:omi Het geheim van de Kiezelsteentjes De Meeuwen BzAit ponyeni en meiïjeA,! Oplossing rondsel vorige week Nieuw Raadsel Hoe vonden jullie dat bericht van de week in de krant, dat Den Helder nog eens een stad van 60 000 inwoners zal worden? Heb je. net al zoveel anderen misschien, je schouders opgetrokken en gezegd: „Niks, hoor. dat geloof ik niet." Nu, ik geloof het wel. Natuurlijk zal dat volgend jaar of over 5 jaar of over 10 jaar nog wel niet het ge- va: zijn, maar misschien over 25 jaar, als jullie groot zjjn, als de jongens snorren en baarden dragen en de meisjes permanente haren hebben en deftige grote dames zijn. Misschien duurt het nog wel 40 jaar of 50. Ik kijk niet op een paar jaar, zoals je ziet, maar dat onze stad zal groeien, dat ze groot zal worden, dat geloof ik vast. En ik sta in dat geloof niet alleen, zoals je ge lezen hebt. Niemand minder dan onze bur gemeester meent het ook en de directie der Nederlandsche spoorwegen houdt er reke ning mee met het nieuwe emplacement. Wat een toekomst voor ons Nieuwediep, vinden jullie niet? Kijk, dat geeft weer wat moed. Je hebt van die zwartkijkers, die zoeken alleen de donkere plektjes op. 't Zijn uilen, die in de nacht vliegen, 't Kan natuurlijk heel goed zijn, dat Den Helder straks nog wel lelijk de gevolgen van de oorlog zal voelen en dat al m'n vriendjes en vriendinntjes. die geëvacueerd zijn, daar zeer dankbaar voor zijn. Maar dat alles is van voorbijgaande aard. De vrede zal komen en de opbouw en over een tijd zijn we het verdriet en de angst vergeten en we houden wee evenveel van Nieuwediep als voorheen. Maar laat ik niet op m'n stokpaardje rjjden. Dat komt zeker omdat ik m'n hart aan Nieuwediep verpand heb. Nu we zeif in het mooie Bergen wonen, verlangen we nog naar Den Helder en al die Jutters die er zitten en dat zijn er heel wat, die willen wel zo meteen naar Nieuwediep teruglopen.. Dat komt, onthoud het. Vandaag is het 1 Maart, dat betekent een taart. De winnaar is: MAARTEN KONINGSTEIN, Beukenkampstraat 34, Den Helder. Als je die taart hebben wil, je weet het, moet je twee broodbonnen of vier bloem- bonnen brengen. Als je dus vanmiddag komt, dan krijg je het lekkers, nog voor Zondag. Nini Breel. Wat een boffer (of moet ik schrijven gofster) ben jij, Nini. Drie da gen voor je verjaardag ziek. Op je ver jaardag zelf zo fris als een hoentje. En dan een massa verrassingen. Dat was niet mis. Tien zulke dagen in het jaar en je loopt het hele jaar te lachen van genoegen. Ik gun je ze, hoor. Corie Goedegebuur, Callantsoog. Daar hebben we dus pal tegeno /er elkaar ge staan, Corrie, en ik heb je niet gekend. Dat is jammer. Je kon m ook moeilijk aan m'n jas trekken, daar midden in dat schoollokaal. Tini v. d. Wal. Als het met jou zo goed gaat als met mij, Tini, dan is het best met je in orde. Dillie Goedegebuur. Je hebt gelijk, Dil- lie, het is een ekster geweest, die je gezien hebt. Een mooie vogel, hè? Van de zomer zien we er weer veel in het buitenveld. Let maar eens op, nu weet je hoe ze er uitzien. Leuk, dat je oom net gelijk met mij jarig is, maar het is jammer, maar het is jammer, dat hij die feestdag niet thuis kan vieren, 't Is te hopen, dat hg weer spoedig thuis is. Alie van 't Hert. Als je een prijs wil winnen, Alie, en je naam bij do goede op lossers wil vinden, dan moet je op tijd je raadseloplossingen inzenden. Anders moet ik je teleurstellen. Jannie Kraak. Hoe is het met de kleine Simon, Jannie, die in z'n jonge leventje (drie maanden) al een keer moest vluchten voor de bommen. Ik hoop maar, dat hij dat nooit meer behoeft te doen op de arm van z'n moeder, want oorlog, bah. er is niets zo gemeen, zo laf en laag. Marietje Schut. Jij bent ook een opti- miste, Marietje, met je mededeling, dat het al aardig naar de zomer gaat. Was het maar waar, maar van de week hebben we weer winters lopen rillen. Brrr, wat een bittere kou en eergisteren regende het nog Ijsnaaldjes in Den He der. Annie Delver, Schagerbrug. Jullie hebt in Schagen een mooie uitvoering gehad, is het niet. Jannie. Ik heb het verslag gelezen. Er was een volle zaal, een leuke aankleding en er is goed gezongen en gespeeld. Ik heb die operette al eens in Den Helder gezien. Frans Pronk. Wij wonen eigenlijk ook op een boerderij, Frans, het is tenminste een boerderij, die verbouwd is als pension. Een fijn ruim huis, met een grote schuur. En weet je wat de kinderen het leukst vinden? Dat aan de buitendeur, die uit een onder- en bovendeur bestaat, een klopper zit Zo'n ouderwetse klopper. Je begrijpt, dat is een attractie, je denkt dat je -.veer in de middel eeuwen zit. Jan Hoogakker, Julianadorp. Dat is lang geleden, Jan," dat ik van jou een teken van leven kreeg. Heel lang:, maar gelukkig, je bent gezond, je woont in Julianadorp en je hart zit in Den Helder. Nu, het mjjne ook, dat heb ik je zeker niet te zeggen^ Nely Roodenburg, Callantsoog. Ja. ik heb daar bij jullie in die klas gestaan, Nely, dat wist je niet, hè, anders nad ik zeker wel een vriendelijk lachje van je gekregen. Nu, daar reken ik volgende keer op. Addertje, Breezand. Wat een leuk idee van je vatler om je twee konijntjes voor je verjaardag te geven. Dat is een levend ca deau. het aardigste wat je kan krijgen. Je zorgt er natuurlijk zelf heel goed voor. Wat een gezellige dieren zijn die langoren, vind je niet. Nog wel gefeliciteerd met je„ oom schap". Lacht die kleine neef al tegen je? Jan Wever, Breezand. 't Is waar, Jan, ook veel vriendjes doen er mee met de raadselrubriek, die nog tot het „kleine grut" gerekend moeten worden en ik kan de raadsels daar niet te moeilijk voor maken. Piet en Freek Bruul. Zo, gaan jullie ook verhuizen, jongens. Nu, 't is een lolle tje, zo'n verhuispartij, alleen voor Ji moe der niet, die heeft er twee wexen zorg en twee dagen hoofdpijn van. Hier volgt jullie rijmpje: Een muisje in haar holletje, Die knikte wijs haar bolletje, „O, grjjsje," riep ze, „kom toch thuis, Want bij de mensen is 't niet pluis." Jolianna Beekma. Wat voor een rare ziekte heb jij nu, Joh? De ...progitus". Ik kon die kwaal niet thuis brengen en ik heb dat kwaaltje van jou maar onder „bron- chitus" gerangschikt. Dat moet het zeker zijn, niet? Gelukkig is de griep aan het wegtrekken, die heeft genoeg slachtoffers gemaakt. We zien hem met vreugde gaan. Piet Beekma. Jullie zfln toch niet oorlogje aan het spelen geweest, Piet? Dat een van je vriendjes je toen een projectjel tegen je lip smeet. Je ziet wel, je moet de oorlog maar buiten jullie straat hóuden. Een dikke lip is ook niets gedaan. Dirkje Beekma. Zeven weken ziek is een hele tijd, Dirkje. Ik kan me indenken, dat je de wereld te rijk bent, dat je weer gezond rondloopt. Nu, pas maar op, dat je weer niet te pakken wordt genomen, want het is niets gedaan. Hendrika, Anna, Maria v. d. Velde. Alsjeblieft, dat is niet mis, Hendrika, Anna, Marie, en ik ben blij, dat je „in gewone doen", zoals je me schrijft, gewoon Riekje genoemd wordt. Wat jammer, dat je zoveel ziek bent en dat je ook nu weer ligt. Fijn, dat je op school evengoed zulke vorderin gen hebt gemaakt en dat je al in de vierde klas zit. Ik hoop, dat je gauw helemaal beter wordt en niet meer zo sukkelt. Als ik eens door jullie straat rijd, zal ik eens op je letten. Broer en Zus de Visser, Woudsend. Ik denk, dat je vader en moeder nu wel ge weest zijn, tweetal, en <at die feestdagen achter de rug zijn. Als het voorjaar nu wat vriendelijker wordt, zullen ze ook gemak kelijker eens over kunnen wippen Corrie v. Bale. Op de kalender heb ik de mooie dagen van Februari niet aange tekend, Corrie, en ik weet dus niet of er zeven geweest zijn. Je weet, Februari heeft zeven lentedagen. Hoeveel zou Maart er brengen Thea Engel, Hoorn. Heus, ik dacht dat je het raadselen opgegeven had en dat ik je af moest schrijven. Maar ik zie, dat het nog niet het geval is en dat je Nieuwe diep en de Heldersche Courant nog niet vergeten bent. Hoe zou het ook kunnen. Willie Vreugdenhil. Volgende week wat meer vertellen, Willie, dit was een mager briefje, hoor. Magda Heinderman. Jij blijft onze stad trouw, zie ik. Nu ,ik hoop, dat je weer gauw al je vriendjes en vriendinnetjes bij je hebt wonen. Janny Delver, Schagerbrug. Hoe vond je die tussentijdse vacantie, Janny, tengevolge van de ziekte van je onderwijzer? Niet leuk, zeker, want het was geen weer om buiten te spelen. Dat zal over een maand, met de Paasvacantie, hopen we beter zijn. Willie Roeffel. Ik ben je oom niet, Willy, maar je vriend, een grote vriend zelfs. Nelie Roodenburg, Cellaritsoog. Ik kom weer achteraan sukkelen met m'n ge lukwens voor je verjaardag, Nely, maar dat komt, omdat je briefje zo laat in m'n handen komt. Van harte, hoor, en een geluk kig jaar. Harry Roe Is. Wat een gezellig tekenin getje was dat Harry. Was het alvast maar zover, dat het hooi op het land stond. Of eigenlijk ook niet, want dan waren we alweer een heel stuk door de zomer heen. Atie Pronk. Natuurlijk, nichtje van Frans, jij mag meedoen. Ik vind het zelfs leiik, dat je meedoet, want je schrijft zo keurig en zo gezellig. Nu, jongens en meisjes, ik ben door de briefjes heen. Tot volgende week hopen we weer. Dan mogen jullie allemaal weer schrijven. 1. Pepermunt of kruisemunt (de Munt in Utrecht was ook niet fout hoor!) 2. Hand. (Een paar van mijn raadselschare hac: de mouw van je pyama). 3. De letter s. 4. Pijpekop of spijkerkop. (Kaaskop heb ik natuurlijk niet goed gerekend, want dat was niet erg vriendelijk geweest tegenover de Alkmaarders onder jullie!) 5. Hals. Goede oplossingen ontvangen vant Jacoba P„ Dieuwie S„ Marietje J„ Alie v. 't H., Corrie v. B„ Betsie B., Harry R„ Maarten K., Corry K., Nini B„ Jo en Rie K„ Tiny v. d. P„ Kees de W., Klaas de V., Jaap P., Lucie M., Trijntje K., Cor v. B„ Piet de L„ F. S„ Jettie B., „Doornroosje", Henkie en Jantje S„ Joop S„ Joop van D„ Willem van D., Trijntje K„ Gerrit R., Ida S„ Tini S., Toni J„ Betsy F., Hanny van L., Bep de W., Cor v. d. B„ Jaap P„ Ietje J., Piet K„ Lucie W., Jopie M., Neeltje P., Dillie G., Tini van B„ Klaasje Z., Jan van B„ Atie P„ Eza de K„ Jan E„ Kees de B., Corrie G„ Gonda de R.. Jo B., Magda R., Annie en Bali van B., Tini v. W„ Piet T., Agatha K., Elly de Z„ Wilko N., Frans P., Betsie G„ Johan C. Horizontaal. 1. Eetgerei. 3. led re. Verticaal. 1. Staan bloemen ln. 2. Jongensnaam. (Ingezonden door Jan Mekken, Schagen.) EEN FLINKE ETER! Een kraai eet in één jaar.... 700.000 in secten. Als je nu even uitrekent wat dat per dag geeft, dan zul je 't met mij eens zijn, dat een kraai hard werkt! door RIE HANSEN Eéns, maar dat is al héél lang geleden, was er een koning, die woonde in een prachtig slot. Dat slot lag in een tuin en in die tuin stonden bomen en bloemen, die nooit verdorden en jaar in, jaar uit, zomer en winter, altijd maar bloeiden en hun blaadjes bleven altijd even fris en groen. Die bloemen hadden kleuren, zoals jij en ik nooit hebben gezien en ze hadden geu ren, zoals jij en ik nooit zullen ruiken en in de bomen zaten vogeltjes met veertjes, haast even mooi als die bloemen en ze flo ten wijsjes....! Daaraan kon je al dadelijk horen dat 't tover-vogeltjes waren. En kun je dat nu begrijpen? De koning aan wien die prachtige tuin behoorde.... die was daar heel niet blij mee. Ja, 't is ongelofe lijk, maar de koning vond die altijd mooie tuin vervelend. Zó vervelend, dat hij er steeds boos en mopperend doorliep. Om de koningstuin was een hoge muur van heel fijn toverglas en zo kon ieder die er langs kwam altijd alles zien. Ook den ontevreden koning! Maar de mensen keken alleen naar de bloemen.... den ontevreden koning.... daar keek iedereen overheen. Wie kijkt er ook naar een boos gezicht, als er vlakbij zoveel moois te zien is? Nu moet ik er nog bij vertellen, dat als je langs die muur liep en naar binnen keek en 't was niet mogelijk er langs te gaan zónder te kijken, daar zorgde de toverglas- muur wel voor dan moest je een liedje zingen of je wilde of niet. Dat liedje was zó: Gluur, gluur, gluur door de tovermuur, Want de bloemen die je 'r ziet, die verjagen elk verdriet. Ik heb al gezegd, dat de mensen nooit naar den koning keken en omdat 't niet al leen een ontevreden koning was, maar ook een vreselijk ijdele, die wilde, dat men naar hém alleen zou zien en in 't geheel niet naar de bloemen, werd-ie bozer dan boos als hij 't Tovermuurliedje hoorde. En eens werd dat zó erg, dat hij van boosheid een hele dag in 't slot liep te stampvoeten en dat maakte zó'n lawaai, dat iedereen dacht, dat er in de slot-tuin getimmerd werd. Misschien wordt er wel een tweede pa leis gebouwd, zei men, en 's avonds, na hun werk, gingen de mensen eens kijken wat er aan de hand was. Toen zagen ze, dat 't lawaai niet uit de tuin kwam, maar uit 't slot. Nu had de koning, in z'n boosheid, ver geten de ramen te sluiten en daar zagen ze opeens den stampvoetenden koning en toen moesten ze lachen., lachen! 't Scheelde maar weinig of ze hadden de toverglasmuur omver gelachen. En ze rie pen ook erg oneerbiedige dingen. Maar dat was de koning z'n eigen schuld, want voor een stampvoetenden koning kun je toch geen eerbied hebben! Je begrijpt, dat de koning dit alles best hoorde en plotseling stond-ie stil en styf als de pilaren van z'n paleis. Net zolang als het lachen en roepen duur de. Eenmaal uitgelachen, waren de mensen toch wel nieuwsgierig. Wat zou de koning nu doen? Wat die deed? 't Hele paleis liet hij sluiten. En toen al le ramen en alle deuren zorgvuldig geslo ten waren, riep hij z'n dienstknechten en aienstvrouwen bij zich en gebood: „Straks, als 't donker is en alle mensen in hun hui zen zijn, dan moeten alle bloemen van hun stengels geslagen worden." En de dienstknechten en de dienstvrou- wen, die toch heel veel van de bloemen hielden, ze móésten 't wel doen. Want wie niet wilde, zou door den koning voorgoed uit de tovertuin gejaagd worden en als je eenmaal in een tovertuin hebt gewoond, kun je nergens anders meer wennen, weet je. Daarom moesten ze den koning wel ge hoorzamen, maar ze vonden 't zó erg, dat ze om beurten stilletjes van hun werk lie pen om in de tuin te gaan en daar zongen ze zachtjes: Als strakjes 't maantje daar boven zal staan dan is 't met jullie al lang gedaan. Toch deden jullie niemand ooit kwaad Hoe kan 't dan, dat 't zó slecht jullie gaat! De bloemen verstonden 't en werden een beetje bang. Daarom vertelden ze 't de vogeltjes, je weet wel, die vogeltjes met bonte veertjes en samen spraken ze af, stil te wachten wat er gebeuren zou en elkaar tot 't uiterste te helpen. En om de bloemen wat gerust te stellen floten ze allerlei troost-wijsjes. Toen kwam de nacht in de koningstuin, waar de bloemen en vogeltjes angstig waak ten en wachtten En toen't is zó gauw gegaanopeens kwamen wel duizend dienstknechten en dienst vrouwenen even later.ston den er.... alléén nog.... bloem-stengels. Maar de grond was als een dik tapijt van wonder-kleuren. De vogeltjes., ze tjilpten zo triest., ze hadden zo graag willen helpen en hadden niets kunnen doen. Zachtjes gingen ze op de lege bloemstengels zitten; dan waren die stengels niet zo eenzaam en weer pro beerden ze de bloemen te troosten, tot eensklaps het allermooiste vogeltje „Pur perveertje", door de stilte riep: „Fiep-Fiep- Filala!" En allen herhaalden: „Fiep-Fiep- Filala!" en zongen verder: Purperveertje, voor één keertje ga, ga, ga naar Fiep-Fiep-Filala! De bloemstengels en de arme bloemkelken fluisterden vragend: „Fiep-Fiep-Filala"? Maar de vogeltjes juichten alweer: Purperveertje, ja, ja, ja, ga vlug naar Fiep-Fiep-Filala! En Purperveertjezong: Luistert bloemen, luistert bloemen! Ja, ja. ja, ik ga naar Fiep-Fiep-Filala! 't Klonk alles zó blij, alsof er niet juist ernstige dingen gebeurd waren in de tover tuin en de vogeltjes vergaten heelmaal dat 't nacht was. Ze tjilpten zó luid, dat de ko ning er wakker van werd en natuurlijk weer bozer dan boos was. Maar ja, als je m een tovertuin woont, kun je de vreemdste dingen verwachten en dat moet je dan nog heel gewoon vinden ook! De koning, bozer dan boos, zoals ik al vertelde, wou zo haastig uit z'n bed komen, dat hij zich in de dekens verwarde en toen viel-ie weer achterover terug en gelijk in slaap, wat een geluk was voor de vogeltjes! 's Morgens vroeg ging de koning naar z'n tuin, vol boos plezier. N u waren de bloe men weg, n u zouden de mensen wel naar hem alleen móéten kijken. Maarhij had niet gedacht aan Pur perveertje en dat die een grote vriend was van Fiep-Fiep-Filala, de machtigste tover- vogel die er leeft en die altijd helpt als er lelijke dingen gebeuren. En als iemand je kwaad doet en je bent altijd lief geweest voor \ogeltjes, dan is Purperveertje dade lijk bij de hand om ook voor jou naar Fiep- Fiep-Filala te vliegen, 't Hindert niets dat Fiep-Fiep-Filala aan het andere einde van de wereld woont, want hij heeft z'n vriend je Purperveertje tot 't allervlugste vogel tje gemaakt en daardoor kan Purperveer tje in één enkel uurtje over de wereld vlie gen en nóg vlugger terug! Deze nacht was Purperveertje óók naar Fiep-Fiep-Filala gegaan en natuurlijk had die 't weer goed weten te maken voor de arme bloemen. Maar de boze koning, d i e heeft ondervonden, dat Fiep-Fiep-Filala niet alleen van hélpen weet; hij weet óók van straffen. Hoor maar eens! De koning dan was op weg naar z'n tuin. Maar op de onderste tree van de slottrap kon hij opeens niet verder van verbazing „Slaap ik nog"! Hij wreef z'n ogen eens uitneen, hij was klaar wakker! Maar, de paden waar gisteren niets dan schelpen lagen, waren nu bedekt met kiezelstenen in de wonderlijkste kleuren! En toen hij langer keek, meende hij plot seling bloemen te zien! Dat duurde maar heel even, dadelijk zag hij, dat 't toch kie zelstenen waren. Want Fiep-Fiep-Filala had z'n werk goed gedaan en de afgeslagen bloemkelken in échte kiezelsteentjes veran derd; alleen hun kleuren hadden ze be houden. Ze zouden nu nooit verstrapt kun nen worden en niemand zou er ooit bloe men in zien, behalve de koning. Dat kwam omdat hy de bloemen zo lelijk behandeld had. Nu liggen er in bijna alle tuinen kiezel steentjes. Ze komen allemaal uit de tover tuin, maar omdat 't zolang geleden is dat ze daar vandaan kwamen, zijn de kleuren er afgesleten. Ze zijn nu grijs en wit van ouderdom en alleen als je ze opraapt en van dichtbij bekijkt, kun je aan de heel fijne streepjes die èr doorlopen nog zien, dat 't ééns bloemen waren. Fiep-Fiep-Filala weet wel wat hij doet! Diezelfde nacht is óók 't gras op de wereld gekomen, want Fiep-Fiep-Filala maakte al de eenzame bloemstengels tot lichte gras helmpjes en graspluimpjes. En tussen die lichte halmpjes en pluimpjes toverde Fiep- Fiep-Filala nieuwe bloemen. Ze leken op de bonte vogeltjes, die nu weer blij en rus tig in hun nestjes zaten. Eigenlijk was de tuin nog mooier geworden. Alleen was 't jammer, dat de bloemen die op vogeltjes leken en inplaats van groene blaadjes, groe ne veertjes hadden, niet langer dan drie duizend jaar bloeien konden en dat is erg kort voor een toverbloem. En daardoor komt 't dan ook, dat je n u nooit meer een bloem ziet met veertjes inplaats van blaad jes. Tóen gebeurde 't, dat de koning z'n voet op 't kiezelpad zetten.... daar begonnen de kiezelsteentjes te bewegen.... als bloe men in de windEn de koning viel en z'n kroon viel óók en z'n koningsmantel scheurde. En hij kon niet meer overeind komen, want niet één kiezel lag ook maar een ogenblikje stil. Toen hebben de mensen den bozen, ijde- len koning zóó uitgelachen, dat de tover glasmuur er van sprong en van dót ogen blik af, is er overal gras en zijn er overal kiezelsteentjes en kun je overal een stukje van die oude tovertuin terugvinden. De koning heeft ingezien, hoe verkeerd hij gehandeld had en hij had zó'n spijt van z'n daad, dat er twee tranen uit z'n ogen rolden en dat is voor een koning erg veel en net genoeg om Purperveertje te bewe gen nóg eens naar Fiep-Fiep-Filala te vlie gen, maar nu voor den koning. En als Pur perveertje niet verteld had van die twee koningstranen, nu. dan geloof ik, dat de koning nu nóg niet overeind was. Want Fiep-Fiep-Filala kan héél streng zijn! 't Is door Purperveertje's goede hartje, dat de koning weer op kon staan en gaan waar hij wilde. En 't is óók 't goede hartje van Purperveertje geweest, dat den bozen koning tot een goede maakte. Purperveertje weet dat wel niet en hij heeft dan ook nooit begrepen, waarom de koning hem een van z'n kronen gaf om er een nestje in te bouwen. En de mensen hebben nooit gemerkt, dat 't om Purper veertje was, dat ze nu altijd in de tover tuin mochten komen en de koning er geen nieuwe toverglasmuur om liet bouwen. Wél hebben ze gemerkt, dat in een tover tuin een boze koning een goede worden kan. Daardoor hoor je zelfs nu nog wel dit liedje: Eéns was er een oude tovertuin, daar woonde een koning in. Maar weet je wat zo jammer was? Die was van kwade zin. Maar de tovertuin die leerde h'm goed hoe of een koning wezen moet. Een stukje van die tovertuin draagt ieder in z'n hart. Dat kun je 't allerbeste zien wanneer je vrolijk lacht. Ja, een tovertuin die leert je goed hoe of je altijd wezen moet! Kijk eens naar die mooie meeuwen, Hoe ze vliegen langs de gracht, Hoe ze zwenken, zwaaien, stijgen, Dan weer duiken onverwacht. Let eens op die brede vleugels, Ze zijn haast zo breed als jij bent lang, Toch vinden ze jou heel reusachtig, Want als je komt dan zijn ze bang! Maar nu in 't hartje van de winter, Is 't voor de meeuw een hele toer, Om daaglijks aan de kost te komen, Geef jij ze dus maar eens wat voer. Strooi uit 't raam maar eens wat kruimels Dan komt de hele meeuwensdhaar, Al krijschend op je af gevlogen, Dat zit elkaar ook nog in 't haar. Ze pikken, vangen wat ze kunnen, En heeft er een een grote buit, Dan vliegt de hele troep er achter, Dat vechten ze wel uit. Wanneer je in de koude dagen Iets van je boterham m'ssen kunt, Dan hoop ik dat je de witte meeuwen Ook een extra stukje gunt. J. B. C. (Nw. Rott. C,i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 8