KERSTNACHT
Het Kaarsje
Langzaam dwarrelen de blanke vlokken
omlaag in den Kerstnacht en dempen het
sonore geluid van het beieren der klokken.
Dit klokgelui behoort bij den Kerstnacht;
wij zouden ons het Kerstfeest zonder dit
plechtige gebeier der bronzen vredesboden
niet kunnen indenken.
Het Christelijk geloof zonder klokken is
niet denkbaar. Dit gaat dan ook zoo ver,
dat de klokken der Katholieke kerken door
den geestelijke worden gedoopt, voordat ze
hun geluid over steden en dorpen versprei
den. Zoolang ze dien doop nog niet hebben
ondergaan, mogen ze zich niet laten hooren,
want het heet dat ongedoopte klokken, die
toch worden geluid, zich in de rhacht van
den Booze bevinden, di§ ze dan op zijn
wijze doopt, door ze ergens in het water te
werpen.
Het aantal legenden, aan de klokken ver
bonden, ls legio; en vooral in den Kerst
nacht worden daarvan vele opgehaald, om
dat volgens een oud geloof in den nacht van
het Vrede op Aarde de booze machten tij
delijk hun invloed verliezen.
Vooral in het Zuiden *van ons land, in
Limburg en Noord-Brabant, zijn deze legen
den sterk onder het landvolk verbreid. Men
weet er te verhalen yan verdronken klokken,
waarvan de duivel zich heeft meester ge
maakt, om ze te doen verzinken in een ri
vier, een meer of een moeras; ook wel stopt
hij ze onder den grond. Dit betreft echter
steeds klokken, die den doop of de wijding
nog niet hadden ondergaan.
Elk jaar laten zij zich echter toch één
maal hooren: in den.Kerstnacht, omdat zoo
als gezegd, de duivel dan zijn macht over
hen verliest.
Doch vroolijker en opwekkender is de
klank van al de andere, duizenden en tien
duizenden plokken, die over de geheele
aarde in den Kerstnacht met metalen tong
verkondigden, dat het groote feest der ge
heele Christenheid is aangebroken: het
Kerstfeest. Er ligt iets in hun heldere klan
ken, dat anders is dan op andere dagen.
Er gaat een wijding van uit, waaraan het
ons moeilijk valt ons te onttrekken. Zij
brengen warmte in het menschelijk hart, zij
roepen er gevoelens op, die velen reeds lang
gedoofd waanden, herinneringen, waarvan
men dacht dat zij vergeten, begraven waren
Het luiden der klokken in den Kerstnacht!
Is er wel iets," dat zooveel indruk maakt,
zooveel weemoed wekt, zooveel goede voor
nemens in het leven roept? Het versterkt
de vredesgedachte, door den vrede, dien het
wekt in de harten van alle inenschen.
MERKWAARDIGE KERSTGEBRUIKEN!
Wist u, dat het Kerstfeest in Japan, wan
neer we het zoo althans mogen noemen,
aangeziea dit feest wel, de meeste over
eenkomst vertoont met onze Kerstviering
hier te lande, eerst gevierd wordt om
streeks de jaarwisseling?
Men plaats dan namelijk twee hoornen,
als symbool van het duurzaam geluk, voor
de huisdeur: één van pijnboomhout en één
yan bamboe. Op deze wijze kan het nieuwe
jaar vrij en onbelemmerd z'n intrede doen!
Op den laatsten dag van het jaar ver
drijft men den duivel uit z'n woriing, en
betaalt z'n schulden!
Een Kerstvertelling door Sirolf.
Zoet is de geur van den dennenboom,
die in den hoek van het hooge vertrek te
twinkelen en te schitteren staat, met tal-
looze kaarsenlichtjes, die zachtjes wiegen
in de warme kameratmosfeer.
Zoet is het gepeins van den ouden man,
dis droomerig, soezerig in den leunstoel
zit bij den haard, en zijn oude oogen over
de flakkerende kaarsenlichtjes van den
geurenden boom laat gaan. Het vuur koes
tert zoo zacht en oud vadertje is zoo oud..
Zijn oogleden worden zoo zwaar en zien als
door een waas de stralenkransen der wie
gende kaarsenvlammetjes... Kijk, nu is
het net, of dit kaarsvlammetje begint te
groeien... het wordt al grooter en groo-
ter... hoe licht wordt het nu in oud va
dert,je's gedachten hoe zweven de her
inneringen aan op rozig-blanke vleugelen
zoete herinneringen aan een anderen Kerst
avond, lang, héél lang geleden..
Pieng, pieng, pong, piengele, piengele
pang
Fijn, heel fijn, klinken de tonen op uit de
oude speeldoos. Vier opgewonden kinder
gezichtjes zijn ingespannen gebogen over
de houten doos. Twee jongens met levendige
bruine oogen en donkere krullebollen, de
meisjes met glanzende pijpekrullen en een
rood opwindingskleurtje op de fijne wan
getjes; Ze vonden die stoffige doos op hun
tocht door 't groote huis, zoo'n tocht als
kinderen graag maken op de duistere zol
ders en in vergeten hoeken, waar elke
schaduw een geheim schijnt bewaren, uit
lang vervlogen tijden.
Wat een leuke oude doos. Ze hadden
haar voorzichtig meegedragen, naar bene
den, om haar bij het licht te bekijken, in
de kamer, waar naastan grootvader bij
den Kerstboom en het vuur zat -te pein
zen. En een Vhn de jongens had een slin
gertje, een houten handvaatje ontdekt en
er aan gedraaid, zooals jongens doen.
Pieng, pieng, pong, piengele, piengele,
^GfooYvadertje is weer jong. Hoor daar
speelt de muziek een ^oohjk mennet, in
de hooge zaal, waar lange kaa"en\ d(,n
veren luchters branden, en «ai
hoek de kaarsenlichtjes in dra kOTttKwm
flakkeren en twinkelen, bewegen cl P
met rhytmisch gebaar. Weer ruikt hij. de
zoete dennengeur van dien avon -
daar buigt hij, jong en krachtig, ™°rtk^
kleine bruid. En hij voert haar zachtkens
mee, op de maat van het menuet. Zie'
haar fijne vingertjes den langen sleep han-
teeron. Zij buigen voor elkaar en dan
hij haar hand en zij draaien in het rond.
Kijk, hoe zij hem aanziet, met haaJ".schaF
sciie, donkere lachende oogen. Die etne
krul, uit haar hooge kapsel, danst grappig
op en neer op haar blanke schouder, r.n
zij buigen en buigen, en wenden pn draaien
op de maat van het oude menuet
Pieng, pang, pong...
De kinderen buigen zich aandachtig
over hun houten doos. Het liedje is uit.
Nu draait de oudste knaap weer aan het
slingertje, tot het stuit. Hoor, daar begint
de speeldoos weer te zingen, een statig
lied ie uit oude tijden Met zijn metalen
stemmetje tri Hert het instrument een ver
geten bruiloftsliedje.
Pieng, pang, pong...
Oud vadertje ls weer jong. Hoor, daar
klinkt het bruilofstlied. Jong en krachtig
schrijdt hij voort, naar het groote huis.
Aan zijn arm voert hij, als zijn heiligst
bezit, zijn kleine, jonge bruid. De bruids
meisjes strooien rozen op hun weg. Zacht
drukt hij het fijne handje op zijn arm. In
het oog van liet bruidje blinkt nu een
traan. Hoor, hoe de bruiiofstgasten zingen.
De speelman tokkelt op zijn trillende
vioolPieng, pieng, pong
Weer buigen dé kinderen zich met schit
terende oogen en hoogroode wangen over
de speeldoos. Het liedje was uit. De oudste
knaap heeft weer aan het houten slinger
tje gedraaid. Nu gaat het stroeve meca-
niek ook weer draaien en zingt met het
schriele stemmetje zijn oude lied. Als ver
re- klokketonen klinken zachte zanggeluid
jes uit de oude doos. Het is net, of verre
klokken luiden, van een moeder en haar
kind
Pieng, pieng, pong... bom... bom...
Grootvadertje is weer jong. Zie, daar
staat- hij aan de wieg van zijn eerstgebo
rene. In het zware, breede ledikant, op de
booge, gedraaide pootcn, ligt, onder den
gazen hemel, de jonge moeder en k-ijkt blij
naar den krachtigen man, dje aan de wieg
staat van zijn eersten zoon en het kleine
wonder beziet. Een traan biggelt over zijn
wang, en nu, nu buigt hij zich voorover,
over het groote ledikant en kust zijn jon
ge vrouw op het voorhoofd. En zij slaat de
armen om. zijn hals en fluistert hem zacht
in het oor: „Vader".
Hoor, hoe buiten de klokketonen galmen
en de wereld vertellen, dat er een kin<jj,
geboren is
Bim, bam, bom...
De kinderen bekijken de speeldoos aap
alle kanten. Zij was afgeloopen. Toen heb.
1 en ze haar weer opgedraaid. Maar ze wil.
de niet meer spelen. Het stroeve mecaniet
weigert. Nu draaien ze haar aan alle kan
ten en kloppen en peuteren. Maar het helpt
niet. Met hoogroode*wangen zijn ze over
de oude doos gebogen. Wat duurt dat lang.
De metalen stem uit het verleden zwijgt nu
stil
Minutenlang zijn de kinderen met het
vergeten instrument bezig. Maar soms kun
nen minuten jaren schijnen, en jaren mi-
Naastan zit de oude man bij het vuur en
den geurenden, lichtenden dennenboom en
soest en dut. Voor hem gaan de jaren
minuten voorbij, in het wondere spel der
^De^inderen luisteren. Iloor, daar rom
melt iets in de speeldoos. Er knarst en
schuurt een oud verroest raderwerk. Hoor,
hoor, daar begint het langzaam weer te
spele*n, met zijn schriele metalen geluidje.
De melodie klinkt droevig, een beetje
onheilspellend, na de lange stilte. liet is
een oude kerkzang, zacht en statig, en er
tusSchendoor klept zachtkens de toren-
klok. 1
Pieng, pieng, pang... Bim, bam, bim,
bam
Oud vadertje heeft weer verdriet. Zie,
daar nadert een droeve stoet. Daar loopt
hij langzaam achter een baar. Bloemen,
veel bloemen, witte en gele rozen verbre
ken de strakte van de zwarte lijkwft. Ge
bogen'stapt hij achter de baar, die naar
de kerk wordt gedragen. Hij brengt zijn
brave vrouw nu heen, naar haar laatste
rustplaats. Wat is hu alles droef en troos
teloos om hem heen. De menschen zin
gen een statig lied, het lied der dooden.
En er tusschendoor klept de torenklok zijn
laatste groet.
Bim, bam, bim, bam...
De kinderen luisteren naar het lied van
de speeldoos. Opeens houdt het spelen op:
„Pang!" zegt het binnen in de oude doos.
Daar sprong iets stuk in het verrbeste
mecaniek. Ze draaien en draaien, maar de
doos zwijgt. Nu voor goed. De veer is ge
sprongen.
Met ontstelde gezichten kijken de kinde
ren naar liet verstilde instrument.
Het wordt hem bang te moede.
Als de schaduw van den dood is over de
kinderen heengegaan.
En heel stil sluipen ze op hun teenen
naar de kamer naastan, waar grootvader
bij den Kerstboom zit. En ze gaan zacht
naar grootvader toe en schudden hem bij
den arm. Dan zakt het grijze hoofd van
den ouden man opzij. Zij voelen den ijs-
konden hand die stijf is'en star.
De veer is gesprongen
Qud vadertje's levenskaarsje is uitge
doofd, nadat het nog even hoog oplichtte,
en een lief, stralend schijnsel in zijn mij
meringen wierp.
Voor oud vadertje is een groot licht op
gegaan
hij tegen Frits. „Wij zullen dien kerstboom
wel vinden."
Dit bracht den woedenden diamanthan
delaar tot bedaren. Gewillig volgde hij den
rechercheur en vroeg hem op zeurenden
toon of hij werkelijk dacht dat hij den
kerstboom zou vinden.
„Natuurlijk," zei deze.
Hij loodste den reiziger den achterkant
van een klein gebouw binnen, dan door een
gang naar een andere deur, waarna zij zich
in een lokaal bevonden, waar achter een
hekje een paar agenten in uniform en an
dere in burger voor schrijftafels gezeten
waren. r
„Nou," zei de rechercheur tot den ver
baasden van Kram, „die kerstboom, niet
waar?"
„Ja, m'n kerstboom, waar is die?"
Iedereen in het lokaal keek op.
„Wacht even," zei de rechercheur, „ik
zal gaan kijken."
„Ik moet hem hebben!" zei Frits met
klem.
„Natuurlijk," gaf de rechercheur toe.
Hij wenkte een van zijn collega's, die
met hem het lokaal verliet.
„Gek als een tol." fluisterde hij hem" in
het oor.
„Maar zoolang opsluiten," mèende de
ander.
„Ja, maar hij moet het niet merken.
Maak jij even de cel open."
Binnen enkele seconden was de diamant
handelaar opgesloten. Hij beukte op de
deur, "gilde, stampte, dreigde met het ge
zantschap. Niets hielp. Hij zat in de cel
met het vooruitzicht er den Kerstnacht
door te brengen.
Hij hoorde iemand aan den anderen kant
van de deur zeggen: „Een gek, die zich
verbeeldt, dat er hier een kerstboom voor
hem is."
En ineens werd de gevangene ve^l kal
mer. Plotseling gaf hij er zich rekenschap
van, dat hij zich dwaas had aangesteld.
Het moest voor iedereen wel onbegrijpelijk
zijn, dat iemand zich zoo woedend kon ma
ken over een kerstboompje.
Den geheelen nacht dacht hij er over na,
hoe hij uit dit lastig parket zou geraken.
Hoe eerder hij hier weg kwam, hoe beter.
Blijkbaar was de boom niet in Parijs aan
gekomen en zou hij de heele lijn langs zijn
onderzoek moeten uitbreiden Gelukkig had
hij het bewijsje nog in zijn bezit. En hier
nu verder maar erg. kalm en onderdanig
zijn.... dat was het beste.
Vroeg in den morgen werd hij gewekt
(door een agent- -
„Kan ik den commissaris spreken?
vroeg Frits van Kram beleefd.
Toen de agent in het dienstlokaal kwam,
vroeg de inspecteur: „En hoe staat het
met dien gek?"
„Hij is heel kalm en wil den commissa
ris spreken."
„Zóózei de inspecteur. En even daar
na: „Breng hem dan maar hier."
De van Kram, die even later voor het
hekje verscheen, was een heel andere man
dan die van den vorigen avond. Zijn haar
zat in de war, zijn oogen stonden flets, hij
f was bleek en ongeschoren. Maar hij was
volmaakt kalm.
„U wilde den commissaris spreken?"
vroeg de inspecteur. Waarover?"
„Om m'n excuses te maken Ik heb
me gisteren ergerlijk aangesteld, geloof ik."
„Goed dat 'dat inziet... Maar wat is
dat voor een geschiedenis met dien kerst
boom?"
„Een boompje, dat ik uit mijn tuin had
meegebracht voor vrienden," loog van
Kram. Hij kon toch moeilijk zegge.n, dat
hij diamanten liad willen smokkelen.
„En moest U daar zooveel drukte om ma
ken? Dat had U toch wel vriendelijker
kunnen zeggen," zei de inspecteur goedig.
„Gelukkig dat de stationchef geen aan
klacht wegens beleediging tegen U heeft
ingediend!"
,,'t Spijt me allemaal heel erg," verzeker
de Frits.
„En wat gaat U nu doen als ik U los
laat?"
„Direct naar Holland terug," zei hij hoop
vol.
De inspecteur keek het spoorboek na. „Er
gaat een trern om tien voor negen." zei hij.
„Een van mijn mannen zal U op den trein
zetten."
En zoo zat Frits van Kram. oigeschoren
en ongewasschen in een eerste klas coupé
op weg naar Holland Hoewel hij den hoo
ien nacht biet had geslapen, kon hij geen
rust vinden. Hij overlegde of hij de reis
niet zou onderbreken en op verder onder
zoek uitgaan. Bij St. Quentin werd het hem,
te machtig. Hij liet zijn kaartje afstempelen
en zocht er een hotel op Na zich verfrischt
en geschoren te hebben, toog hij weer naar
het station Bedeesd legde hij uit wat hij
wenschte. Gedienstig stond men hem te
woord, keek men lijsten en papieren na.
'Maar opk daar was geen spoor van een
uitgeladen kerstboom te vinden. Ton einde
raad besloot hij don volgenden dag maar
weer opnieuw te beginnen met zijn onder
zoek.
Aan geen van beide grensplaatsen kwam
hij een streep verder Men ried hem aan in
Brussel te informeeren.
Na twee dagen tevergeefs in Byussel te
hebben doorgebracht, wilde hij zijn geluk
nog eens in Antwerpen beproeven.
Zoo kwam daags voor Nieuwjaar de heer
van Kram als een geslagen hond te Am
sterdam' aan. Indien het lot hem gunstig
geweest was, zou het hem ingeblazen in
Roozendaal uit te sttfppen en dóAr eerst
nog eens te informeeren of er soms een
vergissing bij het, plombeeren van den ba
gagewagen kon hebben plaats gehad. Dat
zou hem in het komende jaar veel moeite
en nutteloos verbruikte energie bespaard
hebben. Maar hij reisde van Antwerpen
recht door naar Amsterdam ên bewandelde
vandaar uit verder de in Parijs begonnen
lijdensweg. Reclamatie volgde op recla
matie. Het heele. raderwerk der spoorweg-
administratie werd door de firma van
Kram en Zonen in beweging gezet om den
verloren kerstboom op te sporen. De cor
respondentie hoopte zich op in de archie
ven .De bedienden in de kantoren haalden
hun schouders op en zeiden: „Die lui zijn
gek! Zooveel drukte om een boompje."
Maar zij zochten met al den ernst die een
administratie kenmerkt.
Echter voor één keer faalde de admini
stratie. De spar bleef zoek.
Maar ,hij was niet verdwenen. Hij stond
al dien tijd in zijn kist onder den rook der
locomotieven tegen den muur van een
baanwachtershuisje, vlak bij het station
van Roosendaal, Waar hij daags voor Kerst
mis op onverklaarbare wijze was terecht
gekomen Niemand had zich tot dusver
met hem bemoeid. Maar nu hot weer Kerst
mis wérd, vond de wachter het wel een
aardig boompje voor. zijp kinderen en nam
het mee naar huis.
,,'t Is wel een goed boompje," zei z'n
vrouw, „maar 't neemt te veel ruimte in
als 't in die kist blijft staan."
„Nou, dan zetten we 't in een pot," zei
haar man toegeeflijk
Des avonds werd de kerstboom overge
poot. En toen gebeurde er iets, waarvoor
de baanwachtersfamilie tot heden geen ver
klaring kón vinden De kinderen graaiden
zoo maar vier en twintig stukjes geslepen
glas uit de aardkluit. Nadat hun vondst
afgespoeld en gedroogd was, leken het wel
fonkelende sterren, die daar bij elkaar op
tafel lagen.
„Dfit" zei de wachter, „is het toppunt
De versierselen hebben we d'r meteen bij."
Uit dun ijzerdraad maakte hij een slinger
om den goheefeïi boom heen en hechtte
handig de diamanten tusschen het vlecht
werk in. Hij vermoedde niet. fiat- nooit een
kerstboom kostbaarder tooi had gehad.
Daags voor Kerstmis vertelde hij. toen hij
op het goederenkantoor kwam, het geval
aan een der klerken. En ineens sloeg deze
met zijn vuist op zijn bureau. De wachter
begreep niets van die plotseling opwin
ding.
„Een kerstboom, zeg je?"
„Ja, 'n klein kerstboompje 'n aardig
sparretje maar niets bijzonders, hoor."
„En 't stond in een kist?"
„Ja, zoo maar, tegen den muur van het
wachtershuisje, al 'n heelen tijd, met wor
tel en al."
„Heb je die kist nog?" i
,,'k Denk het wel, als m'n vrouw ze ten
minste niet heeft opgestookt," was het ant
woord.
De klerk belde onmiddellijk den chef op.
„Mijnheer, de kerstboomU weet
wel.... waar zooveel over geschreven
isja. hij is gevondenzal ik
even het nummer gaan controleeren?
Goed, mijnheer, het komt in orde".
En zich wendend tot den wachter: 'k
Moet even bij je gaan kijken; 't is een heel
groot toeval."
Wat er nu een toeval was, begreep de
wachter niet, maar hij ging met den klerk
meer
En zoo stonden zij eon half uurtje later
in de kamer bij den kerstboom, waar de
wachterskinderen kleine kaarsjes in aan
brachten.
De klerk keek en keek, zag het schitte
ren der diamanten en ineens ging hem een
licht op
„Zóóóóü" zei hij. „En waar ls de kist?"
„In 't schuurtje," zei de wachter. „Maar
wat moet U daarmee?"
„D'r moet een nummer opstaan."
,,'n Nummer? Misschien wel. Daar heb
ik niet op gelet."
Er stond een nummer op. Het was zelfs
liet nummer dat in alle brieven van de
firma van Kram en Z-men en der spoorweg
directie was vermeld Zonder verder iets
te zeggen dan. ,„Zorg ervoor dat die ver
sierselen niet wegraken," liep hij haastig
het huis uit:
Even later ging de telefoon in het kan
toor der firma van Kram en Zonen te Am
sterdam over.
„U wordt opgeheld door Roosendaal,"
kwam een bediende Frits van Kram, die in
een privé kantoor zat, waarschuwen.
,\Roosendaal?" vroeg hij verrast.
„Ja, hot station Roosendaal vraagt naar
U persoonlijk."
„Zet maar over',, beval Frits van Kram.
Toon hoorde hij dat de kerstboom terecht
was en dat hij zou worden doorgezonden.
„Niet doorzenden, ik kom hem halen,
onmiddellijk. ik spring even in m'n
wagenover een paar uurtjes ben ik
bij U. zorgt U er goed voor?.... Tot
straks...
Weg holde Frits van Kram. Wég stoof de
wagen die steeds voor het kantoor stond
Als een bezetene vloog hij over den weg
Den Hnag. Rotterdam. Dordrecht
Roosendaal Hier stormde Frits van
Kram het stationsbureau binnen
„Ik kom mijn kerstboom halen," rieD hii
opgewonden tot den chef.
,,'n Heel geschikte tijd!" zei deze zonder
eunige verrassing te laten merken. „Hij
heeft ons heel wat last bezorgd!"
„En mij dan!" zei Frits van Kram. „Waar
staat ie nu?"
„Hier is hij nietEen van de baan
wachters heeft hem in huis, wilde er een
kerstboompje voor zijn kinderen van ma
ken
„Voor zijn kinderen?Mijnheer, ik
houd U aansprakelijk voor wat ermee ge
beurt."
„O, wat dat betreft U hebt zeker wel
het regu bij U? Anders kan hij niet eens
worden afgeleverd
„Hier is het. 't Was een kerstboom in een
kist, met wortel en al."
„Juist, met wortelen è.1, niet'waar,
mijnheer van KramWaarom hebt U
eigenlijk de waarde niet gedeclareerd
U spreekt immers over aansprakelijk
heid?..,.
Frits van Kram vond het beter geen ant
woord te geven op deze spottenden opmer-
kinR- Hij spoedde zich naar het huis waar
zijn kostbare boom stond in de volle glorie
van zijn diamanten, die flonkerden tusschen
de takjes. Zij waren het eenige wat hij zag.
„Wie heeft U toegestaan dien boom mee
te nemen?" viel'hij uit tegen den wachter.
„Mensch, maak je niet zoo druk Als
ik hem niet meegenomen had, zou hij nog
staan, waar hij al dien tijd heeft gestaan
en zo'udt U hem niet gevonden hebben."
Daarop draaide hij van Kram zijn rug
toe. i
Plotseling gekalmeerd, zei Frits van''
Kram; „U hebt gelijk ik zal hem nu
maar meenemen.... of liever, ik zal alleen
dien slinger maar meenemenEn hier
is iets voor een anderen slinger en voor
wat speelgoed en lekkers voor de kinde
ren."
En hij duwde den wachter een briefje van
honderd gulden in dp hand.
„'n Gek!" dacht de wachter. „Stapelgek!
Eerst raast en tiert ie en dan geeft ie me
honderd gulden voor een slinger, die geen
cent Waard is."
Maar gek was Frits van Kram bij lange
na niet. Want een snelle berekening be
wees hem, dat hij door de diamanten niet
verkocht te hebben, een aardig winétje
maakte, daar zij gedurende het afgeloopen
jaar belangrijk in prijs gestegen \varen.
Maar wat voor zorgen hadden ze hem ge
baard! Wat 'n onrust en wat 'n ellende.
Den volgenden avond brandde in twee
gelukkige gezinngen een kerstboom in volle
glorie- in het huis van den baanwachter in
Roosendaal en in de salons van Frits van
Kram. Vooral bij van Kram was er nog
nooit zoo n kostbare boom geweest. Zijn
kaarsjes- knipperden heel ondeugend en
spottend, als wilden ze zeggen: „Weet je
nog, verleden jaar, die kouwe cel aan het
Gare du Nord?"
Frjts van Kram is nooit meer met een
kerstboom op reis gegaan en als hij later
in Parijs aankwam, sloop hij schuw door
het contróle-hekje.