Mijn beste vrind
Het
zwaluw
nest in de
spoorwagon
t
BiaJU jonqeni en mztijtl!
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
Van drie kleine beertjes
Met rateltje
Hoe vinden de dieren in het
oerwoud de dood
Het gaat werkelijk mia met de winter. De
kou wil maar niet weg. Telkens wint de zon
het wel, maar evenveel malen blaast een
venijnige Oostenwind weer prachtige bloemen
op je ramen, die je doen rillen. En de kolen
minderen maar en de kolenboer schudt zijn
hoofd en zegt. „Ik heb niet meer." Nee, dat
is niet leuk. Vorig jaar ging het beter, toen
kon je je kachel rood-gloeiuid stoken, toen
keken we niet op een mudje, maar nu maant
de brandstoffenkist tot voorzichtigheid.
Wat een pak sneeuw was er van de yeek
naar beneden getuimeld, vonden jullie niet?
Alle mensen, de hele wereld was er mee toe
gedekt, zo wit, zo blank, zo glanzend, 't Was
maar van korte duur en we hopen maar, dat
we nu niet verder vrieskou en sneeuwkou
krijgen, maar dat het voorjaar gauw komt.
Het voorjaar met wat zonnewarmte en lich
tere dagen. Ja, dat komt ook. We merken
het nu al. De zon blijft langei en 's morgens
loop je niet meer zo lang in het donker te
martelen. Nog een tijdje dan hebben we weer
vroeg daglicht, dan is de zwarte winter
nacht voorbij. Zo'n donkere winter hebben
we nog nimmer meegemaakt en zo naar het
licht hebben we ook nog nooit verlangd. Maar
't l^imt, dat is zeker, even zeker als de vrede
weer zal komen. Hou dat vast.
Deze week is het boek gewonnen door:
IETJE JACOBS, Sternstraat 30.
Marietje Verbeek. Dat is een heel ver
haal geworden, Marietje, over je verblijf in
„Russenduin". Je h- bt het er fijr gehad. Wat
een wandelingen hebben jullie gemaakt en
wat heb je genoten van die prachtige omge
ving en wat is er goed voor jullie gezorgd
met eten en drinken en rusten. Ja, zo'n va-
cantie zal je nog wel eens mte willen maken.
Aster, Heiloo. Nou, nou, jij gaat er op
vooruit, Aster, een briefje, getikt op de
schrijfmachine, 't Is niet mis. Ja, ik geloof
graag, dat je genoten hebt van dat besneeuw
de bosgezicht. Want dat is een wonder, een
sprookje.
Marietje Knol. De Kindervriend is weer
springlevend, hoor, Marietje. Je ziet wel wat
een lange rij briefjes hij weer getikt heeft
en dat doe je niet als de koorts je hoofd zoo
heet maakt en je het gevoel hebt of je een
flink pak rammel hebt gehad.
boek gehaald, Aldert, of is het je toege
stuurd en vond je het mooi? Jij hebt ten
minste weer een paar fijne avonden, want
met zo'n boek vergeet je, dat je in een
schuur zit en geëvacueerd bent.
Corrie Goedegebuur, Callantsoog. Ja,
dat is een grote waterplas, dat Zwananwa-
ter, Corrie en ik begrijp, dat jij daar even
met verbaasde ogen stond te kijken, toen je
het voor 't eerst zag. Dat is mij ook zo ge
gaan. Wat hebben jullie een plezier gehad
met die sneeuw.
Willie Snijder. Of we naar de Paasva-
cantie verlangen, Willie! Wat een feest zal
het zijn als het zo ver is en als het dan eens
vrede zou zijn. Vrede, we verlangen er iedere
dag naar. Jij ook, zeker?
Susan na de Boer, Broek op Langendijk.
Dat is zo jammer met de sneeuw, Susanna,
als het wegdooit is het zo'n vuile, modderige
boel, zó vuil dat je wel een paar „bagger
laarzen" aan mag trekken om er (joor te
komen. Met de verloting gaat ..et zo: alle
goede oplossingen worden genummerd of
door elkaar geschud en dan wordt een num
mer getrokken of een goede oplossing uit de
stapel gegrepen en wie dan de gelukkige is,
die heeft de prijs.
Sarie Schadee, Breezand. 't Is me niet
duidelijk waarom je nü die 22% cent aan
postzegels stuurde, Sari. Schrijf je me dat
volgende week even? Vond je het leuk in
Schagen? Het is ook een aardig dorp, eigen
lijk meer een klein stadje, maar er gaat toch
niets boven de Jutterstad, hoor. Leve Nieu-
wediep!
Jo Heekelaar. Wel leuk zo'n maandje in
Amsterdam, Jo, vooral wanneer je het zo
gezellig bij je oma hebt als jullie. Van de
viering van het Kerstfeest is dus niet zo veel
gekomen. Dat zal voor veel mensen wel zo
geweest zijn.
Annie Rep. Het wegblijven van een ant
woord op je briefje van twee weken geleden
komt natuurlijk door mijn afwezigheid, Annie
Je ziet, vandaag heb ik je niet in de steek
gelaten.
Annie Visser. Ja, dat is te begrijpen,
Annie, dat je niet veel zin had om te schrij
ven en raadsels op te lossen, toen je daar zo
gezellig bij je oom in Weesperkarspel had.
Nu zal het weer beter en trouwer gaan, denk
ik.
Dieuwertje en Dikkie Doorn, Nw. Xiedorp.
Ach ja, daar heb ik niet aan gedacht, dat
jullie het zo druk hadden in Nw. Niedorp
met... spelen, zo dat er geen minuutje meer
overbleef, 't Is maar goed, dat je moeder je
nu af en toe aan je oren trekt om mjj een
briefje te schrijven en je raadsels in te stu
ren.
Annie de Wit, Julianadorp. Volgende week
een grote brief, hoor, Annie?
Beppie Riteco, Kolksluis. Je bent een
van de vele nieuwe vriendinnetjes, Beppy.
Het aantal nieuwelingen groeit weer met de
week. Dat is trouwens een normaal verschijn
sel in het voorjaar. B.„f je me zulke leuke
briefjes schrijven?
Agatha Kramer, Urk. 't Is maar goed
dat jij zo'n sportieven vader hebt, Agatha,
die er niet tegen opziet om 150 K.M. te fiet-
sei. om z'n familie weer eens te zien, anders
denk ik, dat je het „hoofd van het gezin
weinig zag. Wat een afstand! De groeten
aan je hele familie, hoor, en zeg maar, dat
ik ook hoop, dat ze weer gauw door de Jut
terstad stappen.
Peter Hagen. Zo, Péter, vind jij die
tijd ook zo razend snel omrennen? Ik wel.
De dagen zijn veel tekort, dat komt misschien
omdat ze 's morgens om half tien pas be
ginnen en 's avonds om zes uur weer afge
lopen zijn.
Kees de Boer. Goed zo. Kees. dat vind
ik leuk, dat jij ook meedoet. Want jij weet
misschien niet, dat ik je ken en dat is na
tuurlijk nog aardiger dan aar een massa on
bekende vrienden te schrijven. Nu, Kees, tot
volgende week, hoor.
Broer en Zus de Visser, Woudsend. Wat
zullen jullie daar genoten hebben op de
schaatsen. Friesland is het land van de toch
ten, van de hardrijders, van het prachtige
harde ijs. Zo'n baantje trekken daar is vast
een genot. Als het nog eens begint te vrie
zen, kom ik misschien nog wel eens in
Woudsend kijken. Een plaatsje in het hooi
is er altijd nog wel voor me over, denk ik.
Annie Delver, Sehagerbrug. Je hebt me
toch al eens eerder geschreven, Annie. Of
vergis ik me?
Annie Koorn, Anna Paulowna. Geen
briefje van jou en jij toch een briefje van
mij Annie. Dat komt omdat ik vanmiddag je
vader sprak en van hem hoorde, dat je ziek
was. Fijn, dat jullie het daar zo goed hebt
en dat je dus rustig ónder de wol kan
blijven. Stop je neus maar diep onder de
dekens, dan ben je weer gauw beter, 't Beste
hoor.
Jannie Delver, Sehagerbrug. Sneeuw
ruimen is een aardig werk om te zien, Jannie,
maar om het zelf te doen, ho maar. Als je vijf
minuten aan het scheppen bent kan je niet
meer recht staan van de rugpijn en je tong
hangt op je schoenen. Dat heb jij ondervon
den.
G. W. de Groot. Of ik het fijn vind als
ik jarig ben, vraag je? Nu, wat dacht jij
dan? Dat is toch zeker een feestdag! Ik kan
me best begrijpen, dat jij met verlangen op de
Zondag wacht, want dan is het feest voor jou.
Wel gefeliciteerd hoor. Een rustig en geluk
kig jaar, zonder de narigheid van de oorlog.
Neeltje Plaatsman. Ja, je mocht van
de week zelfs een dikke brief schrijven, Neel
tje, en jij hebt ook inderdaad je best gedaan.
Trouwens, jij niet alleen, een hele massa
vriendjes en vriendinnetjesjiebben jngrv^Hen
heeni dat zie ik nu al.
Coba Prins. Jij hebt je antwoord van de
week tenminste ook, Coba. Volgende keer
vertel, je me nog veel meer.
Dik Staalman. Natuurlijk leert dat, Dik,
het schrijven van een lange brief. Doe je best
maar. Over een paar weken schrijf je me twee
kantjes vol. Je zal het zien.
Tonia, Dientje en Martha Briars. Gefe
liciteerd, drietal, met jullie „Klavertje vier".
Weer een zusje, dat maakt het viertal vol. Ik
hoop, dat ze reuze groeit, dat ze van de zomer
rooie wangen krijgt en schitteroogjes, dat ze
jullie 's nachts niet wakker schreeuwt. In één
woord, dat het een voorbeeldig zusje wordt,
waarvan je niet anders dan plezier beleeft.
Elly en Nelly de Zwart, Haarlem. Mijn
kinderen hadden ook een paar sneeuwpoppen
gemaakt in de tuin, Elly en Nelly. En een van
die sneeuwpoppen was precies een oud vrouw
tje en toen het begon te dooien, dat was Zon
dagmiddag, boog het hoe langer hoe meer
naar voren, 't Was gewoon een zielig gezicl.'*.
Eerst verloor ze haar ene oog, toen viel haar
neus van haar gezicht, toen rolde het andere
oog eruit en steeds dieper boog het oude
hoofd, tot het op een gegeven moment van
haar romp rolde en op de grond viel. 't Was
een droevig gezicht. Zo'n oud vrouwtje ook.
Wat doet ze in de kou.
Jongens en meisjes, er ligt nog een hele
stapel briefjes. Ik zou ze nog graag beant
woorden, maar tijd en ruimte ontbreekt me.
Ik stop dus, tot volgende week. Jullie mogen
dus volgende week wel raadsels insturen,
maar geen briefjes schrijven. Ik beantwoord
dan de briefjes, die vandaag moesten blijven
liggen.
Ploeg, aarde, appel, storm, vlieg, aarde,
Corry (of Carla), apart, naald, toren, izaak,
erker.
De eerste letters vormen het woord:
Paasvacantie
Goede oplossingen ontvangen vani
Lucie W., Tini v. B., Klaasje Z„ George
V., Elly en Nelly de Z., Dik S., Coba P.,
Neeltje P., G. W. de G., Jannie D., Annie D.,
Broer en Zus de V., Kees de B., Peter H.,
Willy S., Susanna de B.,Sari S., Annie V.,
Dieuwertje en Dikkie D., Annie de AtBep
pie R., M., F. en D. B., Corry K., M. K.,
Jan S., Piet de L„ Jaap P., Gonaa G., Bali
en Annie v. B., Cor v. B.. Nellie P., Greetje
R., Anton R., Gerrit B., Hennie K., Lena K.,
Sientje K., Beppie K., Jaap de V., Dora M.,
Dauwe M., Jan M., Ida K., Agatha K., Jan
B., Piet B., Gerrit de B., Henkie en Jantje
S., Frits C., Coen C., Annie R.. Leontine V„
Neeltje V., Iet je J., Mientje F., Annie H.,
Ali B., Jan S., Sina W., Jan W., Gurie Z.,
Klaas G„ Jac. v K., Eza de K., Nini B., Fr.
P., Jopie A., Jan v. B.. Dirkje B„ Piet B.,
Johanna B., Hanna v. E., Marietje V., „Ad-
dertje", „Aster", Gilles H„ Hiltje,de B„ W.
J. N„ Jo B., J. v. D., W. v. D„ Th. K. Dillie
G., Trijntje K„ Corrie v. B., Gerard K,
Corrie O., Jaap O.
XG Getal
T XMan, die wonderen kan doen
X R speelgoed voor je kleine zus
KX klein wagentje
X R hierdoor kem je meestal in
huis
Z X we hopen, dat deze ons heel
gauw weer mag beschijnen
X N hieraan ben je nu bezig
pX niermee heb je de vorige
week fijn kunnen spelen
Op de kruisjeslijn komt van links boven
naar rechts beneden de naam te staan van
een groot water.
Er waren eens drie kleine beertjes
Die zaten zo fijn in de kleertjes
Ze droegen een hoed
En die stond hen zo goed
En ze voelden zich erg mooie heertjes
Toen begon toch de wind hard te razen
En heeft er de hoedjes afgeblazen
Wat ho'den die beertjes
Achter hun hoeden met veertjes
Ze liepen zo hard wel als hazen.
(Uit „Jeugdland") L. d. G.
Twee jongens nemen ieder het einde van
een touw, dat in 't midden met een pen
in de grond is vastgemaakt. De ene jongen
is geblinddoekt en de andere heeft een ra
teltje, waarmee hij te kennen geeft, waar
hij zich bevindt. De andere moet hem pro
beren te pakken.
Wie of ik wel de liefste vind
De liefste bij ons thuis?
Wie of wel is mijn beste vrind
De beste van ons huis?
Dat is de hond, je ziet hem hier
Heeft hij geen lieve kop?
Het is een snoesje van een dier,
Ik ben er dan ook dol op.
Nooit is de lieverd wel eens stout
Nooit is hij boos op mij
Nooit doet hij iets dat hem berouwt
De zoetste dat is hij!
Een verhaal door HANN1 FRANKEN.
die de vogeltaal verstaat
Een beschouwing in de Deutsche Zeitung
in den Niederlanden houdt zich op grond van
deskundige voorlichting bezig met de opmer
kelijke vraag, hoe de dieren in het oerwoud
,1 die jaren lans: donr do Afri
kaanse wildernis trók i„ tot de slotsom ge
komen, dat oude leeuwen en luipaarden het
sterven als een langdurig en smartelijk verval
van krachten ondervinden. Wel kon hij op
grond van zijn onderzoekingen vaststellen,
dat de grote meerderheid van de wilde dieren
snel en zonder bijzondere pijn aan.het einde
komt, al ware het maar, doordat nauwelijks
een derde een zgn. natuurlijke dood sterft.
Verreweg de meeste vallen aan een wreede
vijand ten offer.
De gevaarlijkste tegenstander is de mens,
op hem volgt de krokodil. Eerst in de derde
plaats komen leeuw en luipaard. De eerste
doodt alleen als hij honger heeft, maar om
dat de leeuw driemaal meer voedsel behoeft
dan de luipaard zijn de aantallen van de door
beide soorten gedode wezens ongeveer«gelijk.
Naar schatting doodt een volwassen leeuw
in het oerwoud jaarlijks zo wat 60 antilopen.
De grote roofd'iren doden hun buit zo snel
mogelijk. Als de tanden van leeuw, luipaard
en tijger z\Vak worden beg.nt voor deze dieren
een jammerlijk bestaan. Ten laatste zouden
ze zo zwak zijn, dat ze nog slechts muizen
kunnen om hals brengen of stekelvarkens.
De reük van deze dieren is zo fijn, dat leeuw
en luipaard, neushoorndier en olifant elkaar
meest uit de weg blijven, olifant en leeuw
behouden gewoonlijk het terrein. Wel raken
leeuw en krokodil soms slaags. Die strijd
moet de bloedigste zijn, die zich in het oer
woud afspeelt.
Op de telegkafdraad langs de spoorbaan
zat mevrouw Zwaluw. Ze keek verdrietig
en een beetje jaloers naar het station. Naar
al de vrolijke drukte daar in de vroege
morgen.
Vrolijke zwaluwen-drukte, want de men
sen sliepen nog.
Die domme mensen! Die bleven slapen,
als het buiten zo mooi 'was.
Mevrouw Zwaluw knipte eens met haar
ogen en streek met haar snavel een dauw
druppeltje van haar borstveren. Of zou het
een traan geweest zijn? Want ze zuchtte:
„Alle zwaluwen zijn al hun nest aan 't
bouwen, maar voor ons schijnt er geen
plaats meer te zijn."
Daar kwam mijnheer Zwaluw aangevlo
gen.
Hij streek neer op de draad en mopper
de:
„Nergens een plekje te vinden, Zwa-
luatje! Nergens en nergens."
Hij keek mismoedig en erg verongelijkt.
Toén werd Zwaluatje ongeduldig, hipte
driftig over de draad en begon tegen mijn
heer Zwaluw uit te varen:
„Ach wat, nergens een plekje? Zoek jij
wel goed en verpraat jij niet je tijd met de
andere heren? Blijf jij nu maar eens hieT.
Ik zal zelf wel eens gaan zoeken.
Weg was ze.
En mijnheer Zwaluw was nog niet klaar
met peinzen of zijn Zwaluatje mogelijk ge
lijk had of daar streek ze, met een sierlijke
bocht, alweer naast hem neer.
en toen besloten ze de eieren alleen te la
ten reizen.
Dat kon best.
Want binnen in de wagon was 't immers
lekker warm.
Toen gebeurde dat, wat gebeuren moest
en waarnaar de mensen al in spanning
hadden uitgekeken.
Op een dag zaten er in 't nest vier jon
gen.
En op de middag van die dag, zei de lo
comotief als altijd: „Tjoek-tjoek-tjoek" en
daarna gaf ze als altijd een gil. Die dag
echter een erg lange. Én daar ging de pak-
jestrein!
En daar gingen de vier zwaluwtjes!
Op reis.
Op de eerste dag van hun leven.
Papa en mama zwaluw zijn wel wat
angstig geweest die dag. Maar de trein
kwam terug als alle dagen.
Die dag zelfs een paar minuten te vroeg.
En de zwaluw-baby's scharrelden in hun
nestje rond. alsof 't in een boom hing.
Toen waren de zwaluwen blij.
En ook de mensen waren blij.
En de zwaluwtjes bleven heen en weer
leizen tot ze vliegles moesten gaan nemen.
Toen was het reizen gedaan, maar ze
bleven met z'n allen in de wagon wonen,
de hele zomer door.
Op een dag, dat de zomer er nog wel
was, maar de herfst al bij haar logeerde,
was er op de draad boven het zijspoor een
spektakel van belang.
„Zie je wel, zie je wel! Goed dat ik zelf
gegaan ben. Ik heb een plekje gevonden,
zó mooi! Wij krijgen het allermooiste huis!'*
„Onder de stationskap?" vroeg mijnheer
Zwaluw verwonderd.
,>Neen, erbuiten", jubelde Zwaluatje.
„Vlieg mee, vlieg mee! Buiten het stati
on, op een zijspoor staat een lege wagon.
De deuren staan wijd open en boven tus
sen de balken is het veilig en heerlijk
warm."
Zwaluatje en haar man tpgen dadelijk
aan 't werk. Maar stel je voor! Daaf kwa
men ze aangevlogen met snavels vol bouw-
strootjes en.... daar was de wagon ver
dwenen!
Van schrik liet Zwaluatje al haar stroo
tjes vallen en mijnheer Zwaluw zei: „Zwa
luatje. jij hebt dat toch maar mooi opge
knapt."
Het klonk een beetje spottend.
Mevrouw Zwaluw deed maar net of ze
Zwaluwen, zwaluwen, zo ver je keek.
Misschien zaten al de zwaluwen uit 't land
wel op die draad en op de trouwe pakjes-
wagon.
En op de locomotief zaten zes zwaluwen.
Twee al een beetje oude en vier heel
jonge.
Dat waren de reis-zwaluwen.
Ze spektakelden net zo lang tot de men
sen kwamen aanlopen en toen zongen ze
in koor:
Wij allen tezamen danken U zeer
Wij keren zeker, zeker weer.
Wij hebben stil op U vertrouwd,
Het heeft ons niet berouwd.
De mensen konden het goed verstaan.
Omdat ze luisterden met hun Hart.
Daarom waren ze ook blij met de dank
van het Zwaluwenvolk.
't niet hoorde en vloog terug naar de tele
graafdraad.
Daar gingen ze zitten bedenken, waar die
wagon met hun «half afgebouwde huis nu
wel gebleven kon zijn.
Daar kwam mijnheer Zwaluw opgewon
den aangevlogen.
„Zwa-Zwa-Z-w-aluatje
„Jij stottert", zei mevrouw Zwaluw.
„Hoe komt dat zo opeens?"
,,'t 't 't ia al over", tjilpte mijnheer
Zwaluw.
En dat was ook zo.
„O, Zwaluatje", zei hij, en hij zei 't heus
ineens helemaal achter elkaar.
„Zwalua, ons halve huis is weer terug.
En de hele wagon ook. We kunnen verder
bouwen."
Dat deden ze dan ook.
Tot de wagon wéér verdween.
Dat was de volgende morgen op hetzelf
de uur.
Ze ontdekten al 'gauw, dat die wagon
iedere dag een poos verdween om pakjes
weg te brengen naar het hoofdstation.
Maar trouw kwam de wagon steeds weer
terug en van het zwaluwhuis scheen nie
mand iets te weten.
Dat dachten mijnheer ep mevrouw Zwa
luw tenminste. Maar de-'mensen hadden 't
al lang bemerkt en hadden er plezier in en
hoopten, dat er in het reizend nest gauw
eieren zouden komen.
Dat gebeurde ook.
Vier eieren kwamen er in.
En als de wagon zijn pakjes ging weg
brengen, dan reisden, om beurten, mijn
heer en mevrouw Zwaluw mee.
Maar mevrouw werd er duizelig van en
mijnheer had er geen geduld genoeg voor
En toen het koor zweeg, lieten de vier
reiszwaluwen elk hun mooiste staartveer
vallen.
Voor de voeten van den machinist.
Misschien vielen die veren wel toevallig.
De weet het niet. Maar wel heb ik gehoord,
dat de machinist die veertjes heel lang be
waard heeft.
ALS IK NU MAAR EENS EEN STER ZAG!