:omi
Het
geheim
van de Kiezelsteentjes
De Meeuwen
BzAit ponyeni en meiïjeA,!
Oplossing rondsel vorige week
Nieuw Raadsel
Hoe vonden jullie dat bericht van de week
in de krant, dat Den Helder nog eens een
stad van 60 000 inwoners zal worden? Heb
je. net al zoveel anderen misschien, je
schouders opgetrokken en gezegd: „Niks,
hoor. dat geloof ik niet." Nu, ik geloof het
wel. Natuurlijk zal dat volgend jaar of over
5 jaar of over 10 jaar nog wel niet het ge-
va: zijn, maar misschien over 25 jaar, als
jullie groot zjjn, als de jongens snorren en
baarden dragen en de meisjes permanente
haren hebben en deftige grote dames zijn.
Misschien duurt het nog wel 40 jaar of 50.
Ik kijk niet op een paar jaar, zoals je ziet,
maar dat onze stad zal groeien, dat ze
groot zal worden, dat geloof ik vast. En ik
sta in dat geloof niet alleen, zoals je ge
lezen hebt. Niemand minder dan onze bur
gemeester meent het ook en de directie der
Nederlandsche spoorwegen houdt er reke
ning mee met het nieuwe emplacement.
Wat een toekomst voor ons Nieuwediep,
vinden jullie niet?
Kijk, dat geeft weer wat moed. Je hebt
van die zwartkijkers, die zoeken alleen de
donkere plektjes op. 't Zijn uilen, die in de
nacht vliegen, 't Kan natuurlijk heel goed
zijn, dat Den Helder straks nog wel lelijk
de gevolgen van de oorlog zal voelen en
dat al m'n vriendjes en vriendinntjes. die
geëvacueerd zijn, daar zeer dankbaar voor
zijn. Maar dat alles is van voorbijgaande
aard. De vrede zal komen en de opbouw en
over een tijd zijn we het verdriet en de
angst vergeten en we houden wee evenveel
van Nieuwediep als voorheen.
Maar laat ik niet op m'n stokpaardje
rjjden. Dat komt zeker omdat ik m'n hart
aan Nieuwediep verpand heb. Nu we zeif
in het mooie Bergen wonen, verlangen we
nog naar Den Helder en al die Jutters die
er zitten en dat zijn er heel wat, die willen
wel zo meteen naar Nieuwediep teruglopen..
Dat komt, onthoud het.
Vandaag is het 1 Maart, dat betekent een
taart. De winnaar is:
MAARTEN KONINGSTEIN,
Beukenkampstraat 34, Den Helder.
Als je die taart hebben wil, je weet het,
moet je twee broodbonnen of vier bloem-
bonnen brengen. Als je dus vanmiddag
komt, dan krijg je het lekkers, nog voor
Zondag.
Nini Breel. Wat een boffer (of moet
ik schrijven gofster) ben jij, Nini. Drie da
gen voor je verjaardag ziek. Op je ver
jaardag zelf zo fris als een hoentje. En dan
een massa verrassingen. Dat was niet mis.
Tien zulke dagen in het jaar en je loopt
het hele jaar te lachen van genoegen. Ik
gun je ze, hoor.
Corie Goedegebuur, Callantsoog. Daar
hebben we dus pal tegeno /er elkaar ge
staan, Corrie, en ik heb je niet gekend.
Dat is jammer. Je kon m ook moeilijk aan
m'n jas trekken, daar midden in dat
schoollokaal.
Tini v. d. Wal. Als het met jou zo goed
gaat als met mij, Tini, dan is het best met
je in orde.
Dillie Goedegebuur. Je hebt gelijk, Dil-
lie, het is een ekster geweest, die je gezien
hebt. Een mooie vogel, hè? Van de zomer
zien we er weer veel in het buitenveld. Let
maar eens op, nu weet je hoe ze er uitzien.
Leuk, dat je oom net gelijk met mij jarig is,
maar het is jammer, maar het is jammer,
dat hij die feestdag niet thuis kan vieren,
't Is te hopen, dat hg weer spoedig thuis is.
Alie van 't Hert. Als je een prijs wil
winnen, Alie, en je naam bij do goede op
lossers wil vinden, dan moet je op tijd je
raadseloplossingen inzenden. Anders moet
ik je teleurstellen.
Jannie Kraak. Hoe is het met de
kleine Simon, Jannie, die in z'n jonge
leventje (drie maanden) al een keer moest
vluchten voor de bommen. Ik hoop maar,
dat hij dat nooit meer behoeft te doen op
de arm van z'n moeder, want oorlog, bah.
er is niets zo gemeen, zo laf en laag.
Marietje Schut. Jij bent ook een opti-
miste, Marietje, met je mededeling, dat
het al aardig naar de zomer gaat. Was het
maar waar, maar van de week hebben we
weer winters lopen rillen. Brrr, wat een
bittere kou en eergisteren regende het nog
Ijsnaaldjes in Den He der.
Annie Delver, Schagerbrug. Jullie hebt
in Schagen een mooie uitvoering gehad, is
het niet. Jannie. Ik heb het verslag gelezen.
Er was een volle zaal, een leuke aankleding
en er is goed gezongen en gespeeld. Ik heb
die operette al eens in Den Helder gezien.
Frans Pronk. Wij wonen eigenlijk ook
op een boerderij, Frans, het is tenminste een
boerderij, die verbouwd is als pension. Een
fijn ruim huis, met een grote schuur. En
weet je wat de kinderen het leukst vinden?
Dat aan de buitendeur, die uit een onder- en
bovendeur bestaat, een klopper zit Zo'n
ouderwetse klopper. Je begrijpt, dat is een
attractie, je denkt dat je -.veer in de middel
eeuwen zit.
Jan Hoogakker, Julianadorp. Dat is
lang geleden, Jan," dat ik van jou een teken
van leven kreeg. Heel lang:, maar gelukkig,
je bent gezond, je woont in Julianadorp en
je hart zit in Den Helder. Nu, het mjjne ook,
dat heb ik je zeker niet te zeggen^
Nely Roodenburg, Callantsoog. Ja. ik
heb daar bij jullie in die klas gestaan, Nely,
dat wist je niet, hè, anders nad ik zeker wel
een vriendelijk lachje van je gekregen. Nu,
daar reken ik volgende keer op.
Addertje, Breezand. Wat een leuk idee
van je vatler om je twee konijntjes voor je
verjaardag te geven. Dat is een levend ca
deau. het aardigste wat je kan krijgen. Je
zorgt er natuurlijk zelf heel goed voor. Wat
een gezellige dieren zijn die langoren, vind
je niet. Nog wel gefeliciteerd met je„ oom
schap". Lacht die kleine neef al tegen je?
Jan Wever, Breezand. 't Is waar, Jan,
ook veel vriendjes doen er mee met de
raadselrubriek, die nog tot het „kleine
grut" gerekend moeten worden en ik kan
de raadsels daar niet te moeilijk voor
maken.
Piet en Freek Bruul. Zo, gaan jullie
ook verhuizen, jongens. Nu, 't is een lolle
tje, zo'n verhuispartij, alleen voor Ji moe
der niet, die heeft er twee wexen zorg en
twee dagen hoofdpijn van.
Hier volgt jullie rijmpje:
Een muisje in haar holletje,
Die knikte wijs haar bolletje,
„O, grjjsje," riep ze, „kom toch thuis,
Want bij de mensen is 't niet pluis."
Jolianna Beekma. Wat voor een rare
ziekte heb jij nu, Joh? De ...progitus". Ik
kon die kwaal niet thuis brengen en ik heb
dat kwaaltje van jou maar onder „bron-
chitus" gerangschikt. Dat moet het zeker
zijn, niet? Gelukkig is de griep aan het
wegtrekken, die heeft genoeg slachtoffers
gemaakt. We zien hem met vreugde gaan.
Piet Beekma. Jullie zfln toch niet
oorlogje aan het spelen geweest, Piet? Dat
een van je vriendjes je toen een projectjel
tegen je lip smeet. Je ziet wel, je moet de
oorlog maar buiten jullie straat hóuden.
Een dikke lip is ook niets gedaan.
Dirkje Beekma. Zeven weken ziek is
een hele tijd, Dirkje. Ik kan me indenken,
dat je de wereld te rijk bent, dat je weer
gezond rondloopt. Nu, pas maar op, dat je
weer niet te pakken wordt genomen, want
het is niets gedaan.
Hendrika, Anna, Maria v. d. Velde.
Alsjeblieft, dat is niet mis, Hendrika, Anna,
Marie, en ik ben blij, dat je „in gewone
doen", zoals je me schrijft, gewoon Riekje
genoemd wordt. Wat jammer, dat je zoveel
ziek bent en dat je ook nu weer ligt. Fijn,
dat je op school evengoed zulke vorderin
gen hebt gemaakt en dat je al in de vierde
klas zit. Ik hoop, dat je gauw helemaal
beter wordt en niet meer zo sukkelt. Als ik
eens door jullie straat rijd, zal ik eens op
je letten.
Broer en Zus de Visser, Woudsend. Ik
denk, dat je vader en moeder nu wel ge
weest zijn, tweetal, en <at die feestdagen
achter de rug zijn. Als het voorjaar nu wat
vriendelijker wordt, zullen ze ook gemak
kelijker eens over kunnen wippen
Corrie v. Bale. Op de kalender heb ik
de mooie dagen van Februari niet aange
tekend, Corrie, en ik weet dus niet of er
zeven geweest zijn. Je weet, Februari heeft
zeven lentedagen. Hoeveel zou Maart er
brengen
Thea Engel, Hoorn. Heus, ik dacht
dat je het raadselen opgegeven had en dat
ik je af moest schrijven. Maar ik zie, dat
het nog niet het geval is en dat je Nieuwe
diep en de Heldersche Courant nog niet
vergeten bent. Hoe zou het ook kunnen.
Willie Vreugdenhil. Volgende week
wat meer vertellen, Willie, dit was een
mager briefje, hoor.
Magda Heinderman. Jij blijft onze stad
trouw, zie ik. Nu ,ik hoop, dat je weer gauw
al je vriendjes en vriendinnetjes bij je hebt
wonen.
Janny Delver, Schagerbrug. Hoe vond je
die tussentijdse vacantie, Janny, tengevolge
van de ziekte van je onderwijzer? Niet leuk,
zeker, want het was geen weer om buiten te
spelen. Dat zal over een maand, met de
Paasvacantie, hopen we beter zijn.
Willie Roeffel. Ik ben je oom niet,
Willy, maar je vriend, een grote vriend zelfs.
Nelie Roodenburg, Cellaritsoog. Ik
kom weer achteraan sukkelen met m'n ge
lukwens voor je verjaardag, Nely, maar
dat komt, omdat je briefje zo laat in m'n
handen komt. Van harte, hoor, en een geluk
kig jaar.
Harry Roe Is. Wat een gezellig tekenin
getje was dat Harry. Was het alvast maar
zover, dat het hooi op het land stond. Of
eigenlijk ook niet, want dan waren we
alweer een heel stuk door de zomer heen.
Atie Pronk. Natuurlijk, nichtje van
Frans, jij mag meedoen. Ik vind het zelfs
leiik, dat je meedoet, want je schrijft zo
keurig en zo gezellig.
Nu, jongens en meisjes, ik ben door de
briefjes heen. Tot volgende week hopen we
weer. Dan mogen jullie allemaal weer
schrijven.
1. Pepermunt of kruisemunt (de Munt in
Utrecht was ook niet fout hoor!)
2. Hand. (Een paar van mijn raadselschare
hac: de mouw van je pyama).
3. De letter s.
4. Pijpekop of spijkerkop. (Kaaskop heb
ik natuurlijk niet goed gerekend, want dat
was niet erg vriendelijk geweest tegenover
de Alkmaarders onder jullie!)
5. Hals.
Goede oplossingen ontvangen vant
Jacoba P„ Dieuwie S„ Marietje J„ Alie
v. 't H., Corrie v. B„ Betsie B., Harry R„
Maarten K., Corry K., Nini B„ Jo en Rie
K„ Tiny v. d. P„ Kees de W., Klaas de V.,
Jaap P., Lucie M., Trijntje K., Cor v. B„
Piet de L„ F. S„ Jettie B., „Doornroosje",
Henkie en Jantje S„ Joop S„ Joop van D„
Willem van D., Trijntje K„ Gerrit R., Ida
S„ Tini S., Toni J„ Betsy F., Hanny van L.,
Bep de W., Cor v. d. B„ Jaap P„ Ietje J.,
Piet K„ Lucie W., Jopie M., Neeltje P.,
Dillie G., Tini van B„ Klaasje Z., Jan van
B„ Atie P„ Eza de K„ Jan E„ Kees de B.,
Corrie G„ Gonda de R.. Jo B., Magda R.,
Annie en Bali van B., Tini v. W„ Piet T.,
Agatha K., Elly de Z„ Wilko N., Frans P.,
Betsie G„ Johan C.
Horizontaal.
1. Eetgerei.
3. led re.
Verticaal.
1. Staan bloemen ln.
2. Jongensnaam.
(Ingezonden door Jan Mekken, Schagen.)
EEN FLINKE ETER!
Een kraai eet in één jaar.... 700.000 in
secten. Als je nu even uitrekent wat dat
per dag geeft, dan zul je 't met mij eens
zijn, dat een kraai hard werkt!
door RIE HANSEN
Eéns, maar dat is al héél lang geleden,
was er een koning, die woonde in een
prachtig slot. Dat slot lag in een tuin en in
die tuin stonden bomen en bloemen, die
nooit verdorden en jaar in, jaar uit, zomer
en winter, altijd maar bloeiden en hun
blaadjes bleven altijd even fris en groen.
Die bloemen hadden kleuren, zoals jij en
ik nooit hebben gezien en ze hadden geu
ren, zoals jij en ik nooit zullen ruiken en
in de bomen zaten vogeltjes met veertjes,
haast even mooi als die bloemen en ze flo
ten wijsjes....! Daaraan kon je al dadelijk
horen dat 't tover-vogeltjes waren. En kun
je dat nu begrijpen? De koning aan wien
die prachtige tuin behoorde.... die was
daar heel niet blij mee. Ja, 't is ongelofe
lijk, maar de koning vond die altijd mooie
tuin vervelend. Zó vervelend, dat hij er
steeds boos en mopperend doorliep.
Om de koningstuin was een hoge muur
van heel fijn toverglas en zo kon ieder die
er langs kwam altijd alles zien. Ook den
ontevreden koning!
Maar de mensen keken alleen naar de
bloemen.... den ontevreden koning....
daar keek iedereen overheen.
Wie kijkt er ook naar een boos gezicht,
als er vlakbij zoveel moois te zien is?
Nu moet ik er nog bij vertellen, dat als je
langs die muur liep en naar binnen keek
en 't was niet mogelijk er langs te gaan
zónder te kijken, daar zorgde de toverglas-
muur wel voor dan moest je een liedje
zingen of je wilde of niet.
Dat liedje was zó:
Gluur, gluur, gluur
door de tovermuur,
Want de bloemen die je 'r ziet,
die verjagen elk verdriet.
Ik heb al gezegd, dat de mensen nooit
naar den koning keken en omdat 't niet al
leen een ontevreden koning was, maar ook
een vreselijk ijdele, die wilde, dat men naar
hém alleen zou zien en in 't geheel niet
naar de bloemen, werd-ie bozer dan boos
als hij 't Tovermuurliedje hoorde. En eens
werd dat zó erg, dat hij van boosheid een
hele dag in 't slot liep te stampvoeten en
dat maakte zó'n lawaai, dat iedereen dacht,
dat er in de slot-tuin getimmerd werd.
Misschien wordt er wel een tweede pa
leis gebouwd, zei men, en 's avonds, na hun
werk, gingen de mensen eens kijken wat
er aan de hand was.
Toen zagen ze, dat 't lawaai niet uit de
tuin kwam, maar uit 't slot.
Nu had de koning, in z'n boosheid, ver
geten de ramen te sluiten en daar zagen ze
opeens den stampvoetenden koning en toen
moesten ze lachen., lachen!
't Scheelde maar weinig of ze hadden de
toverglasmuur omver gelachen. En ze rie
pen ook erg oneerbiedige dingen. Maar dat
was de koning z'n eigen schuld, want voor
een stampvoetenden koning kun je toch
geen eerbied hebben!
Je begrijpt, dat de koning dit alles best
hoorde en plotseling stond-ie stil en styf als
de pilaren van z'n paleis.
Net zolang als het lachen en roepen duur
de.
Eenmaal uitgelachen, waren de mensen
toch wel nieuwsgierig.
Wat zou de koning nu doen?
Wat die deed?
't Hele paleis liet hij sluiten. En toen al
le ramen en alle deuren zorgvuldig geslo
ten waren, riep hij z'n dienstknechten en
aienstvrouwen bij zich en gebood: „Straks,
als 't donker is en alle mensen in hun hui
zen zijn, dan moeten alle bloemen van hun
stengels geslagen worden."
En de dienstknechten en de dienstvrou-
wen, die toch heel veel van de bloemen
hielden, ze móésten 't wel doen. Want wie
niet wilde, zou door den koning voorgoed
uit de tovertuin gejaagd worden en als je
eenmaal in een tovertuin hebt gewoond,
kun je nergens anders meer wennen, weet
je.
Daarom moesten ze den koning wel ge
hoorzamen, maar ze vonden 't zó erg, dat
ze om beurten stilletjes van hun werk lie
pen om in de tuin te gaan en daar zongen
ze zachtjes:
Als strakjes 't maantje daar boven zal staan
dan is 't met jullie al lang gedaan.
Toch deden jullie niemand ooit kwaad
Hoe kan 't dan, dat 't zó slecht jullie gaat!
De bloemen verstonden 't en werden een
beetje bang.
Daarom vertelden ze 't de vogeltjes, je
weet wel, die vogeltjes met bonte veertjes
en samen spraken ze af, stil te wachten wat
er gebeuren zou en elkaar tot 't uiterste te
helpen. En om de bloemen wat gerust te
stellen floten ze allerlei troost-wijsjes.
Toen kwam de nacht in de koningstuin,
waar de bloemen en vogeltjes angstig waak
ten en wachtten
En toen't is zó gauw gegaanopeens
kwamen wel duizend dienstknechten en
dienst vrouwenen even later.ston
den er.... alléén nog.... bloem-stengels.
Maar de grond was als een dik tapijt van
wonder-kleuren.
De vogeltjes., ze tjilpten zo triest., ze
hadden zo graag willen helpen en hadden
niets kunnen doen. Zachtjes gingen ze op
de lege bloemstengels zitten; dan waren
die stengels niet zo eenzaam en weer pro
beerden ze de bloemen te troosten, tot
eensklaps het allermooiste vogeltje „Pur
perveertje", door de stilte riep: „Fiep-Fiep-
Filala!" En allen herhaalden: „Fiep-Fiep-
Filala!" en zongen verder:
Purperveertje, voor één keertje
ga, ga, ga
naar Fiep-Fiep-Filala!
De bloemstengels en de arme bloemkelken
fluisterden vragend: „Fiep-Fiep-Filala"?
Maar de vogeltjes juichten alweer:
Purperveertje, ja, ja, ja,
ga vlug naar Fiep-Fiep-Filala!
En Purperveertjezong:
Luistert bloemen, luistert bloemen!
Ja, ja. ja, ik ga
naar Fiep-Fiep-Filala!
't Klonk alles zó blij, alsof er niet juist
ernstige dingen gebeurd waren in de tover
tuin en de vogeltjes vergaten heelmaal dat
't nacht was. Ze tjilpten zó luid, dat de ko
ning er wakker van werd en natuurlijk
weer bozer dan boos was. Maar ja, als je
m een tovertuin woont, kun je de vreemdste
dingen verwachten en dat moet je dan nog
heel gewoon vinden ook!
De koning, bozer dan boos, zoals ik al
vertelde, wou zo haastig uit z'n bed komen,
dat hij zich in de dekens verwarde en toen
viel-ie weer achterover terug en gelijk in
slaap, wat een geluk was voor de vogeltjes!
's Morgens vroeg ging de koning naar z'n
tuin, vol boos plezier. N u waren de bloe
men weg, n u zouden de mensen wel naar
hem alleen móéten kijken.
Maarhij had niet gedacht aan Pur
perveertje en dat die een grote vriend was
van Fiep-Fiep-Filala, de machtigste tover-
vogel die er leeft en die altijd helpt als er
lelijke dingen gebeuren. En als iemand je
kwaad doet en je bent altijd lief geweest
voor \ogeltjes, dan is Purperveertje dade
lijk bij de hand om ook voor jou naar Fiep-
Fiep-Filala te vliegen, 't Hindert niets dat
Fiep-Fiep-Filala aan het andere einde van
de wereld woont, want hij heeft z'n vriend
je Purperveertje tot 't allervlugste vogel
tje gemaakt en daardoor kan Purperveer
tje in één enkel uurtje over de wereld vlie
gen en nóg vlugger terug!
Deze nacht was Purperveertje óók naar
Fiep-Fiep-Filala gegaan en natuurlijk had
die 't weer goed weten te maken voor de
arme bloemen. Maar de boze koning, d i e
heeft ondervonden, dat Fiep-Fiep-Filala
niet alleen van hélpen weet; hij weet óók
van straffen.
Hoor maar eens!
De koning dan was op weg naar z'n tuin.
Maar op de onderste tree van de slottrap
kon hij opeens niet verder van verbazing
„Slaap ik nog"! Hij wreef z'n ogen eens
uitneen, hij was klaar wakker!
Maar, de paden waar gisteren niets
dan schelpen lagen, waren nu bedekt met
kiezelstenen in de wonderlijkste kleuren!
En toen hij langer keek, meende hij plot
seling bloemen te zien! Dat duurde maar
heel even, dadelijk zag hij, dat 't toch kie
zelstenen waren. Want Fiep-Fiep-Filala had
z'n werk goed gedaan en de afgeslagen
bloemkelken in échte kiezelsteentjes veran
derd; alleen hun kleuren hadden ze be
houden. Ze zouden nu nooit verstrapt kun
nen worden en niemand zou er ooit bloe
men in zien, behalve de koning. Dat kwam
omdat hy de bloemen zo lelijk behandeld
had.
Nu liggen er in bijna alle tuinen kiezel
steentjes. Ze komen allemaal uit de tover
tuin, maar omdat 't zolang geleden is dat
ze daar vandaan kwamen, zijn de kleuren
er afgesleten. Ze zijn nu grijs en wit van
ouderdom en alleen als je ze opraapt en
van dichtbij bekijkt, kun je aan de heel
fijne streepjes die èr doorlopen nog zien,
dat 't ééns bloemen waren.
Fiep-Fiep-Filala weet wel wat hij doet!
Diezelfde nacht is óók 't gras op de wereld
gekomen, want Fiep-Fiep-Filala maakte al
de eenzame bloemstengels tot lichte gras
helmpjes en graspluimpjes. En tussen die
lichte halmpjes en pluimpjes toverde Fiep-
Fiep-Filala nieuwe bloemen. Ze leken op
de bonte vogeltjes, die nu weer blij en rus
tig in hun nestjes zaten. Eigenlijk was de
tuin nog mooier geworden. Alleen was 't
jammer, dat de bloemen die op vogeltjes
leken en inplaats van groene blaadjes, groe
ne veertjes hadden, niet langer dan drie
duizend jaar bloeien konden en dat is erg
kort voor een toverbloem. En daardoor
komt 't dan ook, dat je n u nooit meer een
bloem ziet met veertjes inplaats van blaad
jes.
Tóen gebeurde 't, dat de koning z'n voet
op 't kiezelpad zetten.... daar begonnen
de kiezelsteentjes te bewegen.... als bloe
men in de windEn de koning viel en
z'n kroon viel óók en z'n koningsmantel
scheurde. En hij kon niet meer overeind
komen, want niet één kiezel lag ook maar
een ogenblikje stil.
Toen hebben de mensen den bozen, ijde-
len koning zóó uitgelachen, dat de tover
glasmuur er van sprong en van dót ogen
blik af, is er overal gras en zijn er overal
kiezelsteentjes en kun je overal een stukje
van die oude tovertuin terugvinden.
De koning heeft ingezien, hoe verkeerd
hij gehandeld had en hij had zó'n spijt van
z'n daad, dat er twee tranen uit z'n ogen
rolden en dat is voor een koning erg veel
en net genoeg om Purperveertje te bewe
gen nóg eens naar Fiep-Fiep-Filala te vlie
gen, maar nu voor den koning. En als Pur
perveertje niet verteld had van die twee
koningstranen, nu. dan geloof ik, dat de
koning nu nóg niet overeind was. Want
Fiep-Fiep-Filala kan héél streng zijn!
't Is door Purperveertje's goede hartje,
dat de koning weer op kon staan en gaan
waar hij wilde. En 't is óók 't goede hartje
van Purperveertje geweest, dat den bozen
koning tot een goede maakte.
Purperveertje weet dat wel niet en hij
heeft dan ook nooit begrepen, waarom de
koning hem een van z'n kronen gaf om er
een nestje in te bouwen. En de mensen
hebben nooit gemerkt, dat 't om Purper
veertje was, dat ze nu altijd in de tover
tuin mochten komen en de koning er geen
nieuwe toverglasmuur om liet bouwen.
Wél hebben ze gemerkt, dat in een tover
tuin een boze koning een goede worden
kan.
Daardoor hoor je zelfs nu nog wel dit
liedje:
Eéns was er een oude tovertuin,
daar woonde een koning in.
Maar weet je wat zo jammer was?
Die was van kwade zin.
Maar de tovertuin die leerde h'm goed
hoe of een koning wezen moet.
Een stukje van die tovertuin
draagt ieder in z'n hart.
Dat kun je 't allerbeste zien
wanneer je vrolijk lacht.
Ja, een tovertuin die leert je goed
hoe of je altijd wezen moet!
Kijk eens naar die mooie meeuwen,
Hoe ze vliegen langs de gracht,
Hoe ze zwenken, zwaaien, stijgen,
Dan weer duiken onverwacht.
Let eens op die brede vleugels,
Ze zijn haast zo breed als jij bent lang,
Toch vinden ze jou heel reusachtig,
Want als je komt dan zijn ze bang!
Maar nu in 't hartje van de winter,
Is 't voor de meeuw een hele toer,
Om daaglijks aan de kost te komen,
Geef jij ze dus maar eens wat voer.
Strooi uit 't raam maar eens wat kruimels
Dan komt de hele meeuwensdhaar,
Al krijschend op je af gevlogen,
Dat zit elkaar ook nog in 't haar.
Ze pikken, vangen wat ze kunnen,
En heeft er een een grote buit,
Dan vliegt de hele troep er achter,
Dat vechten ze wel uit.
Wanneer je in de koude dagen
Iets van je boterham m'ssen kunt,
Dan hoop ik dat je de witte meeuwen
Ook een extra stukje gunt.
J. B. C.
(Nw. Rott. C,i