Pommerse aardappelen
sar - s VeVKïï
"I
Ï3<e janyenö en mellj&l!
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
Hoe Rudolf
genezen werd
Zoekplaatje
lachen is gezond.
Het is goed, dat ik de vorige week een
aantal briefjes moest laten liggen, want
het blijkt, dat het -raadsel van deze week
jullie zoveel moeilijkheden heeft bezorgd,
dat het aantal oplossingen beperkt is ge
bleven tot die van de kranigste oplossers
onder onze vriendjes en vriendinnetjes.
Ik ga dus nu de briefjes van de vorige
week beantwoorden. Volgende week mogen
jullie dan allemaal weer ichrijven en ik zal
er voor zorgen, dat jullie een raadsel op te
lossen krijgt, dat je uit je mouw schudt.
Dé prijswinnaar van deze. week is;
MARIETJE JURRJENS,
Tuinstraat 11.
Everard Schouten, Z.-Scharwoude. In
het dorp, .waarheen ik geëvacueerd ben,
Everard, hebben ze ook Sinte Maarten ge
vierd. Het moest natuurlijk alles wel voor
donker afgelopen zijn, maar met bosjes
zijn zetoch door de straten gelopen, zin
gend van de koeien met de lange staarten
en van die rijke mannen, met die goede
harten, 't Was mooi.
Thea Engel, W «sterblokker. Dat ls
erg jammer, Thea, dat het nu voor Sint
Nicolaas niet gezellig en vrolijk zal wor
den in de stad. Maar toch heb ik er nog
moed op, dat veel Heldërse mensen hun
Sinterklaasinkopen in Den Helder zullen
doen en dat het dus toch misschien nog
drukker zal zijn, dan velen denken. Hoorn
is een leuke staij, vind je met?
Coba Prins. Ja, dat is een vervelende
geschiedenis met die kiezen, Coba, je hebt
ze nodig, maar als ze gaan steken als
naalden, dan wil ze toch liefst zo gauw
mogelijk kwijt en als je ze dan uit laat
halen, dan moet je nog betalen ook. 't Is
een raa/ geval.
Jetty But, Callantsoog. Je briefje van
14 dagen geleden herinner ik me niet,
Jetty, maar de dank voor het mooie boek
neem ik nog graag aan. Ik heb het niet
uit mijn eigen portemonnaie betaald, hoor.
't Is uit de kas var. de Hcldersehe Courar.t
gekomen. Wat een tij cT heb je nu om te
lezen. Geen huiswerk en 's avonds vroeg
donker.
Martlia Briars. Ja, Martha, dat is een
gewetensvraag. Ik kan je er geen antwoord
op geven, hoe het komt, dat je naam niet
bij de goede oplossers stond. Maar hoe
komt het, dat jij zo gauw aangebrand
bent? Allemensen, wat een boos briefje.
Komt dat misschien dpor de verflucht in
jullie beschilderde huis. Die ruikt zo raar,
dat jij misschien een beete boos geschreven
hebt.
Ali Brouwer. We hebben allemaal wat
heimwee naar ons eigen .huis, Ali, en we
hopen allemaal, dat we binnenkort weer
terug kunnen naar Nieuwediep. Houd er
de moed maar in!
Annie Spigt. Natuurlijk vind ik het
aardig van je, Annie, dat je me een paar
nieuwe raadsels stuurt, maar heus, aan
dit soort heb ik geen behoefte. Ik heb er
nog wel duizend van. Een kruiswoordraad
sel en een lettergreepraadsel, die zjjn har
telijk welkom. Dank je voor je moeite,
hoor, en voor de goede bedoeling.
Viooltje, Callantsoog. Daar bof je bij,
Viooltje, dat ze in het huis, waar jullie
ondergebracht zijn, ook de „Schager" lezen,
want die neemt inderdaad de raadsels in
het nummer van Vrijdag op, dus kan jij
een dag eerder oplossen. Nu, succes ermee.
Bep Breel. Gisteren reisde ik met
iemand en die wilde, dat we tot Mei dikke
mist hadden, Bep, want ''an zouden geen
vlietguigen bov.en onze stad komen. Anders
heb je een hekel aan mist, omdat je er
niet doorheen kunt zien, omdat je horizon
zo beperkt is en nu verlangen de mensen
er naar. Ja, 't is een rare tjjd.
George Veer. 't Gaat met ons nog
best, George, en met jullie gelukkig ook,
al zal het leven in de kippenschuur je wel
erg doen verlangen naar het leven in jullie
eigen huis. Gelukkig kan je de schuur lek
ker verwarmen en als je dan bovendien
rustig slaapt, dan is je dat toch heel wat
waard.
Dillie Goedegebuur. Nu, dat is een
kranige Nederlandse soldaat geworden,
Dillie, die je daar voor me getekend hebt.
Wanneer zal hij er weer staan, bij de gren
zen van ons land? Ik weet niet of het
briefje, dat ik je geschreven heb, evenveel
woorden telt als dat van jou. In ieder ge
val zal je er, dat hoop ik tenminste, tevre
den mee zijn.
Jan Visser. Jammer, dat ik je de
vorige week niet welkom geheten heb, Jan,
want ik denk, dat je Zaterdagmiddag een
beetje teleurgesteld hebt gekeken, toen je
je naam niet zag by de' briefjes. Je bent
en blijft dus ook in Den Helder, maar soms
zou je met die mensen mee willen trekken,
die 's avonds weggaan. Ik begrijp het,
maar geloof maar niet, dat die mensen het
ook erg leuk vinden. Jjj kan weer fijn in
je-eigen huis blijven en vindt overdag alles
lekker verwarmden gezellig. Maar die
trekkers... die komen bijna niet tot rust.
Annie Heekelaar. Denk er om, Annie,
als je de raadsels vergeet in te zenden, dan
gaan boek en taart zeker je neus voorbij,
en anders maak je toch altijd een niet ge
ringe kans, dat je naam op het meest be
geerde plaatsje in de Jutter komt.
Jo Heekelaar. Als Lange Jaap met
zijn lichtarmen mijn huis pakt, Jo, dan ben
ik ook weer thius, hoor, nou, wat dacht jij.
Geen dag blijven we langer weg dan nodig
is. Schrijf me dus als j" z'n molenwieken
weer ziet draaien.
Keindert Kwast. Dat heb je knap ge
daan, Reindert, dat verhaaltje geschreven.
Ik zal je moeite belonen door het op te
nemen, hoor.
Hier volgt het:
DE WRAAKNEMING.
De vervelendste jongen van de hele klas
was wel Hein Randers. Bovendien was hij
niet eerlijk. Als hij b.v. een potlood van je
weggenomen had, dan wiet hij het; wel zoo
te maken, dat een ander ervoor werd aan
gezien. Eens had hij eén spiksplinter
nieuwe vulpenhouder van Jaap Terheide ge
stolen. Je begrijpt natuurlijk wel, dat Jaap
dat heus niet leuk vond. Deze verjon daarorti
een wraakneming, die Hein voorgoed van
het stelen zou genezen. Jaap pjekerde en
piekerde nog eens, doch kon maar niets
vinden. Totdat Kees, zijn vriend, hem hielp.
„Je moet alle jongens, behalve Hein
Randers natuurlijk, eens bijeenroepen. Als
we speelkwartier hebben, kan 't makkelijk.
Je moet ze zeggen, dat ze vanmiddag
('t is Woensdag) om 2 uur bij mij in het
bos moeten komen." Kees zijn vader had
namelijk een groot stuk bos, waarin de
jongens vaak speelden. Zo gezegd, zo ge
daan en 's middags 2 uur waren ze alle
maal present.
„Weet je, wat we mi doen gaan? Kees
Randers komt hier elke Woensdagmiddag
voorbij. Nu moeten we ons verdekt opstel
len. Als hij eraan komt, nemen we hem
gevangen en slepen hem naar onze hut
toe. Daar laten we hem de gehele dag zit
ten tot 8 u. aan toe. Dan geven we hem
een flink pak voor zijn broekje^,en daarna
laten we hem vrij."
De jongens vonden dat reuze en velen
verkneukelden zich er al op, wat een ge
zicht die Hein zetten zou, als ze hem zo
plotseling gevangen namen. Alles ging als
van een leien dakje. Hein stribbelde wel
tegen, maar wat doet nu één jongen tegen
9 jongens? Hij heeft ook de gehele middag
„gezeten" en het pak voor z'n broek, dat'
hij later kreeg, was, lang niét zo mals
hoor! Hij heeft dan ook niet meer zulke
slechte dingen gedaan uit vrees, dat hij
weer zo'n straf zou krijgt
Remdert Kwast.
Broer en Zus de Visser, Woudsend. Die
oom Douwe van jullie is een grappenmaker
zeg, vioolspelen op een wasplank en
maatslaan op de radio, dat is een prestatie.
Met zo'n oom kan je nog plezier beleven.
Jullie zullen hem missen als je straks weer
in Den Helder bent.
Dieuwertje en Dikkie Doorn, N. Niedorp.
Nee, een modderpoel is het in Den Helder
niet, tweetal. Je weet, dat -we onze naam
hoog houden van een schoone stad te zijn
en alles is hier bestraat. Bij jullie in het
dorp natuurlijk niet, Als jullie de taart
winnen heb je er dus broodbonnen voor
over. Nu, ik zal er aan denken.
Beppie, Lena, Slentje en Hennie Korbee,
Schagerbrug. Ik hoop, dat jullie weer
heel gauw Voor je opoe boodschappen kun
nen doen, viertal, want dat beteekent im
mers, dat jullie weer in Den Helder zijn
en dat de oorlog voorbij is. Je weet, ik
heb nog altijd vertrouwen, dat het niet zo
lang Zal duren als velen vrezen. Wat zou
het fijn zijn, als we de Kerstdagen weer
thuis konden vieren.
Harry Visser, Zo, zo, zou jij graag in
Den Helder wonen, omdat jë er meer „katte-
kwaad" uit kan halen, Harry. Nu katten
hebben we hier genoeg, hoor, en kwaad is
er ook voldoende, dus we hebben geen be
hoefte aan jou. Ik meen het zoq erg niet,
en ik denk, dat jij in je evacuatieoord ook
je hart wel kan ophalen.
Bep v. Rijswijk, Castricum. Daar was
je briefje er bijna bij ingeschoten, Bep. Het
lag helemaal onderaan. Stel je voor. Wat
zou je knorrig 'gekeken hebben. Of doe je
dat nooit? Wanneer krijg ik een brief van
je in Esperanto?
Ziezo, nu Desluiten we weer, jongens en
meisjes. Tot volgende week nopen we maar
weer.
Zoals de waard ls vertrouwt hij zijn
gasten.
Zadel, ster, Otto, grijs, duur, haan, zwijn,
vers, ai.
Goede oplossingen ontvangen vans
Marietje Jurjens; Jan Maagdelijn; Mien-
tje Breel; Bep Breel; E. v. d. Pol; Gorar-
dus Kramer; Johan van der Pol; Ria de
Jong; S'entje Korbee; Beppie Korbee; As
ter; Lena Korbee; Heni.ie Korbee; Coba
Prins; Wilko Neehus; D. en D. Doorn;
Marietje Verbeek; Jossie v. Zoelen; Tini
v. Brederode; Lucie Weitering; Tini en
Frita Coster; Neeltje Plaatsman; Theo
Engel; Annie Koorn; Coen en Neel Coster;-
Klaasje Zeeman; Broer en Zus de Visser;
H. Visser.
1. d
2.
3. k
4. n
3. d
6. m
7. d
8. ...o.l
9t
1 Daarmee zijn jullie nu bezig.
2 Eetbaar bolgewas.
3 Iets wat zoet is.
4 Familielid.
5 Kleur.
6 Familielid.
7 Watervogel.
8 i= Een gebouw.
9 ,i=' Iets wat kinderen heel graag lusten.
De eerste letters van boven naar beneden
gelezen geven een spreekwoord.
Er was eens een klein jongetje, dat
Rudolf heette. Het was een ontevreden
kind. Hij kreeg van alles, maar hij was
nooit ergens blij mee.
Dat deed zijn ouders natuurlijk heel veel
verdriet. Zij beloofden zelfs diegenen, die het
karakter van hun kind genezen konden,
een kruiwagen vol geld. Jaren gingen om,
maar nooit zag iemand kans Rudolf te ge
nezen.
Totdat er op een goede dag een oud
vrouwtje kwam. Het vroeg aan de moeder
van Rudolf of hjj bij haar één jaar mocht
blijven, want zij wist een middel om hem
te genezen.
Eerst vond moeder het niet goed, maar
toen dacht zij bij zichzelf: nu, laat ons het
maar doen; dan kwam het misschien in
orde. Maar ze wilde het eerst aan vader
vertellen. Deze vond het óók goed.
Na eed) jaar kwam Rudolf nog niet terug.
Toen besloot vader maar eens naar het
oucje vrouwtje te gaan. Daar lag Rudolf
te bed. De kleur was geheel van zy'n wan
gen verdwenen. De oorzaak was, dat hü
btj, het oude vrouwtje veel te weinig eten
'hEd gehad. Ku Jat was liet niet alléén,
wat daar lag hij' nu krek in zijn bed en als
hij beter was, zou er nog wat gebeuren.
Wat voor oud vrouwtje was het dan toch?
zullen jullie denken. Ku et was... ik durf
het -haast niet té zeggen, het was... het
was... de heks.
Toen vroeg vader aan de heks, zoals ik
haar nu noem, of hij Rudolf even alleen
mocht spreken. Eerst pruttelde de heks
tegen, maar Rudólf's vader hield net zo
lang aan, tot zij het goed vond. Zodra de
heks weg was, vroeg vader aan Rudolf:
„Zeg Rudolf, hoe is het je hier nu beval
len?" „Erg slecht", was het zwakke ant
woord, „ik krijg veel te weinig eten en
daarom- ben ik ziek geworden. 'O, was ik
maar een beetje meer tevreden geweest,
dan was ik niet ziek geworden en dan had
ik niet in dit nare huisje gezeten."
„Nu, ik zal je voorzichtig naar ons huis
dragen," zei vader. En vader zei ook: „Ik
zal die vrouw wel eens een goede poets
bakken,." „Maar vader," ssi R dolf, „die
vrouw ls geen vrouw, het is een heks." Va
der schrok er van. Een heks.Had hij
zijn jongen dan bij een heks, en wel een vol
jaar lang, gelaten? Hoe wat dkt mogelijk
Maar toen nam hij Rudolf toch mee naar huis
en liep zo hard hij kon.
Rudolf was door dit akeli e leven na
tuurlijk helemaal veranderd, en toen hjj
een paar dagen thuis was, was hij weer
helemaal gezond ook en hjj bleek nu een
heel lieve jongen te zijn, Ieder in het dbrp
vond hem nu ook een aardige jongen.
Maar vader dacht aan de kruiwagen met
geld. Deze had hij met hard werken opge
spaard. Dat geld gaf hij aan de arme men
sen, en ze leefden alle drie nog vele jaren
gelukkig.
Van de heks hoorden ze .ooit meer.
Door Elly Kweldam te Schagen.
Vinden jullie dit geen leuk plaatje? Wat
/.ien jullie er allemaal op? Bergen, bomen
en een steenbok. Niet rpepr' Ja heus. de ja
ger staat er ook oo. Kijk maar goed: draai
liet ni-.-,tje naar alle kanten dan vind je
nem wel.
•>i°q
uaajs éouamoniA sp ttanoq t[atutf jaSef sq
uiosjqaaj af;ee[d ;aq iBB-ia :8uisso[do
Het was in 't jaar 1792. In een klein Pom-
mers garnizoenplaatsje, dat anders altijd
rustig was, was alles in rep en roer. Door
de straten marcheerden soldaten en de be
woners stonden druk pratend voor hun
huizen. Er was namelijk bevel gekomen
dat het infantgrie-regiment de stad uit
moest. In de buurt van de Rijn vocht na
melijk een Pruisisch leger tegen de Fran
sen en dit leger had versterking nodig.
Vooral voor de kazerne was' het een
drukte van belang. Er waren nog al wat
vrijwilligers die zich aanmelden. Een eind
je verder stonden overste Von Desenberg
en korporaal Knurring. De overste tikte
Friedrich op de schouder: „Nu ouwe jon
gen, hoe staat 't met ons? Ons kunnen ze
niet meer gebruiken, want ik heb jicht en
jij zult wel liever bij je vrouw en kinderen
blijven. Trouwens je hebt twintig jaar
gediend en hoeft niet meer naar 't front."
Friedrich Knurring was onder de offi
cieren erg geliefd. Hij werd in de wande
ling „de oucje Schwerin" genoemd, want hij
was een groot vereerder van veldmaar
schalk Schwerin.
Als je nu dacht dat de korporaal gretig
op het voorste] van den overste zou in
gaan, heb je 't mis Hij greep z'n geweer
en ging in de houding staan: „Overste, ik
zou geen goede Pruis zijn, als ik uw bevel
zou opvolgen; laat me alstublieft mee
gaan: ik zal miin mannetje we] staan!"
„Goed zo, ouwe Schwerin!" riep de over
ste,
's Avonds ging Schwerin naar zijn huis,
dat een half uur van de stad lag. Zijn zoon
tjes, Friedrich. die 14 en Wilhelm die 13
was, sprongen hem vrolijk tegemoet en*
brachten hem in de kamer bij moeder. „Nu,
jongens, morgen om deze tijd ben ik al
ver weg....!"
Toen ging de familie aan tafel. Op tafel
stond een schaal dampende Pommerse aard
appelen, het lievelingskostje van vader
Schwerin.
„Ha, wat smaakt dat!" riep hij. „Die zal
ik wel missen, want voorlopig zal ik ze
wel niet zien. Ik wou dat ik een rugzak
vol kon meenemen."
Acht weken later. Vader zou nu wel
heel ver weg ziin, missch-sr was hij w- l
aan 't vechten. Thuis was de tijd van de
aardappeloogst aangebroken. Zo'n goede
oogst als dit jaar had moeder Anna nog
nooit eehad en de kelder was haast te klein
voor de grote voorraad.
Een paar dagen na het binnenhalen van
de laatste aardannelen was Friedrich ver
dwenen. De hele buurt werd afgezocht,
maar al het zoeken was tevergeefs. Moeder
zocht de klerenkast van haar zoon na en
merkte dat zijn Zondagse pak weg was. In
de kelder miste ze een hoop aardappelen
en nu wist ze het zeker: Friedrich was
naar zijn vader 'gegaan om hem zijn lieve
lingskostje te brengen. De tranen 'stroom
den langs haar wangen. „Als hij maar vei
lig aankomt", zuchtte ze. Toen eins ze
aan haar werk.
ke°tokr£ïj,"hinS Frledrkh mei een dik-
helemaal niet bang dat Ho tnnk i
en hg d.cVdj.tg'riel
,n 7n hoofd hM 0p een J'»
had hu opgezocht waar Frankrijk lag en
alle dorpen en steden, waar hij dacht dat
zijn vader door zou komen, had hij opge
schreven. Geld had hij niet, want hij dacht
een stukje brood zullen de mensen me wel
geven, water vind ik overal en slapen kan
ik, in een schuur.
Zo gedacht, zo gedaan. Op de derde dag
van zijn tocht kwam Friedrich bij een
herberg. Bescheiden ging hij op een bank
zitten en wachtte tot er iemand kwam. Het
duurde niet lang of er kwam een man met
een grijze baard en een houten been op
hem af.
„Wat wil je jongen? Wie ben je?" vroeg
hij aan Friedrich.
Friedrich was eerst een beetje geschrok
ken. maar toen vertelde hij van zijn avon
tuuriijke tocht en het doe) van zijn reis.
„Potdorrie!" riep de man uit, „jij-bent
een echt soldatenkind! Vrouw geef hem
een goed maal en zorg goed voor hem!"
Terwijl de vriendelijke, waardin haar
kleinen gast een bord heerlijk eten voor
zette, ging de waard met z'n pet rond.
„We mogen een kameraad niet in de steek
laten", zei hij en zijn moeite werd beloond
Bijna iedereen gooide wat in de net en toen
hij terug kwam, was het hoofddeksel vol
met geldstukken.
Friedrich kreeg een fijn bed om in te
slapen en de volgende morgen naaide de
waardin zijn geld in z'n broek, zodat hij
niets kon verliezen. Verder kreeg hij nog
iets lekkers mee voor onderweg.
De volgende dag kwam hij een voerman
tegen, die hem een heel stuk op z'n kar
meenam. Daarna liep hij weer. Overal vond
hij aardige mensen die hem voedsel en on
derdak gaven.
Friedrich had 't niet altijd even makke
lijk. Soms stormde en regende het, maar
hij gaf de moed niet op en eindelijk be
reikte hij de plaats van bestemming, het
kamp van de Pruisen.
Eerst werd hij streng ondervraagd, maar
toen werd hij toegelaten. Voordat hij z'n
vader te zien kreeg werd hij bij den com
mandant geroepen die hem in een prachti
ge zaal op een slot, ontving. Behalve den
commandant waren er nog veel officie
ren. Friedrich moest zijn ervaringen er-
tellen en iedereen was vol lof over het
flinke jongetje. „Je vader zal wel direct
komen", zei de commandant. „Ze zullen
hier goed voor je zorgen en ik zal je
straks we] laten roepen."
De oude Schwerin was geen klein beetje
verbaasd, toen hem gevraagd werd om met
de officieren te eten.
„Omdat jouw lievelingskostje er is", zei
de cpmmandant. Werkelijk, daar stond een
schaal vol Pommerse aardappelen en nadat
Schwerin z'n verlegenheid hd overwon-
h'i zie'1 goed smaken. Ook de
officieren aten er flink van, want het was.
weken geleden sinds ze een goede aardap
pel hadden gegeten.
Toen ze klaar waren, zei de commandant
tegen Knurring: „Nu zul je te horen krij
gen aan wien je dit kostje te danken hebt"
En even later werd Friedrich binnen ge
roepen die z'n vader om de hals vloog.
„Toen de opwinding een beetje bedaard
was, zei de commandant: „Nu kleine Schwe
rin, wees niet boos dat we jou niet heb
ben laten mee eten. maar de officieren von
den de aardappelen allemaal zo lekker dat
ze alles hebben opgegeten. Maar daarvoor
mag je vader weer gauw zoveel aardappe
len eten als hij wil.'l
Inderdaad werd Knurring de volgende
dag niet alleen tot sergeant bevorderd,
maar de officieren verzamelden een som
geld voor hem, zodat vader en zoon sa
men naar huis gingen en een grotere stal
konden laten bouwen en meer vee kon
den kopen.
Dit had de vader aan zijn moedig zoontje
te danken.
Moeder: „Wacht even Lies je, ik heb een
'tukje kool in m'n oog gekregen. Ik zal 't
°r even uithalen." v
Liesje: „Och moeder, laat maar. We heb
ben thuis nog genoeg kolen!"