Popelende en angstige menschenharten
stelden 60 000 vragen op één dag
Zegenrijken arbeid in een moeilijken tijd
Menschenlot in een kaartsysteem
Rond het paleis van den Volkenbond te Genève is het reeds lang stil
geworden, maar een te grooter bediijvigheid heerscht daarvoor in
de plaats bij den Centralen Inlichtingendienst van het Roode Kruis.
Hier wordt niet alleen gezorgd voor de krijgsgevangenen, maar ook
voor de tallooze gewonden, geïnterneerden, alle geëvacueerden en
vluchtelingen, die door de oorlogswoelingen weggerukt werden uit
hun werk, uit hun dagelijksche leven. Het Inlichtingenbureau te Ge
nève bezit thans een archief van meer dan vijf millioen adreskaarten.
Dagelijks komen er tusschen de 8000 en 60.000 brieven binnen, welke
doorgewerkt en zoo mogelijk beantwoord moeten worden. Kort gele
den bezocht een bijzondere medewerker dit instituut en aan zijn in
drukken is het volgende ontleend.
ALLE FOTO'S:
PRESSE BILD ZEMRALE.
Jacques Cheneviere, de president van het
Roode Kruiscomité en leider van den
Centralen Inlichtingendienst.
ONMIDDELLIJK na het uitbreken van
den oorlog maakte het Internationale
Roode Kruis te Genève aan alle lan
den, welke in den oorlog betrokken waren,
bekend, dat het zich weer van zijn taak
zou kwijten, welke sedert haar oprichting
tot een vast begrip, een traditie is gewor
den. In de eerste plaats werd in allerijl.een
bureau opgericht voor het geven van infor
maties over het lot van de krijgsgevange
nen, nadat van de verschillende staatshoof
den telegrammen van instemming met dit
streven waren binnengekomen. Al spoedig
belastte men zich echter ook met de zor
gen voor de civiele geïnterneerden, waar
bij in het bijzonder veel waarde werd ge
hecht aan het tot stand brengen van een
postverbinding tusschen de interneerings-
k. mpen en het vaderland van de geinter-
neerden.
Ongeveer 2300 menschen werken dage
lijks in de Volkenbondsgebouwen te Genè
ve, waarvan slechts 650 betaalde krachten,
terwijl ongeveer 1700 mannen en vrouwen
de werkzaamheden geheel belangeloos ver
richten, omdat zij dit beschouwen als een
eereplicht.
Wat is nu de taak van het „Agence Cen
trale des Prisonniers de Guerre?" gelijk de
officieele benaming luidt? Op grond van de
Geneefsche overeenkomst betreffende de
behandeling van krijgsgevangenen ontvangt
het centrale bureau regelmatig ambtelijke
lijsten van alle militaire personen, die ach
ter de vijandelijke linies gevangen genomen
werden of daar gestorven zijn. Deze lijsten
worden binnen een dag door middel van
foto's gecopieerd en onmiddellijk doorge
zonden aan de betreffende landen, vanwaar
de krijgsgevangenen afkomstig zijn, waar
na deze voor verdere doorzending zorg dra
gen. Ook komen er regelmatig berichten
binnen over bijzondere gevallen. Meestal
betreft het hier mededeelingen van de eene
oorlogvoerende partij aan de andere.
Van de officieele krijgsgevangenenlijsten
wordt de naam van elke gevangene overge
nomen op een speciale kaart. Deze kaarten
zijn voor elk land verschillend wat de kleur
betreft die van de Duitschers zijn bij
voorbeeld rose, de Engelschen blauw, de
Franschen groen en worden al naar ge
lang van de nationaliteit tot landendiensten
samengevoegd. Op grond van een in
Duitschland geldende regeling ontvangt el
ke krijgsgevangene bij zijn aankomst in
het kamp twee kaarten. De eerste kaart is
bestemd om daarop kort de belangrijkste
bijzonderheden te vermelden, en wordt ge
deponeerd in het archief te Genève; de
tweede is bestemd om onmiddellijk te wor
den doorgezonden aan de naaste bloedver
wanten. Hierdoor kan men vrij nauwkeurig
op de hoogte zijn van den toestand van el-
ken krijgsgevangene, daar elke verande
ring onverwijld aan Genève wordt mede
gedeeld; waar men voor doorzending dezer
bijzonderheden aan de familie zorg draagt.
Den vijftienden October van het vorige
jaar bevonden zich vijf millioen archief
kaarten in het systeem van het Instituut.
Terwijl het aantal eiken dag ongeveer met
50.000 toenam. Alleen twee millioen komen
daarvan voor rekening van de Franschen;
een breukdeel hiervan is gedeponeerd in
de „Service Allemand". Wanneer nu de
eerste verbinding tot stand is gebracht tus-
Tegenwoordig bedraagt het aantal binnen
komende stukken ongeveer 8000; de uit
gaande post omvat 20.000 stuks.
schen den gevangene en zijn familie volgt
al spoedig een regelmatige briefwisseling
met de gebruikelijke wenschen. Genève is
ook hierin de bemiddelaarster.
Een groot defl van den in Genève ver
richten arbeid wordt veroorzaakt door het
beantwoorden van tallooze vragen naar den
toestand van krijgsgevangenen en geinter-
neerden. In doorsnede zijn dan gemiddeld
«6000 vragen per dag in alle mogelijke talen.
Deze vragen worden vertaald op een aan-
vraagkaart, beantwoord en eveneens toege
voegd aan de „kenkaarten", voorzoover de
ze aanwezig zijn.
Heel wat moeilijker is de arbeid om ge
gevens te verzamelen omtrent vermisten,
maar toch worden hier alle pogingen in 't
werk gesteld waarbij de autoriteiten van
de desbetreffende landen steeds hun vollen
steun verleenen, totdat eindelijk zekerheid
is verkregen omtrent de positie van een ge
zochte persoon.
Maximaal 60.000 postzendingen dat
was op een dag in Juli 1940 komen dage
lijks te Genève binnen. Tegenwoordig be
draagt het gemiddelde ongeveer 8000 bin
nenkomende stukken, terwijl 20.000 stuk
ken het gebouw per dag verlaten. Men be
denke slechts hoeveel arbeid alleen al het
openen van deze reuzenpost vergt, om van
hetgeen daarna volgt, nog maar af te zien.
De vragen komen in allerlei talen binnen
en moeten in dezelfde talen worden beant
woord. Want juist hier gaat het om duide
lijkheid. Maar hiermede hebben wij nog
geen volledig overzicht gegeven van de
veelzijdige taak van het Comité. Het heeft
bij de regeeringen van de oorlogvoerende
landen afgezanten, terwijl ook geregeld ge-
EEN TOCHT DOOR ITALIë'S „HIEL":
„CALABRIë".
Ditmaal zullen wij U in gedachten me-
denemen naar Zuid-Italië, naar Calabrië!
De meeste toeristen reizen in ééns door van
Napels naar Sicilië met de boot of per
vliegtuig en als ze de trein nemen, maken
ze er een nachtreis van. Zoodoende zien ze
weinig of niets en dan nog alleen in het
laatste geval van Calabrië. En toch is
dit woeste eënzame berglandschap, dat op
sommige plaatsen apocalyptisch aandoet,
den morgen vroeg op te staan, maar de reis
had ons te veel veipoeid en we sliepen
door. We hadden ctè Fata Morgana willen
zien, maar dat schijnt toch niet veel voor
te komen in den winter. Op vroege helde
re zomermorgens zie je aan den horizon
zwevend tusschen water en lucht een too-
verstad. Volgens de legende was de Fee
Morgana verliefd geworden op een jongen
man, die Philinus heette en omdat ze bang
was dat hij er van door 'zou gaan en haar
vergeten, hield ze hem gevangen in een
grot in Calabië.. Af en toe, om hem wat te
verstrooien, liet ze hem dan de een of an-
In het „Musée Rath" verwerken ongeveer
100 „vrijwilligers" de dagelijksche post.
delegeerden onderweg zün en de kampen
bezoeken om daar berichten en wenschen
te vernemen van de gevangenen, waarbij
zij zich persoonlijk van hun verzorging op
de hoogte kunnen stellen, waarover dan
rapport wordt uitgebracht. Boven den in
gang van het gebouw te Genève staat stra
lend het teeken van het Roode Kruis, het
symbool van zegenrijken arbeid voor mil-
lioenen menschen.
een van de mooiste interessantste streken
van Italië.
We deden de reis in een auto en toen we
in Mileto kwamen en vandaar verder reden
naar Reggio Calabria. was het al duister op
den weg. Toen we Rosario voorbij waren,
zagen we aan onze rechterhand eindelijk
de zee. Zoo kWamen we aan de Golf van
Gioia.
Eigenaardig, die naam. Gioia beteekent
vreugde. Dit land is zoo herhaaldelijk door
aardbevingen geteisterd, de grootste ram
pen hebben de bevolking getroffen, waar
van ieder van hen nog wel een smartelijke
herinnering bewaart. En toch houden ze
van hun mooie land, dat ook weer zooveel
schenkt, en ze noemen dit hier de Golf van
Gioia.
Gioia Taura heet de plaats, die in het
midden van de bocht ligt. Het zag er sla
perig uit daar. De weinige lantaarns sche
nen zich te vervelen in die eenzame stra
ten, in de verlatenheid van den avond. In
de verte hoorden we een liedje zingen.
We kwamen weer buiten, tusschen de
velden. Toen we in de buurt van Reggio
waren, roken we al de geur van bergamot.
Alles schijnt daarvan hier doortrokken te
zijn, de grond, de huizen, de menschen.
Bijna zonder er iets van te merken reden
we Palmi en Bagnara door. Toen kwamen
we in Scylla. Een mythologische naam. Het
j plaatsje ligt tegen de rotsen aan zee en de
golven spoelen en slaan er tegen op. Aan
den overkant zie je een rood licht, dat tel
kens dooft en weer te voorschijn komt. De
vuurtoren Punta del Faro.
,..fn ,Vl!'a San Giovanni zagen we einde-
luk de kust van Sicilië, de lichtschijn van
Messina.
.We waren van plan geweest den volgen- -
In de „Tri du Courrier" wordt dagelijks de
post geopend door tallooze bereidwillige
handen, van menschen, die het vervullen
van deze taak als een eereplicht beschou
wen.
dere mooie stad zien.
Wel, de Fee Morgana heeft óns niets la
ten zien, of misschien kón ze het niet. Maar
ook zonder dat, was het mooi genoeg, wat
we zagen. Een schitterende zonneschijn, een
zuiver blauwe hemel en een prachtig land,
een waar paradijs. Op den achtergrond
stond zwaar en forsch de berg Aspromonte.
Reggio is een aardig, vroolijk stadje. Het
is nóg ouder dan Rome, de oorsprong is niet
terug te vinden. Het is meer dan eens door
aardbevingen verwoest, maar telkens is het
mooier en bloeiender dan te voren herre
zen. Calabrië is een sterk land. Het is een
land van bergen en van vulkanen, die het
verscheuren en het is dan ook tegen alles
opgewassen. En ook het volk is sterk en
wilskrachtig. De inwoners van Reggio zijn
gehard door tegenspoed. Zij hebben hun
stad telkens weer op de puinhoopen her
bouwd. Er is daar dan ook niets dat den
tijd heeft gehad om te verweeren, alles ziet
er nieuw en feestelijk uit, aan weerszijden
van de breede asfaltstraten.
In de middaguren
zijn we de Aspro
monte eens opge
klauterd, langs
steile paden, die
hier en daar zelfs
beslist onbegaan
baar waren. Mooi
was het er, pijn-
boomen, beuken,
dennen en dan
weer stoere oude
eiken en rotsen.
Tot we ten slotte
het gezicht kregen
op Sicilië. En dat
was zóó mooi, die
blauwe zee. de
gulle zonneschijn,
het groen van de
sinaasappelgaar-
den, zóó mooi, dat
het voor een visi
oen van de Fata
Morgana niet on
derdeed en wij
ons gemis van den
morgen niet meer
betreurden.
De modernste bureaumachines staan ten
dienste om het enorme registratiewerk te
verlichten.
SCHOONHEID IN DE SCHADUW VAN
ROME.
Het is een vrü veelvuldig voorkomend en
zeer wel te verklaren verschijnsel, dat de
vreemdeling die Rome bezoekt, zoozeer on
der den indruk van deze onvergelijkelijke
metropole komt, dat hij zich nauwelijks
den tijd gunt, ook iets van de omstreken te
leeren kennen.
Velen bepalen zich tot de traditioneele,
gewoonlijk te vluchtige uitstapjes naar Ti-
voli, Frascati en enkele andere kasteelen
complexen; doch het schoone wonder van
de „campagna Romana", van de meren, de
reeds door de Romeinen zoozeer gewaar
deerde nabijheid van de zee, de charme van
de talrijke kleine bergdorpjes, het rijke
landschap vol van afwisseling en de vele
andere attracties van het oude Latium, zoo
als zij in wezen onverbrekelijk bij de Eeu
wige Stad behooren, ontgaan hun.
Een van de schoonste, bescheidenste en
door den toerist nog vrijwel onontdekte
plaatjes in de omgeving van Rome is Fara
Sabina, gelegen te midden van het veelom
streden, antieke Sabijnsche land. Het stad
je is op 46 Km. afstand van de hoofdstad,
tegen de heuvels gebouwd, en in de helder
ste morgenuren teekent zich tegen den ho
rizon de machtige koepel van de St. Pie
terskerk, af.
Vanuit het heuvellandschap van Fara Sa
bina is eenerzijds een deel van de Campag
na Romana te overzien, anderzijds verheft
zich de Monte Gennaro omringd door schil
derachtige dorpjes, zooals Palombara Sa
bina, Montelibretti, Nerola, Scandriglia,
Montorio Romano. In noordelijke richting
is, via het zeer aantrekkelijke stadje Rieti,
de ruim 2200 m. hooge Monte Terminillo
de uitverkoren wintersportplaats der Ro-
meinsche bevolking gemakkelijk te be
reiken. In de onmiddellijke nabijheid van
Fara Sabina, bijna verborgen door de Mon
te S. Martino, bevindt zich de keizerlijke
abdij van Farfa, eens een der meest ver
maarde centra der Benedictijner orde. In
vroeger tijd had dit klooster belangrijke
bezittingen te Pisa en te Milaan; thans is
het een versoberd verblijf van nijvere mon
niken wier motto luidt: Bidt en werkt. Vol
gens de legende zou deze abdij in het jaar
425 op de overblijfselen van een Romein-
schen tempel zijn opgetrokken.
In het stadje Toffia, dat enkele Km. van
Farfa verwijderd is, bevinden zich nog
verscheidene indrukwekkende bouwwer
ken uit de Middeleeuwen, o.a. de burcht
van Theodobald van Spoleto, welke uit het
begin der 10e eeuw dateerd, en de 12de
eeuwsche St. Laurenskerk.
Rondom het schoone landschap, dat met
zijn vele historische bouwwerken en zijn
zeer Romeinsche bevolking, de ongerept
heid van een grootsch verleden in verheu
gende gaafheid heeft bewaard, rijen zich
de steden als Viterbo, Rieti en Terni, met
haar milde sfeer van bezonkenheid. En er
is wellicht geen betere weg, om de schoon
heid van Italië in al haar vele verschijnings
vormen te leeren kennen, dan een niet te
haastig bezoek aan dit suggestieve gebied,
dat zich uitstrekt van Rome tot Perugia.
Rechts:
De kartotheekzaal
doet een leek
eenigszins besef
fen welk een
reusachtige verza
meling kaarten
hier wordt be
waard.