Ike op -eis (1518).
Thans is bepaald, dat ook apothekers voor
een extra rantsoen zeep in aanmerking kun
nen komen.
Zij kunnen daarvoor een aanvraagformulier
van het distributiekantoor afhalen, welk for
mulier aldaar na invulling weder moet wor
den teruggebracht.
FIETSENDIEF AANGEHOUDEN
Door de politie is dezer dagen een persoon
aangehouden, welke er van wordt verdacht
zich schuldig gemaakt te hebben aan fietsen
diefstallen..
Een onderzoek is ingesteld.
Banketbakkerij, Keizerstraat 124-126,
hebben een Koffie- en 7hee-surrogaat
voor U, wat niet te evenaarden is.
Bij de meeste winkeliers verkrijgbaar.
Getrouw aan haar gewoonte herinnert de
Ned. Ver. tot bescherming van Dieren er ook
dit jaar aan, dat op 4 October de Dierendag
valt.
Dat is de dag, waarop ieder, die. het wèl
meent met de dierenwereld, eens bijzondere
belangstelling voor de bescherming van het
dier toont. Het spreekt wel vanzelf dat in
onzen tijd, waarin menschelijke belangen een
beteekenis hebben, die eenerzijds ver uitgaat
boven die, welke er in andere omstandigheden
aan wordt toegekend, velen geneigd zullen we
zen, de belangen van het dier te vergeten.
Evenwel is dit, hoe men het ook bekijkt, een
even foutief als onjuist standpunt.
Want, niemand zal toch waarlijk meenen,
dat het niet meer noodig is, het lijdende dier
te hulp te komen, omdat óók tal van menschen
in leed ondergaan? Dat, tegenover het ont
zaglijke menschenleed dat béétje dieren-ellende
in het niet zinkt?
Het is inderdaad een voor-de-hand-liggend
excuus. Zóó voor-de-hand-liggend, dat het wel
aan een nader onderzoek mag worden onder
worpen. Dan blijkt het wel wat goedkoop te
zijn!
Want zou men nalaten leed te verhelpen,
ómdat er nog ander leed op aarde bestaat, dan
zou men nimmer kunnen aanvangen, want er
is te allen tijde leed geweest dat niet gelenigd
werd en dat erger is dan dat wel verholpen
werd.
Zóó zal het altijd zijn en aldus zou geen
enkele hulp worden verleend aan den mensch
niet en niet aan het dier.
De Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren
wijst er daarom met grooten nadruk op dat
er, ondanks den ernst der tijden, alle aanlei
ding bestaat, den 4den October als Dierendag
in eere te houden. Want, ook al is er veel
andere ellende, er is óók veel dierenleed!!
Ieder, die tot het opheffen daarvan zijn of
haar medewerking geeft, draagt een steentje
bij tot het verhoogen van het zedelijke peil van
ons volk.
De Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren,
Prinses Mariestraat 40, 's-Gravenhage, tel.
112755, giro 25685, het centrale lichaam op
het gebied der dierenbescherming in Nederland
dat o.m. een eigen maandblad uitgeeft met
een oplaag van meer dan 9000 exemplaren, is
de aangewezen organisatie voor het beharti
gen van de belangen der dieren.
Het is gerechtvaardigd, ook in dezen tijd die
vereeniging van Uw belangstelling te doen
blijken. Daartoe is Dierendag, 4 October, de
dag b\j uitnemendheid.
DIEFSTAL VAN AKTEN-TASCH MET
INHOUD.
Een stadgenoot plaatste zijn rijwiel- onbe
heerd in de Keizerstraat. Toen hij het wilde
ophalen, bleek tot zijn niet geringe schrik, dat
de akterrtasch van het vehikel verdwenen was.
Daarin bevonden zich verscheidene kwitanties
en een sleutelbos.
Een onderzoek wordt ingesteld.
Voor een ieder, die niet ziende doof en hoo-
rende blind was, moest het dezer dagen duide
lijk zijn, dat er onheil smeulde in een straat,
ergens in onze stad.
Het was alsof een donderbui in de bewogen
contreien van onze atmosfeer een collega ging
ontmoeten. En men weet, dan is het onweer
altijd onverwacht en hevig.
Onder ons gezegd, de man had niets weg van
een donderbui. Integendeel: Hij was ongemerkt
onze straat binnengeslopen, had zich midden
op den rijweg opgesteld en was zoo gaan zin
gen, zonder voorafgaande waarschuwing, als
of hij zijn heele leven lang daar gestaan had.
Het was een vreemd, droef lied, dat hij zong.
Al zouden wij met zijn allen ook natuurlijk
weer bij wijze van spreken in zijn mond
hebben zitten schoenlappen, dan hadden we er
nog geen woord van verstaan. Maar daar was
hét ook niet om begonnen. De zonderlinge bard
scheen volmaakt onverschillig ten aanzien van
den tekst, dien hij zong. Nee, de melodie, die
hij zong, deed alle verlangen om.de woorden
te verstaan wegvlieden. Hij zong met lange
uithalen en vreemde toonvallen, en de meest
onverwachte loeigeluidén, die hij aan zijn on
getwijfeld omvangrijk orgaan wist te ontruk
ken. Het was alleen zoo in-droevig en melan
choliek, dat een hond onweerstaanbaar mee-
jankte. Dit scheen den man niet te deren. Zijn
bedoeling was een heel andere. Dat was heel
duidelijk. Hij wilde ons tot tranen toe ont
roeren op die manier onze mildheid bevorde
ren. Wie weet, hoe lang hij daar nog gestaan
zou hebben en vreemde nooit gehoorde klan
ken uitgestooten zou hebben, als daar niet
concurrentie was komen opdagen in den
vorm van een kunstenaar, die zijn stemorgaan
ondersteunde met behulp van een groote
guitaar, die hij aan een riem om zijn schouder
meevoerde. Deze andere donderbui begon op
gansch niet onwelluidende wijze aanstonds
een lied te kweelen over de zon, die haar
stralen over het aardrijk uitwerpt, hetgeen
hij vergezeld deed gaan van vlotte accoorden
op 2ijn guitaar.
De instrumentlooze zanger hield plotseling
op en keek diepgegriefd oi zich heen, om te
ontdekken, wat de oorzaak kon zijn van de
zoo eensklaps verdwenen publieke belangstel
ling over zjjn optreden. Niet zoodra kreeg hij
den lustig zingenden en tokkelenden concur
rent in het oog, of een groote verontwaardi
ging maakte zich van hem meester. Hij grab
belde de centen uit zijn pet, zette dit hoofd
deksel op zijn slechts schraal bedekte kruin,
stak zijn handen vastberaden in zijn zakken
en stevende op den muzikant af.
Deze begroette den nieuwkomer met een
vriendelijk beroepsglimlachje, waarop de man
hem vroeg, op den toon van een rechter van
instructie: „Kunt U niet zien, dat ik zing?!"
De zon hield plotseling op met het uitzenden
van haar vriendelijke stralen ten minste,
de guitaar speler staakte abrupt het relaas
er over en de aangesprokene trok zijn
wenkbrauwen hoog op van matelooze verba
zing en antwoordde: „Wie zingt? Ik hoor d'r
niks van!"
„Nogal wiedes," merkte de eerste zanger
op, als ik spreek ken ik niet zinge, als U soms
lollig wil weze
„Wat een geluk" antwoordde de kunste
naar, nou als ik .e een raad mag geve, man,
blijf dan maar doorprate".
„Zoo vindt U dat. Zoo, maar ik heb Uwes
raad niet van noode, begrijpt U dat.
Denkt U soms, dat ik hier voor me lol sta
te zingen
•„O, nee?" informeerde de. weetgierige
kunstenaar „voor wie z'n lol dan wel, als ik
zoo beleefd mag wezen, dat te vragen," voeg
de hij er snijdend sarcastisch aan toe.
„Dat zal ik weten, maar als je maar goed
weet, dat ik hier het eerste zing."
„Zoo, nou, dan wordt het hoog tijd, dat je
opkrast man, want je jaagt de kleine kinde
ren de stuipen op 't lijf met je gebalk, de
menschen schrikken d'r eigen dood, ze denken,
dat er brand is!"
„Is het toch waar," merkte de Zanger met
geveinsde kalmte op „terwijl hij zoo al geen
vuur of venijn, dan toch een straal bruin sap
spoog, kennelijk afkomstig van zeker geurig
kruid; en dan toch koppig den strijd hervat
tend: „En toch stond ik hier het eerste, onder
kruiper!"
Dit verdroot den kunstenaar. En hoewel hij
twee hoofden kleiner was, dan de zanger,
schonk zijn gekrenkte kunstenaarstrots hem
de vermetelheid overmoedige mannentaal
tegen den zanger te spreken, vergezeld van
een zeer dreigende beweging met de gansch
niet; onaanzienlijke guitaar: „Als je nog niet
gauw je smhoudt, sla ik je morsdood
met mijn guitaar!"
De uitgedaagde zanger barstte plots in een
uitbundigen lach uit. Of het door het roeke-
looze aanbod van den kleinen kunstenaar
jegens hem, den kolossalen kwant was, dan
wel vanwege de vreemde benaming van het
instrument, zal wel nooit uitgemaakt worden.
Doch de zanger was uitbundig in zijn lawaai
ende vreugde. Hjj sperde zijn mond wijd open
in een overdreven vroolijkheid.
(Doch wie staat, zie toe, dat hij niet valle).
Dat had de zanger ook moeten bedenken.
Want plotseling verstomde zijn gelach en ging
over in een vreemd gerochel, terwijl een
groengele tint zijn gelaat overtoog... hij
maakte krampachtige, slikkende bewegingen
en dan op eens rende hij heen met zijn eene
hand op zjjn maag gedrukt, en de andere aan
zijn keel...
De zanger had zijn pruim ingeslikt.
De rust in de straat keerde terug.
H. H.
't Is weer herfst.
'Hij is gekomen op de wieken van den Oosten-
e» Noordenwind. In stille na-zomersche nach
ten kwam hij aanzetten, om bezit te nemen van
stad en land.
Zijn komst was niet met stillen trom, want
nauwelijks aanwezig, of hij manifesteerde zich
door een ontzagwekkend machtsvertoon. Hij, de
herfst, die zich plaatst tusschen den zomer en
den winter.
Nóg dwarrelen, heel den dag en heel den
nacht de bldren. Bruin en gerimpeld. Gekrulde
en gescheurde bldren, weggetrokken door den
herfstwind uit den boomenkroon. Ze liggen nu
op de paden van de parken, in de modderige
boorden langs de grachten en zoo maar op
straat.
Menschen stappen er op, vertrappen de
bruine bldren, die al spoedig niets meer zijn
dan modder. Vergane weelde van het groene
getij, dat, onverbiddelijk, voorbij is.
Voorbij
Vat is het woord dat heel den herfst ken
merkt. Het is het woord, dat de herfst karak
teriseert. Hem kenmerkt.
Voorbij
Ieder mensch voelt de nabijheid van den
herfst op zijn eigen wijze. Omdat ieder men-
schenhart de dingen die in zijn geest zijn,
anders verwerkt. Maar hoe men de nabijheid
van den herfst ook voelt, steeds is daar dien
specifieken sfeer van melancholie, van een
zekeren weemoed.
Weemoed over datgene wat heenging.
De nachten zijn nu lang en intens van duis
ternis. Reeds vroeg in den avond sluit de hemel
zich over deze stad en neemt de duisternis be
zit van haar. Nog eenigen tijd staan de daken
van de huizen als dreigende driehoeken tegen
het zwart-blauwe hemeldak, totdat ook zij niets
meer zijn dan vormlooze slagschaduwen van
brokken steen en hout.
Een enkele late wandelaar rept zich huis
waarts om binnen te komen. Een eenzame fiet
ser, gebogen tegen den herfstwind in, trapt
door de straat, waarin het leven al vroeg ver
stilde. Traag stapt een hulp-agent voorbij, con
troleerend huis voor huis.
Na den avond komt de nacht. Stille nachten,
met alleen vaak het gezoem van de vliegtuigen,
dat velen al niet meer hooren. Soms kriskras
sen zoeklichten langs den hemel. Breede bun
dels wit licht, die elkaar kruisen en soms in
één middelpunt samenvallen.
Buiten ruischt de herfstwind. Hij loeit klage
lijk om de schoorsteenen op de daken. Giert
droefgeestig om de straathoeken, pijpt in de
nauwe stegen van de donkere stad.
Menschen liggen in hun bedden. Niet allen
slapen. Er zijn er die liggen te luisteren. Naar
den wind, die zachtkens kreunt om het huis,
waarvan men de veilige beslotenheid gevoelt.
Ondanks de stilte is de nacht vol van leven.
Een kat schreit ver weg en een hond slaat aan,
ergens in een tuin, vele straten verderop. Een
motor staat ergens te roffelen.
Na den langen nacht komt de herfstmorgen.
Hoog blaast de wind over de stad. Rosse en
licht-grijze wolkenflarden slieren aan den
hemel. Het is intens koud en de mensch wikkelt
zich reeds in een dikke jas.
Huiverend zoekt men zijn werk op', blij indien
men zich warm kan arbeiden.
Dien dag wordt het nóg kouder dan den
vorige. Nóg vinniger blaast de wind door de
stad en nog geringer is het aantal bldren aan
de boomen. Weer gaat er iets weg van dat wat
er nog restte van den zomer.
lederen dag versterft er iets, iederen dag
nadert in dezen herfst de winter één schrede
dichterbij.
Het licht in den herfst is het schoonst van
al. Ziet het des morgens staan tusschen hemel
en aarde: als een diffuus scherm van brons,
een goudig lichtende bundeling van stralen, die
uit de eeuwigheid daarboven neerstroomen.
Héél de wereld wordt doordrenkt van dit
bronzen licht. Heel de wereld staat daar te
glanzen en te stralen in het schoonste herfst-
brons.
Maar hoe schoon het schouwspel, men voelt
de nabijheid van hem, die dit alles verteert.
Van den herfst, die in en om en bij alles is in
deze dagen.
De voorlooper van den winter.
Kom, laat ons niet melancholiek zijn, laat
ons trachten iets van de vreugde te ervaren
die straks, na den herfst en na den winter, zul
len komen bij de wedergeboorte van het nieuwe
leven.
Want zoo onverbiddelijk als de herfst het
leven doet gaan sterven zoo onverbiddellijk zal
daar straks zijn de machtige wedergeboorte,
de goddelijke renaissance van het nieuwe: van
de lente.
Zij, die een stamkaart bezitten, genummerd
met een der nummers tusschen 31000 en 40000,
dienen zich morgen (Vrijdag) aan het Distri
butiebureau te vervoegen in bezit van stam
kaart en ingevuld brandstoffen-formulier voor
het afhalen der bonnen.
Op Maandag 14 October a.s. zullen de cur
sussen voor vervolgonderwijs aanvangen. Voor
aanmelding van leerlingen zie men de adver
tentie in ons nummer van gisteren.