Wc benne allemaal geen Piet Heynen",,,,.. Ingezonden ïlaadóAe^leKztt Marine concerten De Fiscaal gaat heen Distributie-nieuws Vandaag Donderdag 24 October 1940 Tweede Blad aldus de heer Boogaard Burgemeester Ritmeester in mineur Eerepromotie H* F* Tillema Raadsverslag Tusschen Schagen en Oudesluis voor winkeliers voor 50 jaar De heer Boogaard, het sociaal-democra tische raadslid, kan de dingen vaak kern achtig zeggen. Hij is niet gewend een blad voor den mond te nemen en hij spreekt een taal die iedereen verstaat. Toen hij Dinsdag middag van leer trok tegen den maatregel van het College van B. en W. om behalve de eemeente-ambtenaren, ook de menschen in de werkverschaffing en de puinkloppers des nachts hier te houden, gaf hij den burgemees ter ten antwoord, toen deze hem vroeg, of hn het goedkeurde, dat de stad 's avonds voor driekwart leegloopt: „We benne ook allemaal geen Piet Heijnen". De uitdrukking verwekte de noodige hilariteit onder de c0uega-raadsleden en bij de belangstellenden op het „Schellinkie": mr. v. Hoek en KI. F. O. jfet het aansnijden van dit onderwerp bij ,je rondvraag, heeft de heer Boogaard een kwestie aangeroerd, die heel wat gemoede ren in de laatste maanden bewogen heeft. Er jS veel critiek en weinig waardeering ge weest voor dezen maatregel van het College en de motieven ertegen kwamen op deze raadsvergadering naar voren. Waarom moeten de menschen hier slapen, terwijl het rijkspersoneel steun krijgt om den nacht buiten door te brengen? Weet men niet, dat de gezondheid van de menschen geschaad wordt, als ze 's nachts in Den Helder moeten verblijven? De ambtenaren zijn aangenomen om over dag hun werk voor de gemeenschap te doen, waarom worden ze gedwongen hier 's nachts te blijven? Dat waren zoo ongeveer de vra gen, die in min of meer vriendelijken toon aan den burgemeester gesteld werden. Deze liet den stroom van verwijten over zijn hoofd gaan, zuchtte en zei, dat het hem genoegen deed, dat zoovelen het voor hun stadgenooten opnamen, maardat hij niet van standpunt kon veranderen. In de eerste plaats niet, omdat een officieele evacuatie niet wordt toegestaan en het gemeentebestuur daardoor dus het recht mist zijn ambtenaren naar buiten te sturen, in de tweede plaats omdat de ambtenaren er moeten zijn als meh ze noodig heeft en de practijk van de laatste maanden heeft uitgewezen, dat dit niet het geval was, en ten derde, omdat de economi sche toestand van de stad niet gedoogt, dat men het wegtrekken van de menschen maar lijdelijk aanziet. De kleine middenstand gaat ten gronde. Men heeft eerst zijn spaarcenten opgemaakt en toen zijn handelsgeld en nu zitten velen volkomen aan den grond en klop pen aan om gemeentelijken steun, die ver leend wordt, mits men in Den Helder is anders kan geen steun verleend worden. De burgemeester maakte zich over den toestand van onze gemeente ernstige zorgen en waarschuwde met klem tegen overdrijving van de gevaren. Wij moeten verder zien dan vandaag, zoo bepleitte onze eerste burger. Wij moeten het leven niet uit onze stad bla zen. We moeten wat wagen, om in de toe komst te kunnen blijven bestaan. Als illustratie haalde de burgemeester nog aan, dat van de 55 melkventers in onze stad er 33 zonder brood zijn. Waar moet dat heen Men heeft tegenover de gemeenschap plich ten en die brengen wel eens lasten mee. Die heeft men dan ook te dragen. Dit ongeveer waren de argumenten, die de burgemeester aanvoerde tegen de opposanten en men zweeg verder over dit lastige pro bleem. Het vraagstuk van deze vrijwillige evacua tie is met deze raadsvergadering niet opge lost. We zijn ervan overtuigd, dat de ge meente-ambtenaren, om deze groep eens bij den kop te nemen, nog even onvoldaan zijn over de behandeling. Zij onderwerpen zich aan den maatregel van het College, natuurlijk, maar er is een innerlijk verzet. Zij vragen z,ch af, waarom zij genoodzaakt zijn de ge varen van de stad te dragen, terwijl anderen, vooral ook de meeste middenstanders, trach ten een rustigen nacht elders door te bren gen. Er zijn er, die een doktersattest hebben, dat ze niet in de stad kunnen slapen of dat bet voor hun gezin noodig is, dat ze elders verblijven, maar dat geeft geen bevredigende oplossing. Het brengt slechts de ergernis van hun collega's, die tot dat doel dezen weg niet willen behandelen en het verbetert den ouderlingen geest niet en heeft dus geen gunstigen invloed op het werk. Een feit is, dat het rijkspersoneel verlof brijgt om buiten te slapen, omdat de Duit- sehe autoriteiten (in dit geval de directeur van de werf) het wenschelijk vindt, dat het Personeel een rustigen nacht heeft, om over ga- fit te zijn. Een feit is, dat practisch alle middenstan ders 's avonds de plaat poetsen. Ee.n feit is, dat niet eens, maar meermalen bommen op de stad vielen, en dat niet één maar verscheidene slachtoffers onder de bur gerbevolking geëischt werden. Een feit is, dat het meerendeel der bevol- K"ig, dat in de stad den nacht doorbrengt, oen avond en nacht met ongerustheid tege moet gaat, waardoor de weerstand van de menschen gebroken wordt. Een feit is ook, dat de burgemeester een voorbeeld van hooge plichtsbetrach ting en onverschrokkenheid gegeven heeft, dat hij geen nacht buiten de stad ging en zyn werk normaal verrichtte onder de meest moeilijke omstandigheden. Een feit eveneens, dat enkele wethouders den nacht trotseerden en trouw bleven aan Nieuwediep. Varhfr kan men van iederen burger ver- ai» i dat hiJ eenzelfde houding aanneemt A].eVhf°fd van de gemeenté? ren w "'et mo=el'jk is, dat alle ambtena- sel "£gaan, waarom dan geen ploegenstel- aanw£ zoodat er toch altijd beambten Wii ZI''n a's da' noodig is? geven gaarne toe, dat het vraagstuk van de evacuatie een zeer moeilijk vraagstuk is, doch wanneer men vrijwillig heengaat en wanneer men, en dat zou aan de gemeente ambtenaren toch als plicht gesteld kunnen worden, zijn inkoopen, voor zooveel mogelijk, in de gemeente blijft doen, waar men zijn geld verdient, dan kunnen er toch geen over wegende bezwaren zijn om dezen last van de schouders van velen af te nemen. Er zijn al te veel stadgenooten, die, gedwongen door financieele omstandigheden, de angsten van vliegtuigen en bommen moeten doormaken, want tenslotte heeft de heer Boogaard gelijk: ,,'t Benne allemaal geen Piet Heynen". In een volgend nummer komen we nog te rug op eenige andere punten van de agenda van Dinsdagmiddag. We hebben voor de va riatie vandaag eerst den staart van de ver gadering onderhanden genomen en al lijkt het misschien zoo, in dezen staart zat niet enkel venijn, want het einde was zoet. Maar daar over morgen. Zaterdag 9 November om 3 uur zal de Senaat der Universiteit te Groningen honoris causa den heer H. F. Tillema te Bloemendaal den titel van doctor in de geneeskunde ver- leenen; prof. dr. G. Kapsenberg zal daarbij als promotor optreden. De heer Tillema, die op 5 Juli j.1. den leef- tijd van zeventig jaar heeft bereikt, is in 1895 apotheker geworden en kort daarop naar Indië gegaan. Tot 1914 is hij te Semarang „fabrikant-apotheker" geweest, zich op de productie van niet-alcoholische dranken toe leggend; daarna is hij gerepatrieerd, en in Nederland heeft hij vooral voor verbetering in de hygiëne van het volksleven geijverd. Vele publicaties zijn van zijn hand verschenen, o.a. het zevendeelige „Over het vraagstuk van het wonen in Kromo's groote land", en bijdragen over Ned.-Indië in weekbladen en andere tijdschriften. Menige lezer (es) zal even zijn oogen uit wrijven, bij het lezen van dit kopje. Hij zal zich wellicht afvragen of de redactie soms de ge volgen ondervindt van de bombardementen, maar hij zal toch ook even bij het lezen van dit kopje denken aan de muzikale evenemen ten, die de Marineconcerten jarenlang aan onze stad brachten. En misschien zal hij ook even met schaamte denken aan het feit, dat hij zoo dikwijls verzuimde aan den oproep van onze Staf gehoor te geven. Hoe we er bij komen, de Marineconcerten hier te noemen. Wel, een optimistisch lezeres brengt ons er toe. Een lezeres aan wie de oor log en alle narigheid waarschijnlijk stilletjes voorbijgegaan is. Ze schrijft ons: „Mijnheer, wilt u zoo goed zijn mij eens mee te deelen of deze winter de Marineconcerten weer gegeven worden?" volgen dan nog eenige vragen, maar die eerste was toch wel de voor naamste en we hebben ons op de redactie af gevraagd of die vriendelijke lezeres geweten heeft, dat Nederland in oorlog was en is, of ze weet dat onze Marine voor het grootste deel naar Engeland is uitgeweken, of ze weet, dat de Staf ondergebracht is bij den opbouwdienst en verspreid is over heel ons land. Waarschijnlijk weet ze dit alles niet en wij hebben gezucht en tegen elkaar gezegd: „Wat zijn er toch nog een gelukkige stervelingen op dit ondermaansche." (Bulten verantwoordelijkheid van de Redactie, Niet geplaatste stukken worden niet teruggezonden.) EEN ANDER GELUID! M. de Redacteur. Begrijpelijk is het, dat de gedachten van den heer S. zich niet kunnen vereenigen met die van anderen. Dat zijn de gevolgen, als men altijd aan oppositie heeft gedaan en door die afbraak nu moet aanschouwen, welke ho- pelooze verwarring uit de verbrokkeling en versplintering is ontstaan. Dagelijks zetten de zwartkijkers hun verwoestend werk voort, mogelijk onbewust van de vernietiging waar aan zij zelf ook deel uitmaken. Laten we ons eens verdiepen in wat Den Helder in zijn 400-jarig bestaan heeft moeten meemaken. 4 In het jaar 1520 wordt Den Helder, het eerst in de geschiedenis genoemd en wel als hooge, droge zandplaat, in de omgeving van de tegenwoordige Timorlaan. Huisduinen wordt bijna door de zee verzwolgen, alles vlucht naar het hooger gelegen Helder, door de stormramp in 1578. In het jaar 1604 is de dijk tusschen Den Helder en Huisduinen doorgebroken. Hetzelf de herhaalt zich in 1665. 27 Woningen worden een prooi der golven, ter hoogte van de tegen woordige Dorus Rijkersstraat. In het jaar 1724 wordt Den Helder geteisterd door een groote brand. In 1799 vallen Huisduinen, Helder en Texel in handen der Engelschen, 1825 groote stormvloed, het zeewater stroomt over den dijk de Langestraat in. Ernstig drei gend gevaar voor de stad, wat bijna 5 etma len heeft geduurd. In het jaar 1878 verplaat sen de stoomvaartmaatschappijen, welke Den Helder tot groote bloei hebben gebracht, hun kantoren naar Amsterdam. De bevolking daalt met 9 Huizen zijn waardeloos. Hier aan zou men kunnen toevoegen: de vis- scherij naar IJmuiden in 1894, alsmede een verplaatsing van een groot gedeelte van het hier gevestigde garnizoen, alsmede het loods wezen, wat voor onze plaats een goede bron van inkomsten was. De lezer kan uit deze gegevens constatee- ren, dat Den Helder steeds worstelend uit zijn tijdelijke tegenslagen is opgekomen. Betreurt moet het dan ook worden, dat in de verwarring, die uit de ellende van dezen tijd is ontstaan, gezeurd wordt door men schen, die blijk geven, dat zij geen geloof en vertrouwen meer hebben in de toekomst. Mogelijkheden, die Den Helder weer tot op bloei kunnen brengen, laten we buiten be schouwing. Maar zeker heeft Den Helder, in dezen zwaren strijd, werkers noodig, die zich niet onttrekken aan de gevaren, waaraan ook hun medemenschen zijn b'ootgesteld. We moe ten den moed hebben dit leven te aanvaar den, vertwijfeling zou ons tot wanhoop kun nen brengen. Het is den fieren mensch niet waardig zich te ontlasten van de taak, die hem is opgedragen. Hoogachtend, J. BOS. VEREENIGING VAN LEERAREN IN DE HANDELSWETENSCHAPPEN. De practijkexamens in Boekhouden en Han delscorrespondentie en de examens voor Hoofdcorrespondent (Fransch, Duitsch of Engelsch), af te nemen vanwege de Vereeni- ging van Leeraren in de Handelswetenschap pen, zullen worden gehouden 's a vonds op Maandag 16 December, Dinsdag 17 December en Woensdag 18 December a.s. in pl.m 45 plaatsen van het land. De aanmelding sluit 22 November. Het prospectus der examens is gratis verkrijgbaar bij het Secretariaat, Post bus 19, Hilversum, bij den Administrateur, den heer H. Broeders, Zocherstraat 66, Am sterdam (W), en bij den Boekhandel. De benoemingen voor het Lyceum. Ins ons raadsverslag van gisteren is een abuis geslopen. Bij de benoemingen van een leerares en drie leeraren voor het gemeente lijk lyceum staat abusievelijk, dat de raad dit voorstel heeft aangenomen, dit moest zijn aangehouden. In een volgende raadsvergade ring zal dit voorstel opnieuw ter tafel komen. ,Wr. Franken: onkreukbaar en intelligent maritiem jurist. Het staat daar zoo lakoniek in de laatste berichten van de Staatscourant: „aan den officier van administratie der 1ste klasse Mr. D. B. A. Franken is eervol ontslag uit den zeedienst verleend, wegens opheffing van zijn betrekking". Talloos waren de laatste maanden deze be richten; iederen keer weer trof ons dit syste matisch liquideeren der Nederlandsche ma rine, iets, dat ons in Den Helder uiteraard dieper beroerde dan wellicht in eenige an dere plaats in Nederland. En heden is het: Mr. D. B. A. Franken. De Fiscaal Voor ons geestesoog verrijst de Krijgsraad, zooals wij hem vele jaren aan den „buiten kant" gekend hebben. Het altijd zeer ernstige, zeer deftige en zeer serieuze college van maritieme rechters. Het was een college waarmede niet te spot ten viel, en zeer zeker viel dit niet met den Fiscaal, mr. Franken. Hij was een man, van wien wij kunnen schrijven, dat hij onkreuk baar was. Iemand in wiens wapen het woord „eerlijkheid" de eere-plaats innam. Een eer lijkheid, waaraan niet te tornen viel en die boven iederen twijfel verheven was. De keeren, dat wij mr. Franken als „open baar aanklager" hebben hooren spreken, zijn niet te tellen. En vooral de laatste jaren, met hun groote mate van marine-activiteit, zoowel tijdens de mobilisatie als tijdens den oorlog en direct daarna, deden het College van den „Zeekrijgsraad Willemsoord" meer malen week aan week bijeenkomen. Mr. Franken was ongetwijfeld een der markantste figuren in dit college. Zijn plaats aan den ovalen tafel was slechts zelden ledig. Altijd zat daar de Fiscaal: aandachtig mee-luisterend naar de vertogen der verde digers, naar de opmerkingen van den Pre sident. en naar het verweer van de gedaagde verdachten. Deze man sprak, in den meest volstrekten zin van het woord, recht. Hij was een mensch, die soms den schijn op wekte slechts aan den letter van de Wet ge hoor te willen geven. Ongevoelig Voor andere invloeden, onbereikbaar voor iets anders, dan alleen de Wet op de Krijgstucht. Dat was de schijn... Want hoe vele malen niet sprak deze „aan klager" als verdediger. Hoevele malen niet bleek dat deze Fiscaal begaan was als een vader met de nooden en perikelen, waarin een jong milicien, een marinier of stoker, gekomen was. Dan werd deze ernstige jurist, deze uit nemende wetskenner, een sympathiek verde diger, die buiten, zijn wetskennis ook den mensch bleek te kennen in al zijn wonderlijke driften, dwalingen en moeilijkheden. Hij was, we schreven het hierboven, een knap jurist. Zijn kennis van het Wetboek was even gedegen als uitgebreid en menig advo caat, wel ter tonge, heeft ons ruiterlijk toege geven dat men dezen Fiscaal met het zwaarste pleiters-bombardement nog niet van zijn stoel kon redeneeren... Hij was een uiterst vlot spreker en daarbij een man van opvallende algemeene ontwikke ling. Zijn kennis van het antieke en moderne recht was groot, die van het maritieme recht waarschijnlijk ongelimiteerd. In dit verband mogen wij misschien nog her- innerén aan die groote maritieme strafzaak van thans acht jaren geleden, een zaak, weinig eervol voor onze marine-historie en waarvan de laatste faze behandeld werd in de zaal van „Zeekrijgsraad Willemsoord". Het was Mr. Franken, die de Fiscaals-stoel bezette en hij was het die toen als even onverbiddelijk als eerlijk eischer zijn strenge straffen vorderde. En thans, in de krant van 23 October 1940, de vier lakonieke regels. Dit beteekent het einde van een Fiscaals loopbaan, die eervol begon en niet minder eer vol eindigde. Zijn heengaan zal velen getroffen hebben. En zij allen zullen bedenken dat hier dan een veel belovende carrière een voorloopig halt toege roepen werd. En tenslotte: wederom verdween een stuk marine-historie van het beste soort, doch dat zij, die het bekend, beluisterd en... bewonderd hebben, niet zullen vergeten! Schetsen uit het Buitenveld (Serie II). En weer sukkelen de emigranten-treinen voort tusschen Alkmaar en Den Helder. Wéér verbaast men zich iederen morgen wéér over het ongehoorde feit, dat een zoo'n asthmatisch-puffende en hijgende locomotief zoo'n eindelooze sleep wagens kan voortzeulen, zonder dat hij uitgeput midden in het buiten veld blijft staan. De moed opgevend. lederen morgen, als de grauwe dag nauwe lijks aangebroken is, keeren de drommen terug naar het bakermat. Velen bij lange na niet uitgeslapen. Anderen lijdende aan de kwaal der kwalen, geheeten „morgenziekte", nog anderen in somber gepeins over de finantiën, die eveneens de totale uitputting nabij zijn. Zoo reist men weer: van dorp tot dorp, van halteplaats tot halteplaats. En iederen morgen is de triestheid intenser, iederen morgen ontworstelt de zon zich later aan de nevels, die de wereld gevangen houdt in hun ijzigen en klammen greep. De menschen in den trein zitten opéénge- perst als sardienen in blik en zoo langzamer hand is het wonder geboren dat men daar niet eens meer over protesteert. Zóóveel heeft men in de voorbije maanden geleerd. Men verleer de bijna het critiseeren. Zoo reizen wij tusschen Schagen en Oude sluis. Behalve enkele werf-lieden zit in een coupé een nog vrij jeugdige moeder. Links en rechts geflankeerd door een zoon en dochter van ongeveer 4 en 5 jaren. Op de schoot troont, in placide rust, een spruit van een jaar of drie. Bij de binnenkomst huilden de beide oud sten. En dat was geen wonder, want niet een van hen had zich nog mogen laven aan de och tendboterham. En dus was het één onafgebro ken gevraag en gezeur om brood aan de moe der, die echter niet wel in staat was het brood op te diepen uit de tasch, die in het net lag. Het is niet zoo eenvoudig zich van uit de per sing van 6 andere menschen te verheffen... Maar de honger is een scherp zwaard en dus ontworstelde de moeder zich ten lange leste, hoewel nog vóór Oudesluis, uit de rij menschen, en diepte het broodzakje op tus schen de bonnen, wat los kopergeld en bol letjes stopgaren. Er werd ontbeten; het was wel geen restau rant, die treinwagon, en de blauw-grijze walm van shag „van de weduwe" zorgde voor een feitelijk wat al te pittigen saus, en de uit wasemingen van de overjassen en natgeregen de pantalons waren ook al geen 4711-geuren, maar dat alles bleek hoegenaamd geen in vloed te hebben op de etenslusten der drie spruiten, die met een ware woede op het grauwe brood aanvielen en dit verslonden. De jongeman at niet op de gebruikelijke wijze. Met gespannen aandacht zagen wij toe hoe het ventje het zachte middendeel weg- pulkte, waarna het korsterig buitendeel ver huisde naar den vloer van den wagon. Moeder kleurde. Zij kleurde omdat zij het niet aangenaam vond dat de slechte educatie van haar jongen zóó bruut den volke vertoond werd. Dus raapte zij genoemde korst op, reik te dezelve over aan den jongen (die bereids aan zijn tweede boterham begonnen was) en zeide hem: netjes te eten, zooals-hij-thuis-ook- altijd-deed. De jongen keek boos. En wierp opnieuw de korst ter aarde. Daar aan toevoegende, dat hij thuis toch óók nooit korsten behoefde te eten. De coupé grinnikte. Er was een man, die zei dat men er nog naar opsnakken zou en een juffrouw merkte, zoo in het algemeen, op dat die jongen het nog eens bezuren zou. Had ze zelf niet haar konijnen opgedoekt, om de korsten te nuttigen. En het werd nog pijnlijker, toen de jongen er verder op doorging en begon te vertellen dat hij toch geen korsten wilde eten en dat moeder ze thuis toch óók nooit at en dat kor sten vies waren... Moeder poogde den zoon op alle manieren het zwijgen op te leggen. Met beloften van een mecanodoos, met beloften aam een toe komstig taartje en andere verleidingen. Zij poogde het daarna met verdekt-gegeven knepen en stompen, hetgeen echter olie op het vuur was en den jongen deed uitroepen: „Moeder, waarom knijpt U me nou zoo...?!?" De coupé hoorde aan, zag toe en rookte door. In Oudesluis kwamen er 4 man extra in de reeds overvolle coupé en tot Den Helder toe was deze familie-idylle verder aan ons oog onttrokken. Hetgeen, voor het maken van verdere psy chologische en paedagogische studreën, als uiterst jammer aangemerkt dient te worden. TE LAAT OP STRAAT. Twee personen, die zich tusschen tien en vier uur op straat bevonden, werden op het hoofdbureau van politie tot vier uur vast gehouden. Proces-verbaal werd opgemaakt. Eén van hen had bovendien een proces verbaal te incasseeren, wegens het niet too- nen van zijn legitimatiekaart. AANRIJDING HOEK RUYGHWEG PARALLELWEG. Dezer dagen reed een persoon op de fiets van den Parallelweg naar den Ruyghweg. Achterop de fiets bevond zich een zoontje van dien persoon. Waarschijnlijk tengevolge van het verzuimen van de hand uit te ste ken, kwam bij het passeeren van de kruising de wielrijder in contact met een motorrijder, tengevolge waarvan vader en zoon van de fiets geslingerd werden. Het vehikel liep di verse beschadigingen daarbij op, terwijl het been van den jongen bezeerd werd. INBREKERS OP HET PAD. Bij een bewoner van het Tuindorp werd een bezoek gebracht. De heeren ontfermden zich over verscheidene zakken steenkolen, bene vens over een tweetal buiten- en een gelijk aantal binnenbanden voor fietsen. Een onder zoek is door de politie ingesteld. FIETSEN VERMIST. Iemand zette zijn fiets tegen een perceel. Even later was het door onbevoegden wegge haald. Een slot zat niet op die fiets. Verzekert Uw fiets voo- 8 gulden per jaar. B(j diefstal krjjgt U ec nieuwe terug. K. KOS, Koningstraat 76. BOTER, MARGARINE EN VET. De aandacht van de detaillisten wordt er op gevestigd, dat in den vervolge geen re ductie op den prijs van boter bij afgifte van bepaalde bonnen der vetkaart meer zal wor den verleend. Deze tegemoetkoming komt dus te ver vallen, doch hiertegenover staat, dat thans de bonnen van de vetkaart recht geven op het koo[>cn van margarine of boter naar keuze. De houders van vet kaarten, voor wie de boterprijs een be zwaar is, kunnen thans margarine koo ien, waardoor de prijsreductie niet meer noodig is. Resteerende bonnen „8" van de vetkaart. De bonnen „8" moeten deze week in veel vouden van 10 bonnen worden ingeleverd. Indien een detaillist enkele bonnen overhoudt, dan kan hij deze nog in het tijdvak van 28 October t/m 1 November 1940 inleveren, waarbij deze bonnen naar keuze gevoegd kun nen worden bjj de opplakvellen met bonnen voor boter of margarine. Bonnen 9 t/m 12 van de vetkaart. Op deze bonnen is door den winkelier boter tegen gereduceerden prijs geleverd. Aangezien de kleinste reductiebon een waarde vertegenwoordigt van 1.en door een detaillist slechts een restant van maxi mum 9 stuks bonnen „9 t/m 12" van de vet kaart mag worden ingeleverd, is het niet mo gelijk hiervoor een reductiebon af te geven. Met het oog hierop wordt er mede accoord gegaan, dat verschillende detail-, listen b.v. door onderling samenvoegen van hun resteerende bonnen 9 t/m 12 een veelvoud van 10 bonnen trachten te be reiken, waarop dan door den distributie- dienst een reductiebon kan worden ver strekt. PERIODE ZEEP. In verband met het feit, dat er onderschei dene zeepbonnen van een bepaalde periode in omloop zijn, wordt de aandacht er op geves tigd, dat de perioden zijn als volgt: 3e periode: 19 October t/m 12 November 1940, 4e periode: 13 November t/m 6 December 1940, 5e periode: 7 December t/m 31 December 1940, 6e periode:! Januari t/m 24 Januari 1940. liondiien uit Piet Utiey&rut Blaad^s. EDWARD BOK. Nieuwedieper en self-made man! De aanstelling van Edward W. Bokvan Brooklyn, als redacteur van „The Lady's Home Journal" van Philadelphia, is, zegt de Hope, een opmerkelijk voorbeeld van vroegtijdig suc ces. Mr. Bok is nu 25 jaren oud en wordt on getwijfeld niet alleen de jongste, maar ook de best gesalarieerde hoofdredacteur in Amerika daar deze betrekking hem een salaris van 10.000 dollars per jaar oplevert. Niettegen staande zijn jeugdigen leeftijd, heeft inr. Bok het thans reeds even ver gebracht als maar weinigen in Mm geheele leven. De jeugdige mr. Bok is Nieuwedieper van geboorte, maar door en door Amerikaan in vlijt en geestkracht. Het is opmerkelijk dat hij niet alleen met voorname menschen bekend is, maar zelfs hun bijzondere vriendschap en ver trouwen geniet. Hij heeft veel voor nieuwsbla den en tijdschriften geschreven en een gemak- kelijken en vloeienden stijl. Hij heeft eene aan geboren geschiktheid voor redacteur en is een bekwaam bestuurder van zaken. Nog meer steeg onze belangstelling, zegt de Hope, toen wij vernamen dat de jeugdige re dacteur niet alleen een Hollandschen naam voert, maar ook in Nederland, in Den Helder, was geboren. De Redactie van ,,'t Vliegend Blaadje" tee kent hierbij dan het navolgende aan: De heer Edward Bok is in 1863 te Den Hel der geboren en kwam in 1870 met zijn ouders in Amerika. Zijn vader, W. J. Hidde Bok, werd in 1829 geboren op het eiland Texel waar de familie tal van jaren woonde. De heer W. J. Hidde Bok was notaris en vice-consul van ver schillende mogendheden alhier. Wij vermelden het bovenstaande met groote ingenomenheid. Ofschoon de heer Bok op jeug digen leeftijd metterwoon deze gemeente ver liet, wordt het zeker, vooral door hen, die het vlugge, innemende knaapje van vroeger gekend hebben, met onverdeeld genoegen vernomen, dat hij in zijn nieuw Vaderland zich, op zoo jeugdigen leeftijd reeds, tot het thans door hem ingenomen standpunt heeft weten te verheffen. Ons Vaderland en deze gemeente in het bijzon der, mag roem dragen op dezen vertegenwoor diger van den Hollandschen naam in den vreemde. ïïlaAme&thicJhün 's Gravenhage 22 October. Bij besluit van den generaal-majoor N. T. Carstens, daartoe gemachtigd door den bevel hebber van de Duitsche weermacht in Neder land is met ingang van 1 November 1940: aan de vice-admiraals B. Schreuders en A. Vos, eervol ontslag uit den dienst verleend, wegens langdurigen dienst. By het op 16 September en 23 October te Amsterdam gehouden examen voor apothe kers-assistente slaagde onze plaatsgenoote mej. A. Valkhoff, leerlinge van den heer W. H. Kingma.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1940 | | pagina 5