Wc benne
allemaal geen Piet Heynen",,,,..
Ingezonden
ïlaadóAe^leKztt
Marine concerten
De Fiscaal gaat
heen
Distributie-nieuws
Vandaag
Donderdag 24 October 1940
Tweede Blad
aldus de heer Boogaard
Burgemeester Ritmeester in mineur
Eerepromotie
H* F* Tillema
Raadsverslag
Tusschen Schagen
en Oudesluis
voor winkeliers
voor 50 jaar
De heer Boogaard, het sociaal-democra
tische raadslid, kan de dingen vaak kern
achtig zeggen. Hij is niet gewend een blad
voor den mond te nemen en hij spreekt een
taal die iedereen verstaat. Toen hij Dinsdag
middag van leer trok tegen den maatregel
van het College van B. en W. om behalve de
eemeente-ambtenaren, ook de menschen in de
werkverschaffing en de puinkloppers des
nachts hier te houden, gaf hij den burgemees
ter ten antwoord, toen deze hem vroeg, of
hn het goedkeurde, dat de stad 's avonds
voor driekwart leegloopt: „We benne ook
allemaal geen Piet Heijnen". De uitdrukking
verwekte de noodige hilariteit onder de
c0uega-raadsleden en bij de belangstellenden
op het „Schellinkie": mr. v. Hoek en KI. F. O.
jfet het aansnijden van dit onderwerp bij
,je rondvraag, heeft de heer Boogaard een
kwestie aangeroerd, die heel wat gemoede
ren in de laatste maanden bewogen heeft. Er
jS veel critiek en weinig waardeering ge
weest voor dezen maatregel van het College
en de motieven ertegen kwamen op deze
raadsvergadering naar voren.
Waarom moeten de menschen hier slapen,
terwijl het rijkspersoneel steun krijgt om
den nacht buiten door te brengen?
Weet men niet, dat de gezondheid van de
menschen geschaad wordt, als ze 's nachts in
Den Helder moeten verblijven?
De ambtenaren zijn aangenomen om over
dag hun werk voor de gemeenschap te doen,
waarom worden ze gedwongen hier 's nachts
te blijven? Dat waren zoo ongeveer de vra
gen, die in min of meer vriendelijken toon aan
den burgemeester gesteld werden.
Deze liet den stroom van verwijten over
zijn hoofd gaan, zuchtte en zei, dat het hem
genoegen deed, dat zoovelen het voor hun
stadgenooten opnamen, maardat hij niet
van standpunt kon veranderen. In de eerste
plaats niet, omdat een officieele evacuatie
niet wordt toegestaan en het gemeentebestuur
daardoor dus het recht mist zijn ambtenaren
naar buiten te sturen, in de tweede plaats
omdat de ambtenaren er moeten zijn als meh
ze noodig heeft en de practijk van de laatste
maanden heeft uitgewezen, dat dit niet het
geval was, en ten derde, omdat de economi
sche toestand van de stad niet gedoogt, dat
men het wegtrekken van de menschen maar
lijdelijk aanziet. De kleine middenstand gaat
ten gronde. Men heeft eerst zijn spaarcenten
opgemaakt en toen zijn handelsgeld en nu
zitten velen volkomen aan den grond en klop
pen aan om gemeentelijken steun, die ver
leend wordt, mits men in Den Helder is
anders kan geen steun verleend worden.
De burgemeester maakte zich over den
toestand van onze gemeente ernstige zorgen
en waarschuwde met klem tegen overdrijving
van de gevaren. Wij moeten verder zien dan
vandaag, zoo bepleitte onze eerste burger.
Wij moeten het leven niet uit onze stad bla
zen. We moeten wat wagen, om in de toe
komst te kunnen blijven bestaan.
Als illustratie haalde de burgemeester nog
aan, dat van de 55 melkventers in onze stad
er 33 zonder brood zijn. Waar moet dat heen
Men heeft tegenover de gemeenschap plich
ten en die brengen wel eens lasten mee. Die
heeft men dan ook te dragen.
Dit ongeveer waren de argumenten, die de
burgemeester aanvoerde tegen de opposanten
en men zweeg verder over dit lastige pro
bleem.
Het vraagstuk van deze vrijwillige evacua
tie is met deze raadsvergadering niet opge
lost. We zijn ervan overtuigd, dat de ge
meente-ambtenaren, om deze groep eens bij
den kop te nemen, nog even onvoldaan zijn
over de behandeling. Zij onderwerpen zich aan
den maatregel van het College, natuurlijk,
maar er is een innerlijk verzet. Zij vragen
z,ch af, waarom zij genoodzaakt zijn de ge
varen van de stad te dragen, terwijl anderen,
vooral ook de meeste middenstanders, trach
ten een rustigen nacht elders door te bren
gen. Er zijn er, die een doktersattest hebben,
dat ze niet in de stad kunnen slapen of dat
bet voor hun gezin noodig is, dat ze elders
verblijven, maar dat geeft geen bevredigende
oplossing. Het brengt slechts de ergernis
van hun collega's, die tot dat doel dezen weg
niet willen behandelen en het verbetert den
ouderlingen geest niet en heeft dus geen
gunstigen invloed op het werk.
Een feit is, dat het rijkspersoneel verlof
brijgt om buiten te slapen, omdat de Duit-
sehe autoriteiten (in dit geval de directeur
van de werf) het wenschelijk vindt, dat het
Personeel een rustigen nacht heeft, om over
ga- fit te zijn.
Een feit is, dat practisch alle middenstan
ders 's avonds de plaat poetsen.
Ee.n feit is, dat niet eens, maar meermalen
bommen op de stad vielen, en dat niet één
maar verscheidene slachtoffers onder de bur
gerbevolking geëischt werden.
Een feit is, dat het meerendeel der bevol-
K"ig, dat in de stad den nacht doorbrengt,
oen avond en nacht met ongerustheid tege
moet gaat, waardoor de weerstand van de
menschen gebroken wordt.
Een feit is ook, dat de burgemeester
een voorbeeld van hooge plichtsbetrach
ting en onverschrokkenheid gegeven heeft,
dat hij geen nacht buiten de stad ging en
zyn werk normaal verrichtte onder de
meest moeilijke omstandigheden. Een feit
eveneens, dat enkele wethouders den
nacht trotseerden en trouw bleven aan
Nieuwediep.
Varhfr kan men van iederen burger ver-
ai» i dat hiJ eenzelfde houding aanneemt
A].eVhf°fd van de gemeenté?
ren w "'et mo=el'jk is, dat alle ambtena-
sel "£gaan, waarom dan geen ploegenstel-
aanw£ zoodat er toch altijd beambten
Wii ZI''n a's da' noodig is?
geven gaarne toe, dat het vraagstuk
van de evacuatie een zeer moeilijk vraagstuk
is, doch wanneer men vrijwillig heengaat en
wanneer men, en dat zou aan de gemeente
ambtenaren toch als plicht gesteld kunnen
worden, zijn inkoopen, voor zooveel mogelijk,
in de gemeente blijft doen, waar men zijn
geld verdient, dan kunnen er toch geen over
wegende bezwaren zijn om dezen last van de
schouders van velen af te nemen. Er zijn al
te veel stadgenooten, die, gedwongen door
financieele omstandigheden, de angsten van
vliegtuigen en bommen moeten doormaken,
want tenslotte heeft de heer Boogaard gelijk:
,,'t Benne allemaal geen Piet Heynen".
In een volgend nummer komen we nog te
rug op eenige andere punten van de agenda
van Dinsdagmiddag. We hebben voor de va
riatie vandaag eerst den staart van de ver
gadering onderhanden genomen en al lijkt het
misschien zoo, in dezen staart zat niet enkel
venijn, want het einde was zoet. Maar daar
over morgen.
Zaterdag 9 November om 3 uur zal de
Senaat der Universiteit te Groningen honoris
causa den heer H. F. Tillema te Bloemendaal
den titel van doctor in de geneeskunde ver-
leenen; prof. dr. G. Kapsenberg zal daarbij als
promotor optreden.
De heer Tillema, die op 5 Juli j.1. den leef-
tijd van zeventig jaar heeft bereikt, is in 1895
apotheker geworden en kort daarop naar
Indië gegaan. Tot 1914 is hij te Semarang
„fabrikant-apotheker" geweest, zich op de
productie van niet-alcoholische dranken toe
leggend; daarna is hij gerepatrieerd, en in
Nederland heeft hij vooral voor verbetering
in de hygiëne van het volksleven geijverd. Vele
publicaties zijn van zijn hand verschenen, o.a.
het zevendeelige „Over het vraagstuk van het
wonen in Kromo's groote land", en bijdragen
over Ned.-Indië in weekbladen en andere
tijdschriften.
Menige lezer (es) zal even zijn oogen uit
wrijven, bij het lezen van dit kopje. Hij zal zich
wellicht afvragen of de redactie soms de ge
volgen ondervindt van de bombardementen,
maar hij zal toch ook even bij het lezen van
dit kopje denken aan de muzikale evenemen
ten, die de Marineconcerten jarenlang aan onze
stad brachten. En misschien zal hij ook even
met schaamte denken aan het feit, dat hij zoo
dikwijls verzuimde aan den oproep van onze
Staf gehoor te geven.
Hoe we er bij komen, de Marineconcerten
hier te noemen. Wel, een optimistisch lezeres
brengt ons er toe. Een lezeres aan wie de oor
log en alle narigheid waarschijnlijk stilletjes
voorbijgegaan is.
Ze schrijft ons:
„Mijnheer, wilt u zoo goed zijn mij eens mee
te deelen of deze winter de Marineconcerten
weer gegeven worden?" volgen dan nog eenige
vragen, maar die eerste was toch wel de voor
naamste en we hebben ons op de redactie af
gevraagd of die vriendelijke lezeres geweten
heeft, dat Nederland in oorlog was en is, of
ze weet dat onze Marine voor het grootste deel
naar Engeland is uitgeweken, of ze weet, dat
de Staf ondergebracht is bij den opbouwdienst
en verspreid is over heel ons land.
Waarschijnlijk weet ze dit alles niet en wij
hebben gezucht en tegen elkaar gezegd: „Wat
zijn er toch nog een gelukkige stervelingen op
dit ondermaansche."
(Bulten verantwoordelijkheid van de Redactie,
Niet geplaatste stukken worden
niet teruggezonden.)
EEN ANDER GELUID!
M. de Redacteur.
Begrijpelijk is het, dat de gedachten van
den heer S. zich niet kunnen vereenigen met
die van anderen. Dat zijn de gevolgen, als
men altijd aan oppositie heeft gedaan en door
die afbraak nu moet aanschouwen, welke ho-
pelooze verwarring uit de verbrokkeling en
versplintering is ontstaan. Dagelijks zetten de
zwartkijkers hun verwoestend werk voort,
mogelijk onbewust van de vernietiging waar
aan zij zelf ook deel uitmaken.
Laten we ons eens verdiepen in wat Den
Helder in zijn 400-jarig bestaan heeft moeten
meemaken. 4
In het jaar 1520 wordt Den Helder, het
eerst in de geschiedenis genoemd en wel als
hooge, droge zandplaat, in de omgeving van
de tegenwoordige Timorlaan. Huisduinen
wordt bijna door de zee verzwolgen, alles
vlucht naar het hooger gelegen Helder, door
de stormramp in 1578.
In het jaar 1604 is de dijk tusschen Den
Helder en Huisduinen doorgebroken. Hetzelf
de herhaalt zich in 1665. 27 Woningen worden
een prooi der golven, ter hoogte van de tegen
woordige Dorus Rijkersstraat. In het jaar
1724 wordt Den Helder geteisterd door een
groote brand. In 1799 vallen Huisduinen,
Helder en Texel in handen der Engelschen,
1825 groote stormvloed, het zeewater stroomt
over den dijk de Langestraat in. Ernstig drei
gend gevaar voor de stad, wat bijna 5 etma
len heeft geduurd. In het jaar 1878 verplaat
sen de stoomvaartmaatschappijen, welke Den
Helder tot groote bloei hebben gebracht, hun
kantoren naar Amsterdam. De bevolking
daalt met 9 Huizen zijn waardeloos. Hier
aan zou men kunnen toevoegen: de vis-
scherij naar IJmuiden in 1894, alsmede een
verplaatsing van een groot gedeelte van het
hier gevestigde garnizoen, alsmede het loods
wezen, wat voor onze plaats een goede bron
van inkomsten was.
De lezer kan uit deze gegevens constatee-
ren, dat Den Helder steeds worstelend uit zijn
tijdelijke tegenslagen is opgekomen.
Betreurt moet het dan ook worden, dat in
de verwarring, die uit de ellende van dezen
tijd is ontstaan, gezeurd wordt door men
schen, die blijk geven, dat zij geen geloof en
vertrouwen meer hebben in de toekomst.
Mogelijkheden, die Den Helder weer tot op
bloei kunnen brengen, laten we buiten be
schouwing. Maar zeker heeft Den Helder, in
dezen zwaren strijd, werkers noodig, die zich
niet onttrekken aan de gevaren, waaraan ook
hun medemenschen zijn b'ootgesteld. We moe
ten den moed hebben dit leven te aanvaar
den, vertwijfeling zou ons tot wanhoop kun
nen brengen. Het is den fieren mensch niet
waardig zich te ontlasten van de taak, die
hem is opgedragen.
Hoogachtend,
J. BOS.
VEREENIGING VAN LEERAREN IN DE
HANDELSWETENSCHAPPEN.
De practijkexamens in Boekhouden en Han
delscorrespondentie en de examens voor
Hoofdcorrespondent (Fransch, Duitsch of
Engelsch), af te nemen vanwege de Vereeni-
ging van Leeraren in de Handelswetenschap
pen, zullen worden gehouden 's a vonds op
Maandag 16 December, Dinsdag 17 December
en Woensdag 18 December a.s. in pl.m 45
plaatsen van het land. De aanmelding sluit
22 November. Het prospectus der examens is
gratis verkrijgbaar bij het Secretariaat, Post
bus 19, Hilversum, bij den Administrateur,
den heer H. Broeders, Zocherstraat 66, Am
sterdam (W), en bij den Boekhandel.
De benoemingen voor het Lyceum.
Ins ons raadsverslag van gisteren is een
abuis geslopen. Bij de benoemingen van een
leerares en drie leeraren voor het gemeente
lijk lyceum staat abusievelijk, dat de raad dit
voorstel heeft aangenomen, dit moest zijn
aangehouden. In een volgende raadsvergade
ring zal dit voorstel opnieuw ter tafel komen.
,Wr. Franken: onkreukbaar en
intelligent maritiem jurist.
Het staat daar zoo lakoniek in de laatste
berichten van de Staatscourant: „aan den
officier van administratie der 1ste klasse Mr.
D. B. A. Franken is eervol ontslag uit den
zeedienst verleend, wegens opheffing van zijn
betrekking".
Talloos waren de laatste maanden deze be
richten; iederen keer weer trof ons dit syste
matisch liquideeren der Nederlandsche ma
rine, iets, dat ons in Den Helder uiteraard
dieper beroerde dan wellicht in eenige an
dere plaats in Nederland.
En heden is het: Mr. D. B. A. Franken.
De Fiscaal
Voor ons geestesoog verrijst de Krijgsraad,
zooals wij hem vele jaren aan den „buiten
kant" gekend hebben.
Het altijd zeer ernstige, zeer deftige en
zeer serieuze college van maritieme rechters.
Het was een college waarmede niet te spot
ten viel, en zeer zeker viel dit niet met den
Fiscaal, mr. Franken. Hij was een man, van
wien wij kunnen schrijven, dat hij onkreuk
baar was. Iemand in wiens wapen het woord
„eerlijkheid" de eere-plaats innam. Een eer
lijkheid, waaraan niet te tornen viel en die
boven iederen twijfel verheven was.
De keeren, dat wij mr. Franken als „open
baar aanklager" hebben hooren spreken, zijn
niet te tellen. En vooral de laatste jaren,
met hun groote mate van marine-activiteit,
zoowel tijdens de mobilisatie als tijdens den
oorlog en direct daarna, deden het College
van den „Zeekrijgsraad Willemsoord" meer
malen week aan week bijeenkomen.
Mr. Franken was ongetwijfeld een der
markantste figuren in dit college. Zijn plaats
aan den ovalen tafel was slechts zelden
ledig. Altijd zat daar de Fiscaal: aandachtig
mee-luisterend naar de vertogen der verde
digers, naar de opmerkingen van den Pre
sident. en naar het verweer van de gedaagde
verdachten.
Deze man sprak, in den meest volstrekten
zin van het woord, recht.
Hij was een mensch, die soms den schijn op
wekte slechts aan den letter van de Wet ge
hoor te willen geven. Ongevoelig Voor andere
invloeden, onbereikbaar voor iets anders, dan
alleen de Wet op de Krijgstucht.
Dat was de schijn...
Want hoe vele malen niet sprak deze „aan
klager" als verdediger. Hoevele malen niet
bleek dat deze Fiscaal begaan was als een
vader met de nooden en perikelen, waarin een
jong milicien, een marinier of stoker, gekomen
was. Dan werd deze ernstige jurist, deze uit
nemende wetskenner, een sympathiek verde
diger, die buiten, zijn wetskennis ook den
mensch bleek te kennen in al zijn wonderlijke
driften, dwalingen en moeilijkheden.
Hij was, we schreven het hierboven, een
knap jurist. Zijn kennis van het Wetboek was
even gedegen als uitgebreid en menig advo
caat, wel ter tonge, heeft ons ruiterlijk toege
geven dat men dezen Fiscaal met het zwaarste
pleiters-bombardement nog niet van zijn stoel
kon redeneeren...
Hij was een uiterst vlot spreker en daarbij
een man van opvallende algemeene ontwikke
ling. Zijn kennis van het antieke en moderne
recht was groot, die van het maritieme recht
waarschijnlijk ongelimiteerd.
In dit verband mogen wij misschien nog her-
innerén aan die groote maritieme strafzaak
van thans acht jaren geleden, een zaak, weinig
eervol voor onze marine-historie en waarvan
de laatste faze behandeld werd in de zaal van
„Zeekrijgsraad Willemsoord". Het was Mr.
Franken, die de Fiscaals-stoel bezette en hij
was het die toen als even onverbiddelijk als
eerlijk eischer zijn strenge straffen vorderde.
En thans, in de krant van 23 October 1940,
de vier lakonieke regels.
Dit beteekent het einde van een Fiscaals
loopbaan, die eervol begon en niet minder eer
vol eindigde.
Zijn heengaan zal velen getroffen hebben. En
zij allen zullen bedenken dat hier dan een veel
belovende carrière een voorloopig halt toege
roepen werd.
En tenslotte: wederom verdween een stuk
marine-historie van het beste soort, doch dat
zij, die het bekend, beluisterd en... bewonderd
hebben, niet zullen vergeten!
Schetsen uit het Buitenveld
(Serie II).
En weer sukkelen de emigranten-treinen
voort tusschen Alkmaar en Den Helder.
Wéér verbaast men zich iederen morgen
wéér over het ongehoorde feit, dat een zoo'n
asthmatisch-puffende en hijgende locomotief
zoo'n eindelooze sleep wagens kan voortzeulen,
zonder dat hij uitgeput midden in het buiten
veld blijft staan. De moed opgevend.
lederen morgen, als de grauwe dag nauwe
lijks aangebroken is, keeren de drommen terug
naar het bakermat. Velen bij lange na niet
uitgeslapen. Anderen lijdende aan de kwaal
der kwalen, geheeten „morgenziekte", nog
anderen in somber gepeins over de finantiën,
die eveneens de totale uitputting nabij zijn.
Zoo reist men weer: van dorp tot dorp, van
halteplaats tot halteplaats.
En iederen morgen is de triestheid intenser,
iederen morgen ontworstelt de zon zich later
aan de nevels, die de wereld gevangen houdt
in hun ijzigen en klammen greep.
De menschen in den trein zitten opéénge-
perst als sardienen in blik en zoo langzamer
hand is het wonder geboren dat men daar niet
eens meer over protesteert. Zóóveel heeft men
in de voorbije maanden geleerd. Men verleer
de bijna het critiseeren.
Zoo reizen wij tusschen Schagen en Oude
sluis. Behalve enkele werf-lieden zit in een
coupé een nog vrij jeugdige moeder. Links en
rechts geflankeerd door een zoon en dochter
van ongeveer 4 en 5 jaren. Op de schoot troont,
in placide rust, een spruit van een jaar of
drie.
Bij de binnenkomst huilden de beide oud
sten. En dat was geen wonder, want niet een
van hen had zich nog mogen laven aan de och
tendboterham. En dus was het één onafgebro
ken gevraag en gezeur om brood aan de moe
der, die echter niet wel in staat was het brood
op te diepen uit de tasch, die in het net lag.
Het is niet zoo eenvoudig zich van uit de per
sing van 6 andere menschen te verheffen...
Maar de honger is een scherp zwaard en
dus ontworstelde de moeder zich ten lange
leste, hoewel nog vóór Oudesluis, uit de rij
menschen, en diepte het broodzakje op tus
schen de bonnen, wat los kopergeld en bol
letjes stopgaren.
Er werd ontbeten; het was wel geen restau
rant, die treinwagon, en de blauw-grijze walm
van shag „van de weduwe" zorgde voor een
feitelijk wat al te pittigen saus, en de uit
wasemingen van de overjassen en natgeregen
de pantalons waren ook al geen 4711-geuren,
maar dat alles bleek hoegenaamd geen in
vloed te hebben op de etenslusten der drie
spruiten, die met een ware woede op het
grauwe brood aanvielen en dit verslonden.
De jongeman at niet op de gebruikelijke
wijze. Met gespannen aandacht zagen wij toe
hoe het ventje het zachte middendeel weg-
pulkte, waarna het korsterig buitendeel ver
huisde naar den vloer van den wagon.
Moeder kleurde. Zij kleurde omdat zij het
niet aangenaam vond dat de slechte educatie
van haar jongen zóó bruut den volke vertoond
werd. Dus raapte zij genoemde korst op, reik
te dezelve over aan den jongen (die bereids
aan zijn tweede boterham begonnen was) en
zeide hem: netjes te eten, zooals-hij-thuis-ook-
altijd-deed.
De jongen keek boos. En wierp opnieuw de
korst ter aarde. Daar aan toevoegende, dat hij
thuis toch óók nooit korsten behoefde te eten.
De coupé grinnikte. Er was een man, die
zei dat men er nog naar opsnakken zou en
een juffrouw merkte, zoo in het algemeen, op
dat die jongen het nog eens bezuren zou. Had
ze zelf niet haar konijnen opgedoekt, om de
korsten te nuttigen.
En het werd nog pijnlijker, toen de jongen
er verder op doorging en begon te vertellen
dat hij toch geen korsten wilde eten en dat
moeder ze thuis toch óók nooit at en dat kor
sten vies waren...
Moeder poogde den zoon op alle manieren
het zwijgen op te leggen. Met beloften van
een mecanodoos, met beloften aam een toe
komstig taartje en andere verleidingen.
Zij poogde het daarna met verdekt-gegeven
knepen en stompen, hetgeen echter olie op het
vuur was en den jongen deed uitroepen:
„Moeder, waarom knijpt U me nou zoo...?!?"
De coupé hoorde aan, zag toe en rookte
door.
In Oudesluis kwamen er 4 man extra in de
reeds overvolle coupé en tot Den Helder toe
was deze familie-idylle verder aan ons oog
onttrokken.
Hetgeen, voor het maken van verdere psy
chologische en paedagogische studreën, als
uiterst jammer aangemerkt dient te worden.
TE LAAT OP STRAAT.
Twee personen, die zich tusschen tien en
vier uur op straat bevonden, werden op het
hoofdbureau van politie tot vier uur vast
gehouden. Proces-verbaal werd opgemaakt.
Eén van hen had bovendien een proces
verbaal te incasseeren, wegens het niet too-
nen van zijn legitimatiekaart.
AANRIJDING HOEK RUYGHWEG
PARALLELWEG.
Dezer dagen reed een persoon op de fiets
van den Parallelweg naar den Ruyghweg.
Achterop de fiets bevond zich een zoontje
van dien persoon. Waarschijnlijk tengevolge
van het verzuimen van de hand uit te ste
ken, kwam bij het passeeren van de kruising
de wielrijder in contact met een motorrijder,
tengevolge waarvan vader en zoon van de
fiets geslingerd werden. Het vehikel liep di
verse beschadigingen daarbij op, terwijl het
been van den jongen bezeerd werd.
INBREKERS OP HET PAD.
Bij een bewoner van het Tuindorp werd een
bezoek gebracht. De heeren ontfermden zich
over verscheidene zakken steenkolen, bene
vens over een tweetal buiten- en een gelijk
aantal binnenbanden voor fietsen. Een onder
zoek is door de politie ingesteld.
FIETSEN VERMIST.
Iemand zette zijn fiets tegen een perceel.
Even later was het door onbevoegden wegge
haald. Een slot zat niet op die fiets.
Verzekert Uw fiets voo- 8 gulden per jaar.
B(j diefstal krjjgt U ec nieuwe terug.
K. KOS, Koningstraat 76.
BOTER, MARGARINE EN VET.
De aandacht van de detaillisten wordt er
op gevestigd, dat in den vervolge geen re
ductie op den prijs van boter bij afgifte van
bepaalde bonnen der vetkaart meer zal wor
den verleend.
Deze tegemoetkoming komt dus te ver
vallen, doch hiertegenover staat, dat
thans de bonnen van de vetkaart recht
geven op het koo[>cn van margarine of
boter naar keuze. De houders van vet
kaarten, voor wie de boterprijs een be
zwaar is, kunnen thans margarine koo
ien, waardoor de prijsreductie niet meer
noodig is.
Resteerende bonnen „8" van de vetkaart.
De bonnen „8" moeten deze week in veel
vouden van 10 bonnen worden ingeleverd.
Indien een detaillist enkele bonnen overhoudt,
dan kan hij deze nog in het tijdvak van 28
October t/m 1 November 1940 inleveren,
waarbij deze bonnen naar keuze gevoegd kun
nen worden bjj de opplakvellen met bonnen
voor boter of margarine.
Bonnen 9 t/m 12 van de vetkaart.
Op deze bonnen is door den winkelier boter
tegen gereduceerden prijs geleverd.
Aangezien de kleinste reductiebon een
waarde vertegenwoordigt van 1.en door
een detaillist slechts een restant van maxi
mum 9 stuks bonnen „9 t/m 12" van de vet
kaart mag worden ingeleverd, is het niet mo
gelijk hiervoor een reductiebon af te geven.
Met het oog hierop wordt er mede
accoord gegaan, dat verschillende detail-,
listen b.v. door onderling samenvoegen
van hun resteerende bonnen 9 t/m 12 een
veelvoud van 10 bonnen trachten te be
reiken, waarop dan door den distributie-
dienst een reductiebon kan worden ver
strekt.
PERIODE ZEEP.
In verband met het feit, dat er onderschei
dene zeepbonnen van een bepaalde periode in
omloop zijn, wordt de aandacht er op geves
tigd, dat de perioden zijn als volgt:
3e periode: 19 October t/m 12 November 1940,
4e periode: 13 November t/m 6 December 1940,
5e periode: 7 December t/m 31 December 1940,
6e periode:! Januari t/m 24 Januari 1940.
liondiien uit Piet Utiey&rut Blaad^s.
EDWARD BOK.
Nieuwedieper en self-made man!
De aanstelling van Edward W. Bokvan
Brooklyn, als redacteur van „The Lady's Home
Journal" van Philadelphia, is, zegt de Hope,
een opmerkelijk voorbeeld van vroegtijdig suc
ces. Mr. Bok is nu 25 jaren oud en wordt on
getwijfeld niet alleen de jongste, maar ook de
best gesalarieerde hoofdredacteur in Amerika
daar deze betrekking hem een salaris van
10.000 dollars per jaar oplevert. Niettegen
staande zijn jeugdigen leeftijd, heeft inr. Bok
het thans reeds even ver gebracht als maar
weinigen in Mm geheele leven.
De jeugdige mr. Bok is Nieuwedieper van
geboorte, maar door en door Amerikaan in
vlijt en geestkracht. Het is opmerkelijk dat hij
niet alleen met voorname menschen bekend is,
maar zelfs hun bijzondere vriendschap en ver
trouwen geniet. Hij heeft veel voor nieuwsbla
den en tijdschriften geschreven en een gemak-
kelijken en vloeienden stijl. Hij heeft eene aan
geboren geschiktheid voor redacteur en is een
bekwaam bestuurder van zaken.
Nog meer steeg onze belangstelling, zegt de
Hope, toen wij vernamen dat de jeugdige re
dacteur niet alleen een Hollandschen naam
voert, maar ook in Nederland, in Den Helder,
was geboren.
De Redactie van ,,'t Vliegend Blaadje" tee
kent hierbij dan het navolgende aan:
De heer Edward Bok is in 1863 te Den Hel
der geboren en kwam in 1870 met zijn ouders
in Amerika. Zijn vader, W. J. Hidde Bok, werd
in 1829 geboren op het eiland Texel waar de
familie tal van jaren woonde. De heer W. J.
Hidde Bok was notaris en vice-consul van ver
schillende mogendheden alhier.
Wij vermelden het bovenstaande met groote
ingenomenheid. Ofschoon de heer Bok op jeug
digen leeftijd metterwoon deze gemeente ver
liet, wordt het zeker, vooral door hen, die het
vlugge, innemende knaapje van vroeger gekend
hebben, met onverdeeld genoegen vernomen,
dat hij in zijn nieuw Vaderland zich, op zoo
jeugdigen leeftijd reeds, tot het thans door hem
ingenomen standpunt heeft weten te verheffen.
Ons Vaderland en deze gemeente in het bijzon
der, mag roem dragen op dezen vertegenwoor
diger van den Hollandschen naam in den
vreemde.
ïïlaAme&thicJhün
's Gravenhage 22 October.
Bij besluit van den generaal-majoor N. T.
Carstens, daartoe gemachtigd door den bevel
hebber van de Duitsche weermacht in Neder
land is met ingang van 1 November 1940:
aan de vice-admiraals B. Schreuders en A.
Vos, eervol ontslag uit den dienst verleend,
wegens langdurigen dienst.
By het op 16 September en 23 October
te Amsterdam gehouden examen voor apothe
kers-assistente slaagde onze plaatsgenoote
mej. A. Valkhoff, leerlinge van den heer W.
H. Kingma.