MAART Ingezonden Optimisme Vandaag Dinsdag 4 Maart 1941 Tweede Blad ^iaxUnueuiu^L Breezander enKoegrasser evacué's zijn tevreden Zal de trein ook Zondags stoppen? ió ui dei tcuid WINTERHULP^NEDERIAND 36310 is dc girorekening van den Gemeente-ontvanger, Stort hierop Uw gavenvoor f, Winterhulp". Begrafenis wijlen W. Bischoff „Een medemensch gaat heen" Een unicum in de vogelwereld J^xeiücA tueuuvi ïlieuuM uit tOJc Lentelijke krabbel voor 50 jaar j Goed werk van den Helderschen stationschef. Men heeft in de Heldersche Courant van J.I. Zaterdag het een en ander ge lezen omtrent de pogingen die van de zijde van de Helderschen stationschef aangewend werden om voor de gedu peerde evacué's in Koegras en Breezand een gunstiger regeling te verkrijgen. Het blijkt, dat de heer Gouda inderdaad succes heeft mogen boeken en zelfs een dermate succes, dat de tijdelijke be woners van beide plaatsen hem onge twijfeld dankbaar zullen zijn. In dit ver band hoorden wij dan ook reeds menige tevredenheidsbetuiging. Zooals men weet, was reeds besloten, dat de eerste tréin naar en de laatste uit Den Helder stoppen zou te Koegras en Breezand. Dat beteekende evenwel, dat men voor de nioeilijkheid stond hoe te werk te gaan, nu men des avonds om half negen thuis moet zijn. Op dit pro bleem werd door den heer Gouda met nadruk gewezen en het resultaat is ge worden, dat Utrecht voor dermate door slaggevende argumenten bezweek en de regeling herzag. Zaterdag werd nog het besluit door gegeven. Een besluit, waarin bepaald werd, dat de eerste trein naar Den Helder zou stoppen en dat eveneens zou stoppen de trein die 's avonds te 19.32 uur ver trekt uit Den Helder. Een regeling die zeker naar den zin is van verreweg het meerendeel der evacué's. Evenwel... deze regeling geldt tot nu toe uitsluitend voor werkdagen. Wederom heeft de Chef zich echter in verbinding met Utrecht gesteld en er op gewezen, dat het noodzakelijk is, dat men deze men- schen ook Zondags in de gelegenheid stelt contact met hun woonplaats te heb ben. Naar wjj vernemen heeft Utrecht toegezegd een en ander ernstig in beraad te nemen en te zien of deze mogelijkheid voor verwezenlijking uitvoerbaar is. Hopen wij, dat dit inderdaad het geval moge zijn. Tenslotte moge nog vermeld worden, dat de Inzender van het schrijven aan de directie der N.S. eveneens antwoord ont vangen heeft van den Chef der Commer- cieele Afdeeling, waarin deze mededeelde het bovenstaande besluit. Eveneens werd daarin vermeld, dat het de reizigers niet geoorloofd is thans meer van de speciale werkliedentreinen (Kooij- en Werftrein) gebruiR te maken. Het oude spreekwoord „Maart roert zgn Staart" heeft in de paar dagen van deze maand, die nu achter ons ligen, zijn waarde alweer bewezen. Maart deed ijn intrede op een wijze, dat men zou zeggen dat de lente al begonnen was. Uit een strakblauwen hemel goot de zon haar gouden stralenbundels over stad en land. Alles scheen weer tot nieuw leven te komen. Zwermen musschen fladderden luid sjilpend van dak tot dak; spreeuwen betwist ten elkaar kwetterend een paar broodkrui mels, die op straat lagen, en boven dit alles cirkelden, statig zeilend, een paar meeuwen, scherp uitkijkend of er ook iets van hun ga ding te vinden was om dan plotseling met groote snelheid omlaag te schieten. Trouwens, aan de plantenwereld is het ook al heel goed te merken dat het voorjaar komt. Het gras, in de plantsoenen en langs de ber men van den weg, wordt alweer groen; de knoppen van de boomen beginnen te zwellen, de sneeuwklokjes staan op het punt van bloeien en andere voorjaarsplanten komen hier en daar al boven den grond uitkijken. Dit zijn allemaal onmiskenbare teekens, dat het met de heerschappij van Koning Win ter, met zijn korte dagen en lange, koude nachten, voorbij is en de zomer met zijn lange, warme dagen weer voor de deur staat. Er wordt wel eens gezegd, dat in Den Hel der het voorjaar veel later komt dan overal anders, dit is maar gedeeltelijk waar. Zeker, in de stad zelf zullen wij er weinig van mer ken op he* oogenblik, al geven verschillende tuinen alweer aardig blijk van nieuw leven. Maar bezit onze stad niet een prachtig park ln de Donkere Duinen! Langs den vijver bloeien alweer een paar wilgen met mooie, donzige katjes; het mos op verschillende paden bestaat weer uit jong groen; de den- Er! ij vermelden: „Voor Winterhulp Nederland"!. nen zien er ook weer prachtig uit, terwijl alles getuigt van het voorjaar, tot in de sloo- ten, waar de eerste kikkers kwaken. Zelfs de menschen werden beïnvloed door het mooie weer; bij de in aanbouw zijnde schuilkelders speelden de kinderen luidruch tig in de zandhoopen. De volwassenen lieten zich verlokken een wandeling te gaan maken, waarbij de dikke winterkleeren uitgelaten werden om plaats te maken voor lichter kleeding. Maar zooals gezegd. Maar^ roert zijn staart; de Zondag kwam en bracht régen. Een stevige storm, deed den regen in vlagen neer kletteren, tegen de ruiten, op de daken en op straat, waardoor de kljnkers begonnen te glimmen van natheid. Een egaal grijze lucht hing als een sluier voor de zon, wat gisteren nog blonk in de zonneschijn, was nu in een mistroostig grauw waas ge huld. En de regen druilde maar door, een passeerende auto deed het water van een plas hoog opspatten, op een dakgoot zaten een paar musschen met opgestoken veeren als een paar balletjes bij elkaar, terwijl een enkele voetganger, op weg naar den gezel- ligen familiekring driftig tegen wind en regen instapte, met dichtgeslagen kraag. Tot ver in den middag duurde dat zoo, maar dan scheurden de wolken vaneen en een waterig zonnetje kwam tusschen de wolkon doorkeken. Allengs klaarde de lucht op, de wegen droogden en de wandelaars, die niet graag een heelen dag binnen wilden zitten, verschenen in de straten. Toch heeft die Maartsche bui zijn goeden invloed gehad, het jonge groen frischte er aan merkelijk van op, en de planten, die nog onder den grond verscholen zitten, zullen voor hun groei heel wat vocht kunnen gebruiken. Wij leven nu in een kenteringstijd, waarin regen en wind afwisselen met zonneschijn. Maar als eenmaal de mooie, warme zomersche dagen komen, dan is al het leed van een kou den winter en van lange regenbuien vergeten, dan denken wij er aan dat de natuur mooi is en heel veel te bieden heeft. Dan zullen wij 's avonds na gedanen arbeid op de fiets nog eens een tochtje maken door het land, dat in de stralen van de ondergaande zon al zijn schatten ten toon spreidt. Zaterdagochtend is onder groote belang stelling het stoffelijk overschot van wijlen den heer W. Bischoff, stichter en president commissaris van de N.V. v.h. Gebrs. Bischoff op het Sint Adelbertus-kerkhof te Bloemen- daal ter aarde besteld, aldus de Zaanlander. In de parochiekerk van de Allerheiligste Drieeenheid te Bloemendaal, werden te voren in de ochtenduren eenige stille H.H. Missen, opgedragen voor de zielerust van den over ledene, waarna om 10 uur de plechtige ge zongen H. Mis van Requiem werd gecele breerd, opgedragen door den pastoor der parochie Mgr. L. J. Willenborg. Het kerk gebouw was geheel gevuld. Na de H. Mis verrichtte Mgr. Willenborg eveneens de absoute. Om 11 uur had vervolgens de begrafenis plaats op het nabije Sint Adelbertus-kerkhof. Rondom de groeve vereenigden zich met de vele familieleden en talrijke leden van het uitgebreide personeel; ook verschillende zaken, onder wie wij opmerkten den heer Schiermann, directeur der firma Vroom Dreesmann, alhier, den heer F. Wijers, direc teur van de N.V. Handel-Maatschappij J. F. Wijers te Amsterdam; den heer Th. Dobbe, hoofdvertegenwoordiger van de Linoleum- fabrieken te Krommenie e.a. Nadat de kist met het stoffelijk overschot in het graf was neergelaten, verrichtte Mgr. Willenborg de ritueele beaardingsplechtig- heden en bad ten slotte vijf maal het „Onze Vader" en het „Wees gegroet" voor de ziele rust van den overledene. Naar Katholieken trant werd aan het graf niet gesproken. Aan het sterfhuis was vervolgens gelegen heid, de familie te condoleeren. fBuiten verantwoordelijkheid van de Redacti*. Niet geplaatste stukken worden niet teruggezonden.) EEN PROTEST UIT 'T BITTEN VELD. Ons buitenveld wordt berucht! Tenminste, een gedeelte ervan. Het schijnt, dat er bij ons plattelanders zijn enniet weinig in getal, die naast een flinke dosis egoisme, er op uit zijn, om aan de evacué's uit Den Helder, het leven in datzelfde buitenveld ondraaglijk te maken. Tenminstedit konden wij opmaken uit de „Feiten en Fantasieën" van Zaterdag 1 Maart. Uit deze rubriek halen wij het volgende aan: le. De vriend van den verzorger der boven genoemde rubriek werd „weggepest" op dui zend en één manieren, de ééne al venijniger, kleinzieliger, intenser en vuiler dan de andere. 2e. Dezelfde vriend wordt geplaagd, ge sard en gejudast en de gastheer voert kort omallerlei kleine geniepigheden uit om het leven van zijn gast tot een hel op aarde te maken. Toen ik de 2 geciteerde alinea's las, moest ik toch even flink mijn oogen uitwrijven. Maarinderdaad bet stond er van woord tot woord. En toen ging ik in gedachten hon derden mijner mede-buitenvelders langs. Doch zy hoorden niet tot dat slag menschen. En in gemoede vroeg ik mij af: Voor den schrijver zal het een uitzonderingsgeval geweest zijn! Edoch neen, want elders in dezelfde rubriek stond vermeld: 1. dat voor velen het verblijf in het buiten veld het niet tot een onverdeeld genoegen maakt. 2. Het aangehaalde geval was één van de vrq veelvuldige, doch sporadische uitzonderin gen zijn. Ze zijn te tellen op de vingers van elke houdend. Mijnheer de redacteur, als Koegrasser buit- tenvelder meen ik hiertegen ten stelligste te moeten protesteeren. Wij en alle buitenvelders, die nu reeds een 8-tal maanden onderdak ver schaft hebben en nog verschaffen, wij voelen ons ten zeerste gegriefd en zéér zwaar in onze gevoelens aangetast. En met de meeste op rechtheid mag ik hier neerschrijven, dat, zéér goed mijne buitenvelders kennende, het niet vrij veelvuldigge, tellen op de vingers van elke hand, met inbegrip van dien enkeling, beschik king hebbende over een ruim woonhuis, doch angstvallig voor iedereen zijn huis gesloten houdt. Soms valt er iemand plots'ling weg, Een medemensch, een brave, Dan moet, wie eenzaam achterblijft, Den doode gaan begraven En als de kluit het lichaam dekt Als alles is gegeven, Dan is daar fel de eenzaamheid Voor wie hier is gebleven Het graf is diep, de kloof is groot, De einder ver, verzonken. En 't leven dat hier nooit weer keert Dat heeft zoo veel geschonken Soms valt er iemand plots'ling weg Een die wij zoo vertrouwden, Een die ons ziel en leven was, Op wie wij bergen bouwden Een die ons hoon voor vriendschap gaf En haat voor goede gaven, Een die zichzelf diep in ons hart Voor altijd gaat begraven En immers rijst weer uit dat graf Wat daarin is gezonken, Dat leven heeft geen vrucht of loon, Het heeft bedrog geschonken Zoo staan wij allen vroeg of laat Rond 't heengaan van een brave, Zoo moet er soms voor wie nog leeft Een dieper graf gegraven En hoe vol wee het eerste zij, Hoe 't scheiden dan moog knagen, 't Doet dieper leed een levend mensch Ten grave heen te dragen Bij 't eerste graf rest dankbaarheid, Herinnering spreidt haar flonker, Het tweede graf kent hoop noch troost, Zoo'n graf blijft eeuwig donker Den Helder, Maart 1941. H. HIJMA. Daarom, redactie, doet Uw medewerker ons de volle 99 pet. te kort en beleedigd en ge griefd voelen wij ons tot in het diepste van ons hart. Bovendien het is niet aan Uwen medewerker eene klaagbede aan te heffen, doch dan zou den wij, buitenvelders, het zijn, die zóó vaak onheusch behandeld werden. Echter was het hier ook weer niet de massa, die ondankbaarheid betuigde, doch wéér de enkeling, die egoïst, die wèl wist van nemen, maar niet van geven. Hebben wij buitenvelders gevit in de pers, wanneer wij onze deuren wqd openzetten en stank onze dank werd? Neen, nietwaar! Maar dan past het zeker den schrijver van „Feiten en Fantasieën" niet, een dergelijke, onverdiende sneer te geven aan hep, die de vluchtelingen opnamen en onderdak verschaf ten. En vragen wij tevens dezen heer: Generali seer ln Uwe stukjes nooit meer: „Velen der buitenvelders met het uitzonderingsgeval bui- tenvelder. Bovendien zulk onrechtvaardig becritiseeren doet de tweedracht zaaien en dit mag niet, vooral niet in deze tijden, waar wij elkaar zóó ontzaggelijk meer noodig hebben dan voorheen. Een buitenvelder. Inzender is boos. Zeer boos zelfs. Een boos heid, die wij echter begrijpen en zeer wel kunnen billijken. Omdat uit alles blijkt dat deze lezer niet behoort tot de „uitzonderin gen die den regel bevestigen". Maar als de schrijver van bovenstaande regelen den auteur van „Feiten en Fantasieën" verwijt dat hij generaliseert, dan kan hij dit verwijt even eens van toepassing doen zijn op inzender. Ook die toch generaliseert als hij de meening uit dat dergelijke feiten zich zelden of nooit voordoen. Ze doen zich namelijk wel degelijk voor en het aangehaalde voorbeeld in de „Feiten en Fantasieën" van jl. Zaterdag was niet verzon nen dochhistorisch. We zouden U man en paard kunnen noemen. De persoon in kwestie is zelfs bijnaeen buurman van U. Dat is sterk gezegd, maarwaar. Overigens kunnen wij kort zijn: verreweg het gros der buitenvelders zijn gastvrij en begrij pen dat de menschen uit Den Helder gehol pen moesten worden, omdat zij toch ook be woners zijn, die de spits afbijten in dezen moeilijken tijd. Enkelen begrijpen of willen dit niet begrijpen. Ze behooren echter, en dat werd geschreven, tot de uitzonderingen. Red. Held. Cour. De Kemphaan. In de tweede helft van Maart, aanzienlijk later dus dan de kieviten, keeren de kemp hanen naar onze weilanden terug. En deze vogels, die iedereen wel van naam kent, doch die lang niet iedereen wel eens gezien heeft, nemen in de avi-fauna een zoo bijzondere plaats in, dat het wel zeer de moeite loont, eens een poging tot kennismaking te onder nemen. Niet alleen worden de mannetjes in Maart en April aangegrepen door een vecht- woede, die onberedeneerd en vrijwel onver klaarbaar is, maar ook het kleed der haantjes is heel bizonder. Dat is namelijk in dezen tijd voorzien van een breeden, wapperenden vee- renkraag om den hals, die bq geen twee man netjes gelijk van kleur is. En dat is in de vogelwereld een unicum. Er zijn lichtbruine en bijna zwarte, effen en gestreepte, gespik kelde en gewolkte kragen, terwijl de wijfjes alle even eenvoudig bruin geteekend zijn als in herfst en winter. Eén keer evenwel is een wijfje met mannenallures aangetroffen. Dat was op 25 April 1887. Toen ving men bij Molkwerum in Friesland een kemphennetje met een kleine halskraag, die lichtbruin met metaalblauw gekleurd was. Wanneer onze broedvogels hier aankomen, dragen zij reeds dien kraag, die over eenige maanden uit zal vallen. Zij verzamelen zich op een terreintje, dat jaar in jaar uit weer wordt gebruikt en vechten daar dagenlang, met vreemde huppelpasjes en dramatische charges op den snavel, met wijduitstaande kragen en energiek pootgetfappel. De strijd is evenwel nimmer bloedig, op zijn hoogst laat een der vechtersbazen een paar veertjes op het veld van eer achter. Waarom die kemphanen vechten is niet be kend. De gedachte licht voor de hand, dat zij het doen om de wijfjes te behagen, maar wanneer die om de kampplaats aanwezig zijn, trekken zij zich van het gedrag van hun aan staande echtgenooten niets aan. en als er geen vrouwtjes in de buurt zijn, wordt er even goed gevochten. Men heeft ook gedacht, dat het om een bepaald broedterrein ging. Echter heeft men wel eens vechtende hanen gevangen, urenlang in een zak laten zitten en toen in een kippenhok gezet. Onmiddellijk be gonnen zij weer te vechten! Wat de oorzaak is, weet men dus niet, al staat vast, dat het vechten met de paringsdrift samenhangt. Er zijn in ons land heel wat van die vecht- plaatsen, en wanneer men het vechten eens wil zien, dan is daar niet meer voor noodig dan op een morgen in einde Maart of in April vroeg den polder in te trekken. De kemphanen zijn gewoonlijk zoo in hun vechtpartij ver diept, dat zij tot op enkele meters te naderen zijn en dan is men getuige van een der kod- digste tafereelen uit het vogelleven. En wan neer u toch in den polder is, dan is er nog zooveel aan andere weidevogels te zien, dat de morgenwandeling al gauw ongemerkt uit groeit tot' een dagtocht! (N. Rott. Crt.). TEXELSCHE MARKT. De Texelsche markt begint weer eenigszins op te leven. In langen tijd stond de aanvoer zoo goed als geheel stil. Wolvee kwam ook nu nog niet aan de markt, doch er bestond een vrij levendige handel in schrammen en biggen. De prijzen waren zeer hoog. Ook nuchtere kalveren brachten flinke prijzen op. Schrammen, 4 stuks 4050 Biggen, 14 stuks 2025 Nuchtere kalveren 2022 NOODSLACHTING OP DEN LEMSTERDIJK. Toen deze week weer een 10-tal koeien over dén dijk van Lemmer naar Urk werden gedreven, had een beest het ongeluk om te vallen. De koe brak op een dusdanige manier een poot dat er niet meer viel te denken met dit beest den zwaren tocht naar Urk verder te aanvaarden. Daar er 2 slagers net bij tegenwoordig waren, besloot men om het beest op den Lemsterijk te slachten. Het vleesch mocht echter niet naar Urk worden vervoerd om verkocht te worden. Het is dan ook via den Lemsterdijk weer naar Lemmer terugge bracht. VERSCHE VISCH. Na meer dan 4 maanden is er op Urk bij enkele vischhandelaren weer versche Noord- eeevisch aangevoerd. Hiervoor was veel animo, zoodat de prijzen van de visch ongekend hoog waren. COLLECTE WINTERHULP. De j.1. Vrijdag en Zaterdag gehouden bus collecte voor Winterhulp heeft alhier 80.58 opgebracht. DROEVIG NIEUWS. De familie Bakker te Urk kreeg de droe vige tjjding dat de heer Hein Bakker, zijn vrouw en één zoon door een noodlottig onge val ip Koog aan den Zaan om het leven waren gekomen. Deze tijding maakte op de geheele bevol king indruk, temeer daar het hier 3 Urkers betreft. YTSSCHERIJ. Weekoverzicht. URK, 3 Maart In de week van 24 Februari tot en met 1 Maart was de visscherij op de voormalige Zuiderzee van nog zeer weinig beteekenis. De visschers hebben wegens ijsgang haast in het geheel niet kunnen visschen. Enkele vis- chers hebben nog wel, toen er eenig open water bij Urk kwam, d" snoekbaarsnetten nog wel in zee gebracht, toch moesten deze tengevolge van het kruiende ijs zeer spoedig weer inhalen. De vorige week waren de besommingen voor de visschers op het IJsselmeer dan ook nihil. De groote Noordzeevloot heeft de visscherij weer ongestoord kunnen uitoefenen. Deze ver plaatste zich wel eenigszins, daar er zeer weinig kustvisscherij kon worden uitgeoefend. Voor de kust van Scheveningen waren waren over het globaal de vangsten tot matig. De prijzen duur. In veel gevallen waren de week- besommingen niet hooger dan 200.per motorvaartuig. Enkele van deze kustvisschers hebben nu ook voor IJmuiden gevischt. Hier waren de weekresultaten eenigszins hooger. Deze varieerden van 300.tot 400.— per Noordzeevaartuig. De visscherij op de Wad denzee was voor de vaartuigen meestal tot matig. Hier werd gevischt op platvisch. Door de visschers werd zeer weinig sardijn gevan gen. Hier waren de verdiensten tot 250. TWEEMAAL ONDER HET IJS. Het zal voor velen haast niet denkbaar zijn, dat hier nu nog gevallen worden geconsta teerd van kinderen welke onder het ijs ge raken. De oudste zoon van den heer K. Hak- voort stond te dicht bij een sleepboot die bezig was het ijs van de haven te breken. Hij schoot onder het ijs en kon slechts met veel moeite worden gered. Den anderen dag liep hij weer over het ijs en zakte er door. BIJ URK IN HET IJS. Enkele Noordzeevaartuigen, die van de Noordzeevisscherij na langdurige afwezigheid weer huiswaarts keerden, geraakten voor de Urkerhaven in het ijs. Dit was ook het geval met den beurtschipper Romkes, die den beurt- dienst KampenUrk onderhoudt. De Noord- zeevisschersvaartuigen en de „Eben Haëzer" werden door een sleepboot van de Zuiderzee werken na veel in het ijs te hebben gewerkt, Zaterdagmiddag in de haven gebracht. De zon voert 't optimisme aan. Het is de zon, die plotseling gistermorgen te voorschijn schoot. Zich wist te ontdoen van de dikke gryze wolksluiers en stralend en schitterend boven de wolken uitrees en Nieu- wediep in een goudige flonkermantel hulde. En zy die hier waren zuchtten op, verheugd over deze zon, die zoo welkom is en zooveel goede herinnering meebrengt aan 't lentety dat nabijkomt. Een goed deel van den dag bleef de zon en zoodoende werd het een prettiger dag dan we in langen tijd gehad hebben. Dat heeft Moeder Natuur Zondag bevochten toen men den reuzen-strijd beleefde tusschen den stervenden winter en de komende lente. Een strijd op levqn en dood, een zwaar offen sief, waarin alle krachten nog eens verzameld waren. De boomen, zoo kaal nog, maar met het groen-bottend leven trillend en popelend op de twijgen, doorstonden de aanval maar nauwe lijks. Menige tak viel op aarde en zal het voor jaar niet meer beleven. Veel jong leven ont ving een vuurdoop, die het niet doorstond. Het orkaande een avond en een nacht en toen nog een halven dag. Daarna trok de Groote Vijand af en achter bleef een moeie wereld en een moeie stad. Boven Den Helder kwam een schoongeveeg de hemel en uit dien hemel stroomde gisteren het licht van een zon, die optimisme bracht in menig hart. Och jawij weten wel dat dit geen tijd is van vreugde en blijde verwachting. Wij weten wel dat dit een periode is van droefheid, groote somberte en misère. Maar wij weten ook dat de zon, na al de lange grijze dagen die we ge had hebben, onwillekeurig moed gaf om voort te gaan. Moeddapperheid verwach ting hoop. Blauw was de hemel en lichtend waren we verten. fn de stad trok een vreugdevol mussen- en spreeuwenheir van straat tot straat, kwette rend, ruziënd, herriemakend als echte plebejers onder de vogels. In den middag trok het regi ment jonge moeders er op uit. Met kinder wagens, waarin onder wollen dekentjes en donzige spreien jong leven lag te kraaien en te lachen en te slapen. Jeugd en lente ze zijn haast niet te scheiden. De een is het ge volg van het ander en zoo zal het altijd zijn. Lentedag, zij het dat de wind nog guur was daar waar de zon niet scheen en dat men z'n overjas nog best gebruiken kon. Maartlentemaand. Maar het zijn meestal maar enkele echte lentedagen die zij ons schenkt. Een ervan kreeg men gisteren. In de ruiten schitterde de zon en in het grachtwater weerspiegelden zich de huizen. Ieder huis keek op zichzelf neer in dat donkere water. De menschen die elkander tegen kwamen keken elkaar vriendelijker aan dan in langen tijd het geval geweest was. Men was milder gestemd dan al haast gewoonte geworden was. En men voelde zich iets tevredener met zijn lot dan voorheen. Dat had de zon gedaan. De zon, waarvoor Zondag gevochten is tus schen de machten van het kwaad en die van het goede. Zondag werd het pleit beslecht. De lente komt llandiitn uit het Vliegend RlaadjA De tand des tijdsin de Langestraat Op een wandeling door de Langestraat in het westelijk deel der gemeente hielden we dezer dagen even stil ter hoogte van de Blom- steeg om nog eens een blik te werpen op het gebouw, dat men bezig is fe amoveeren, het voormalige kerkgebouw der R.K. gemeente alhier. We verplaatsten ons terug in het tijd vak tusschen 1785 en 181)0, toen hier op Zon en Feestdagen de leden der parochie tempel- waarts gingen en toen binnen deze wanden de plechtige eeredienst plaatsvond. Nog merkten we aan het beschot de plek op, waar het al taar gestaan had; nog zagen we de trap, die naar de galerij geleidde, waar het kerkorgel was geplaatst en het koor den dienst opluister de. We brachten daarna een bezoek aan de voormalige pastorie, waar opvolgende geeste lijken eens waren gehuisvest en we peinsden over de vergankelijkheid van al het onder- maansche. De sterkste gebouwen vervallen en .storten ineen tot puin en waar de tand des tijds nog niet haastig genoeg is om tempels en paleizen omver te werpen, daar helpen de mokerslagen des slopers mee, om de vernieti ging te bespoedigen. Weldra zoekt men in de Langestraat tegenover de Blomsteeg tever geefs naar een herinnnering aan 't aloude bedehuis, waar de parochianen van weleer zoo vaak in vromen zin vertoefden om door hun nen geestelijken tot de beoefening van gods vrucht en deugd te worden opgeleid. Zou het niet mogelijk zijn, dat de leden der gemeente op de bewuste plek een gedenksteen plaatsten, voorzien van een inscriptie, teneinde aan de voormalige bestemming te herinneren T Wij twijfelen niet of de eigenaar van het ter rein zou de plaatsing volgaarne toestaan. Geslaagd voor het examen apothekers assistente te Amsterdam onze stadgenoote mej. M. J. j'. Kloosterman.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1941 | | pagina 5