MAART
Ingezonden
Optimisme
Vandaag
Dinsdag 4 Maart 1941
Tweede Blad
^iaxUnueuiu^L
Breezander enKoegrasser
evacué's zijn tevreden
Zal de trein ook Zondags stoppen?
ió ui dei tcuid
WINTERHULP^NEDERIAND
36310
is dc girorekening van den
Gemeente-ontvanger,
Stort hierop Uw gavenvoor
f, Winterhulp".
Begrafenis
wijlen W. Bischoff
„Een medemensch
gaat heen"
Een unicum
in de vogelwereld
J^xeiücA tueuuvi
ïlieuuM uit tOJc
Lentelijke krabbel
voor 50 jaar j
Goed werk van den Helderschen
stationschef.
Men heeft in de Heldersche Courant
van J.I. Zaterdag het een en ander ge
lezen omtrent de pogingen die van de
zijde van de Helderschen stationschef
aangewend werden om voor de gedu
peerde evacué's in Koegras en Breezand
een gunstiger regeling te verkrijgen.
Het blijkt, dat de heer Gouda inderdaad
succes heeft mogen boeken en zelfs een
dermate succes, dat de tijdelijke be
woners van beide plaatsen hem onge
twijfeld dankbaar zullen zijn. In dit ver
band hoorden wij dan ook reeds menige
tevredenheidsbetuiging.
Zooals men weet, was reeds besloten,
dat de eerste tréin naar en de laatste uit
Den Helder stoppen zou te Koegras en
Breezand. Dat beteekende evenwel, dat
men voor de nioeilijkheid stond hoe te
werk te gaan, nu men des avonds om
half negen thuis moet zijn. Op dit pro
bleem werd door den heer Gouda met
nadruk gewezen en het resultaat is ge
worden, dat Utrecht voor dermate door
slaggevende argumenten bezweek en de
regeling herzag.
Zaterdag werd nog het besluit door
gegeven. Een besluit, waarin bepaald
werd, dat de eerste trein naar Den Helder
zou stoppen en dat eveneens zou stoppen
de trein die 's avonds te 19.32 uur ver
trekt uit Den Helder.
Een regeling die zeker naar den zin is
van verreweg het meerendeel der evacué's.
Evenwel... deze regeling geldt tot nu
toe uitsluitend voor werkdagen. Wederom
heeft de Chef zich echter in verbinding
met Utrecht gesteld en er op gewezen, dat
het noodzakelijk is, dat men deze men-
schen ook Zondags in de gelegenheid
stelt contact met hun woonplaats te heb
ben. Naar wjj vernemen heeft Utrecht
toegezegd een en ander ernstig in beraad
te nemen en te zien of deze mogelijkheid
voor verwezenlijking uitvoerbaar is.
Hopen wij, dat dit inderdaad het geval
moge zijn.
Tenslotte moge nog vermeld worden,
dat de Inzender van het schrijven aan de
directie der N.S. eveneens antwoord ont
vangen heeft van den Chef der Commer-
cieele Afdeeling, waarin deze mededeelde
het bovenstaande besluit. Eveneens werd
daarin vermeld, dat het de reizigers niet
geoorloofd is thans meer van de speciale
werkliedentreinen (Kooij- en Werftrein)
gebruiR te maken.
Het oude spreekwoord „Maart roert zgn
Staart" heeft in de paar dagen van deze
maand, die nu achter ons ligen, zijn waarde
alweer bewezen.
Maart deed ijn intrede op een wijze, dat
men zou zeggen dat de lente al begonnen
was. Uit een strakblauwen hemel goot de
zon haar gouden stralenbundels over stad en
land. Alles scheen weer tot nieuw leven te
komen. Zwermen musschen fladderden luid
sjilpend van dak tot dak; spreeuwen betwist
ten elkaar kwetterend een paar broodkrui
mels, die op straat lagen, en boven dit alles
cirkelden, statig zeilend, een paar meeuwen,
scherp uitkijkend of er ook iets van hun ga
ding te vinden was om dan plotseling met
groote snelheid omlaag te schieten.
Trouwens, aan de plantenwereld is het ook
al heel goed te merken dat het voorjaar komt.
Het gras, in de plantsoenen en langs de ber
men van den weg, wordt alweer groen; de
knoppen van de boomen beginnen te zwellen,
de sneeuwklokjes staan op het punt van
bloeien en andere voorjaarsplanten komen
hier en daar al boven den grond uitkijken.
Dit zijn allemaal onmiskenbare teekens, dat
het met de heerschappij van Koning Win
ter, met zijn korte dagen en lange, koude
nachten, voorbij is en de zomer met zijn
lange, warme dagen weer voor de deur staat.
Er wordt wel eens gezegd, dat in Den Hel
der het voorjaar veel later komt dan overal
anders, dit is maar gedeeltelijk waar. Zeker,
in de stad zelf zullen wij er weinig van mer
ken op he* oogenblik, al geven verschillende
tuinen alweer aardig blijk van nieuw leven.
Maar bezit onze stad niet een prachtig park
ln de Donkere Duinen! Langs den vijver
bloeien alweer een paar wilgen met mooie,
donzige katjes; het mos op verschillende
paden bestaat weer uit jong groen; de den-
Er! ij vermelden: „Voor Winterhulp
Nederland"!.
nen zien er ook weer prachtig uit, terwijl
alles getuigt van het voorjaar, tot in de sloo-
ten, waar de eerste kikkers kwaken.
Zelfs de menschen werden beïnvloed door
het mooie weer; bij de in aanbouw zijnde
schuilkelders speelden de kinderen luidruch
tig in de zandhoopen. De volwassenen lieten
zich verlokken een wandeling te gaan maken,
waarbij de dikke winterkleeren uitgelaten
werden om plaats te maken voor lichter
kleeding.
Maar zooals gezegd. Maar^ roert zijn staart;
de Zondag kwam en bracht régen. Een stevige
storm, deed den regen in vlagen neer
kletteren, tegen de ruiten, op de daken
en op straat, waardoor de kljnkers
begonnen te glimmen van natheid. Een egaal
grijze lucht hing als een sluier voor de zon,
wat gisteren nog blonk in de zonneschijn,
was nu in een mistroostig grauw waas ge
huld. En de regen druilde maar door, een
passeerende auto deed het water van een
plas hoog opspatten, op een dakgoot zaten
een paar musschen met opgestoken veeren als
een paar balletjes bij elkaar, terwijl een
enkele voetganger, op weg naar den gezel-
ligen familiekring driftig tegen wind en
regen instapte, met dichtgeslagen kraag.
Tot ver in den middag duurde dat zoo,
maar dan scheurden de wolken vaneen en een
waterig zonnetje kwam tusschen de wolkon
doorkeken. Allengs klaarde de lucht op, de
wegen droogden en de wandelaars, die niet
graag een heelen dag binnen wilden zitten,
verschenen in de straten.
Toch heeft die Maartsche bui zijn goeden
invloed gehad, het jonge groen frischte er aan
merkelijk van op, en de planten, die nog
onder den grond verscholen zitten, zullen voor
hun groei heel wat vocht kunnen gebruiken.
Wij leven nu in een kenteringstijd, waarin
regen en wind afwisselen met zonneschijn.
Maar als eenmaal de mooie, warme zomersche
dagen komen, dan is al het leed van een kou
den winter en van lange regenbuien vergeten,
dan denken wij er aan dat de natuur mooi is
en heel veel te bieden heeft. Dan zullen wij
's avonds na gedanen arbeid op de fiets nog
eens een tochtje maken door het land, dat in
de stralen van de ondergaande zon al zijn
schatten ten toon spreidt.
Zaterdagochtend is onder groote belang
stelling het stoffelijk overschot van wijlen
den heer W. Bischoff, stichter en president
commissaris van de N.V. v.h. Gebrs. Bischoff
op het Sint Adelbertus-kerkhof te Bloemen-
daal ter aarde besteld, aldus de Zaanlander.
In de parochiekerk van de Allerheiligste
Drieeenheid te Bloemendaal, werden te voren
in de ochtenduren eenige stille H.H. Missen,
opgedragen voor de zielerust van den over
ledene, waarna om 10 uur de plechtige ge
zongen H. Mis van Requiem werd gecele
breerd, opgedragen door den pastoor der
parochie Mgr. L. J. Willenborg. Het kerk
gebouw was geheel gevuld.
Na de H. Mis verrichtte Mgr. Willenborg
eveneens de absoute.
Om 11 uur had vervolgens de begrafenis
plaats op het nabije Sint Adelbertus-kerkhof.
Rondom de groeve vereenigden zich met
de vele familieleden en talrijke leden van het
uitgebreide personeel; ook verschillende
zaken, onder wie wij opmerkten den heer
Schiermann, directeur der firma Vroom
Dreesmann, alhier, den heer F. Wijers, direc
teur van de N.V. Handel-Maatschappij J. F.
Wijers te Amsterdam; den heer Th. Dobbe,
hoofdvertegenwoordiger van de Linoleum-
fabrieken te Krommenie e.a.
Nadat de kist met het stoffelijk overschot
in het graf was neergelaten, verrichtte Mgr.
Willenborg de ritueele beaardingsplechtig-
heden en bad ten slotte vijf maal het „Onze
Vader" en het „Wees gegroet" voor de ziele
rust van den overledene. Naar Katholieken
trant werd aan het graf niet gesproken.
Aan het sterfhuis was vervolgens gelegen
heid, de familie te condoleeren.
fBuiten verantwoordelijkheid van de Redacti*.
Niet geplaatste stukken worden
niet teruggezonden.)
EEN PROTEST UIT 'T BITTEN VELD.
Ons buitenveld wordt berucht! Tenminste,
een gedeelte ervan. Het schijnt, dat er bij ons
plattelanders zijn enniet weinig in getal,
die naast een flinke dosis egoisme, er op uit
zijn, om aan de evacué's uit Den Helder, het
leven in datzelfde buitenveld ondraaglijk te
maken.
Tenminstedit konden wij opmaken uit
de „Feiten en Fantasieën" van Zaterdag 1
Maart.
Uit deze rubriek halen wij het volgende aan:
le. De vriend van den verzorger der boven
genoemde rubriek werd „weggepest" op dui
zend en één manieren, de ééne al venijniger,
kleinzieliger, intenser en vuiler dan de andere.
2e. Dezelfde vriend wordt geplaagd, ge
sard en gejudast en de gastheer voert kort
omallerlei kleine geniepigheden uit om
het leven van zijn gast tot een hel op aarde
te maken.
Toen ik de 2 geciteerde alinea's las, moest
ik toch even flink mijn oogen uitwrijven.
Maarinderdaad bet stond er van woord
tot woord. En toen ging ik in gedachten hon
derden mijner mede-buitenvelders langs. Doch
zy hoorden niet tot dat slag menschen. En in
gemoede vroeg ik mij af: Voor den schrijver
zal het een uitzonderingsgeval geweest zijn!
Edoch neen, want elders in dezelfde rubriek
stond vermeld:
1. dat voor velen het verblijf in het buiten
veld het niet tot een onverdeeld genoegen
maakt.
2. Het aangehaalde geval was één van de
vrq veelvuldige, doch sporadische uitzonderin
gen zijn. Ze zijn te tellen op de vingers van elke
houdend.
Mijnheer de redacteur, als Koegrasser buit-
tenvelder meen ik hiertegen ten stelligste te
moeten protesteeren. Wij en alle buitenvelders,
die nu reeds een 8-tal maanden onderdak ver
schaft hebben en nog verschaffen, wij voelen
ons ten zeerste gegriefd en zéér zwaar in onze
gevoelens aangetast. En met de meeste op
rechtheid mag ik hier neerschrijven, dat, zéér
goed mijne buitenvelders kennende, het niet
vrij veelvuldigge, tellen op de vingers van elke
hand, met inbegrip van dien enkeling, beschik
king hebbende over een ruim woonhuis, doch
angstvallig voor iedereen zijn huis gesloten
houdt.
Soms valt er iemand plots'ling weg,
Een medemensch, een brave,
Dan moet, wie eenzaam achterblijft,
Den doode gaan begraven
En als de kluit het lichaam dekt
Als alles is gegeven,
Dan is daar fel de eenzaamheid
Voor wie hier is gebleven
Het graf is diep, de kloof is groot,
De einder ver, verzonken.
En 't leven dat hier nooit weer keert
Dat heeft zoo veel geschonken
Soms valt er iemand plots'ling weg
Een die wij zoo vertrouwden,
Een die ons ziel en leven was,
Op wie wij bergen bouwden
Een die ons hoon voor vriendschap gaf
En haat voor goede gaven,
Een die zichzelf diep in ons hart
Voor altijd gaat begraven
En immers rijst weer uit dat graf
Wat daarin is gezonken,
Dat leven heeft geen vrucht of loon,
Het heeft bedrog geschonken
Zoo staan wij allen vroeg of laat
Rond 't heengaan van een brave,
Zoo moet er soms voor wie nog leeft
Een dieper graf gegraven
En hoe vol wee het eerste zij,
Hoe 't scheiden dan moog knagen,
't Doet dieper leed een levend mensch
Ten grave heen te dragen
Bij 't eerste graf rest dankbaarheid,
Herinnering spreidt haar flonker,
Het tweede graf kent hoop noch troost,
Zoo'n graf blijft eeuwig donker
Den Helder, Maart 1941.
H. HIJMA.
Daarom, redactie, doet Uw medewerker ons
de volle 99 pet. te kort en beleedigd en ge
griefd voelen wij ons tot in het diepste van
ons hart.
Bovendien het is niet aan Uwen medewerker
eene klaagbede aan te heffen, doch dan zou
den wij, buitenvelders, het zijn, die zóó vaak
onheusch behandeld werden.
Echter was het hier ook weer niet de massa,
die ondankbaarheid betuigde, doch wéér de
enkeling, die egoïst, die wèl wist van nemen,
maar niet van geven.
Hebben wij buitenvelders gevit in de pers,
wanneer wij onze deuren wqd openzetten en
stank onze dank werd? Neen, nietwaar!
Maar dan past het zeker den schrijver van
„Feiten en Fantasieën" niet, een dergelijke,
onverdiende sneer te geven aan hep, die de
vluchtelingen opnamen en onderdak verschaf
ten.
En vragen wij tevens dezen heer: Generali
seer ln Uwe stukjes nooit meer: „Velen der
buitenvelders met het uitzonderingsgeval bui-
tenvelder.
Bovendien zulk onrechtvaardig becritiseeren
doet de tweedracht zaaien en dit mag niet,
vooral niet in deze tijden, waar wij elkaar zóó
ontzaggelijk meer noodig hebben dan voorheen.
Een buitenvelder.
Inzender is boos. Zeer boos zelfs. Een boos
heid, die wij echter begrijpen en zeer wel
kunnen billijken. Omdat uit alles blijkt dat
deze lezer niet behoort tot de „uitzonderin
gen die den regel bevestigen". Maar als de
schrijver van bovenstaande regelen den auteur
van „Feiten en Fantasieën" verwijt dat hij
generaliseert, dan kan hij dit verwijt even
eens van toepassing doen zijn op inzender.
Ook die toch generaliseert als hij de meening
uit dat dergelijke feiten zich zelden of nooit
voordoen.
Ze doen zich namelijk wel degelijk voor en
het aangehaalde voorbeeld in de „Feiten en
Fantasieën" van jl. Zaterdag was niet verzon
nen dochhistorisch. We zouden U man
en paard kunnen noemen. De persoon in
kwestie is zelfs bijnaeen buurman van U.
Dat is sterk gezegd, maarwaar.
Overigens kunnen wij kort zijn: verreweg het
gros der buitenvelders zijn gastvrij en begrij
pen dat de menschen uit Den Helder gehol
pen moesten worden, omdat zij toch ook be
woners zijn, die de spits afbijten in dezen
moeilijken tijd. Enkelen begrijpen of willen
dit niet begrijpen. Ze behooren echter, en dat
werd geschreven, tot de uitzonderingen.
Red. Held. Cour.
De Kemphaan.
In de tweede helft van Maart, aanzienlijk
later dus dan de kieviten, keeren de kemp
hanen naar onze weilanden terug. En deze
vogels, die iedereen wel van naam kent, doch
die lang niet iedereen wel eens gezien heeft,
nemen in de avi-fauna een zoo bijzondere
plaats in, dat het wel zeer de moeite loont,
eens een poging tot kennismaking te onder
nemen. Niet alleen worden de mannetjes in
Maart en April aangegrepen door een vecht-
woede, die onberedeneerd en vrijwel onver
klaarbaar is, maar ook het kleed der haantjes
is heel bizonder. Dat is namelijk in dezen tijd
voorzien van een breeden, wapperenden vee-
renkraag om den hals, die bq geen twee man
netjes gelijk van kleur is. En dat is in de
vogelwereld een unicum. Er zijn lichtbruine
en bijna zwarte, effen en gestreepte, gespik
kelde en gewolkte kragen, terwijl de wijfjes
alle even eenvoudig bruin geteekend zijn als
in herfst en winter. Eén keer evenwel is een
wijfje met mannenallures aangetroffen. Dat
was op 25 April 1887. Toen ving men bij
Molkwerum in Friesland een kemphennetje
met een kleine halskraag, die lichtbruin met
metaalblauw gekleurd was.
Wanneer onze broedvogels hier aankomen,
dragen zij reeds dien kraag, die over eenige
maanden uit zal vallen. Zij verzamelen zich op
een terreintje, dat jaar in jaar uit weer wordt
gebruikt en vechten daar dagenlang, met
vreemde huppelpasjes en dramatische charges
op den snavel, met wijduitstaande kragen en
energiek pootgetfappel. De strijd is evenwel
nimmer bloedig, op zijn hoogst laat een der
vechtersbazen een paar veertjes op het veld
van eer achter.
Waarom die kemphanen vechten is niet be
kend. De gedachte licht voor de hand, dat zij
het doen om de wijfjes te behagen, maar
wanneer die om de kampplaats aanwezig zijn,
trekken zij zich van het gedrag van hun aan
staande echtgenooten niets aan. en als er
geen vrouwtjes in de buurt zijn, wordt er
even goed gevochten. Men heeft ook gedacht,
dat het om een bepaald broedterrein ging.
Echter heeft men wel eens vechtende hanen
gevangen, urenlang in een zak laten zitten en
toen in een kippenhok gezet. Onmiddellijk be
gonnen zij weer te vechten! Wat de oorzaak
is, weet men dus niet, al staat vast, dat het
vechten met de paringsdrift samenhangt.
Er zijn in ons land heel wat van die vecht-
plaatsen, en wanneer men het vechten eens wil
zien, dan is daar niet meer voor noodig dan
op een morgen in einde Maart of in April
vroeg den polder in te trekken. De kemphanen
zijn gewoonlijk zoo in hun vechtpartij ver
diept, dat zij tot op enkele meters te naderen
zijn en dan is men getuige van een der kod-
digste tafereelen uit het vogelleven. En wan
neer u toch in den polder is, dan is er nog
zooveel aan andere weidevogels te zien, dat de
morgenwandeling al gauw ongemerkt uit
groeit tot' een dagtocht!
(N. Rott. Crt.).
TEXELSCHE MARKT.
De Texelsche markt begint weer eenigszins
op te leven. In langen tijd stond de aanvoer
zoo goed als geheel stil.
Wolvee kwam ook nu nog niet aan de markt,
doch er bestond een vrij levendige handel in
schrammen en biggen. De prijzen waren zeer
hoog. Ook nuchtere kalveren brachten flinke
prijzen op.
Schrammen, 4 stuks 4050
Biggen, 14 stuks 2025
Nuchtere kalveren 2022
NOODSLACHTING OP DEN
LEMSTERDIJK.
Toen deze week weer een 10-tal koeien
over dén dijk van Lemmer naar Urk werden
gedreven, had een beest het ongeluk om te
vallen. De koe brak op een dusdanige manier
een poot dat er niet meer viel te denken met
dit beest den zwaren tocht naar Urk verder
te aanvaarden. Daar er 2 slagers net bij
tegenwoordig waren, besloot men om het beest
op den Lemsterijk te slachten. Het vleesch
mocht echter niet naar Urk worden vervoerd
om verkocht te worden. Het is dan ook via
den Lemsterdijk weer naar Lemmer terugge
bracht.
VERSCHE VISCH.
Na meer dan 4 maanden is er op Urk bij
enkele vischhandelaren weer versche Noord-
eeevisch aangevoerd. Hiervoor was veel animo,
zoodat de prijzen van de visch ongekend hoog
waren.
COLLECTE WINTERHULP.
De j.1. Vrijdag en Zaterdag gehouden bus
collecte voor Winterhulp heeft alhier 80.58
opgebracht.
DROEVIG NIEUWS.
De familie Bakker te Urk kreeg de droe
vige tjjding dat de heer Hein Bakker, zijn
vrouw en één zoon door een noodlottig onge
val ip Koog aan den Zaan om het leven waren
gekomen.
Deze tijding maakte op de geheele bevol
king indruk, temeer daar het hier 3 Urkers
betreft.
YTSSCHERIJ.
Weekoverzicht.
URK, 3 Maart
In de week van 24 Februari tot en met 1
Maart was de visscherij op de voormalige
Zuiderzee van nog zeer weinig beteekenis.
De visschers hebben wegens ijsgang haast in
het geheel niet kunnen visschen. Enkele vis-
chers hebben nog wel, toen er eenig open
water bij Urk kwam, d" snoekbaarsnetten
nog wel in zee gebracht, toch moesten deze
tengevolge van het kruiende ijs zeer spoedig
weer inhalen.
De vorige week waren de besommingen
voor de visschers op het IJsselmeer dan ook
nihil.
De groote Noordzeevloot heeft de visscherij
weer ongestoord kunnen uitoefenen. Deze ver
plaatste zich wel eenigszins, daar er zeer
weinig kustvisscherij kon worden uitgeoefend.
Voor de kust van Scheveningen waren waren
over het globaal de vangsten tot matig. De
prijzen duur. In veel gevallen waren de week-
besommingen niet hooger dan 200.per
motorvaartuig. Enkele van deze kustvisschers
hebben nu ook voor IJmuiden gevischt. Hier
waren de weekresultaten eenigszins hooger.
Deze varieerden van 300.tot 400.— per
Noordzeevaartuig. De visscherij op de Wad
denzee was voor de vaartuigen meestal tot
matig. Hier werd gevischt op platvisch. Door
de visschers werd zeer weinig sardijn gevan
gen. Hier waren de verdiensten tot 250.
TWEEMAAL ONDER HET IJS.
Het zal voor velen haast niet denkbaar zijn,
dat hier nu nog gevallen worden geconsta
teerd van kinderen welke onder het ijs ge
raken. De oudste zoon van den heer K. Hak-
voort stond te dicht bij een sleepboot die bezig
was het ijs van de haven te breken. Hij schoot
onder het ijs en kon slechts met veel moeite
worden gered. Den anderen dag liep hij weer
over het ijs en zakte er door.
BIJ URK IN HET IJS.
Enkele Noordzeevaartuigen, die van de
Noordzeevisscherij na langdurige afwezigheid
weer huiswaarts keerden, geraakten voor de
Urkerhaven in het ijs. Dit was ook het geval
met den beurtschipper Romkes, die den beurt-
dienst KampenUrk onderhoudt. De Noord-
zeevisschersvaartuigen en de „Eben Haëzer"
werden door een sleepboot van de Zuiderzee
werken na veel in het ijs te hebben gewerkt,
Zaterdagmiddag in de haven gebracht.
De zon voert 't optimisme aan.
Het is de zon, die plotseling gistermorgen
te voorschijn schoot. Zich wist te ontdoen van
de dikke gryze wolksluiers en stralend en
schitterend boven de wolken uitrees en Nieu-
wediep in een goudige flonkermantel hulde.
En zy die hier waren zuchtten op, verheugd
over deze zon, die zoo welkom is en zooveel
goede herinnering meebrengt aan 't lentety
dat nabijkomt.
Een goed deel van den dag bleef de zon en
zoodoende werd het een prettiger dag dan we
in langen tijd gehad hebben. Dat heeft Moeder
Natuur Zondag bevochten toen men den
reuzen-strijd beleefde tusschen den stervenden
winter en de komende lente.
Een strijd op levqn en dood, een zwaar offen
sief, waarin alle krachten nog eens verzameld
waren.
De boomen, zoo kaal nog, maar met het
groen-bottend leven trillend en popelend op de
twijgen, doorstonden de aanval maar nauwe
lijks.
Menige tak viel op aarde en zal het voor
jaar niet meer beleven. Veel jong leven ont
ving een vuurdoop, die het niet doorstond. Het
orkaande een avond en een nacht en toen nog
een halven dag. Daarna trok de Groote Vijand
af en achter bleef een moeie wereld en een
moeie stad.
Boven Den Helder kwam een schoongeveeg
de hemel en uit dien hemel stroomde gisteren
het licht van een zon, die optimisme bracht in
menig hart.
Och jawij weten wel dat dit geen tijd is
van vreugde en blijde verwachting. Wij weten
wel dat dit een periode is van droefheid, groote
somberte en misère. Maar wij weten ook dat
de zon, na al de lange grijze dagen die we ge
had hebben, onwillekeurig moed gaf om voort
te gaan. Moeddapperheid verwach
ting hoop.
Blauw was de hemel en lichtend waren we
verten.
fn de stad trok een vreugdevol mussen- en
spreeuwenheir van straat tot straat, kwette
rend, ruziënd, herriemakend als echte plebejers
onder de vogels. In den middag trok het regi
ment jonge moeders er op uit. Met kinder
wagens, waarin onder wollen dekentjes en
donzige spreien jong leven lag te kraaien en
te lachen en te slapen. Jeugd en lente ze
zijn haast niet te scheiden. De een is het ge
volg van het ander en zoo zal het altijd zijn.
Lentedag, zij het dat de wind nog guur was
daar waar de zon niet scheen en dat men z'n
overjas nog best gebruiken kon.
Maartlentemaand. Maar het zijn meestal
maar enkele echte lentedagen die zij ons
schenkt. Een ervan kreeg men gisteren.
In de ruiten schitterde de zon en in het
grachtwater weerspiegelden zich de huizen.
Ieder huis keek op zichzelf neer in dat donkere
water.
De menschen die elkander tegen kwamen
keken elkaar vriendelijker aan dan in langen
tijd het geval geweest was. Men was milder
gestemd dan al haast gewoonte geworden
was. En men voelde zich iets tevredener met
zijn lot dan voorheen.
Dat had de zon gedaan.
De zon, waarvoor Zondag gevochten is tus
schen de machten van het kwaad en die van
het goede.
Zondag werd het pleit beslecht.
De lente komt
llandiitn uit het Vliegend RlaadjA
De tand des tijdsin de Langestraat
Op een wandeling door de Langestraat in
het westelijk deel der gemeente hielden we
dezer dagen even stil ter hoogte van de Blom-
steeg om nog eens een blik te werpen op het
gebouw, dat men bezig is fe amoveeren, het
voormalige kerkgebouw der R.K. gemeente
alhier. We verplaatsten ons terug in het tijd
vak tusschen 1785 en 181)0, toen hier op Zon
en Feestdagen de leden der parochie tempel-
waarts gingen en toen binnen deze wanden de
plechtige eeredienst plaatsvond. Nog merkten
we aan het beschot de plek op, waar het al
taar gestaan had; nog zagen we de trap, die
naar de galerij geleidde, waar het kerkorgel
was geplaatst en het koor den dienst opluister
de. We brachten daarna een bezoek aan de
voormalige pastorie, waar opvolgende geeste
lijken eens waren gehuisvest en we peinsden
over de vergankelijkheid van al het onder-
maansche. De sterkste gebouwen vervallen en
.storten ineen tot puin en waar de tand des
tijds nog niet haastig genoeg is om tempels
en paleizen omver te werpen, daar helpen de
mokerslagen des slopers mee, om de vernieti
ging te bespoedigen. Weldra zoekt men in de
Langestraat tegenover de Blomsteeg tever
geefs naar een herinnnering aan 't aloude
bedehuis, waar de parochianen van weleer zoo
vaak in vromen zin vertoefden om door hun
nen geestelijken tot de beoefening van gods
vrucht en deugd te worden opgeleid.
Zou het niet mogelijk zijn, dat de leden der
gemeente op de bewuste plek een gedenksteen
plaatsten, voorzien van een inscriptie, teneinde
aan de voormalige bestemming te herinneren T
Wij twijfelen niet of de eigenaar van het ter
rein zou de plaatsing volgaarne toestaan.
Geslaagd voor het examen apothekers
assistente te Amsterdam onze stadgenoote
mej. M. J. j'. Kloosterman.