KERSTNACHT Het Kaarsje Langzaam dwarrelen de blanke vlokken omlaag in den Kerstnacht en dempen het sonore geluid van het beieren der klokken. Dit klokgelui behoort bij den Kerstnacht; wij zouden ons het Kerstfeest zonder dit plechtige gebeier der bronzen vredesboden niet kunnen indenken. Het Christelijk geloof zonder klokken is niet denkbaar. Dit gaat dan ook zoo ver, dat de klokken der Katholieke kerken door den geestelijke worden gedoopt, voordat ze hun geluid over steden en dorpen versprei den. Zoolang ze dien doop nog niet hebben ondergaan, mogen ze zich niet laten hooren, want het heet dat ongedoopte klokken, die toch worden geluid, zich in de rhacht van den Booze bevinden, di§ ze dan op zijn wijze doopt, door ze ergens in het water te werpen. Het aantal legenden, aan de klokken ver bonden, ls legio; en vooral in den Kerst nacht worden daarvan vele opgehaald, om dat volgens een oud geloof in den nacht van het Vrede op Aarde de booze machten tij delijk hun invloed verliezen. Vooral in het Zuiden *van ons land, in Limburg en Noord-Brabant, zijn deze legen den sterk onder het landvolk verbreid. Men weet er te verhalen yan verdronken klokken, waarvan de duivel zich heeft meester ge maakt, om ze te doen verzinken in een ri vier, een meer of een moeras; ook wel stopt hij ze onder den grond. Dit betreft echter steeds klokken, die den doop of de wijding nog niet hadden ondergaan. Elk jaar laten zij zich echter toch één maal hooren: in den.Kerstnacht, omdat zoo als gezegd, de duivel dan zijn macht over hen verliest. Doch vroolijker en opwekkender is de klank van al de andere, duizenden en tien duizenden plokken, die over de geheele aarde in den Kerstnacht met metalen tong verkondigden, dat het groote feest der ge heele Christenheid is aangebroken: het Kerstfeest. Er ligt iets in hun heldere klan ken, dat anders is dan op andere dagen. Er gaat een wijding van uit, waaraan het ons moeilijk valt ons te onttrekken. Zij brengen warmte in het menschelijk hart, zij roepen er gevoelens op, die velen reeds lang gedoofd waanden, herinneringen, waarvan men dacht dat zij vergeten, begraven waren Het luiden der klokken in den Kerstnacht! Is er wel iets," dat zooveel indruk maakt, zooveel weemoed wekt, zooveel goede voor nemens in het leven roept? Het versterkt de vredesgedachte, door den vrede, dien het wekt in de harten van alle inenschen. MERKWAARDIGE KERSTGEBRUIKEN! Wist u, dat het Kerstfeest in Japan, wan neer we het zoo althans mogen noemen, aangeziea dit feest wel, de meeste over eenkomst vertoont met onze Kerstviering hier te lande, eerst gevierd wordt om streeks de jaarwisseling? Men plaats dan namelijk twee hoornen, als symbool van het duurzaam geluk, voor de huisdeur: één van pijnboomhout en één yan bamboe. Op deze wijze kan het nieuwe jaar vrij en onbelemmerd z'n intrede doen! Op den laatsten dag van het jaar ver drijft men den duivel uit z'n woriing, en betaalt z'n schulden! Een Kerstvertelling door Sirolf. Zoet is de geur van den dennenboom, die in den hoek van het hooge vertrek te twinkelen en te schitteren staat, met tal- looze kaarsenlichtjes, die zachtjes wiegen in de warme kameratmosfeer. Zoet is het gepeins van den ouden man, dis droomerig, soezerig in den leunstoel zit bij den haard, en zijn oude oogen over de flakkerende kaarsenlichtjes van den geurenden boom laat gaan. Het vuur koes tert zoo zacht en oud vadertje is zoo oud.. Zijn oogleden worden zoo zwaar en zien als door een waas de stralenkransen der wie gende kaarsenvlammetjes... Kijk, nu is het net, of dit kaarsvlammetje begint te groeien... het wordt al grooter en groo- ter... hoe licht wordt het nu in oud va dert,je's gedachten hoe zweven de her inneringen aan op rozig-blanke vleugelen zoete herinneringen aan een anderen Kerst avond, lang, héél lang geleden.. Pieng, pieng, pong, piengele, piengele pang Fijn, heel fijn, klinken de tonen op uit de oude speeldoos. Vier opgewonden kinder gezichtjes zijn ingespannen gebogen over de houten doos. Twee jongens met levendige bruine oogen en donkere krullebollen, de meisjes met glanzende pijpekrullen en een rood opwindingskleurtje op de fijne wan getjes; Ze vonden die stoffige doos op hun tocht door 't groote huis, zoo'n tocht als kinderen graag maken op de duistere zol ders en in vergeten hoeken, waar elke schaduw een geheim schijnt bewaren, uit lang vervlogen tijden. Wat een leuke oude doos. Ze hadden haar voorzichtig meegedragen, naar bene den, om haar bij het licht te bekijken, in de kamer, waar naastan grootvader bij den Kerstboom en het vuur zat -te pein zen. En een Vhn de jongens had een slin gertje, een houten handvaatje ontdekt en er aan gedraaid, zooals jongens doen. Pieng, pieng, pong, piengele, piengele, ^GfooYvadertje is weer jong. Hoor daar speelt de muziek een ^oohjk mennet, in de hooge zaal, waar lange kaa"en\ d(,n veren luchters branden, en «ai hoek de kaarsenlichtjes in dra kOTttKwm flakkeren en twinkelen, bewegen cl P met rhytmisch gebaar. Weer ruikt hij. de zoete dennengeur van dien avon - daar buigt hij, jong en krachtig, ™°rtk^ kleine bruid. En hij voert haar zachtkens mee, op de maat van het menuet. Zie' haar fijne vingertjes den langen sleep han- teeron. Zij buigen voor elkaar en dan hij haar hand en zij draaien in het rond. Kijk, hoe zij hem aanziet, met haaJ".schaF sciie, donkere lachende oogen. Die etne krul, uit haar hooge kapsel, danst grappig op en neer op haar blanke schouder, r.n zij buigen en buigen, en wenden pn draaien op de maat van het oude menuet Pieng, pang, pong... De kinderen buigen zich aandachtig over hun houten doos. Het liedje is uit. Nu draait de oudste knaap weer aan het slingertje, tot het stuit. Hoor, daar begint de speeldoos weer te zingen, een statig lied ie uit oude tijden Met zijn metalen stemmetje tri Hert het instrument een ver geten bruiloftsliedje. Pieng, pang, pong... Oud vadertje ls weer jong. Hoor, daar klinkt het bruilofstlied. Jong en krachtig schrijdt hij voort, naar het groote huis. Aan zijn arm voert hij, als zijn heiligst bezit, zijn kleine, jonge bruid. De bruids meisjes strooien rozen op hun weg. Zacht drukt hij het fijne handje op zijn arm. In het oog van liet bruidje blinkt nu een traan. Hoor, hoe de bruiiofstgasten zingen. De speelman tokkelt op zijn trillende vioolPieng, pieng, pong Weer buigen dé kinderen zich met schit terende oogen en hoogroode wangen over de speeldoos. Het liedje was uit. De oudste knaap heeft weer aan het houten slinger tje gedraaid. Nu gaat het stroeve meca- niek ook weer draaien en zingt met het schriele stemmetje zijn oude lied. Als ver re- klokketonen klinken zachte zanggeluid jes uit de oude doos. Het is net, of verre klokken luiden, van een moeder en haar kind Pieng, pieng, pong... bom... bom... Grootvadertje is weer jong. Zie, daar staat- hij aan de wieg van zijn eerstgebo rene. In het zware, breede ledikant, op de booge, gedraaide pootcn, ligt, onder den gazen hemel, de jonge moeder en k-ijkt blij naar den krachtigen man, dje aan de wieg staat van zijn eersten zoon en het kleine wonder beziet. Een traan biggelt over zijn wang, en nu, nu buigt hij zich voorover, over het groote ledikant en kust zijn jon ge vrouw op het voorhoofd. En zij slaat de armen om. zijn hals en fluistert hem zacht in het oor: „Vader". Hoor, hoe buiten de klokketonen galmen en de wereld vertellen, dat er een kin<jj, geboren is Bim, bam, bom... De kinderen bekijken de speeldoos aap alle kanten. Zij was afgeloopen. Toen heb. 1 en ze haar weer opgedraaid. Maar ze wil. de niet meer spelen. Het stroeve mecaniet weigert. Nu draaien ze haar aan alle kan ten en kloppen en peuteren. Maar het helpt niet. Met hoogroode*wangen zijn ze over de oude doos gebogen. Wat duurt dat lang. De metalen stem uit het verleden zwijgt nu stil Minutenlang zijn de kinderen met het vergeten instrument bezig. Maar soms kun nen minuten jaren schijnen, en jaren mi- Naastan zit de oude man bij het vuur en den geurenden, lichtenden dennenboom en soest en dut. Voor hem gaan de jaren minuten voorbij, in het wondere spel der ^De^inderen luisteren. Iloor, daar rom melt iets in de speeldoos. Er knarst en schuurt een oud verroest raderwerk. Hoor, hoor, daar begint het langzaam weer te spele*n, met zijn schriele metalen geluidje. De melodie klinkt droevig, een beetje onheilspellend, na de lange stilte. liet is een oude kerkzang, zacht en statig, en er tusSchendoor klept zachtkens de toren- klok. 1 Pieng, pieng, pang... Bim, bam, bim, bam Oud vadertje heeft weer verdriet. Zie, daar nadert een droeve stoet. Daar loopt hij langzaam achter een baar. Bloemen, veel bloemen, witte en gele rozen verbre ken de strakte van de zwarte lijkwft. Ge bogen'stapt hij achter de baar, die naar de kerk wordt gedragen. Hij brengt zijn brave vrouw nu heen, naar haar laatste rustplaats. Wat is hu alles droef en troos teloos om hem heen. De menschen zin gen een statig lied, het lied der dooden. En er tusschendoor klept de torenklok zijn laatste groet. Bim, bam, bim, bam... De kinderen luisteren naar het lied van de speeldoos. Opeens houdt het spelen op: „Pang!" zegt het binnen in de oude doos. Daar sprong iets stuk in het verrbeste mecaniek. Ze draaien en draaien, maar de doos zwijgt. Nu voor goed. De veer is ge sprongen. Met ontstelde gezichten kijken de kinde ren naar liet verstilde instrument. Het wordt hem bang te moede. Als de schaduw van den dood is over de kinderen heengegaan. En heel stil sluipen ze op hun teenen naar de kamer naastan, waar grootvader bij den Kerstboom zit. En ze gaan zacht naar grootvader toe en schudden hem bij den arm. Dan zakt het grijze hoofd van den ouden man opzij. Zij voelen den ijs- konden hand die stijf is'en star. De veer is gesprongen Qud vadertje's levenskaarsje is uitge doofd, nadat het nog even hoog oplichtte, en een lief, stralend schijnsel in zijn mij meringen wierp. Voor oud vadertje is een groot licht op gegaan hij tegen Frits. „Wij zullen dien kerstboom wel vinden." Dit bracht den woedenden diamanthan delaar tot bedaren. Gewillig volgde hij den rechercheur en vroeg hem op zeurenden toon of hij werkelijk dacht dat hij den kerstboom zou vinden. „Natuurlijk," zei deze. Hij loodste den reiziger den achterkant van een klein gebouw binnen, dan door een gang naar een andere deur, waarna zij zich in een lokaal bevonden, waar achter een hekje een paar agenten in uniform en an dere in burger voor schrijftafels gezeten waren. r „Nou," zei de rechercheur tot den ver baasden van Kram, „die kerstboom, niet waar?" „Ja, m'n kerstboom, waar is die?" Iedereen in het lokaal keek op. „Wacht even," zei de rechercheur, „ik zal gaan kijken." „Ik moet hem hebben!" zei Frits met klem. „Natuurlijk," gaf de rechercheur toe. Hij wenkte een van zijn collega's, die met hem het lokaal verliet. „Gek als een tol." fluisterde hij hem" in het oor. „Maar zoolang opsluiten," mèende de ander. „Ja, maar hij moet het niet merken. Maak jij even de cel open." Binnen enkele seconden was de diamant handelaar opgesloten. Hij beukte op de deur, "gilde, stampte, dreigde met het ge zantschap. Niets hielp. Hij zat in de cel met het vooruitzicht er den Kerstnacht door te brengen. Hij hoorde iemand aan den anderen kant van de deur zeggen: „Een gek, die zich verbeeldt, dat er hier een kerstboom voor hem is." En ineens werd de gevangene ve^l kal mer. Plotseling gaf hij er zich rekenschap van, dat hij zich dwaas had aangesteld. Het moest voor iedereen wel onbegrijpelijk zijn, dat iemand zich zoo woedend kon ma ken over een kerstboompje. Den geheelen nacht dacht hij er over na, hoe hij uit dit lastig parket zou geraken. Hoe eerder hij hier weg kwam, hoe beter. Blijkbaar was de boom niet in Parijs aan gekomen en zou hij de heele lijn langs zijn onderzoek moeten uitbreiden Gelukkig had hij het bewijsje nog in zijn bezit. En hier nu verder maar erg. kalm en onderdanig zijn.... dat was het beste. Vroeg in den morgen werd hij gewekt (door een agent- - „Kan ik den commissaris spreken? vroeg Frits van Kram beleefd. Toen de agent in het dienstlokaal kwam, vroeg de inspecteur: „En hoe staat het met dien gek?" „Hij is heel kalm en wil den commissa ris spreken." „Zóózei de inspecteur. En even daar na: „Breng hem dan maar hier." De van Kram, die even later voor het hekje verscheen, was een heel andere man dan die van den vorigen avond. Zijn haar zat in de war, zijn oogen stonden flets, hij f was bleek en ongeschoren. Maar hij was volmaakt kalm. „U wilde den commissaris spreken?" vroeg de inspecteur. Waarover?" „Om m'n excuses te maken Ik heb me gisteren ergerlijk aangesteld, geloof ik." „Goed dat 'dat inziet... Maar wat is dat voor een geschiedenis met dien kerst boom?" „Een boompje, dat ik uit mijn tuin had meegebracht voor vrienden," loog van Kram. Hij kon toch moeilijk zegge.n, dat hij diamanten liad willen smokkelen. „En moest U daar zooveel drukte om ma ken? Dat had U toch wel vriendelijker kunnen zeggen," zei de inspecteur goedig. „Gelukkig dat de stationchef geen aan klacht wegens beleediging tegen U heeft ingediend!" ,,'t Spijt me allemaal heel erg," verzeker de Frits. „En wat gaat U nu doen als ik U los laat?" „Direct naar Holland terug," zei hij hoop vol. De inspecteur keek het spoorboek na. „Er gaat een trern om tien voor negen." zei hij. „Een van mijn mannen zal U op den trein zetten." En zoo zat Frits van Kram. oigeschoren en ongewasschen in een eerste klas coupé op weg naar Holland Hoewel hij den hoo ien nacht biet had geslapen, kon hij geen rust vinden. Hij overlegde of hij de reis niet zou onderbreken en op verder onder zoek uitgaan. Bij St. Quentin werd het hem, te machtig. Hij liet zijn kaartje afstempelen en zocht er een hotel op Na zich verfrischt en geschoren te hebben, toog hij weer naar het station Bedeesd legde hij uit wat hij wenschte. Gedienstig stond men hem te woord, keek men lijsten en papieren na. 'Maar opk daar was geen spoor van een uitgeladen kerstboom te vinden. Ton einde raad besloot hij don volgenden dag maar weer opnieuw te beginnen met zijn onder zoek. Aan geen van beide grensplaatsen kwam hij een streep verder Men ried hem aan in Brussel te informeeren. Na twee dagen tevergeefs in Byussel te hebben doorgebracht, wilde hij zijn geluk nog eens in Antwerpen beproeven. Zoo kwam daags voor Nieuwjaar de heer van Kram als een geslagen hond te Am sterdam' aan. Indien het lot hem gunstig geweest was, zou het hem ingeblazen in Roozendaal uit te sttfppen en dóAr eerst nog eens te informeeren of er soms een vergissing bij het, plombeeren van den ba gagewagen kon hebben plaats gehad. Dat zou hem in het komende jaar veel moeite en nutteloos verbruikte energie bespaard hebben. Maar hij reisde van Antwerpen recht door naar Amsterdam ên bewandelde vandaar uit verder de in Parijs begonnen lijdensweg. Reclamatie volgde op recla matie. Het heele. raderwerk der spoorweg- administratie werd door de firma van Kram en Zonen in beweging gezet om den verloren kerstboom op te sporen. De cor respondentie hoopte zich op in de archie ven .De bedienden in de kantoren haalden hun schouders op en zeiden: „Die lui zijn gek! Zooveel drukte om een boompje." Maar zij zochten met al den ernst die een administratie kenmerkt. Echter voor één keer faalde de admini stratie. De spar bleef zoek. Maar ,hij was niet verdwenen. Hij stond al dien tijd in zijn kist onder den rook der locomotieven tegen den muur van een baanwachtershuisje, vlak bij het station van Roosendaal, Waar hij daags voor Kerst mis op onverklaarbare wijze was terecht gekomen Niemand had zich tot dusver met hem bemoeid. Maar nu hot weer Kerst mis wérd, vond de wachter het wel een aardig boompje voor. zijp kinderen en nam het mee naar huis. ,,'t Is wel een goed boompje," zei z'n vrouw, „maar 't neemt te veel ruimte in als 't in die kist blijft staan." „Nou, dan zetten we 't in een pot," zei haar man toegeeflijk Des avonds werd de kerstboom overge poot. En toen gebeurde er iets, waarvoor de baanwachtersfamilie tot heden geen ver klaring kón vinden De kinderen graaiden zoo maar vier en twintig stukjes geslepen glas uit de aardkluit. Nadat hun vondst afgespoeld en gedroogd was, leken het wel fonkelende sterren, die daar bij elkaar op tafel lagen. „Dfit" zei de wachter, „is het toppunt De versierselen hebben we d'r meteen bij." Uit dun ijzerdraad maakte hij een slinger om den goheefeïi boom heen en hechtte handig de diamanten tusschen het vlecht werk in. Hij vermoedde niet. fiat- nooit een kerstboom kostbaarder tooi had gehad. Daags voor Kerstmis vertelde hij. toen hij op het goederenkantoor kwam, het geval aan een der klerken. En ineens sloeg deze met zijn vuist op zijn bureau. De wachter begreep niets van die plotseling opwin ding. „Een kerstboom, zeg je?" „Ja, 'n klein kerstboompje 'n aardig sparretje maar niets bijzonders, hoor." „En 't stond in een kist?" „Ja, zoo maar, tegen den muur van het wachtershuisje, al 'n heelen tijd, met wor tel en al." „Heb je die kist nog?" i ,,'k Denk het wel, als m'n vrouw ze ten minste niet heeft opgestookt," was het ant woord. De klerk belde onmiddellijk den chef op. „Mijnheer, de kerstboomU weet wel.... waar zooveel over geschreven isja. hij is gevondenzal ik even het nummer gaan controleeren? Goed, mijnheer, het komt in orde". En zich wendend tot den wachter: 'k Moet even bij je gaan kijken; 't is een heel groot toeval." Wat er nu een toeval was, begreep de wachter niet, maar hij ging met den klerk meer En zoo stonden zij eon half uurtje later in de kamer bij den kerstboom, waar de wachterskinderen kleine kaarsjes in aan brachten. De klerk keek en keek, zag het schitte ren der diamanten en ineens ging hem een licht op „Zóóóóü" zei hij. „En waar ls de kist?" „In 't schuurtje," zei de wachter. „Maar wat moet U daarmee?" „D'r moet een nummer opstaan." ,,'n Nummer? Misschien wel. Daar heb ik niet op gelet." Er stond een nummer op. Het was zelfs liet nummer dat in alle brieven van de firma van Kram en Z-men en der spoorweg directie was vermeld Zonder verder iets te zeggen dan. ,„Zorg ervoor dat die ver sierselen niet wegraken," liep hij haastig het huis uit: Even later ging de telefoon in het kan toor der firma van Kram en Zonen te Am sterdam over. „U wordt opgeheld door Roosendaal," kwam een bediende Frits van Kram, die in een privé kantoor zat, waarschuwen. ,\Roosendaal?" vroeg hij verrast. „Ja, hot station Roosendaal vraagt naar U persoonlijk." „Zet maar over',, beval Frits van Kram. Toon hoorde hij dat de kerstboom terecht was en dat hij zou worden doorgezonden. „Niet doorzenden, ik kom hem halen, onmiddellijk. ik spring even in m'n wagenover een paar uurtjes ben ik bij U. zorgt U er goed voor?.... Tot straks... Weg holde Frits van Kram. Wég stoof de wagen die steeds voor het kantoor stond Als een bezetene vloog hij over den weg Den Hnag. Rotterdam. Dordrecht Roosendaal Hier stormde Frits van Kram het stationsbureau binnen „Ik kom mijn kerstboom halen," rieD hii opgewonden tot den chef. ,,'n Heel geschikte tijd!" zei deze zonder eunige verrassing te laten merken. „Hij heeft ons heel wat last bezorgd!" „En mij dan!" zei Frits van Kram. „Waar staat ie nu?" „Hier is hij nietEen van de baan wachters heeft hem in huis, wilde er een kerstboompje voor zijn kinderen van ma ken „Voor zijn kinderen?Mijnheer, ik houd U aansprakelijk voor wat ermee ge beurt." „O, wat dat betreft U hebt zeker wel het regu bij U? Anders kan hij niet eens worden afgeleverd „Hier is het. 't Was een kerstboom in een kist, met wortel en al." „Juist, met wortelen è.1, niet'waar, mijnheer van KramWaarom hebt U eigenlijk de waarde niet gedeclareerd U spreekt immers over aansprakelijk heid?..,. Frits van Kram vond het beter geen ant woord te geven op deze spottenden opmer- kinR- Hij spoedde zich naar het huis waar zijn kostbare boom stond in de volle glorie van zijn diamanten, die flonkerden tusschen de takjes. Zij waren het eenige wat hij zag. „Wie heeft U toegestaan dien boom mee te nemen?" viel'hij uit tegen den wachter. „Mensch, maak je niet zoo druk Als ik hem niet meegenomen had, zou hij nog staan, waar hij al dien tijd heeft gestaan en zo'udt U hem niet gevonden hebben." Daarop draaide hij van Kram zijn rug toe. i Plotseling gekalmeerd, zei Frits van'' Kram; „U hebt gelijk ik zal hem nu maar meenemen.... of liever, ik zal alleen dien slinger maar meenemenEn hier is iets voor een anderen slinger en voor wat speelgoed en lekkers voor de kinde ren." En hij duwde den wachter een briefje van honderd gulden in dp hand. „'n Gek!" dacht de wachter. „Stapelgek! Eerst raast en tiert ie en dan geeft ie me honderd gulden voor een slinger, die geen cent Waard is." Maar gek was Frits van Kram bij lange na niet. Want een snelle berekening be wees hem, dat hij door de diamanten niet verkocht te hebben, een aardig winétje maakte, daar zij gedurende het afgeloopen jaar belangrijk in prijs gestegen \varen. Maar wat voor zorgen hadden ze hem ge baard! Wat 'n onrust en wat 'n ellende. Den volgenden avond brandde in twee gelukkige gezinngen een kerstboom in volle glorie- in het huis van den baanwachter in Roosendaal en in de salons van Frits van Kram. Vooral bij van Kram was er nog nooit zoo n kostbare boom geweest. Zijn kaarsjes- knipperden heel ondeugend en spottend, als wilden ze zeggen: „Weet je nog, verleden jaar, die kouwe cel aan het Gare du Nord?" Frjts van Kram is nooit meer met een kerstboom op reis gegaan en als hij later in Parijs aankwam, sloop hij schuw door het contróle-hekje.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 10