Vogelverschrikkers houden feest
ïlt&U jonqavi en metij&l! Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
Werk voor mij 1
Een wandeling in de
Herfst
SNOEPI
wordt verstandig!
door WILLY WIERDA
Hersengymnastiek
Daar zit ik weer. M'n schrijfmachine ver
tikt het tikken nog niet en ik kan het weer.
Gelukkig! In bed liggen is niet ongezellig
met de kou, maar je hebt er na een dag
toch precies genoeg van, dan verlang je
weer naar je werk en ik hoop, dat ik het
deZe winter weer niet behoef te onderbre
ken. Hoe gaat het met jullie? Natuurlijk
heb je allemaal de schaatsen onder gehad en
even natuurlijk ben je aan het sneeuwbal
len gooien geweest, 't Wordt me weer een
lelijk wintertje, niks gedaan, brrrr, wat een
kou vanmorgen. Nee, ik heb hoop op een of
andere hitte golf ergens uit Z. Amerika
vandaan, die kan dan misschien die vries
kou en sneeuwrommel op de vlucht jagen.
Het boek is van de week gewonnen door:
ALDERT VAN DER KUYL,
Burg. Lovinkstraat 37, Breerand.
Er zjjn niet veel briefjes en dat vind ik
deze keer gelukkig, omdat ik nu niet zo
heel veel tijd over heb.
Sari Schadee, Breezand. Jij bent een
nieuwelinge, Sari en het is jammer, dat ik
aan alle nieuwe vriendjes en vriendinnetjes
geen dikke taart kan st-iren, anders kreeg
Jij hem vanavond thuis. Maar die aardigheid
zou teveel kosten, dus daar kunnen we niet
mee beginnen.
Gretha v. Santen. Je ziet, Gretha, ik
ben weer opgekikkerd, ik voel me weer fit,
ik kan weer tikken en ik kan weer... taar
ten verloten... Die taarten zitten me van
daag dwars, dat merk je wel. Dit is het
tweede briefje al waarin ik er over schrijf.
Ik heb er zeker zelf trek in.
Plet en Freek Bruul. Ja, ik weet van
die verwennerij van jullie in Wijdenes af,
Piet en Freek. Er is daar goed voor jullie
gezorgd en Je hebt er nieuwe vriendjes
opgedaan en een nieuwe... oom en tante, 't
Zal je gebeuren, zoveel goede dingen ineens.
Klaas Goudswaardt Van je briefje snap
ik niet veel, Klaas. Je zal me volgende week
eens een beetje duidelijker moeten schrij
ven. Dus grijp je nog maar eens naar de
pen of... naar het potlood.
Dieuwertje en Dlkkie Doorn, Nw. Niedorp
Jullie zijn me lang ontrouw geweest, twee
tal en dat in een dorp, waar je een zee van
tijd hebt.
Annie Speet», Warmenhulzen. Jullie
hebben daar plezier gehad, Annie, vooral
met die hardrijderij was het een gezellig
gedoe bij jullie in het dorp. Een grappig
gezicht zal dat geweest zijn.
Annie Koomen, Winkel. Dat is niets
gedaan met die mazelen, Annie, je ziet er
ontoonbaar uit, je voelt je ziek, je mag niet
op de schaats, je mag geen sneeuwballen
gooien, enz., enz. Een hele massa dingen,
die je allemaal je neus voorbij moet laten
gaan. Gelukkig, dat alleen je zusje zo'n
wanboffer was.
Corrie Rus, Dirkshorn. .Tij bent voor
het geluk geboren, Corrie. Een meisje, dat
zo gauw een prijs wint. Maar je verdient
het, want zelfs je broertje lees je voor. Dat
vindt hjj natuurlijk fijn. Nu mijn kinderen
lezen ook dolgraag, 't Is 's avonds doodstil
ln de kamer, als ze alle drie, de kleintjes
liggen natuurlijk vroeg onder de wol, stil
zitten te genieten, 't Is maar niet even fijn,
zo'n prachtig spannend boek. M'n oudste is
met Rubinson Crusoe bezig. Over oijna twee
maanden ben ik jarig. Zou je het onthou
den?
Elly Prins. Dank je wel, Elly, voor je
goede wensen. Nu, het gaat ^veer best, hoor
een beetje tam aan, niet te hard rennen,
niet op tocht staan, niet in slecht weer lo
pen. Enfin, je weet welke goede raadgevin
gen de dokter altijd op een briefje schrijft.
Ali Brouwer, Bree-zand. Ook vriendelijk
dank, Ali, voor je wensen voor m'n beter
schap. Die briefjesbeantwoording schoot er
de vorige week lelijk bij in?
Marlet je Verbeek. - Ja, dat moet je me
volgende week eens vertellen, Marietje, hoe
je het in de kolonie te Bergen a. Zee hebt
gehad. Ik denk wel reusachtig, 't Lijkt me
fijn, daar midden in de bossen en zo dicht
bij het strand en de zee.
Willl Snijder. Doe je best, Willi, en
probeer een boek 01 taart te winnen. Je
hebt groot gelijk, je maakt net zoveel kans
als ieder ander. Succes hoor.
Thea Engel, Hoorn, 't Is eigenlijk wel een
een beetje traag gegaan met de toezending
van je boek, Thea. Dat komt omdat ik ziek
was, maar in ieder geval, je vader heeft
het gisteren op kantoor gekregen en als
vandaag de krant in de bus valt, dan zit jij
misschien te genieten van jt aanwinst.
Janny DeKer, Schagerbrug. Volgende
week mag je weer een dikke brief schrij
ven, Janny, dan hoop ik weer meer tijd te
hebben om julile rustig te beantwoorden.
Tlnl v. Brederode. Jij hebt wel bizon
der genoten van je uitstapje naar Wijdenes,
Tini en je hebt er ook wat geleerd. Kant
klossen, 't is niet mis. Wat een latertje was
dat op de oudejaarsavond. Allemensen, half
twee, ik lag er nog vroeger in.
Annie Hoorn. Volgende week krijg ik
zeker wel eens een heel verhaal van Je
Annie -
Nu, jongens en meisjes, ik ben door alle
briefjes heen. Ik heb dus weer schoon schip
gemaakt en jullie kunt weer aan de slag
Veel plezier op het ijs en succes bij het
raadseloplossen.
Tot volgende week, hopen we maar weer.
Vrede, Einde, Raden, Jarig, Atlas, Aarde,
Rafel, Droom, Appel, Gelijk.
Het gevraagde woord is: Verjaardag.
Goede oplossingen ontvangen van i
Anne K.. Annie K., Tini v. B., Janny D.,
Thea E., Willy S., Marietje V., Ali B., Thijs
K., Elly P., Corry R., Anny S., Jo O., Ali
B., Wim B., Mienke v. S., Jan S., Doorn
roosje, Hetty B., Maarten K., Corry K., Jo
B., Jantje en Henkie S., Trijntje K., Klaasje
Z., Betsy G., Gerard K., Kinderen K., Tiny
K., Piet B., Jan B., Kinderen B., Kinderen
de V., Dik S., Jan S., Corry G., Elly en
Nelly de Z., Lucie W., Gonda de R., Jacques
v. K., Gonda G., Jo K., Cor v. B., Bali eu
Annie v. B.. Henny B., Corrie C., Mientje
F., Anton R., G. R„ Nini B., Marietje J.,
Truus de G., Peter H., Marietje S., Bcp B.,
Piet de L., Gerrit B., Dirkje B.. Reina H.,
W. J. N., Corrie v. B., Piet B., Johanra B.,
Addertje, Joop G., Neeltje P„ Jaap P„
Coba P., Tiny C., Neeltje C., Coen C., Frits
C., Annie R., Gilles H., Gerrit de B., D. D.
D., Klaas G., Piet en Freek B., Sari S.,
Gretha v. S., Nico B., Jan M., Douwe M.
X werktuig voor 't land.
X waar wy op wonen.
X vrucht.
X een sterke wind.
X beestje dat in de zomer veel voor
komt.
X waar de boer op werkt.
X meisjesnaam.
X afzonderlijk.
X waarmee men iets maakt.
X bovenste gedeelte van een gebouw.
X jongensnaam.
X heeft de tegenwoordige voorgevel
van ieder hui».
Op de kruisjeljjn lees je van boven naar be
neden iets, dat met rasse schreden nadert.
Ik ben de nieuwe timmerman,
Ik hamer, hamer wat ik kan!
Zeg, heb je ook een stoel kap^t f
Een kastdeur, die niet wil op slot?
Ik maak dat in een ommezien.
'k Heb spijkers in mijn zak, wel tien:
Klopklop.
Ik ben de nieuwe timmerman,
Een gloednieuw wericpak neb ik an!
Is aan je tafel niet wat stuk?
Of heeft je deur een losse kruk?
Mijn hamer weet voor a'„es aao,
Kom maar eens kijken, hoe dat gaat:
Klop—klop!
Ik ben de nieuwe timmerman,
Een goeie pijp, daar hou ik van!
Wie, mensen, heeft nog werk voor mij?
ZTiek maar eens goed naar een karwei,
Is aan je meubels iets niet pluis,
Ik repareer het hele huis:
Klop—klop!
Eerst was ik Vaders kleine Jan,
Nu ben 'k zijn nieuwe timmerman!
Hij zei: „Baas, werk je goed secuur?
En hoeveel vraag je in het uur?"
Ik zei: „Meneer, voor zeven cent,
En knoeien ben ik niet gewend!"
Klopklop!
(Uit „De Merel") M. L.
„Wie houdt er niet van wandelen?"
vroeg juffrouw van Looy aan de klas. „Ik
wel, als het zomer is!" riep Wim Breskens
hard door de klas. „Jij bent me er ook
een", zei de juffrouw. „Waarom alleen als
het zomer is? Heb je nog nooit in de herfst
of in de winter een wandeling gemaakt?"
„O, nee! Bah! Veel te koud en te saai!"
zei Wim.
„Nu", zei de juffrouw weer, „ik wilde
juist voorstellen om een beetje te gaan
wandelen. Het is zulk prachtig herfstweer".
Even later liep de hele klas druk pra
tend door het park. Je kon goed merken
dat de zomer voorbij was en dat de herfst
al ingezet had. De grond lag vol met afge
vallen bladeren, die de storm er had afge
rukt. De jongens vonden het heerlijk om
door die laag van bladeren heen te schop
pen en de meisjes vonden het geluid van
het geschuifel van hun voeten door de bla
deren zo leuk.
„Kijk eens", zei juffrouw van Looy. .kijk
eens naar die prachtige kleuren daar!" en
ze wees op een heuvel waar een paar beu
ken stonden. De kinderen waren even stil.
Dat was werkelijk prachtig. Overal rood
bruine bladeren, met hier en daar iets don
kerbruins er tussen. Zelfs Wim was er stil
van.
„Nu, Wim", zei de juffrouw, toen ze weer
thuis waren. „Vond je het een saaie wan
deling, of heb je het koud gehad?"
,Nee", zei Wim. „De zon scheen zo heer
lijk en de lucht was zo lekker fris. En dan
die mooie kleuren!"
Als er onder jullie ook Wimmen zijn,
moeten ze juffrouw van Looy's raad maar
gauw opvolgen en een herfstwandeling
gaan maken.
Een sprookje.
„Ziezo, dat is alweer gebeurd", bromde
de boer, nadat hij een paar afschrikwek
kende vogelverschrikkers op zijn veld ge
zet had. Met grote stappen liep hij toen het
bergpad af en liet het veld in de avond
stilte en ondergaande zon achter.
Op het veld groeiden grote rode papa
vers en korenbloemen en verderop lag een
veld met goudgele gerst.
De boer was nog niet weg of de grootste
vogelverschrikker rekte zich eens flink uit.
Hy deed alle mogelijke moeite om met z'n
gescheurde mouwen te zwaaien en op die
manier de andere vogelverschrikkers een
teken te geven. Het was een merkwaardig
stelletje bij elkaar. Twee vogelverschrik
kers waren van een oud overhemd ge
maakt. Daarbij droegen ze een lange das en
een strohoed. Dan stond er een vogelver
schrikker die boer Dirksen gemaakt had
van een geruit rokje, een rode halsdoek en
een slaapmuts. Van het veld van boer Ja
nus zwaaide een merkwaardige figuur met
een oude parapluie; kortom het was een
bont en gevarieerd gezelschap dat elkaar
toewenkte.
De grootste vogelverschrikker van boer
Krelis, die een schort droeg, voelde zich
geroepen de leiding van het stel te nemen.
Met luide stem riep hij: „Lui, het spel gaat
beginnen!"
De vogelverschrikker was namelijk een
paar keer naar de schouwburg geweest en
daar had de schort hem van alles en nog
wat verteld.
Nu kwamen de vogelverschrikkers los.
Ze praatten en lachten door elkaar en iede
re vogelverschrikker vertelde iets dat hij
zelf wou, al luisterde er niemand naar. De
schort gebood een paar keer stilte, maar
z'n stem viel in 't niet bij al dat lawaai.
Daarom begon hij maar een gesprek met de
twee vogelverschrikkers die het dichtst bij
hem stonden. Ze hadden 't over hun grote
taak, namelijk op te pasen dat de vogels
het zaad niet van het veld oppikten. De
andere vogelverschrikkers knikten afgeme
ten en keken naar een mussenpaar dat met
een stel jongen, wantrouwig naar de merk
waardige gestalten gluurde.
Het geruite rokje dacht direct aan haar
taak. Ze lichtte een tip van haar rok op en
bewoog die heen en weer. De mussen-moe
der zag het, schrok en vloog naar het vol
gende veld. De schort werd zo aangedaan,
toen hij de jonge musjes zag. dat hij be
reidwillig z'n zakken openhield, zodat de
mussenfamilie een beetje uit kon rusten!
De mussenmoeder deed het. maar ze liet
haar kinderen op de grond, waar ze naar
hartelust zaadjes pikten.
De andere vogelverschrikkers hadden de
heele voorstelling met belangstelling ge
volgd en geen van hen kwam op de ge
dachte om de diertjes weg te jagen, wat
toch eigenlijk hun plicht was. Toen kregen
de andere mussen pok moed en het duurde
niet lang of de velden waren bezaaid met
tjilpende, etende en stoeiende musjes, die
het blijkbaar best naar hun zin hadden.
Plotseling hoorden ze voetstappen ui de
verte. De schort keek de landweg af en
riep theatraal: „Over deze weg moet hij
komen!"
Ja, daar zagen ze een landloper over de
weg komen. Zijn schoenen waren overal ka
pot en zyn pak zag er uit alsof het in t
water had gelegen. Op zijn rug droeg hij
een vuile randsel, waaruit een gelapte de
ken hing en toen de landloper de heuvel
bereikt had, liet hij zich met een zucht
neervallen. Toen ging hij in zichzelf zitten
mopperen over de slechtheid van de men
sen en over de gierigheid van de dorpe
lingen. Daarna wikkelde hy een stuk brood
uit een krant en las de krant, terwijl hij at
De vogelverschrikkers, die gedacht had
den, een vrolijk avondje te hebben, waren
niets met dien indringer ingenomen. En
toen hij aanstalte maakte, om alles klaar
te maken voor de nacht en zijn deken op
de grond uitspreidde, besloten ze, dien
vreemden snuiter weg te jagen.
Slaperig keek de landloper naar de ne-
mel, waar sterretje na sterretje verscheen
Plotseling voelde hij dat iets hem aanraak
te. Hij had niemand horen aankomen en hij
vond 't eigenlijk wel wat griezelig. Maar
toen hij weer iets aan zijn schouder voelde,
schoot hy met een ruk overeind en ver
trouwde zijn eigen ogen niet.... achter
hem stond een vogelverschrikker, de groot
ste vogelverschrikker met de schort. De
landloper wilde op de vlucht gaan, maar
van de andere kant kwam het overhemd
hem tegemoet. Hij begreep er niets van,
wat wilden die dingen van hem?
De schort pakte hem bij de arm en hield
een hele toespraak tegen hem. Ze wilden
hem wel cadeautjes geven, als hy zo gauw
mogelijk maakte dat hij wegkwam, want de
vogelverschrikkers wilden een club stich
ten en bij die plechtigheid mocht geen
mens aanwezig zijn.
De landloper streek eens over zijn kin.
Droomde hij nu of wat gebeurde er eigen
lijk?
Maar nee, dromen deed hij toch niet,
daar stonden de vogelverschrikkers en die
ene stond vriendelijk tegen hem te zwaaien
met een rode halsdoek. Ineens vatte de
landloper moed en zei: „Nu, dat overhemd
daar, kon ik eigenlijk wel goed gebruiken,
al zitten er een paar gaten in. En die zwar
te vilthoed zou ik wel graag willen hebben
voor als het regent, als 't mag. En zouden
jullie die rode halsdoek en die schoenen
misschien kunnen missen? Al zijn de zolen
niet meer zo goed, ze zijn allicht beter dan
de mijne."
De schort was bly dat de landloper niets
v„n hem wilde hebben.en liet de vogelver
schrikkers direct alles géven wat de land
loper had gevraagd.
Beladen met cadeau's nam de landloper
p'scheid, terwijl de schort hem nog een
kwartje toewierp, dat de boer in een van
ae zakken had laten zitten. Fluitend ging
hij op weg en intussen zetten de vogelver
schrikkers hun onderbroken feest voort.
Een plezier dat ze hadden! Maar de boer
schold de volgende dag op den dief, die
zelfs geen vogelverschrikker ongemoeid
liet! En het overhemd kreeg voortaan een
vest aan. Maar de boer moest eens weten
wat er allemaal gebeurd was!
(Nadruk verboden).
BOLLFBOZEN IN DE DIERENWERELD.
Door proefnemingen heeft een geleerde
uitgemaakt, dat de volgende acht dieren de
bollebozen van de dierenwereld zijn te noe
men. Hier volgen de namen van die bolle
bozen: de mensaap, de olifant, de hond, de
bever, het paard, de zeeleeuw, de beer en
de kat. De kat neemt gemakkelijk iets in
zich op. maarhij past 't geleerde alleen
toe als hij er belang bij heeft en.als hij
zin heeft!
Maar daartegenover staat, dat de kat
graag leert, omdat hij een ietwat eigenwijs
en ijdel dier is. Olifanten noemt de geleer
de de denkers en wijsgeren van de dieren
wereld. De olifant heeft een groot aanpas
singsvermogen en merkt snel op, dat hij
van de mensen niets te duchten heeft als
hij maar doet wat ze zeggen. Bovendien
ontdekt hy gauw. dat zijn .bestaan dan veH
gemakkelijker wordt dan in de vrijheid
En dat schijnt de olifant te waardeeren!
Alle kabouters noemden hem „Snoepi".
En dat was zijn eigen schuld.
Als de andere kabouters elkaar tegen
kwamen, zeiden ze: „Goede morgen of goe
de middag of, als dat zo te pas kwam, ook
wel: goede avond. Netjes, zoals dat hoort.
Maar Snoepi vergat 't altijd en vroeg al
leen maar: „Heb je wat lekkers voor me?
Ik heb zo'n trek in een snoepje."
Vanzelf ging iedereen hem toen „Snoept
noemen.
En Snoepi snoepte wat hij kon!
Tot....
Kabouter Wijsgeer er een eind aan maak
te. Hoe?
Wel. hij nam de grootste pan uit de ka
bouterkeuken en ging op weg naar Bijen-
stad. Daar kocht hij in de winkel van
IJveraar honing. Heel die pan kocht hij
vol! Toen sloop hij naar Snoepi's huis en
zette de volle pan vlak naast Snoepi's bed.
En toen die wakker werd, ja, 't is haast
te erg om na te vertellen! Snoepi at
alleenhelemaal alleen al de honing
op. Achter elkaar.
Maar toen de pan leeg was, toen voelde
Snoepi zich op eens zó naar, zó naar!
En hij zag zó wit! Nog witter dan z'n
beddelakentje.
En de honing wilde beslist niet in z'n
maag blijven, ze kroop door z'n keel weer
naar buiten. En dat is erg naar. Wie weet
daar niet van mee te praten?
Maar nog erger was, dat Wijsgeer en alle
andere kabouters om hem heen kwamen
staan.
En het allerergste was, dat ze lachten en
zongen:
O, wat deed ik me te goed,
Wat is honing lekker zoetl
Behalve Wijsgeer dan, die lachte niet en
die zong niet: die keek alleen maar ernstig.
En toen hij zag dat Snoept begon te huilen,
toen stampte hy driemaal op de grond.
Alle kabouters waren dadelijk stil. Toen
klapte Wijsgeer driemaal in zijn handen
en zei, ja, wat zet hij? Je kon 't niet erg
goed verstaan, maar 't bleek erg op: „Fles-
sia drankia komhieria". En er kwam
ook een fles met een drankje te voorschijn.
Er was zelfs een lepel bij! Dat drankje was
bitter, vies bitter. Hu! Maar 't hielp.
Snoepi was gauw weer beter.
Snoepen heeft hij nooit meer gedaan.
En honing heeft hij van z'n leven niet
meer willen eten!
1. Een melkboer had zyn literkannetje
vergeten. Hy had wel een volle acht-liter-
kan, een lege vijf-liter kan -n een lege
drie-liter-kan. Hoe moet hij nu èèn liter
melk afmeten?
2. Oom zei tegen Jan dat hij alle appels
van de boom mocht halen. Jan ging de
tuin in, schudde de appelboom, de helft
viel er af. Die at hij op. Maar Jan was erg
teleurgesteld dat er nu geen appels meer
aan de boom waren. Hoe kan dat?
3. Twee vaders en twee zoons gingen in
kopen doen. Ieder kocht één brood, maar
toch werden er alles bij elkaar maar drie
broden gekocht. Hoe kan dat?
4. Welk getal is met een ander heel ge
tal vermenigvuldigd, zevenendertig?
Hier volgen de oplossingen:
1. De melkboer goot uit de volle acht-li-
ter-kan, de drie-liter-kan, vol. De drie-liter
kan gooide hij in de lege vijf-liter-kan.
Toen goot hij uit de acht-liter-kan nog een
keer de drie-liter-kan vol en goot daaruit
zoveel in de vijf-liter-kan, tot die vol was.
Omdat daar nog maar twee liter bij konden
moest er in de drie-liter-kan, èèn liter
overblijven.
2. Er waren maar twee appels aan de
boom. De helft .viel er af, dat is dus één.
Er bleef nu nog maar één appel aan de
boom, maar geen appels (meervoud).
3. Het waren grootvader, vader en zoon,
dat is .twee vaders en twee zonen.
4. Het getal één natuurlijk, want één x
37 37.