HERMAN NYPELS' KLEEDING
GEMAAKT OF NAAR MAAT
GOEDE PASVORM, PRIMA STOFFEN
ZEER BILLIJK IN PRIJS.
Een wintermantel
voor een wollen deken...!
Abonneert 0 op dit blad
MxicUnieuujbö
Distributie-dienst op den bres voor de
minder-bedeelden
&ebtoedete Stonk,
Vandaag
voor 50 jaar
faHeïljeJ
Vrijdag 4 October 1940
Tweede Blad
Nog deze week wordt
comité samengesteld
De wederopbouw van
verwoeste stadskernen
Maakt U geen noodelooze
brandstof-zorgen
Dc stranding van de Urk 243
bij Huisduinen
Stranding op den
Razenden Bol
Zij, die verzuimden hun
kolen-kaarten te halen
Normale huurprijzen
Burgerlijke Stand van Den Helder
Ook toen wist men wat
offeren was
Goudmijntjes!
Pelgrimmage langs de
oude Marine
De Distributiedienst staat, sedert geruimen
tijd alweer, in' het middelpunt der Helder-
sche belangstelling. En dat is geen wonder;
iedere Nieuwedieper, hetzij dat hij rijk, hetzij
dat hij arm is. heeft regelmatig met dezen
dienst te maken. Hij verschaft hem de bon
nen voor het noodzakelijke levensonderhoud,
hii stelt hem instaat gekleed te gaan, brood
of tafel te hebben en brand in de 'kachel.
Men kan den Distributiedienst dus, min of
meer, beschouwen als de Heldersche al-
Moeder, die rustig haar gang gaat en even-
tueele critiek, die in een gezin van zoovele
duizenden kinderen nu eenmaal niet te om
zeilen is, maar op den koop toeneemt.
En thans krijgt deze dienst er een nieuwe
taak bij. Een taak, die speciaal door de min
der bedeelden in onze stad, wel op prijs ge
steld zal worden en waarvan ook de anderen
zullen kunnen profiteeren.
Comité wordt samengesteld.
Reeds eenigen tijd geleden heeft men in
onze krant kunnen lezen van de mogelijkheid,
die geboden zou worden door het inruilen
van zekere kleedingstukken op het Distribu
tiebureau voor bonnen, waarmede men nieuwe
kleedingstukken kan koopen.
Welnu, dit idee gaat thans in Den
Helder werkelijkheid worden en nog deze
week wordt een aanvang gemaakt met
dit distributieruilsysteem.
Ten dien einde wordt door den leider
van den Distributiedienst, den heer
Everards, in nauwe samenwerking met
den burgemeester, een Comité samen
gesteld, hetwelk zich aan deze nieuwe
taak zal geven.
Wat men kan inruilen.
Men krijgt gelegenheid tot het in
leveren van een oude winterjas, een idem
wintermantel, een gedragen heeren-
costuum of wollen dekens.
Na het inleveren op het Distributie
bureau krijgt men een bewijs daarvan,
hetwelk machtiging verleent om op de
bonnen A en AA van de textielkaart
terug te krijgen in de winkels een winter
jas of een wintermantel.
Men kan er niet op krijgen een pak.
Geen tot op den draad toe versleten
kleeren.
Wat de in te leveren goederen betreft (wij
twijfelen er niet aan of tal van Heldersche
huisvaders en -moeders zullen van deze ge
boden gelegenheid profiteeren), deze moeten
zich in behoorlijken staat bevinden. Men be
grijpt, dat men aan totaal versleten, afge
dragen of kapotte kleeding (evnt. dekens)
niets heeft. Het goed moet draagbaar'
zijn en schoon. In dit verband zij er de aan
dacht op gevestigd, dat geëischt kan worden
dat de kleeding chemisch gereinigd is, ontvlekt
en opgeperst. Zien de kleeren er echter be
hoorlijk uit, dan is dit niet noodig.
In het geval dat reiniging noodzakelijk is,
kan men zich met deze kleedingstukken naar
enkele groote wasscherijen begeven, die, door
de Overheid aan te wijzen, tegen een speciaal
tarief de goederen in orde zullen brengen.
Welke wasscherijen dit zijn, zal nog nader
bekend gemaakt worden.
Overigens dient iedereen die een oude jas
of mantel komt inleveren tevens een kleer
hanger mede te brengen.
De bestemming.
En thans: wat is de bestemming van de in
geleverde .kleeren en dekens
Een adviescommissie van stede
bouwkundigen.
Het A. N. P. meldt:
Het spreekt vanzelf, dat de herbouw van
verwoeste .stadskernen een groote mate van
aanpassing vereischt, een aanpassing van het
nieuwe gedeelte aan het nog bestaande. In
dien niet gestreefd wordt naar een zekere
harmonie tusschen het oude en het nieuwe,
bestaat het gevaar, dat het stadsbeeld in
Velerlei opzicht verwrongen zou worden.
Om nu den waarborg te hebben, dat de
herbouw van verwoeste stadskernen op zoo
danige wijze zal geschieden, dat deze zal
passen in het raam van het bestaande, heeft
de regeeringscommissaris voor den weder
opbouw zich voor de beoordeeling der her
bouwplannen voor dergelijke kernen de mede
werking verzekerd van drie stedebouwkundi-
ften, die hem als adviseurs ter zijde zullen
staan.
Dit zijn: ir. P. Bakker Schut, directeur van
den dienst der stadsontwikkeling en volks
huisvesting te 's-Gravenhage; jhr. M. J. I. de
Jonge van Ellemeet, hoofd van de afdeeling
volkshuisvesting van den provincialen water
staat te Arnhem; ir. L. S. P. Scheffer, hoofd
van de afdeeling stadsontwikkeling bij den
dienst van publieke werke.n te Amsterdam.
Genoemde heeren maken deel uit van het
dagelijksche bestuur van het Instituut voor
Volkshuisvesting en Stedebouw.
I Men heeft besloten, indien deze bjj het
Comité zijn ingeleverd, hen beschikbaar
te stellen voor dat deel der bevolking
van Den Helder, hetwelk daaraan het
meeste behoefte heeft. Zulks zal in geen
geval geschieden vóór den 13en October.
Op welke plaats en welke wyze de ver
deeling geschiedt, en wie daarover zal
hebben te beslissen wordt eveneens nog
nader door ons bekendgemaakt.
Ter verduidelijking diene, dat bijvoorbeeld
een dame, die een gedragen winter mantel in
levert, daarvoor kan bekomen een heeren
winterjas, of een wollen deken of een winter
mantel. Er behoeft dus geen jas tegen een jas,
een deken tegen een deken of een mantel tegen
een mantel geruild te worden.
Zooals hierboven reeds geschreven: het kan
niet anders of men zal met instemming van
het bovenstaande kennis nemen. De Distribu
tiedienst toch laat hier de minder-bedeelde
profiteeren, terwijl, ook voor tal van beter
gesitueerden een mogelijkheid geschapen
wordt, zich iets nieuws aan te schaffen, waar
toe zij anders niet in de gelegenheid geweest
zouden zijn.
En tenslotte: men lette op de nadere mede-
deelingen deze inruil-campagne betreffende,
die dezer dagen in de Heldersche Courant
zullen verschijnen.
Er is ruim voldoende voorraad.
Het blijkt, dat er in Den Helder brandstof-
zorgen bestaan. Wie men ook spreekt, telkens
blijkt weer dat de vrees bestaat dat men öf
heelemaal van brandstof verstoken zal blijven
öf dat men in de veronderstelling is, dat men
slechts een gering percentage van zijn aange
vraagde kwantum zal krijgen.
Wij hebben bij de desbetreffende instanties
ons licht hieromtrent opgestoken en het blijkt
ons, dat voor deze zorgen thans nog hoege
naamd geen reden is. Integendeel, er is vol
doende brandstof in de stad, zoodat het vuur
in de kachel voor iedereen als gegarandeerd
beschouwd kan worden.
Men verschaffe zichzelf dus geen slape-
looze nachten door het trachten te verkrijgen
van het geheele toegewezen kwantum in een
maal. Men kan een deel laten bezorgen, zon
der ook maar ongerust te zijn, dat men dan
later van brandstof verstoken zal zijn.
Berisping van den jeugdigen
stuurman.
Bij de aanvang van de zitting heeft de voor
zitter van den raad voor d"e scheepvaart enkele
uitspraken bekend gemaakt. Inzake de stran
ding van den motorbott, r „De Jonge Jan", Uk
243 op de Nederlandsche kust nabij Huisdui
nen op 27 Februari 1940, is de raad van oor
deel, dat dit ongeval aan de schuld van den
betrokkene is te wijten. Toen het dik van mist
was geworden en zijn ee'iig middel tot ver
kenning lood was, had hij van dit verkennings
middel gebruik moeten maken. Wanneer hij
dit in den aanvang slechts om het uur had
gedaan, had hij tijdig bemerkt, dat hij mis
was. De raad wil niet ontkennen, dat de schip
per op zijn thuisreis onverwachten tegenslag
heeft ondervonden. Wanneer men op de kaart
van Huisduinen den koers z.t.w. w. terug-
ze1", dan is het duidelijk, dat het schip terecht
komt op een plaats, waar het niet vandaan
kan zijn gekomen. Dit maakt het vermoeden,
dat er iets aan het kompas gehaperd heeft, wel
aannemelijk. Dat bedoelde afwijking zou zijn
veroorzaakt gelijk de betrokkene achteraf-
veronderstelt door de werklamp, die, wan
neer zij gebruikt werd, zich dan weer op een
afstand van 2 a 3 meter en dan weer op een
afstand van ongeveer 70 cm van het kom
pas bevond, is niet vastgesteld. Het is in elk
geval, naar 's Raads oordeel, een groote fout,
dat, nadat de betrokkene, op een volgende
reis, op voormeld denkbeeld was gekomen,
nog niet de gelegenheid te baat is genomen,
zulks door een deskundige te doen vaststellen.
In het algemeen moet de Raad constateeren,
dat deze betrokkene, die nog slechts 20 jaar
oud is, navigatorisch niet voldoende onderlegd
is om een reis als de onderhavige, die 5 6
dagen zou duren, te maken. Nu voor deze
vaart op scheepjes als de „UK. 243" geen di
ploma wordt vereischt, meent de raad, mede
in verband met den jeugdigen leeftijd van
den betrokkene, thans met het opleggen van
de straf van berisping te kunnen volstaan.
Vervolgens deed dc raad uitspraak in zake
de stranding tijdens slecht zicht op de Neder
landsche kust Razende Bol van den
motorlogger „Volharding" KW 65 op 7 Nov.
1939.
Het ongeval, dat aan dit schip is overkomen
acht de raad aan de schuld van den betrokken
schipper te wijten. Op de kaart is den schip
per aangetoond, dat hij, reeds volgens de door
hem bevonden diepten, noordelijker moet ge
staan hébben, dan hij heeft aangenomen.
Tevens had den schipper bekend kunnen en
moeten zijn dat zijn schip om de Noord zou
worden gezet, zoodat hij geen gegronde reden
had om te veronderstellen, dat hij bij Egmond
was. Het heeft den radd bevreesd, dat een
ervaren schipper zoo heeft kunnen navigeeren.
Ook in zijn gedachtengang, n.1. dat hij ter
Zaterdagmorgen a.s. laatste
gelegenheid.
Gedurende deze week zjjn de brand-
stofkaarten uitgereikt. Een vrfj groot
aantal personen heeft evenwel, door
welke oorzaak dan ook, verzuimd deze
kaarten af te halen.
Waar het om zoo iets belangrijks als
de brandstoffenbonnen gaat, hebben wij
ons tot den Leider van het Distributie-
bureau gewend en geïnformeerd welke
regeling men dacht te treffen voor hen,
die hun datum voorbij lieten gaan.
Men deelde ons mede, dat er beslo
ten is nog een laatste gelegenheid open
te stellen. En wel a.s. Zaterdagmorgen
van 8.30 tot 12.30 uur.
Met den meesten nadruk zij er de
aandacht op gevestigd, dat dit Inder
daad de laatste gelegenheid is, welke
er gegeven wordt. Verzuimt men ook
a.s. Zaterdagmorgen de kaarten te ha
len, dan heeft men het aan zichzelf te
wijten, indien men van brandstofvoor
ziening uitgesloten wordt.
Banketbakkerij, Keizerstraat 124-126,
hebben een Koffie- Bn ThOB-Surrogaat
voor U, wat niet te evenaarden is.
Bij de meeste winkeliers verkrijgbaar.
hoogte van Egmond was, had hij niet in een
Zuidoostelijken koers mogen blijven doorvaren
nadat hij 6 vadem had gelood.
De raad wil ten. aanzien van dezen betrok
kene, die verklaarde reeds veertig jaar schip
per te zijn, en van wien den raad overigens
geen ernstige tekortkomingen bekend zijn,
thans met het opleggen van de straf van be
risping volstaan.
In een advertentie in dit nummer deelt de
Heldersche verhuurdersver. „Samenwerking"
mee, dat gisterenmiddag met algemeene stem
men besloten is, de huren weer tot den nor
malen prijs terug te brengen.
van 3 October 1940.
GETROUWD: J. W. Bakker en E. Tim
merman; P. J. Bruinink en J. Kiekebos; N.
H. Endenburg en S. Beers; J. Haksteen en J.
H. Koridon; A. H. Janssen en T. de Groot;
E. J. Trijsburg en H. Kokelaar.
DE ZEILDIEF.
Een bewoner van de Lasstraat had een rol
zeil even buiten zijn huis voor de deur gezet.
Toen hij z'n grondbelegging even later wilde
terughalen, bleek dit niet meer mogelijk te zijn
Anderen waren hem bereids vóór geweest.
Een onderzoek wordt ingesteld.
ER STRAALDE LICHT UIT.
Heele volksstammen die het nooit leeren...
welke, niet bijster vriendelijke, opmerking ook
van toepassing is op den bewoner van de Stak-
manbossestraat, die verzuimd had zijn licht
behoorlijk af te schermen. En ondanks het
feit dat er nu reeds tal van malen gewaar
schuwd werd.
Inderdaad... men leert het nóóit!
Prikkelbaar en opgewonden
Neem 'n "AKKERTJE" - hel
werkt kalmeerend op Uw ge
heele gestel en.... in korten tijdl
DRONKEN OP STRAAT... EN MET EEN
KAPITAAL OP ZAK!
De politie legde de hand op een persoon, een
inwoner van Den Helder, die in den kennelij-
ken staat langs 's heeren wegen ijsbeerde. Hij
was zoo ver heen, dat hij ter ontnuchtering
in het politiebureau opgesloten werd.
Als pikante bijzonderheid kan hieraan nog
toegevoegd worden, dat de man verscheidene
duizenden guldens op zak had. Alzoo: hij mag
dankbaar zijn dat de H. Hermandad hem in
bescherming nam...
BELASTERING.
De wereld draait door en de menschheid
blijft elkaar belasteren... Dit was ook het ge
val met den meneer van den Kanaalweg, die
bij de politie zijn nood kwam klagen over het
feit, dat een bewoner van de Dijkstraat hem
het noodige liefelijks had toegevoegd. De aard
van dit „liefelijks" was dusdanig, dat proces
verbaal moest worden opgemaakt.
Uonditen Hii hei Vliedend Blaadje.
Hoe men feestelijke samenkomsten kan
dienstbaar maken aan menschlievende doelein
den bleek o.a. weder, toen we in een vorig num
mer mededeelden, dat een vriend van het hier
bestaande Reddingsfonds op een bruiloft, na
eene gehouden toepasselijke voordracht, eene
collecte hield voor de kas van dat Fonds en
de som van 2.26 verzamelde.
Naar aanleiding van dat bericht ontxnngen
we een dezer dagen van een onzer abonné's de
volgende mededeelingwaaraan we, om het
goede doel, gaarne een plaatsje inruimen.
Op 2 dezer hield de Marine Machinisten
Sociëteit, tot opening harer buitengewone ver
gaderingen in dit seizoen, een feestavond. Te
midden van 't gezellig samenzijn, nadat het
programma was uitgevoerd, werd een der aan
wezigen dringend, zeer dringend, uitgenoodigd,
eenige proeven te geven van zijn bekende be
drevenheid in de hooge magie. Na lang over
wegen voldeed de heer C. aan 't algemeen ver
langen, doch hij stelde den eisch dat de toe
schouwers zouden handelen als bij iedere
kunstverrichting van dien aard. Op een kleed,
voor zijn voeten uitgespreid, moest men gelde
lijke offers werpen, in verhouding tot de groo
te, verhevene kunst, die hij ten toon zou
spreiden.
De opbrengst was niet onbelangrijk en werd
door den bewonderden kunstenaar daarop on
middellijk gestort in de in de zaal aanwezige
offerbus van 't Reddingsfonds. De kunstver
richting beviel uitermate; doch bovenal moet
vermeld worden, het doel dat daaraan op zoo
eigenaardige wijze verbonden werd. Eere aan
den man, die op zulk een wijze bevordering
van menschlievendheid aan het streven naar
ontspanning wist te paren.
Bij de mariniers.
Van de hand van Albert Chambon lezen wij
in „Onze Marine" een marineschets, waarvan
wij het navolgende citeeren:
Kent U ze nog de oude marineplaatsen Den
Helder, Vlissingen, de marinecommando's te
Amsterdam, Rotterdam, de marinevliegkam
pen De Mok, De Kooy, Schellingwoude, Veere
We hebben een pelgrimmage ondernomen
langs de oude Marine, voor zoover dit voor
een rustig-beschouwend Nederlander mogelijk
is. We hadden daarvoor geen ander doel, dan
het ophalen van oude herinneringen. Wel is
het slechts luttele weken zeg: enkele maan
den geleden, dat de oude Marine haar
vreedzame cultureele taak verrichtte en ter
verdediging van het Vaderland paraat was,
maar we moeten in het snelle tempo van dezen
tijd bij blijven. We mogen niet blijven peinzen.
En als we toch aan den goeden ouden tijd wil
len denken en graag in het verleden glorieeren,
dan moet zelfs dit doel hebben.
We pelgrimmeerden dus. Het was geen
nieuwsgierig wel een heimwee vol verlan
gen dat ons dreef. Maar toen we zonder een
bepaald plan er aan begonnen, moesten we
toch direct een sterke beperking toepassen.
De Marinevliegkampen de Mok, de Kooy,
Schellingwoude en Veere schrapten wij al
dadelijk van onze voorgenomen reis. Van en
kele van hen wisten we reeds, dat zij als
gevolg van de oorlogshandelingen volkomen
verwoest waren. En wat er nadien gebeurd
was, bleef buiten het gebied van onze waar
nemingen.
Laten we van Rotterdam het eerste onze
indrukken vertellen, omdat de zetel van het
Marinecommando Rotterdam, d.w.z. de aloude
Marinierskazerne, het voormalige tuighuis
van de Admiraliteit aan de Maze er niet meer
is.
Van de kazerne was geen steen heel ge
bleven. Brokstukken van de driehoekige top
gevel met gebeeldhouwde ornament, waar
boven zoo vaak plechtstatig de vaderlandsche
driekleur was geheschen, lagen ver tot aan
den vluchtheuvel van de tram. Zoo volkomen
was de vernietiging, dat men moeite had de
rooilijn te vinden.
Och, er was met deze vernietiging van de
Kazerne geen fraai gebouw verloren gegaan.
Als behuizing voor het roemrijke keurkorps
van zeesoldaten, deugde het sedert langen
tijd niet meer. Het bureau van den comman
dant minder dan een klein-burgerlijke be
huizing de kamers der officieren, het ver
blijf van onderofficieren en de zalen der
manschappen spotten met elk begrip van
huisvesting. De cantine was nog het fraaiste
deel van de kazerne. Men had er een prettig
afwisselend uitzicht op het altijd drukke
Oostplein. De entrée van de Kazerne was
aller-miserabelst; een smalle donkere gang
als een tunnel. De binnenplaats was slechter
dan naar wij van hooren zeggen hebben
de binnenplaats eener strafgevangenis.
Peinzend voor de puinhopen staande, hebben
we getracht ons voor te stellen hoe de troe
pen, met tamboers en pijpers voorop uittrok
ken, marcheerende in het straffe tempo, de
stad door, het vertrouwde Rotterdam in, dat
een bijzondere voorliefde had voor de mariniers,
Datzelfde Rotterdam zou eerlang aan het
korps mariniers een nieuwe kazerne geven,
waarvoor de eerste steen op 14 Dec. 1938 werd
gelegd. Maar dan zou toch altijd als tastbare
herinnering de oude tangsi op het Oostplein
aanwézig zijn. Doch nu stonden wij voor de
puinhopen, enkele dagen, nadat de kazerne
met het hart van Rotterdam verwoest was.
Ruim een maand later, toen de straten van
Rotterdam weer eenigszins begaanbaar wer
den, hebben we nogmaals voor de plaats ge
staan waar eens de kazerne was.
Er was niets meer, dat aan de mari
nierskazerne herinneren deed. Want de resten,
die er lagen, van braadpannen, vergieten en
castrollen, konden evengoed aan een hotelkeu
ken dan aan de marinierskombuis herinneren.
We zochten de vlakte af. We zijn geen sou
venir-jagers, maar zouden toch gaarne iets
hebben meegenomen, dat ons aan de oude ka
zerne zou blijven herinneren. Bij wat eens de
buren waren, zagen we een beenstuk van een
miniatuur harnas. Was dit uit de vaneenge-
slagen kazerne elders terecht gekomen? On
mogelijk was het niet, doch voorzoover onze
herinnering gaat droegen de mariniers zelfs
in hun voor-historischen tijd ^;een harnas.
Op de vlakte, wat eens de binnenplaats was,
stond een soort persmachine, sterk geblakerd
en met door de hitte kromgetrokken stangen.
Was de voormalige meester-kleermaker van
het korps eigenaar van deze pers geweest om
er de scherpe rouw van de marinierspantalon
rood gebiest mee op te persen. Als
souvenir kon dat zware stuk ons nog blinder
bekoren dan het beenstuk van een oude harnas.
Vruchteloos zochten we de vlakte af, nage
staard door een paar puinruimers, die onze
onderzoekingen maar half vertrouwden. En
juist, toen we haastig stappend over de fun
damenten van de oude kazerne, den straatweg
van het Oostplein wilden betreden, struikelden
we over een massief blok en lagen we bijna
languit op de tegeltjes van den voormaligen
hoofdingang. Lachte er iemand Of zagen wij
in onze verbeelding een rits mariniers, klaar
om te gaan passagieren, zich verdringend bij
den onderofficier van de wacht, nu uitgelaten
vroolijk in het vooruitzicht van een passagier
avond, flaneerende 'door de Hoogstraat of
langs den Coolsingel?
Ietwat beschaamd krabbelden we overeind en
zagen, dat we gestruikeld waren over... een
balastschuitje! Hoe was dat mogelijk? Wie
zou hier een balastschuitje zoeken. Was dit
er nog uit den tijd dat de Kazerne tuighuis
was van de Admiraliteit aan de Maze? Het
was een gewoon balastschuitje, zooals er hon
derden over alle marine-inrichtingen 'zwerven
en die feitelijk alleen te verwachten zijn ter
plaatse waar matrozen uit den ouden tijd
onderdak plegen te vinden.
Wij hadden voor 'deze pelgrimstocht naar de
Marinierskazerne den matr. Ie kl. Vandersteng
niet meegenomen. Maar terwijl we, na den
val over het balastschuitje overeind krabbel
den, stond hij in den geest plotseling voor ons,
lachende met onze verbazing over het gevon
den stuk ijzer, met twee gaten door en door.
„Wat moet dat?" vroegen we, meer geërgerd
over de wijze waarop we ten aanschouwe van
Vandersteng weinig gracieus ons evenwicht
herstelden, dan wel om zijn aanwezigheid hier,
dat een heiligdom der mariniers kon zijn.
„Sssst", deed Vandersteng, terwijl hij be
hoedzaam om zich heen zag en fluisterend
sprak om de puinruimers die immers het
verleden verwijderden niet te storen in
hun arbeid: Ssst...Ken je( de symbolische be-
teekenis niet van het ballastschuitje in de
Mannierskazerne? Het herinnert aan den
stevigen grondslag onzer Marine, waarop het
korps mariniers als een belangrijk deel, door
den raadpensionaris van Holland, Jan de
Witt, werd ingeënt. De oude marine zal weer
herrijzen. En zoowaar als deze marinekazerne
werd verwoest in een overgangsperiode naar
een nieuwen tijd, zoowaar zal het korps mari-
niets weer een waardig deel zijn van de Ne
derlandsche Marine der toekomst."
We wilden een opmerking maken, doch de
matroos le klas Vandersteng zagen we niet
meer.
In de beteekenis van deze symboliek
blijven we gelooven. Doch het ballastschuitje
hebben we toch maar laten liggen.