Hooge onderscheidingen
voor Coen Bot en z'n mannen
Abonneert U op dit blad.
Zij redden 73 man binnen 24 uur van 3 schepen
W. v* Twuijver
Distributie-nieuws
Dinsdag 31 December 1940
Vierde Blad
Gehuldigd door Hoofdbestuur van de N.Z. Holl. Reddingmaatschappij
Een unicum in de geschiedenis
ven het Nederlendsche
Reddingwezen
Brigade-commandant
zwaait af
En heel de Rijksveldwacht
neemt afscheid
voor winkeliers
Het KeJikeJti^^ fev-e*i
Luthersche Gemeente Weezenstr»
Belasting-dienst
Het zal een historisch feit worden:
in de maand December van het jaar
1940, tijdens zwaar stormweer, bestond
de schipper van de Heldersche motor
reddingboot „Dorus Rijkers" en zijn
mannen het ongelooflijke feit om in 24
uur 78 menschen te redden van 8 ver
gane schepen.
Coen Jot en zijn maats hebben zich
hiermede met één slag geplaatst In de
voorste linie van de roemruchte garde,
die sedert vele tientallen van jaren den
naam van den Neder'andschen zeeridder
groot maakten. Zij hebben bewezen zo
nen te zijn van het oude, dappere ge
slacht, dat er met inzet van eigen leven
op uittrok, om medemenschen aan een
wissen dood op zee te cntrukken.
Waar dit gebeurde ten tijde van een
zee zonder onnen en bakens, doch met
tallooze drijvende mijnen en in de diep
ste duisternis, mag deze prectatie inder
daad voor het nageslacht bewaard blij
ven en zal het iedere vaderlander uit
het hart gegrepen zijn, dat het Hoofd
bestuur van de Noord- en Zuidholland-
sche Reddingmaatschappij Maandag
morgen deze redders gehuldigd heeft en
daarbij eere-teekenen uitgereikt. Coen
Bot kreeg het hoogste eere-teeken van
de Redding-maatschappen, namelijk de
Gouden Medaille.
Ten raadhuize waren dien stormachtigen
morgen bijeengekomen schipper Bot van de
„Dorus Rijkers", zijn zoon Piet Bot, de stuur
man, motordrijver R. Eelman en de beide op
stappers J. Runnenburg en J. Fillerup. Even
eens ontbrak niet de oude redder Runnenburg,
vader van den opstapper en voorts een aantal
familieleden van het dappere groepje.
Van het Hoofdbestuur der Reddingmaat
schappij waren naar Den Helder gekomen
de heeren P. E. Tegelberg, de beide heeren
De Booy,F. de Boer en Th. P. v. d. Bergh.
Mede blijk van hun belangstelling gaven
de burgemeester van Den Helder, de heer
G. Ritmeester, de leden en die niet ver
zuimde zijn groote waardeering voor de
dappere redders te betuigen, van het
plaatselijk bestuur der Redding Maat
schappij de loodscommissaris, de heer
P. C. van Diest en de heer M. A. Kolster.
ders naar voren heeft gebracht. Spreker rele-
De heer P. E. TEGELBERG.
De heer Tegelberg:
Het was de heer Tegelberg, die als eerste
het woord nam, en aanving met er op te wijzen
dat het Den Helder is, dat zoowel in het ver
leden als het heden steeds voortreffelijke red
ders naarvoren heeft gebracht. Spreker rele-
veert dan in het kort de oprichting* van de
Reddingmaatschappij, waarvan de aanleiding
was een schipbreuk bij Huisduinen in den jare
1824. Door een 5-tal personen werd toen name-
ljjk het initiatief genomen om het personeel by
reddingen van beter materieel te voorzien.
Welnu, er werd verbeterd en het was hoop
gevend te kunnen constateeren dat tegelijk
daarmede ook het prestatievermogen van de
redders verhoogde. Later, na de periode van
de strandreddingbooten, deed de motorredding
boot haar intrede. Cupido werd de groote man
van dit vaartuig, dat al spoedig zijn onmis
baarheid deed blyken. Cupido was de man, tue
leerde hoe men deze vaartuigen moest besturen
en hoe hen te behandelen. Men kan dan ook
van hem zeggen, dat hij de grondlegger van
de motorreddingboot geweest is en de schip
pers geleerd heeft wat er uit zijn schepping
te halen is.
Wat Nederland doet.
Nederland is trots op zijn reddingmaat
schappij en dit is meer dan een frase. Het
wordt bewezen door het feit, dat de instel
ling kan bestaan zonder hulp van de Staat.
Dat bewijst voorts het feit, dat de 160.000
gulden per jaar er steeds komen. Die
brengen de 100.00 leden op.
Nederland doet meer: het schenkt boo
ten en een zeer belangrijk onderdeel der
vloot, die thans paraat ligt langs de ge-
heele kust bestaat uit schenkingen.
Hulde aan Hoofdbestuur.
Het reddingwezen in Nederland is uitstekend
georganiseerd. Veel dankt men hierbij aan den
heer De Booy Sr., die steeds het zoo noodige
contact met de bemanningen en de verschillen
de stations onderhield.
Zeer veel ook is te danken aan het Hoofd
bestuur en aan de Plaatselijke Commissies.
Uitstekend werk werd verricht, werk dat on
getwijfeld wel eens gememoreerd mag worden
en uitgedragen.
Een unicum!
Men verkreeg zoodoende een geheel, dat
niet beter kan functionneeren. Een ge
heel, dat echter draait in eerste en laatste
instantie op de bemanningen der booten.
Zg zijn het toch, die het feitelijke werk
verrichten.
Het strekt de Redding Maatschappij tot
groote vreugde en groote eer te kunnen
gewagen van het feit, dat in deze maand
78 menschen gered werden van 3 schepen,
die op één dag aan de woedende golven
waren prijsgegeven. Dat geschiedde door
schipper Coen Bot van Den Helder en zyn
mannen.
De oorlog heeft bijzondere omstandigheden
geschapen en zeker geldt zulks voor het red
dingswerk ter zee. Behalve de gewone gevaren
zijn daar thans bijgekomen het varen zonder
licht, de mijnenvelden, de losgeslagen mijnen,
het niet aanwezig zijn van tonnen en andere
bebakeningsvoorwerpen en de duisternis.
Men mag dan ook zonder overdrijving zeg
gen, dat de aan de mannen gestelde eischen
zich verdrievoudigd hebben. Trots is men daar
bij en dankbaar dat er bijna nog geen slacht
offers in de rijen der Nederlandsche zeeridders
gevallen zijn.
,,'t Grenst aan 't wonderbaariyke".
Zich dan in het bijzonder tot Coen Bot
en zijn maats wendend wijst de heer Tegel
berg op de kloeke daden van deze men
schen, die op 5 en 6 December hun leven
inzetten voor hun roeping. Wat hier bin
nen 24 uur door één station te zien gege
ven is grenst aan het wonderbaarlijke en
mag zeker als een unicum geboekstaafd
worden. Schipper Bot en zijn mannen heb
ben laten zien wat er uit een reddingboot
gehaald kan worden en deden het land
zien waartoe zij in staat waren.
Gouden, zilveren en bronzen
medailles.
Deze zeldzame reddingen dienen beloond te
worden, aldus de heer Tegelberg, en derhalve
heeft het Hoofdbestuur besloten aan alle 5 de
opvarenden van de „Dorus Rijkers" een me
daille met getuigschrift uit te reiken.
Wat schipper Bot betreft, de kleine
gouden medaille werd hem reeds verleend,
en thans is het oogenblik aangebroken,
dat men het voorrecht heeft hem te begif
tigen met de groote gouden medaille.
Onder applaus van de aanwezigen spelt
de heer Tegelberg het zeldzame onder-
scheidingsteeken op de borst van Coen
Bot. Deze is hiermede de vijfde zeeridder,
die in de laatste halve eeuw voor dit eere-
teeken in aanmerking kwam.
Eelman wordt daarna de kleine gouden me
daille uitgereikt, Piet Bot, den stuurman de
zilveren medaille (zijn eerste!), Fillerup de
bronzen medaille en Runneburg eveneens de
bronzen (hetzelfde eereteeken als zijn vader
bezit).
Tot de vrouwen.
In een apart woord richt de heer Tegelberg
zich dan nog tot de vrouwen der zeeridders.
Hij dankt hen voor de betoonde moed en op
offeringsgezindheid, die zij demonstreeren tij
dens de vele uren, dat zij hun mannen buiten
gaats weten.
Men mag dankbaar zijn, dat deze vrou
wen nog uit het zelfde hout gesneden blijken
te zijn als de vrouwen van voorheen. Deze hou
ding stelt de Redding Maatschappij op zeer
hoogen prijs. Zij maken een deel van het suc
ces der mannen mogelijk. Het is hiermede dat
de heer Tegelberg zijn rede besluit.
De heer Van Diest:
Eveneens wordt hetwoord gevoerd door den
heer P. C. van Diest, den loodscommissaris,
tevens secretaris van het plaatselijk bestuur
der reddingmaatschappij. Deze gewaagt van
zijn trots, dat het Heldersche mannen, opvaren
den van de Heldersche reddingboot, geweest
zijn wien deze groote eer te beurt is gevallen.
Spreker wyst er op, dat de mannen van
de „Dorus Rijkers" wel eens gedacht
zullen hebben, dat er, na het thuiskomen
van een zware reis, zoo weinig enthou
siasme bij hem te bespeuren viel. Dit heeft
zijn reden. „Ik vind het gewoon, ais het
De wakkere schipper van de „Dorus".
goed verloopt", aldus de heer Van Diest.
„Omdat ik weet, dat zoowel het perso
neel als het materieel prima in orde is.
Dat neemt echter niet weg, dat ik groot
respect voor jullie heb. Overigens, goede
wyn behoeft geen krans. Het feit, d a t je
daden verricht zooals thans het geval is,
is toch wel het beste brevet wat men
jullie geven kan!"
Spreker besluit met het Hoofdbestuur zijn
dank te betuigen voor het in zulk een uitste
kenden staat houden der stations en noemt dat
gene wat thans op het gebied van zeeridders-
werk verricht is een lichtend voorbeeld.
De schipper spreekt.
Coen Bot neemt dan zelf het woord. Na
clementie verzocht te hebben voor zijn matig
redenaarstalent zegt hij diep getroffen te zijn
voor de groote hulde, die zijn mannen en hem
gebracht zijn door het Hoofdbestuur der maat
schappij. Als ik, zoo zegt Bot, er op uit moet
en naar zee heb ik geen last van m'n inner
lijke gevoelens. Thans heb ik dat wel.
Ik ben erkentelijk voor de mij verleende
hoogste onderscheiding, ik ben er oprecht trots
op. Mede namens mijn bemanning dank ik daar
voor het Hoofdbestuur.
Ons werk is inderdaad nu niet gemakke
lijk. Wij hopen echter dat God ons zal be
hoeden en van de tochten die wij nog zul
len maken veilig thufsleiden. Prettig is het,
aldus Bot, nu blijkt dat Nederland meer
dan ooit met ons meeleeft. Zeer groot was
het aantal bewijzen van belangstelling die
ik uit tal van plaatsen (bekende en onbe
kende) mocht ontvangen. Dit doet ons
goed.
Nadat men nog eenigen tijd bij elkaar in
gezellig samenzijn is bijeengebleven en ook de
burgemeester de ridders gecomplimenteerd
heeft, komt het einde van deze indrukwek
kende hulde, die aan een groep dappere Neder
landers is gebracht.
Zij nog vermeld dat de desbetreffende 3 sche-
stoomschip „Ossian" en de HD 82.
pen waren een groot koopvaardijschip, het
Belangstelling uit de geheele Pro
vincie.
Gisterenmiddag heeft in het Kanton
gerecht te Den Helder het afscheid
plaatsgevonden van den brigade-com
mandant der Rijksveldwacht in Den Hel
der, den heer W. van Twuyver, die den
dienst met pensioen per 1 Januari gaat
verlaten.
Dit afscheid is geworden tot een op
merkelijke demonstratie van collegiali
teit, terwijl eveneens door een aantal su
perieuren op uiterst waardeerende wijze
tot den scheidenden politie-ambtenaar
gesproken werd.
Te 12 uur waren vereenigd in de Kanton-
gerechtelijke zaal behalve de jubilaris, diens
echtgenoote en kinderen, de pl.verv. Kanton
rechter, Mr. Arn. Veldman, de deurwaarder,
de heer Prins, majoor van den Berg, van de
Opleidingsbrigade te Amsterdam, Mr. van
Ravesteyn, de Griffier bij het Kantongerecht,
de commissaris van politie en de inspecteur
van politie, de heeren Van der Hoeven en
Schipper, de inspecteur van de Rijksveld
wacht te Amsterdam, de heer Vermeyden, en
de adjunct-inspecteur, de heer S'tienstra.
Voorts als deputatie van de Heldersche po
litie, brigadier Horsman en als oudste agent
de heer Streutker, de district-veldwachters
en diverse districts-commandanten, de veld
wachter van Texel, die van Anna Paulowna
(veldwachter Teuteling) en de opvolger van
den heer Van Twuijver, brigadier dc Bliek.
De laatste verzorgde tevens op uitstekende
wijze het ceremoniemeesterschap.
Het was de heer Stienstra, die als eerste
het woord nam en er zijn erkentelijkheid
over uitsprak, dat hij dezen dag mocht mee
maken. Spr. wees er op, dat de majoor nog
net den dienst verlaat als rijksveldwachter.
Per 1 Januari toch gaat het korps over, iets
wat ieder korpslid met grooten weemoed
vervult. Met majoor Van Twuyver verdwijnt
dus tevens de laatste majoor uit het 6e dis
trict. Spr. zegt te kort in het district werk
zaam te zijn om den scheidenden function-
naris te kunnen beoordeelen. Dat laat hij
gaarne over aan de anderen, die na hem
zullen spreken.
De heer Vermeyden.
Met welgekozen woorden huldigt deze
superieur den heer Van Twuyver, van
wien hij zegt, dat het hem bijzonder spijt
dat deze den dienst verlaat. De staat
van dienst van Van Twuyver is eervol.
Op 22 Maart 1878 werd Willem van
Twuyver geboren en 5 Februari 1906
kwam hij reeds in dienst bij de Rijks
veldwacht. Daarna doorliep hij alle ran
gen. In verscheidene plaatsen oefende hij
zijn functie uit, overal tot groote tevre
denheid zijner superieuren. O.m. op
Texel, 't Zand, Wijk aan Zee en Duin,
enz. Eenvoud en bescheidenheid waren
de karakterkenmerken van dezen po
litieman, dien spr. een voorbeeld noemt
voor alle rijksveldwachters die aanwezig
zijn.
Verschillende aardige herinneringen wor
den opgehaald, waaruit blijkt op welke wijze
den majoor zijn taak opvatte.
In het bijzonder ook wordt de wijze van
verzorging der rapporten gemejnoreerd. Zij
waren een lust voor hen, die deze onder
oogen kregen, en voorbeelden van punctuali
teit. Spr. is bewogen als hij den heer Van
Twuyver de hand drukt. Voor het laatst als
majoor.
De heer de Bliek.
De heer de Bliek, de opvolger, neemt dan
het woord als oudste brigadier. Deze zegt,
dat voor den majoor dienst dienst was. Daar
aan viel niet te tornen. Hij was een voor
beeld voor alle leden van het korps en het
is met weemoed, dat men hem vertrekken
ziet. Steeds kon men op zijn medewerking
rekenen en geen moeite was hem daarbij te
veel. Vergrijsd als hij is in den dienst kan
het niet anders dan hem zwaar vallen dezen
dienst thans vaarwel te moeten zeggen. Dat
dit vertrek echter met stille trom zou ge
schieden, wil'de geen enkele der collega's. In
tegendeel, men wilde op deze manier gaarne
eens van zijn sympathie blijk geven.
Namens de geheele hrigade overhandigt
de heer de Bliek dan een tweetal prach
tige schilderijen, een ervan voorstellende
©en stuk der Texelsche duinen, by de
Meeuwenkolonie, terwijl aan de echtge
noote bloemen geofreerd worden.
De brigade-commandant in het district, de
heer v. d. Berg, zegt dat hij dit afzwaaien
mee had willen maken. U was steeds een
trouwe kameraad voor ons en als herinne
ring aan dien tijd overhandigt spr. een hor
loge namens het district. Wederom bloemen
voor mevr. van Twuyver.
Mr. Veldman.
De Kantonrechter, Mr. Veldman, komt
vervolgens aan het woord. Ik behoef
hieraan weinig toe te voegen, aldus deze
spr. Toch wensch ik nog eens te zeggen,
dat zoowel Mr. Sickenga als ik zeer
prettig met U hebben mogen werken.
Daar was sprake van een goed contact.
De processen-verbaal waren steeds keu
rig in orde en een voorbeeld van be
trouwbaarheid en punctualiteit. Tijdens
de zittingen van het Kantongerecht
zorgde U steeds voor een stipte orde.
Met den wensch, dat het den vertrek-
kenden majoor goed moge gaan, besluit
Mr. Veldman zijn woorden.
De commissaris van politie.
De heer Van der Hoeven heeft ook
slechts prettige herinneringen aan den
heer Van Twuyver. Hij noemt hem een
flink en correct politieman. Iemand die
zijn plicht ten volle gedaan heeft en
waarvan het heengaan als een verlies te
beschouwen is. Hij was daarbij „anti-
slordig". Mede namens den burgemeester
wenscht spr. dan den heer Van Twuyver
het beste voor zichzelf en zijn gezin in
den tijd van non-activiteit, die thans
voor hem aangebroken is. De woorden
worden verstoffelijkt door een kistje si
garen.
De bus van Wieringen is niet op tyd ge
arriveerd. Het is evenwel toch de heer v. d.
Beeke, die namens de rijksveldwachter op
Wieringen op rijm den scheidende huldigt en
dat op alleraardigste en origineele wijze.
Als laatste is het de majoor zelf, die het
woord krijgt. Ondanks het feit, dat deze aan
vangt met op te merken, dat hij geen rede
naar is, blijkt dat de majoor zeer wel ter tonge
is. Op hartelijke wijze dankt hij voor de
woorden en de cadeaux, waarna men nog
eenigen tijd gezellig bijeen blijft.
Een goed politieman heeft zijn dienst ver
laten!
Door het Centraal Distributiekantoor
te 's-Gravenhage wordt er de aandacht op
gevestigd, dat ten onrechte de gevolg
trekking is gemaakt, dat voortaan alle in
distributie gebrachte levensmiddelen op
„Bezugscheine" van de Duitsche weer
macht kunnen /orden afgeleverd.
In de destijds vastgestelde regeling is
echter ten aanzien van de af te leveren
levensmiddelen geen wijziging gebracht.
Ook thans mag dus uitsluitend gevor
derd en afgeleverd worden op „Bezug-
scheine" voor:
1. Versch vleesch en versche worst,
d. w. z. alle worstsoorten, uitgezonderd
salami en z.g. „Dauerwurst" harde
worst, die minstens een halfjaar goed
blijft).
2. Boter.
.3 Versche aardappelen en versche
groenten.
4. Eieren.
Het kerkelijk leven heeft ook sterk geleden
onder de omstandigheden, waarin onze stad
tengevolge van den oorlog verkeert. Door het
vertrek van duizenden lidmaten naar buiten
werden de kerkdiensten slecht bezocht*
Eenige weken lang hebben de meeste voor
gangers des Zondags de samenkomsten niet
laten doorgaan, doch preekten zij in de bui
tengemeenten, voor hun leden „in de ver
strooiing".
Financieel beteekende deze gang van za
ken voor verschillende gemeenten, die zich
moeten bedruipen van collecten en bijdragen,
ook een geweldige handicap. Een belangrijke
bron van inkomsten stond vrijwel geheel stop
en men was genoodzaakt op verschillende
uitgaven te bezuinigen om daardoor mate
rieel de zaken in het rechte spoor te houden.
Bezien we de dingen van den geeste
lijken kant, dan mogen we gelooven, dat
deze druk tot verdieping van veler gees-
teiyk leven geleid heeft. Nood leert bid
den Velen hebben het geleerd en zijn
door de Satansuitingen van onze eeuw te
ruggekeerd tot de Levensbron, die ook
nu uitkomst geven kan en zal.
In de Hervormde Kerk hadden geen muta
ties plaats. Beide predikanten bleven aan da
gemeente Den Helder verbonden..
Ds. Jansen, voorganger van de Ver. ter
Verbreiding der Waarheid, werd beroepen te
Vorden (Gld.) en nam dit beroep aan. Na
twee jaar dezen Evangelisatiekring gediend te
hebben, zal de predikant het laatst van Ja
nuari Den Helder voorgoed verlaten.
De Gereformeerde Kerk had ook geen mu
taties in haar voorgangers. Ds. Veenhuizen
werd beroepen te Enkhuizen, doch bedankte
voor dit beroep. Verandert de toestand voor
deze gemeente niet spoedig ten gunste, dan is
het waarschijnlijk, dat een van de predikan
ten een beroep naar elders zal aannemen.
Ds. Meiners, predikant bij de Herst. Evang,
Luthersche gemeente, werd beroepen als hulp
prediker te Amsterdam. Zijn gemeente kan
hij evenwel trouw blijven. De taak te Am
sterdam neemt slechts enkele dagen in be
slag. Onder de huidige omstandigheden wordt
dit niet als een bezwaar gevoeld.
Voor zoover ons bekend, hebben in de an
dere Hervormde gemeenten alsmede in de
R.K. Kerk geen veranderingen plaats gehad.
Moge ook voor onze plaatselijke kerken het
nieuwe jaar, nieuwen bloei brengen.
Men schrijft ons:
Evenals de andere Kerkelijke Gemeenten in
onze stad, maakt ook de Hersf. Evang. Lu
thersche Gemeente een moeilijke tijd door we
gens de afwezigheid van zoovele leden. Toch
mag de Kerkeraad aan het einde van dit jaar
terugzien op een reeks van maanden, welke
ook vele zegeningen brachten. Kerkgebouw,
pastorie en kosterij bleven tot dusverre ge
spaard. De godsdienstoefeningen vinden hun
voortgang, zij het, dat deze in de Consistorie
kamer worden gehouden, wijl het aanta. kerk
gangers in de laatste maanden uitteraard ge
ring is. Zeer groote zegen is gelegen in het
feit, dat het overgroote deel der gemeente
leden en der belangstellenden dezer gemeente
is gespaard gebleven. Moge dit zoo blijven!
Door het geringe aantal aanwezigen en de
onbekendheid van de tijdelijke adressen der
thans buiten-wonenden zijn de financiëele in
komsten natuurlijk achteruitgegaan, en dat,
terwijl de uitgaven blijven. De Kerkeraad, die
elders in dit blad zijn beste wenschen- voor
1941 uitspreekt, verzoekt den leden, dat zij
hun financiëele bijdragen willen doen toeko
men aan het adres van Ds. W. J. F. Meiners en
wel hetzij door storting op diens postgiroreke
ning 283184, hetzij door toezending per post
wissel aan zijn adres Weezenstraat 70.
Wijzigingen.
Naast de invoering en wijziging van ver
schillende belastingwetten (o.a. de invoering
van de loonbelasting) ondergaat ook de be
lastingdienst zelf niet ingang van 1 Januari
1941 beltangrijke wijzigingen.
De Inspectie der Directe Belastingen te
Den Helder wordt opgeheven met ingang
van dien datum. Tegelijkertijd wordt te Den
Helder ingesteld een Inspectie der registra
tie en Domeinen.
Alle werkzaamheden voorheen verricht
door den Inspecteur der Directe Belastingen
gaan over naar den Inspecteur der Registra
tie en Domeinen, zoodat alle correspondentie
betreffende Inkomsten- en Vermogensbelas
ting, Winstbelasting, Loonbelasting, Perso-
neele Belasting, Couponbelasting enz. enz.
tot dien Inspecteur moet worden gericht.
Alleen de toepassing van de Motorrijtuigen
belastingwet gaat over naar den Inspecteur
der Invoerrechten en Accijnzen te Del Hel
den, Javastraat No. 153/155.
Het Bureau der Inspectie blyft gevestigd
aan het Koningsplein no. 4.